Presentatie nieuwe dichtbundel Nick J. Swarth
Mijn onsterfelijke lever
Op woensdag 16 mei 2012 vindt de presentatie plaats van de nieuwe dichtbundel van Nick J. Swarth, ‘Mijn onsterfelijke lever’ (Uitgeverij IJzer, Utrecht). De dichtbundel kwam mede tot stand dankzij de steun van 73 donateurs, die een bijdrage leverden op voordekunst.nl, een site voor crowdfunding. Dankzij hen is ‘Mijn onsterfelijke lever’ in de boekhandel verkrijgbaar aan een uiterst scherpe prijs: EUR 10.
De lancering vindt plaats in Paradox, Telegraafstraat 62, 5038 BM Tilburg. Daar kan men terecht vanaf 20:00. Aanvang 20:30.
De presentatie van de avond is in de capabele handen van ‘juffrouw’ Janine Ensslin. Ze stond eerder garant voor het geslaagde crowdfunding-traject, dat de bundel mede mogelijk maakte. Zij zal onder andere spreken met Efrat Zehavi. Deze in Rotterdam woonachtige beeldende kunstenares werkt aan een animatiefilm op basis van teksten van Swarth. In Paradox toont zij de eerste resultaten van dit work in progress.
De dichter zelf treedt ook voor het voetlicht. Hij draagt een aantal kakelverse teksten voor, daarin bijgestaan op gitaar door instant composer Frank Crijns.
En omdat zo’n bundelpresentatie toch een feestje is, wordt de avond afgesloten met een vitaal optreden van de band Zibabu. Zibabu wortelt in de underground en treedt doorgaans op in kraakpanden, of tijdens demonstraties, spoorblokkades en wat dies meer zij. Rocking On Burning Barricades. Gedreven, vuurvast en voor geen gat te vangen. Unplugg your brain, baby!
Nick J. Swarth is dichter en performer. Werk in druk: ‘¡Mondo Manga!’ (gedichten, 2010); ‘Horror Vacui’, registratie van een schandaalverwekkend kunstproject (i.s.m. J. de Leijer, 2008); ‘Naked City Poems’ (stadsgedichten, 2007); ‘De napalmsessies’ (bundel-dvd, 2005). Swarth is de voice ‘n’ noise van het illustere guerrilla rock trio Betonfraktion. I.s.m. typograaf Sander Neijnens verwezenlijkte hij ‘Plekgedichten’ in de openbare ruimte.
Nick J. Swarth
MIJN ONSTERFELIJKE LEVER
Gedichten & tekeningen
Omslagontwerp: Nick J. Swarth
Foto’s omslag: Nick J. Swarth
Typografie: Bureau Vanbinnen
Uitgeverij IJzer, Utrecht | 2012
ISBN 978 90 8684 086 1
NUR 305
Paperback, 64 blz
Prijs: € 10
MIJN ONSTERFELIJKE LEVER werd mogelijk gemaakt door de 73 donateurs die hun geloof in de maker en zijn werk kracht bijzetten op Voordekunst.nl
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive S-T, Swarth, Nick J.
Uitreiking Du Perronprijs aan Ramsey Nasr
Ramsey Nasr heeft de E. du Perronprijs gewonnen voor zijn bundel ‘Mijn nieuwe vaderland. Gedichten van crisis en angst’.
De acteur, dichter/schrijver en regisseur krijgt de prijs op 10 mei uit handen van de Tilburgse wethouder Marjo Frenk van cultuur. Naast Nasr waren Rachida Lamrabet en Nazmiye Oral genomineerd.
Ramsey Nasr (1974) werd voor een periode van 4 jaar benoemd tot Dichter des Vaderlands. Mijn nieuwe vaderland is een bundel met gedichten, essays en lezingen. Volgens de jury doet Nasr in deze bundel wat van een Dichter des Vaderlands verwacht mag worden. “Hij geeft een cultuurkritische en pijnlijke diagnose van het hedendaagse Nederland. Hij deinst er niet voor terug om zich in scherpe bewoordingen uit te laten over maatschappelijke misstanden en neemt daarbij zijn rol als publieke intellectueel serieus. Daarmee getuigt hij een erfgenaam van Du Perron te zijn.”
De E. du Perronprijs is een initiatief van de gemeente Tilburg, de School of Humanities van Tilburg University en het brabants kenniscentrum kunst en cultuur (bkkc). De prijs wordt voor de 22e keer uitgereikt en is vernoemd naar schrijver Edgar du Perron, die in Nederlands-Indië opgroeide. Perron schreef onder andere over de, volgens hem, te tamme houding van het volk ten opzichte van het opkomend nationaalsocialisme. De E. du Perronprijs is bedoeld voor mensen of instellingen die met een cultuuruiting in brede zin een bijdrage leveren aan de multiculturele samenleving. Eerdere winnaars waren werd de E. du Perronprijs uitgereikt aan onder anderen Max Velthuijs, Hafid Bouazza, Kader Abdolah, Guus Kuijer, Adriaan van Dis en Abdelkader Benali.
De E. du Perronprijs wordt 10 mei om 21.15 uur bij bkkc in Tilburg uitgereikt. Voorafgaand aan de uitreiking zal Paul Scheffer, hoogleraar Europese Studies aan Tilburg University, de tweede E. du Perronlezing uitspreken.
Aanmelden voor de prijsuitreiking en meer informatie via de website van de universiteit.
fleursdumal.nl magazine
More in: Eddy du Perron, The talk of the town
Van Abbemuseum Eindhoven
René Daniëls
Een tentoonstelling is ook altijd een deel van een groter geheel
12/05/2012 – 23/09/2012
Met “René Daniëls: Een tentoonstelling is ook altijd een deel van een groter geheel” brengt het museum een hommage aan een bijzonder kunstenaar. De solotentoonstelling biedt een nieuwe blik op zijn veelzijdige oeuvre dat nog steeds van grote invloed is op het werk van jongere generaties kunstenaars.
De presentatie omvat een ruime selectie schilderijen, tekeningen en gouaches uit de periode 1976 tot en met 1987. 1987 was het jaar waarin Daniëls getroffen werd door een hersenbloeding die hem het werken lange tijd onmogelijk maakte. In 2006, na twintig jaar vrijwel zonder artistieke activiteit, begint Daniëls weer te schilderen. Ditmaal op kleiner formaat en voornamelijk met viltstift en spuitbus. Een aantal van deze nieuwe werken is te zien in de tentoonstelling. De vorm is veranderd, mede doordat Daniëls met fysieke beperkingen kampt en alleen met zijn linkerhand kan werken. Zijn nieuwe beeldtaal is fris en kan gezien worden als een terugkeer naar de directere stijl van zijn vroege werken. De invloeden komen meer uit zijn directe omgeving, maar de werken blijven raadselachtig en gelaagd in betekenis.
Ook maakt Daniëls speciaal voor deze tentoonstelling een wandtekening. Voor het eerst is een groot aantal schetsen en notities uit zijn archieven te zien, welke inzicht geven in het ontstaansproces van zijn werk.
René Daniëls en de alternatieve muziekscene
In de centrale zaal wordt de presentatie Eindhoven niet Eindhoven. René Daniëls kunst en tegencultuur getoond, die met foto’s, posters, Super-8-films en geluidsfragmenten het werk in de context plaatst van de undergroundcultuur van de jaren zeventig en tachtig. Muziekstromingen zoals punk, new wave en no wave waren in die tijd een belangrijke inspiratiebron voor Daniëls.
Vele bands, zoals Sex Pistols, Talking Heads, Lou Reed en Plus Instruments traden op in kunst- en muziekinstellingen als de Effenaar, de Fabriek, het Apollohuis en het Van Abbemuseum. Het werk van René Daniëls werd gevoed door de toen nieuwe muziekstromingen. Deze muziek schalde door zijn studio terwijl hij aan het werk was. Ook bezochten Daniëls en zijn vrienden regelmatig concerten en maakten super-8 filmopnames van bands die later vaak legendarisch werden. In de presentatie worden archiefmaterialen, foto’s en audiovisuele materialen, waaronder de super-8 films, getoond.
Publicatie
Bij de tentoonstelling verschijnt een publicatie, uitgegeven door NAi Publishers, over het werk van Daniëls tegen de achtergrond van de kunstscene en de undergroundcultuur van de jaren zeventig en tachtig getiteld De woorden staan niet op hun juiste plaats. Dit rijk geïllustreerde boek geeft een chronologisch overzicht van zijn werk, aangevuld met installatiefoto’s, foto’s van zijn persoonlijke geschiedenis en nieuwe en eerder gepubliceerde teksten.
Cursus: De terugkeer van René Daniëls
Tijdens Een tentoonstelling is ook altijd een deel van een groter geheel kunt u deelnemen aan een korte cursus. Op vier zaterdagen wordt Daniëls’ werk telkens vanuit een andere invalshoek belicht.
Luisteravond Ondergronds Verbonden
Op donderdag 7 juni is er een luisteravond met Frank de Munnik in relatie tot de René Daniëls tentoonstelling. Er is een hecht verband tussen René Daniëls en de muziek
van zijn tijd, de opkomst van punk en ultra. Veel van de bands kwamen voort uit de kunstacademies. Maar er zijn meer verbanden en soms ondergrondse verbindingen tussen kunstenaars en muziek. In deze lezing, met veel luistervoorbeelden, neemt Frank de Munnik u onder andere mee naar Satie, Picabia en Duchamp in hun ‘Entr’acte’ of de musicerende Paul Klee. Van een muziekavond bij De Ploeg tot het Parijs uit de jaren ’50. Van de jazzgedichten van Jack Kerouac tot het psychedelische hart van Sixties London in de UFO Club en ‘huisband’ Pink Floyd.
Magazine
Tegelijkertijd met de presentatie Eindhoven niet Eindhoven – René Daniëls, kunst en tegencultuur verschijnt het eerste magazine uit de reeks Betrayal Takes Two. Dit is onder de titel EHV-NY samengesteld door René Daniëls en anderen en laat de bijzondere relatie zien tussen het Eindhoven en New York van de jaren zeventig en tachtig. Deze steden waren in die tijd van groot belang voor de ontwikkeling van het werk en de carrière van René Daniëls.
EHV-NY geeft een beeld van het werk (foto’s, tekeningen, schetsen, aantekeningen en stills van Super 8-films) dat René Daniëls in relatie met New York maakte.
Met foto’s en korte teksten van Carlos van Hijfte en Ton van Gool en Truus de Groot (Nasmak, Plus Instruments). Het uitgebreide voorwoord is van Remko Scha, geluidskunstenaar en in die jaren mededirecteur van Het Apollohuis. Het magazine omvat 84 pagina’s, prijs € 15,00
Betrayal Takes Two is een initiatief van Ton van Gool en Carlos van Hijfte en wordt uitgegeven door See/hear. Distributie loopt via Sea Urchin Editions, Rotterdam.
Documentaire Memoires van een vergeetal
Filmmaker Jan Thijssen realiseerde een documentaire over het leven en werk van Daniëls met de titel Memoires van een vergeetal. Hij volgde het afgelopen jaar René Daniëls op de voet. Hij filmde hem in Eindhoven, nam hem mee naar plekken van vroeger (New York, Parijs, Gent), toont de huidige worsteling van Daniëls met zijn handicap en combineert dit met beelden van Daniëls in zijn jonge jaren. Het resultaat is de documentaire Memoires van een vergeetal, een indringend portret van een groot kunstenaar die na een hersenbloeding en revalidatie een eigen manier heeft gevonden om zijn gedachtes en beelden te delen.
De documentaire wordt op 8 mei uitgezonden in het tv-programma Het Uur van de Wolf op Nederland 2 om 23.00 uur.
De tentoonstelling is georganiseerd in samenwerking met het Museo Nacional Centre de Arte Reina Sofía, Madrid.
Van Abbemuseum Eindhoven – René Daniëls – Een tentoonstelling is ook altijd een deel van een groter geheel – 12/05/2012 tm 23/09/2012
fleursdumal.nl magazine for art & literature
More in: Art & Literature News, Exhibition Archive, FDM Art Gallery, René Daniëls
J.A. Woolf: Making memories (13)
kempis.nl poetry magazine 2012
More in: J.A. Woolf
Ton van Reen
vannacht
Vannacht
zijn wij
over het ijs gelopen
er was
een vale maan
die traag
langs zijn koude licht
naar beneden schreed
jouw mistige adem
tekende draden
over je bedroomd
gezicht
schiep een waaiend
mozaïek
van zomaar
bij elkaar gezette
brandende
kaarsen
daartussen leek het
of de haren
rond je ogen
in kool getekend waren
de maan werd
een zware magneet
die de ijzeren deuren
in mijn hart
opentrok
later
heb ik jou
over de schuimsneeuwen
drempel van mijn huis
gedragen
Uit: Ton van Reen, Blijvend vers, Verzamelde gedichten (1965-2007). Uitgeverij De Contrabas, 2011, ISBN 9789079432462, 144 pagina’s, paperback
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive Q-R, Reen, Ton van
Hans Lodeizen
(1924-1950)
Toen ik nog . . .
(fragment)
ik heb zijn handen een hand gegeven
ik ben in zijn ogen gevangen
ik ben in zijn oren verward
ik ben in zijn lichaam verdwaald
in zijn lichaam verdronken.
Hans Lodeizen poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive K-L
Luigi Pirandello: Shoot! (14)
Shoot! (Si Gira, 1926). The Notebooks of Serafino Gubbio, Cinematograph Operator by Luigi Pirandello. Translated from the Italian by C. K. Scott Moncrieff
BOOK III
3
I go in through the entrance hall on the left, and come out upon the gravelled path from the gate, shut in by the buildings of the second department, the ‘Photographic’ or ‘Positive’.
In my capacity as operator I have the privilege of keeping one foot in this, and the other in the ‘Art’, or ‘Negative Department’. And all the marvels of the industrial and so-called artistic maze are familiar to me.
Here the work of the machines is mysteriously completed.
All the life that the machines have devoured with the voracity of animals gnawed by a tapeworm, is turned out here, in the large underground rooms, their darkness barely broken by dim red lamps, which strike a sinister blood-red gleam from the enormous dishes prepared for the developing bath.
The life swallowed by the machines is there, in those tapeworms, I mean in the films, now coiled on their reels.
We have to fix this life, which has ceased to be life, so that anothermachine may restore to it the movement here suspended in a series of instantaneous sections.
We are as it were in a womb, in which is developing and taking shape a monstrous mechanical birth.
And how many hands are at work there in the dark! There is a whole army of men and women employed here: operators, technicians, watchmen, men employed on the dynamos and on the other machinery, drying, soaking, winding, colouring, perforating the films and joining up the pieces.
I have only to enter here, in this darkness foul with the breath of the machines, with the exhalations of chemical substances, for all my ‘superfluity’ to evaporate.
Hands, I see nothing but hands, in these dark rooms; hands busily hovering over the dishes; hands to which the murky light of the red lamps gives a spectral appearance. I reflect that these hands belong to men who are men no longer; who are condemned here to be hands only: these hands, instruments. Have they a heart? Of what use is it? It is of no use here. Only as an instrument, it too, of a machine, to serve, to move these hands. And so with the head: only to think of what
these hands may need. And gradually I am filled with all the horror of the necessity that impels me to become a hand myself also, and nothing more.
I go to the store-keeper to provide myself with a stock of fresh film, and I prepare my machine for its meal.
I at once assume, with it in my hand, my mask of impassivity. Or rather I cease to exist. It walks, now, upon my legs. From head to foot, I belong to it: I form part of its equipment. My head is here, inside the machine, and I carry it in my hand.
Outside, in the daylight, throughout the vast enclosure, is the gay animation of an undertaking that prospers and pays punctually and handsomely for every service rendered, that easy run of work in the confidence that there will be no complications, and that every difficulty, with the abundance of means at our disposal, will be neatly overcome; indeed a feverish desire to introduce, as though by way of challenge, the strangest and most unusual difficulties, without a thought of the cost, with the certainty that the money, spent now without reckoning, will before long return multiplied an hundredfold.
Scenario writers, stage hands, scene painters, carpenters, builders and plasterers, electricians, tailors and dressmakers, milliners, florists, countless other workers employed as shoemakers, hatters, armourers, in the store-rooms of antique and modern furniture, in the wardrobe, are all kept busy, but are not seriously busy, nor are they playing a game.
Only children have the divine gift of taking their play seriously. The wonder is in themselves; they impart it to the things with which they are playing, and let themselves be deceived by them. It is no longer a game; it is a wonderful reality.
Here it is just the opposite.
We do not play at our work, for no one has any desire to play. But how are we to take seriously a work that has no other object than to deceive, not ourselves, but other people? And to deceive them by putting together the most idiotic fictions, to which the machine is responsible for giving a wonderful reality!
There results from this, of necessity, and with no possibility of deception, a hybrid game. Hybrid, because in it the stupidity of the fiction is all the more revealed and obvious inasmuch as one sees it to be placed on record by the method that least lends itself to deception: namely, Photography. It ought to be understood that the fantastic cannot acquire reality except by means of art, and that the reality which a machine is capable of giving it kills it, for the very
reason that it is given it by a machine, that is to say by a method which discovers and exposes the fiction, simply by giving it and presenting it as real. If it is mechanical, how can it be life, how can it be art? It is almost like entering one of those galleries of living statuary, waxworks, clothed and tinted. We feel nothing but surprise (which may even amount to disgust) at their movements, in which there is no possible illusion of a material reality.
And no one seriously believes that he can create this illusion. At the most, he tries to provide ‘something to take’ for the machine, here in the workshops, there in the four studios or on the stage. The public, like the machine, takes it all. They make stacks of money, and can cheerfully spend thousands and thousands of lire on the construction of a scene which on the screen will not last for more than a couple of minutes.
Scene painters, stage hands, actors all give themselves the air of deceiving the machine, which will give an appearance of reality to all their fictions.
“What am I to them, I who with the utmost seriousness stand by impassive, turning the handle, at that stupid game of theirs!”
Luigi Pirandello: Shoot! (14)
kempis.nl poetry magazine
More in: -Shoot!
William Shakespeare
(1564-1616)
THE SONNETS
127
In the old age black was not counted fair,
Or if it were it bore not beauty’s name:
But now is black beauty’s successive heir,
And beauty slandered with a bastard shame,
For since each hand hath put on nature’s power,
Fairing the foul with art’s false borrowed face,
Sweet beauty hath no name no holy bower,
But is profaned, if not lives in disgrace.
Therefore my mistress’ eyes are raven black,
Her eyes so suited, and they mourners seem,
At such who not born fair no beauty lack,
Slandering creation with a false esteem,
Yet so they mourn becoming of their woe,
That every tongue says beauty should look so.
kempis.nl poetry magazine
More in: -Shakespeare Sonnets
Jan Campert
(1902- 1943)
Het lied der achttien doden
Een cel is maar twee meter lang
en nauw twee meter breed,
wel kleiner nog is het stuk grond,
dat ik nu nog niet weet,
maar waar ik naamloos rusten zal,
mijn makkers bovendien,
wij waren achttien in getal,
geen zal de avond zien.
O lieflijkheid van licht en land,
van Hollands vrije kust,
eens door de vijand overmand
had ik geen uur meer rust.
Wat kan een man oprecht en trouw,
nog doen in zulk een tijd ?
Hij kust zijn kind, hij kust zijn vrouw
en strijd den ijlden strijd.
Ik wist de taak die ik begon,
een taak van moeite zwaar,
maar ‘t hart dat het niet laten kon
schuwt nimmer het gevaar;
het weet hoe eenmaal in dit land
de vrijheid werd geëerd,
voordat de vloekbre schennershand
het anders heeft begeerd.
Voordat die eeden breekt en bralt
het miss’lijk stuk bestond
en Holland’s landen binnenvalt
en brandschat zijnen grond;
voordat die aanspraak maakt op eer
en zulk Germaans gerief
ons volk dwong onder zijn beheer
en plunderde als een dief.
De Rattenvanger van Berlijn
pijpt nu zijn melodie, –
zoo waar als ik straks dood zal zijn,
de liefste niet meer zie
en niet meer breken zal het brood
en slapen mag met haar –
verwerp al wat hij biedt of bood
die sluwe vogelaar.
Gedenk die deze woorden leest
mijn makkers in den nood
en die hen nastaan ‘t allermeest
in hunnen rampspoed groot,
gelijk ook wij hebben gedacht
aan eigen land en volk –
er daagt een dag na elke nacht,
voorbij trekt iedre wolk.
Ik zie hoe ‘t eerste morgenlicht
door ‘t hooge venster draalt.
Mijn God, maak mij het sterven licht –
en zoo ik heb gefaald
gelijk een elk wel falen kan,
schenk mijn dan Uw genâ,
opdat ik heenga als een man
als ik voor de loopen sta.
Jan Campert (1902-1943): Nederlands letterkundige, journalist en dichter, werd gearresteerd wegens hulp aan joden en ter dood gebracht te Neuengamme. Toen Campert op 5 maart 1941 de Duitse bekendmaking las over de voltrokken doodvonnissen van vijftien verzetslieden van de illegale groep De Geuzen en drie stakers van de Februaristaking, schreef hij het gedicht De achttien dooden.
Bernardus IJzerdraad (49 jaar), gobelinrestaurateur
Jan Kijne (46 jaar), vertegenwoordiger
Ary Kop (40 jaar), verzekeringsagent
Jacob van der Ende (22 jaar), schilder
Leendert Keesmaat (29 jaar), onderwijzer
Hendrik Wielenga (37 jaar), electrotechnicus
Johannes Smit (30 jaar), monteur
Frans Rietveld (36 jaar), slijper
Leendert Langstraat (31 jaar), machinebankwerker
Jan Wernard van den Bergh (47 jaar), slijper
Albertus Johannes de Haas (37 jaar), metaalgieter
Reijer Bastiaan van der Borden (32 jaar), hulppolitieagent
Nicolaas Arie van der Burg (36 jaar), vertegenwoordiger
George de Boon (21 jaar), metaalbewerker
Dirk Kouvenhoven (24 jaar), stoker
E. Hellendoorn
Hermanus Mattheus Hendricus Coenradi, elektricien
J. Eyl
Jan Campert poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: *War Poetry Archive, Archive C-D, Campert, Remco, REPRESSION OF WRITERS, JOURNALISTS & ARTISTS
Stabilitas loci
Lamellen breken zonlicht. Buiten ballen kinderen.
Ik kan ze horen, vreugdekreetjes om ik weet niet wat.
De kamer droomt hartgrondig dat zij een kajuit is.
Op straat speelt het leven zich af als een parodie
op zichzelf. In boodschappentassen herkennen
tussen karton ajuin en prei zich als verre verwanten.
Lippen praten elkaar naar de mond met woorden
leeg als kraters. In de verte stap iemand een kerk binnen.
Dezelfde wereld is er anders voor wie zich welkom weet.
Hier zwijgt de telefoon met het ritme van een goederentrein.
Ik huiver van begrip: nooit is het te laat om te blijven
waar men is. Nooit te laat is het. Het is altijd tijd.
Bert Bevers
(uit Afglans – Gedichten 1972-1997, uitgeverij WEL, Bergen op Zoom, 1997, ISBN 90 6230 080 4)
kempis.nl poetry magazine
More in: Bevers, Bert
Shakespeare Sonnet 123
No! Time, thou shalt not boast that I do change,
Thy pyramids built up with newer might
To me are nothing novel, nothing strange,
They are but dressings of a former sight:
Our dates are brief, and therefore we admire,
What thou dost foist upon us that is old,
And rather make them born to our desire,
Than think that we before have heard them told:
Thy registers and thee I both defy,
Not wond’ring at the present, nor the past,
For thy records, and what we see doth lie,
Made more or less by thy continual haste:
This I do vow and this shall ever be,
I will be true despite thy scythe and thee.
Shakespeare Sonnet 123
Nee! snoeven dat ik wankel zal niet gaan,
O Tijd: jouw pyramides nieuw gebouwd–
Modern of vreemd doen zij mij heus niet aan,
Hun kruik mag nieuw zijn, maar hun wijn is oud;
Wij leven kort, en dus bewonderen wij
Wat jij ons opdist dat op leeftijd is,
En doen er wat gewild en jong is bij,
Veel liever dan oude geschiedenis;
Jou en je leggers, nooit door mij vertrouwd,
Bevraag ik niet voor ’t nu, noch voor het toen,
Want wat jij vastlegt en wij zien is fout,
Vergroot, verkleind, door ’t steeds gehaast te doen;
Dit zweer ik nu voor eeuwig: ik blijf trouw,
En dat ondanks je zeis en ondanks jou.
Vertaling Cornelis W. Schoneveld, april 2012
kempis.nl poetry magazine
More in: Shakespeare, Shakespeare, William
Melseke steunt petitie BTW voor beeldende kunst terug naar 6%
Beste Kunstenaar, galeriehouder en kunstliefhebber,
Zoals U wellicht heeft vernomen gaat de btw voor de podiumkunsten weer verlaagd worden naar 6%. Die van de beeldende kunst daarentegen gaat per 1 oktober omhoog naar 21%. Een volstrekt oneerlijk en onbegrijpelijk onderscheid binnen de cultuursector wordt hierdoor aangebracht.
Teken onderstaande petitie, zodat we aan deze oneerlijke en voor de beeldende kunst ondermijnende situatie een eind kunnen maken!
Schuilen in het Rijks
≡ teken petitie op website btwopkunstnaar6.petities.nl
fleursdumal magazine
More in: Melseke, Columns, The talk of the town
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature