In this category:

Or see the index

All categories

  1. AFRICAN AMERICAN LITERATURE
  2. AUDIO, CINEMA, RADIO & TV
  3. DANCE & PERFORMANCE
  4. DICTIONARY OF IDEAS
  5. EXHIBITION – art, art history, photos, paintings, drawings, sculpture, ready-mades, video, performing arts, collages, gallery, etc.
  6. FICTION & NON-FICTION – books, booklovers, lit. history, biography, essays, translations, short stories, columns, literature: celtic, beat, travesty, war, dada & de stijl, drugs, dead poets
  7. FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor's choice, etc.
  8. LITERARY NEWS & EVENTS – art & literature news, in memoriam, festivals, city-poets, writers in Residence
  9. MONTAIGNE
  10. MUSEUM OF LOST CONCEPTS – invisible poetry, conceptual writing, spurensicherung
  11. MUSEUM OF NATURAL HISTORY – department of ravens & crows, birds of prey, riding a zebra, spring, summer, autumn, winter
  12. MUSEUM OF PUBLIC PROTEST
  13. MUSIC
  14. NATIVE AMERICAN LIBRARY
  15. PRESS & PUBLISHING
  16. REPRESSION OF WRITERS, JOURNALISTS & ARTISTS
  17. STORY ARCHIVE – olv van de veestraat, reading room, tales for fellow citizens
  18. STREET POETRY
  19. THEATRE
  20. TOMBEAU DE LA JEUNESSE – early death: writers, poets & artists who died young
  21. ULTIMATE LIBRARY – danse macabre, ex libris, grimm & co, fairy tales, art of reading, tales of mystery & imagination, sherlock holmes theatre, erotic poetry, ideal women
  22. WAR & PEACE
  23. WESTERN FICTION & NON-FICTION
  24. ·




  1. Subscribe to new material: RSS

NONFICTION: ESSAYS & STORIES

«« Previous page · ‘Dom-farcai fidbaidæ fá’. Middeleeuws Iers gedicht vertaald door Lauran Toorians · Norbert de Vries: Kemp natuurlijk (V) · ‘Messe ocus Pangur bán’. Middeleeuws Iers gedicht vertaald door Lauran Toorians · Norbert de Vries: Kemp natuurlijk (IV) · ‘Teicht do Róim’. Middeleeuws Iers gedicht vertaald door Lauran Toorians · Norbert de Vries: Kemp natuurlijk (III) · ‘Fégaid úaib’. Middeleeuws Iers gedicht vertaald door Lauran Toorians · ‘Ro-cúala’. Middeleeuws Iers gedicht vertaald door Lauran Toorians · Norbert de Vries: Kemp natuurlijk (II) · ‘Is di bésaib clúanaige’. Middeleeuws Iers gedicht vertaald door Lauran Toorians · Norbert de Vries: Kemp natuurlijk (I) · Bendacht úaimm for Eithni n-ollguirm, Iers gedicht vertaald door Lauran Toorians

»» there is more...

‘Dom-farcai fidbaidæ fá’. Middeleeuws Iers gedicht vertaald door Lauran Toorians

Middeleeuws Iers gedicht

vertaald door Lauran Toorians

 

Dom-arcai fidbaidæ fál,

   fom-chain loíd luin – lúad nad cél;

húas mo lebrán, ind línech,

   fom-chain trírech inna n-én.

 

Fomm-chain coí menn – medair mass –

   hi mbrot glass de dindgnaib doss.

Débrad! nom-choimmdiu coíma,

   caín-scríbaimm fo roída ross.

 

Een wand van houtopstand kijkt neer op mij,

  merelzang klink naar mij op – verhaal zonder pretentie;

boven mijn boekje, het gelinieerde,

  klinken de trillers van de vogels naar mij op.

 

De heldere roep van de koekoek, lichtvoetig en vrolijk

  in zijn grijze mantel, klinkt vanuit zijn bladerburcht.

Ach God, moge de Heer mij beschermen,

  terwijl ik zo goed schrijf, onder aan de boshelling.

 

Middeleeuwse Ierse gedichten vertaald door Lauran Toorians

kempis.nl poetry magazine

More in: CELTIC LITERATURE, Lauran Toorians


Norbert de Vries: Kemp natuurlijk (V)

Norbert de Vries

Kemp natuurlijk (V)

In zijn jeugd maakte Kemp kennis met de Kleengedichtjes’ van Guido Gezelle.

Na wat omzwervingen, trad Pierre Kemp in 1916 als administratief employé in dienst bij de mijn Laura in Eygelshoven (officieel: Société des Carbonnages Réunis Laura et Vereeniging).

Hij zal daar tot zijn pensioen, op 31 december 1944, blijven werken, waarbij hij opklimt tot chef van het loonbureau.

De dagelijkse treinreis bood Kemp gelegenheid tot het schrijven van korte gedichtjes, de kleengedichtjes van Kemp zogezegd.

‘k worde van langs te meer

verliefd op kleene kerns van Poëzie

 

De dichter zegt hierover: “Ik reed 28 jaar lang elke dag zestig kilometer (dertig op en dertig af) naar de mijn; ik reed tweede klasse, zat zeer veel niet-roken alleen (er waren toen nog vaak van die leuke coupé’s om knus te zitten). In die opreis vooral ’s morgens vroeg dus, al vroeg, schreef ik zeer veel kleine gedichten. Ik reisde in een echte boemel, die om de vijf minuten stopte, maar in die vijf minuten moest ook zo’n gedichtje gereed zijn. Tussen twee halten werd nog wat gepolijst en in het laatste gedeelte werd gezorgd voor de finishing touch.”

De gedichtjes werden gebundeld in Stabielen en passanten (1934), Fugitieven en constanten (1938), en Transitieven en immobielen (1940).

Deze bundels vestigden zijn literaire roem.

 

Norbert de Vries: Kemp natuurlijk (V)

Mijmeringen over Pierre Kemp uit mijn Maastrichtse tijd

fleursdumal.nl magazine

More in: Kemp, Pierre, Norbert de Vries


‘Messe ocus Pangur bán’. Middeleeuws Iers gedicht vertaald door Lauran Toorians

Middeleeuws Iers gedicht

vertaald door Lauran Toorians

 

Messe ocus Pangur bán,

cechtar nathar fria aindán;

bíth a menma-sam fri seilgg,

mu menma céin im aincheirdd.

 

Caraim-se fos, ferr cach clú,

oc mu lebrán léir ingnu;

ni foirmtech frimm Pangur bán,

caraid cesin a maccdán.

 

Ó ru-biam – scél cen scís –

innar tegdais ar n-óendís,

táithiunn – díchríchide clius –

ní fris’tarddam ar n-áthius.

 

Gnáth-húaraib ar gressaib gal

glenaid luch inna lín-sam;

os mé, do-fuit im lín chéin

dliged ndoraid cu ndronchéill.

 

Fúachaid-sem fri frega fál

a rosc a nglé-se comlán;

fúachimm chéin fri fégi fis

mu rosc réil, cesu imdis.

 

Fáelid-sem cu ndéne dul,

hi nglen luch inna gérchrub;

hi tucu cheist ndoraid ndil,

os mé chene am fáelid.

 

Cía beimmi amin nach ré,

ni derban cách a chéle.

maith la cechtar nár a dán,

subaigthius a óenurán.

 

Hé fesin as choimsid dáu

in muid du-ngní cach óenláu;

du thabairt doraid du glé

for mu mud céin am messe.

 

 

[Mijn] ‘witte Pangur’ en ik,

wij hebben elk onze eigen vaardigheid.

Zíjn gedachten gaan uit naar de jacht,

en die van mij naar míjn specialiteit.

 

Ik verkies rust boven roem –

in mijn boekje studerend met vlijt;

de witte Pangur benijdt mij niet,

hij houdt het liever bij jolijt.

 

Wanneer wij samen – dat is nooit saai –

met zijn tweetjes in ons huisje zijn,

dan hebben wij – in onbeperkt spel –

allebei iets dat ons scherp houdt.

 

Gewoonlijk na een fel gevecht

blijft er in zijn net een muis,

terwijl ik een duistere regel vang

die maar moeilijk te begrijpen is.

 

 Hij richt zijn scherpe blik

vol aandacht naar de kale wand.

Zelf richt ik mijn open ogen,

hoewel zwak, op het scherpen van verstand.

 

Vangt hij met zijn scherpe klauw een muis

dan is hij blij en dartelt heen en weer;

en als ik een lief-lastig probleem bevat,

verheugt mij dat al net zo zeer.

 

Hoe lang we ook zo zullen zijn,

nooit zijn wij elkaar tot last.

Elk van ons bemint zijn kunst,

en geniet wat hem het beste past.

 

Hijzelf is een meester in

hetgeen hij elke dag weer doet;

wat moeilijk is tot klaarheid brengen,

doe ik zelf steeds vol goede moed.

 

Middeleeuwse Ierse gedichten vertaald door Lauran Toorians

kempis.nl poetry magazine

More in: CELTIC LITERATURE, Lauran Toorians


Norbert de Vries: Kemp natuurlijk (IV)

Norbert de Vries

Kemp natuurlijk (IV)

Pierre (1 december 1886- 21 juli 1967) en Mathias (31 december 1890- 7 augustus 1964) waren beide autodidact.

Van de lagere school ging het linea recta naar de fabriek. In hun geval was dat de Société Céramique. Die enorm grote fabriek is een jaar of tien gelden gesloopt, en nu ligt daar een prachtige, nieuwe stadswijk. Inderdaad, de wijk Céramique.

Pierre en Math werkten er als plateelschilder.

Het is bijna ongelooflijk om te zien hoe beide jongelieden zich ontwikkeld hebben.

In de lijn van hun dagelijkse werk is hun inschrijving als leerling van het Stadstekeninstituut.

Pierre schilderde er vijf jaar (1906-1911), samen met onder anderen Jan Grégoire en Henri Jonas (die voor een loopbaan in de beeldend kunst zouden kiezen), en het is niet overdreven om Pierre op een met hen vergelijkbaar artistiek niveau te stellen. Pierre Kemp is beroemd geworden als dichter, maar hij heeft enige tijd zeer serieus gewerkt aan een carrière als kunstschilder.

En dan: zijn echte, zijn grote droom was het om componist te worden.

De beide broers kwamen uit een volstrekt niet intellectueel of artistiek milieu, ze hadden weinig onderwijs genoten, en toch hebben ze alle twee erg veel bereikt op het terrein van het geschreven woord. Ze kregen daarvoor ook de alleszins verdiende maatschappelijke erkenning.

Voor me ligt het dossier 1823 (niet openbaar). Een dossier over Koninklijke Onderscheidingen.

Over Math zit er méér in dan over Pierre. Math wordt ook eerder onderscheiden dan Pierre. Je krijgt als lezer van de stukken (na meer dan 50 jaar) ook de indruk dat Math in Maastricht meer gezien was dan Pierre.

We schrijven oktober 1950.

Er heeft zich een Mathias Kemp-Comité gevormd, met lokale zwaargewichten als dr. H. van Can, drs. J. Notermans en mr. Drs. H. Wouters.

Het comité heeft op 19 oktober een gesprek gehad met burgemeester mr. W. Baron Michiels van Kessenich met het oogmerk te bevorderen dat aan Mathias Kemp bij gelegenheid van zijn zestigste verjaardag een KO wordt verleend.

Op 7 november zendt het comité een uitgewerkte levensbeschrijving (4 pagina’s). Voorts geeft Jef Notermans een 5 bladzijden omvattende beschouwing ten beste over ‘Mathias Kemp en de BeNeLux-gedachte. Ook is er een curriculum vitae opgesteld met een opsomming daarbij van ’s mans vele publicaties (poëzie, proza, toneel, uitgaven op cultureel, historisch en sociaal-economisch gebied).

Indrukwekkend. Er is werkelijk flink werk van gemaakt.

De burgemeester heeft er eveneens zichtbaar zorg aan besteed: de concept-brief heeft hij op diverse punten gecorrigeerd en aangepast. En hoe snel handelt hij: de voordracht gaat op 10 november 1950 de deur uit.

Het is voor iemand die de procedures kent geen verrassing: een uitreiking van de onderscheiding op 31 december 1950 is niet haalbaar gebleken. Het wordt uiteindelijk 12 maart 1951. Behoorlijk snel, toch nog.

De brief van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen is van 6 maart 1951, ondertekend door mr. J. Cals.

Kennelijk kent hij Math Kemp, ‘letterkundige en journalist’, persoonlijk, want de burgemeester wordt nadrukkelijk gevraagd Kemp namens hem te feliciteren.

De geridderde Math was, veel meer dan Pierre, een bekende Limburger.

In 1913 stapte hij van het plateel schilderen over naar de journalistiek. Opmerkelijk dat iemand zoiets lukt. Dan moet je toch over veel talent beschikken. Maar kennelijk zonder enig probleem nam hij de redactie van het weekblad De Maastrichter Krant op zich, en onderscheidde hij zich door het schrijven van vlammende artikelen tegen de expansieneigingen van het Duitse keizerrijk.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog is hij de eerste bibliothecaris van de katholieke bibliotheek van Maastricht.

In 1920 wordt hij hoofdredacteur van het weekblad Limburgs Leven (het eerste tijdschrift van algemene strekking in dit landsdeel!), later opgevolgd door De Nedermaas.

Math is op allerlei journalistiek en publicitair vlak actief. Hij vervult voor kortere of langere tijd diverse functies: secretaris van de Kamer van Koophandel, redacteur voor de provincie Limburg van De Maasbode, hoofdredacteur van dagblad De Nieuwe Venlosche Courant, directeur en firmant van de boekhandel en uitgeverij Veldeke te Maastricht, correspondent van De Tijd en Het Algemeen Dagblad, en, sinds 1933, eigenaar en beheerder van het Limburgs antiquariaat en uitgeverij Veldeke.

Op 10 mei 1940 wordt hij gegijzeld door de Duitsers, en is daarmee een van de eerste politieke gevangenen in Nederland!

(mooi detail: burgemeester Michiels van Kessenich moest in mei 1940 van de Duitsers een lijstje van tien vooraanstaande Maastrichtenaren opstellen. Deze mensen golden dan als gijzelaar, ‘als waarborg voor de rustige houding van de Maastrichtenaren’. Van Kessenich gaf, zonder iemand te consulteren, de namen van tien intimi of (kaart)vrienden van hem. Natuurlijk had hij zichzelf bovenaan dat lijstje moeten plaatsen, maar hij verzuimde dat.

Zijn vrienden hebben die weinig dappere houding niet erg gewaardeerd. Kort na de bevrijding van ons land moest er een nieuw kabinet worden geformeerd, en Van Kessenich zou daarin minister worden. Op het laatste moment ging dat niet door. Algemeen wordt inmiddels aangenomen dat die gijzelaarskwestie daar de oorzaak van is geweest.

Overigens is geen der gijzelaars, onder wie dus Math Kemp, een haar gekrenkt tijdens de oorlog.)

In 1951 wordt Math Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. En zijn geniale broer? Die moet wachten tot zijn zeventigste verjaardag.

Op 30 januari 1956 schrijft de toenmalige wethouder van onderwijs, kunsten en wetenschappen, Fons Baeten (inderdaad, de latere burgemeester van Maastricht) een korte nota aan de burgemeester, waaruit ik volgende regels citeer:

“Op 1 december van dit jaar zal, zo dit God belieft, de dichter Pierre Kemp zeventig jaar worden. Deze in wezen weinig belangrijke gebeurtenis lijkt mij een gerede aanleiding om de persoon en het werk van deze dichter tot voorwerp van bijzondere belangstelling voor de overheid te maken.

Ik koester het plan de stad Maastricht te interesseren in de uitgave van een gedichtencyclus die de dichter onlangs in regeringsopdracht wijdde aan Maastricht. Nadere voorstellen dienaangaande zullen het College eerlang bereiken. (…..) Een overzicht van leven en werk van de dichter, van de hand van Fernand M. de Louvick (Fernand Lodewick) diene ter adstructie van mijn en eventueel Uw verzoek.”

Het overzicht van De Louvick sluit op pagina 3 af met de zin: “Volgens onze mening is Pierre Kemp niet alleen een dichter die in de hedendaagse Nederlandse literatuur tot de merkwaardigste (sic!) en beste (sic!) gerekend moet worden, maar beweegt hij zich in zijn verzen op een wat men noemen kan Europees peil.”

Middelbare school, vak Nederlands: Literaire kunst van Lodewick. Ik denk dat ik het nog grotendeels van buiten ken. Wat mooi om deze Lodewick zovele jaren nadien nog op een taalfoutje te kunnen betrappen.

 

Het jaar 1956 is voor Pierre echt een feestjaar geworden.

Hij ontvangt de Constantijn Huygensprijs, en in Maastricht is er onder voorzitterschap van Jef Notermans een werk-comité actief om de ‘dichter-schilder Pierre Kemp’ een passende hulde te brengen, onder meer met een expositie van een paar dozijn van zijn schilderijen in de zalen van de Jan van Eyck-Academie.

” . . . zal in de maand december kunstcritici en minnaars van een kleurrijk palet de overtuiging schenken, dat Pierre Kemp als picturale nazaat van Graafland en Jonas een eervolle plaats inneemt tussen oudere en jongere beoefenaars van Apelles’ kunst.”.

Trouwens, in 1956 verschijnt de bundel Engelse Verfdoos, volgens velen zijn beste werk.

Op 1 december 1956 ontvangt Pierre het Ridderkruis in de Orde van Oranje-Nassau.

Vlak voor zijn dood zal hij, op 30 april 1967, worden bevorderd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Het gaat allemaal in grote haast. In het dossier een handgeschreven, ongedateerde notitie:

De heer P. Kemp wordt verpleegd in het ziekenhuis. Naar mededeling van zoon Kemp komt P. Kemp niet meer thuis. Hart en longen zijn zeer zwak.

 

Norbert de Vries: Kemp natuurlijk (IV)

Mijmeringen over Pierre Kemp uit mijn Maastrichtse tijd

fleursdumal.nl  magazine

More in: Kemp, Pierre, Norbert de Vries


‘Teicht do Róim’. Middeleeuws Iers gedicht vertaald door Lauran Toorians

Middeleeuws Iers gedicht

vertaald door Lauran Toorians

 

Teicht do Róim:

mór saído, becc torbai!

in rí chon-daigi hi foss,

manim-bera latt, ní fogbai.

 

Op weg naar Rome:

veel moeite, geringe winst!

De koning die je hier zoekt,

– tenzij je hem meebrengt –

vind je niet.

 

Middeleeuwse Ierse gedichten vertaald door Lauran Toorians

kempis.nl poetry magazine

More in: CELTIC LITERATURE, Lauran Toorians


Norbert de Vries: Kemp natuurlijk (III)

Norbert de Vries

Kemp natuurlijk (III)

De plekken die verband houden met het begin en het einde van Kemp zijn mij vertrouwd.

Op 1 december 1886 werd Petrus Johannes Kemp geboren, in de Mariastraat. Op nummer 472, thans nr. 15, schrijft Prick.

Ik kom daar dagelijks vier keer langs. Fiets stallen aan de Kesselkade, de Mariastraat door, rechtsaf de Muntstraat in, na vijftig meter de Markt op, en het stadhuis, of, zoals wij zeggen: ’t stadhoes, in. Alles bijeen 300 meter lopen, hooguit.

Op het huidige nummer 11 is een slagerij gevestigd, op nummer 17 huist een goud- en zilversmid. Er is geen nummer 15, maar er zijn twee nummers 13. Het ene is een deur waarachter, naar ik vermoed, een steile trap die naar bovenverdiepingen leidt (geen idee wie er woont of verblijf houdt), het andere nummer 13 is een ruimte op de begane grond waar het Leger des Heils dagopvang ( ’t Koffiehonk) biedt aan daklozen. Natuurlijk is er nergens een plaquette die leert: dit is het geboortehuis van Pierre Kemp.

Ik houd het maar op de dagopvang van het Leger. Dat is ook wel zo passend bij een dakloze dichter.

Dakloze dichter? Figuurlijk gesproken dan. Iedereen weet toch dat hij eeuwenlang gewoond heeft op het adres Turennestraat 21. Vanzelfsprekend ontbreekt ook daar een plaquette.

Op 21 juli 1967 overleed Kemp. Hij werd begraven op Overmaas, en dat is vlakbij Amby, waar ik woon. Ik vind het een begraafplaats, een dichter onwaardig. Had Pierre niet op het Père Lachaise van Maastricht moeten liggen? Op de Algemene Begraafplaats aan de Tongerseweg? Daar liggen alle lokale helden en beroemdheden. De uitvinder Hustinx, de beeldhouwer Charles Vos, de schrijver van vele revues én van het Mestreechs volkslied Olterdissen, de historicus en journalist Charles Thewissen, en hele reeksen gouverneurs, burgemeesters, industriëlen, schilders, operazangers, en ga zo maar door. Prachtige, romantische begraafplaats, daterend van 1812.

Broer Mathias Kemp ligt er wel.

 

Maar Pierre ligt ten oosten van de Maas. Waarom daar? Geen idee. Vijf jaar voor zijn dood noteert hij: ‘Omdat mij niet een graf in het Westen wacht, beidt dit mij op het Oostermaas van Wijck.’

Het is een begraafplaats van niks, en een grafsteen van niks. Godmiljaar, het is het graf van een klerk of een schoolfrik. Zo zonder enige fantasie. Toch niet de laatste rustplaats van een dichter? Een grafsteen, rechttoe, kraak noch smaak, zonder zelfs één bescheiden regeltje poëzie. Bescheidenheid, soberheid of zuinigheid? Werd de steen met zo’n regel te duur?

 

Ik ben iets van de nacht en ook niet meer,

een dromer zonder kleed en zonder eer.

 

Dat zijn de beginregels van het gedicht ‘Funambulesque’. Zomaar het verzameld werk opengeslagen. Zouden die beginregels, bijvoorbeeld, niet passen op de steen?

Funambulesque, een raadselachtige titel. Er zit van alles in: fun, funeraire, ambulant, burlesk.

Het levenseinde van Pierre is bitter en triest. De journaliste Edith van der Made:  “Hij lag op een afdeling voor zwaarzieke en demente bejaarden in Calvariënberg. Hij had een klein kamertje, waarvan de deur altijd open stond omdat het linnengoed van de afdeling er werd bewaard. De verpleegsters waren lief en werkten hard, maar zij konden ook niet helpen dat er altijd een lucht hing van oude mensen, oud gebouw, urine, eten en ontsmettingsmiddelen. De hele dag schetterde Hilversum 3 en overstemde het lawaai van wasbakken, po’s en schreeuwende demente patiënten. Eén keer had iemand per ongeluk klassieke muziek opgezet, maar de vergissing werd snel hersteld. Er rolden toen twee tranen over Kemps wangen….”

Ik heb het graf van Kemp bezocht, maar dat viel nog heel niet mee. Ik moest lang zoeken, maar eindelijk, daar was het dan (vanaf de ingang helemaal naar achteren lopen, en dan ergens aan de linker kant).

Een grafsteen zonder enige poëzie: zwart stenen plaat met metalen letters:

Pierre Kemp

1-12-1886 21-7-1967

Hubertina Mommers

22-12-1881 23-9-1973

Nu ik de naam noem van mevrouw Kemp, moet ik ineens denken aan de vrouw van Math Kemp. Zij is op herkenbaar Maastrichtse wijze aan haar einde gekomen.

Math en Pierre waren klein van stuk; beiden trouwen ze met een opvallend robuuste vrouw. An Dassen is de levensgezellin van Math; zij is vrolijk en non-conformistisch.

Ze woonde in een groot, enigszins verlopen herenhuis: Parallelweg 50. Math (1890-1964) dreef daar in zijn laatste jaren een boekenantiquariaat. Op 17 mei 1969 staat de melkboer voor de deur. An wil vanaf het balkon haar bestelling doorgeven. Wat dan gebeurt, lezen we in De Nieuwe Limburger:  “Ten gevolge van een ongeval is zaterdagmiddag in Maastricht de 63-jarige mevrouw A. Kemp-Dassen, weduwe van de Maastrichtse literator Mathias Kemp, overleden. Mevrouw Kemp stond op het vijf meter hoge balkon van haar woning aan de Parallelstraat, toen een gedeelte van de balkonbalustrade waartegen zij leunde, het begaf. Zij kwam op de rijweg terecht en werd zwaar gewond. Op weg naar het ziekenhuis is zij overleden. Later heeft de brandweer het balkon waarvan mevrouw Kemp viel, gesloopt.”

Inderdaad, zulke dingen gebeuren in Maastricht. Balkons storten naar beneden, of ineens valt een een reuzegroot gat in de weg. Het is altijd oppassen hier!

Ik sluit af met een gedichtje van Kemp:

 

Bij een schoon hemd

De nacht draait weer stilaan naar vandaag.

Letters en rijmen moet ik weer vereren.

Gedichten worden mij soms een plaag,

als ik weiger ze te noteren.

Toch vind ik dit geen onnozele vraag,

zie ik mij naakt in de spiegel staan:

waar komen nu mijn gedichten vandaan

en waar sluipen zij uit

mijn huid?

 

Norbert de Vries: Kemp natuurlijk (III)

Mijmeringen over Pierre Kemp uit mijn Maastrichtse tijd

fleursdumal.nl magazine

More in: Kemp, Pierre, Norbert de Vries


‘Fégaid úaib’. Middeleeuws Iers gedicht vertaald door Lauran Toorians

Middeleeuws Iers gedicht

vertaald door Lauran Toorians

 

Fégaid úaib

sair fo-thúaid

in muir múaid

mílach;

adba rón

rebach rán

ro-gab lán

línad.

 

Kijk uit

noordoostwaarts

de machtige zee

vol leven;

zeehondenhuis

speels en trots

bereikte het getij

volheid.

 

Middeleeuwse Ierse gedichten vertaald door Lauran Toorians

kempis.nl poetry magazine

More in: CELTIC LITERATURE, Lauran Toorians


‘Ro-cúala’. Middeleeuws Iers gedicht vertaald door Lauran Toorians

Middeleeuws Iers gedicht

vertaald door Lauran Toorians

 

Ro-cúala

ní tabair eochu ar dúana

do-beir a n-í as dúthaig dó,

bó.

 

Ik heb gehoord

dat hij voor verzen geen paarden geeft;

hij geeft wat je van hem verwachten kunt,

een rund.

 

Middeleeuwse Ierse gedichten vertaald door Lauran Toorians

kempis.nl poetry magazine

More in: CELTIC LITERATURE, Lauran Toorians


Norbert de Vries: Kemp natuurlijk (II)

Norbert de Vries

Kemp natuurlijk (II)

Er is in Maastricht dus een stadspark dat de naam Kempland kreeg. In dat park staat een beeldje van de dichter. Van de hand van Rob Stultjens. Het is een mooi beeldje (en dat is op zich al bijna een wonder, want godallemachtig, wat staan er een hoop beroerde beelden in deze stad! Zo veel lelijkheid, je gelooft je ogen niet.), zij het van bescheiden afmetingen. Nu is het bij een beeld niet een kwestie van formaat: hoe groter, hoe mooier. Toch hindert het me, dat het een bijna onooglijk klein beeld is. Je loopt er zó aan voorbij, als je niet oplet.

De geringe grootte van het beeld wordt, wat mij betreft, echter voldoende gecompenseerd door het feit dat er op de achterzijde van de stenen sokkel een gedichtje van Kemp is gegraveerd. Kijk, dàt vind ik nou weer grote klasse! Op deze wijze eer je een dichter! (waarbij moet worden aangetekend, dat het in het geval van Kemp toch weer opmerkelijk te noemen is, dat het gedicht op de àchterzijde is aangebracht)

Even terzijde. Het is goed ’s lands schrijvers en dichters te eren, ook al ben ik het graag eens met eenieder die zegt dat we zulks op de beste manier doen door hun werk te lezen en te genieten. En door ze tijdens hun leven, waar nodig, te ondersteunen.

Heine schrijft in 1831 aan zijn vriend Varnhagen, dat hij in Parijs het Pantheon heeft bezocht. “Aux grands hommes, la patrie reconnaissante”, staat er in gouden letters op de gevel. Heine schampert dan over de kleine mensen die een heuse tempel oprichten voor de grote doden. Dat opschrift -zo schrijft hij- was beter op z’n plaats geweest op de gevel van een groot restaurant om de helden van het vaderland goed te voeden tijdens hun leven, in plaats van ze te vereren met een hongerdood, of een andere kwelling die tot hun voortijdig verscheiden heeft geleid.

Ik citeer uit zijn brief van 27 juni 1831:  “Der arme Lafontaine hat in Château-Thierry, seiner Vaterstadt, eine Marmorsäule, die 40.000 Francs gekostet. Ich lachte herzlich, als ich sie im Vorbeifahren sah. Der arme Schelm verlangte bei Lebzeiten ein Stück Brot, und nach dem Tode gibt man ihm für fr. 40.000 Marmor. Jean-Jacques Rousseau und ähnliche Menschen, die in ihrem Leben kaum ein Dachstübchen erlangen konnten, denen dediziert man jetzt ganze Strassen.”

We zien dat het eerbetoon in de loop der tijd veranderd is.

Neem bijvoorbeeld de beelden van Tollens en Leopold in Rotterdam (“Helden op sokkels”, Literaire standbeelden in Nederland, door drs. C.J. Kuik, 1980, Bosch & Keuning, pagina’s 202 en 203).

Op de linker pagina zien we de heer Tollens, 3 meter hoog, in marmer, op een stenen voetstuk van 3,5 meter. Hij staat daar vlakbij de Euromast. Het is een typisch negentiende-eeuwse beeld (J.T. Stracké, 1860): protserig, kolossaal, en lelijk bovendien. En nergens enige aanwijzing voor het feit dat dit een beroemde dichter verbeeldt, de schepper van, onder meer, het prijswinnende “Tafereel van de overwintering der Hollanders op Nova Zembla in de jaren 1596 en 1597”. Ach, een paar regels, of eventueel enkel de slotregel: “En rekent d’uitslag niet, maar telt het doel alleen”. Daar was op die reusachtige sokkel toch ampel ruimte voor geweest?

Op de rechter pagina staat een portretreliëf van Leopold, in brons, 69 x 48 cm, op een stenen muur in het rosarium van het museum Boymans-Van Beuningen. Een heel fijnzinnig portret van een echte kunstenares: Charlotte van Pallandt. Op de muur, onder het portret, is een gedicht van Leopold weergegeven (“Ik scheidde: onverstand was allerwegen”).

Dat nu is een mooie, passende hommage voor een groot dichter.

Terug naar Kempland en de achterzijde van de sokkel.

Daarop staat een prachtig gedichtje:

 

De la musique avant toute chose

Toen ik die boog daar had geürineerd

en ik het zonlicht er in ving, prees ik intens,

ver van wijsheid, die mij was geleerd:

Wat schoon kristal is er toch in de mens!

En in extase voor het lieflijke geluid:

Welk een muziek gaat van de mens toch uit!

 

Een gedicht over urineren, wildplassen meer bepaald. Kom er eens om in onze literatuur. Bovenstaand gedichtje schreef Kemp in 1952. Drie jaar later schreef hij nòg een plasgedichtje:

 

Cartografie

Een jongetje plast op een blauwe steen

En ik ontdek in kaart een continent.

Hij bergt zijn buisje naast zijn linkerbeen.

Ik glimlach om de schepping van de kleine vent.

De cartograaf in mij heeft hij bekoord.

‘k Heb zelfs zijn Stille Zuidzee aangehoord.

 

Opgemerkt zij, dat de titel aanvankelijk ‘Cartophilie’ luidde. Het bewuste ventje was Ronald, het zoontje van zijn vriend Karel Reijnders. Mooi, trouwens, dat ‘continent’, dat voor vasteland staat, maar als adjectief de aanduiding is voor het vermogen om de uitscheiding te beheersen.

Wat mij nu intrigeert, is de vraag: waarom werd dat plasgedicht op de sokkel gegraveerd? Het is een heel mooi gedicht, zeker. En het is bescheiden van omvang, en dat is geen onbelangrijke omstandigheid (kleine sokkel, hoge graveerkosten). Maar waarom daar niet het gedicht -ik noem maar iets- ‘Verlangen’ geplaatst?

 

Verlangen

’t Is een verlangen van de avond,

gelijk de dag er geen kent.

Ergens te staan dralen op een drempel

in een grijze mantel met de stempel

van een pseudoniem als ornament.

Naar een natuurlijke mond te luisteren,

verwacht te zijn in het duisteren

van het lichten en te zijn herkend.

 

 

Ik ga voor u en mij op zoek naar een antwoord.

 

Reacties zijn welkom bij de redactie via emailadres: magazine (at)fleursdumal.nl  (at = @ )

Norbert de Vries: Kemp natuurlijk (II)

Mijmeringen over Pierre Kemp uit mijn Maastrichtse tijd

fleursdumal.nl  magazine

More in: Kemp, Pierre, Norbert de Vries


‘Is di bésaib clúanaige’. Middeleeuws Iers gedicht vertaald door Lauran Toorians

Middeleeuws Iers gedicht

vertaald door Lauran Toorians

 

Is di bésaib clúanaige,

  áit i fera céilide,

do-tét i tech, saltraid fort

  amal cach mbocc féinnide.

 

Is é tadall séguinne

  áit i fera céilide,

do-tét i tech, snaidid crann,

  gaibid rann co éimige.

 

 

Wat de boerenkinkel doet

  als hij op bezoek komt:

hij komt binnen, en loopt over je

  als een bokkige strijder.

 

Wat een welopgevoed man doet

  als hij op bezoek komt:

hij komt binnen, breekt zijn stok

  en citeert een passend vers.

 

Middeleeuwse Ierse gedichten

vertaald door Lauran Toorians

kempis.nl poetry magazine

More in: CELTIC LITERATURE, Lauran Toorians


Norbert de Vries: Kemp natuurlijk (I)

Norbert de Vries

Kemp natuurlijk (I)

Nee, ik ben in het geheel geen Kemp-deskundige. Verre van. Toch wist ik heel lang geleden al (ik was nauwelijks de korte broek ontwassen) dat Pierre Kemp een van Neerlands grootste dichters is.

Ik zat op de middelbare school toen hij overleed (1967). Mijn leraar Nederlands heette De Kemp, en was een groot bewonderaar van Kemp. Logisch dus dat hij ons voortdurend aan de kop zeurde over de Engelse verfdoos, over stabielen en passanten, over transitieven en immobielen, en meer van dat fraais. Logisch dus ook dat Kemp voor ons, zijn leerlingen, een gouden klank kreeg. Hoewel, dat is helemaal niet zo vanzelfsprekend! Want we moesten bijvoorbeeld niks hebben van Aart van der Leeuw en dat soort ‘mindere goden’ over wie hij eveneens hoog placht op te geven.

Maar zijn liefde voor Kemp konden we heel wel invoelen.

Kemp en Maastricht, die horen bij elkaar. Ook dat spreekt niet vanzelf. Want waar -dacht ik- schreef die dichter het meeste van zijn werk? Onderweg! Denkend aan Kemp zag ik een saaie man, die gedurende tientallen jaren ’s morgens vroeg op de trein naar Heerlen stapte om oervervelend administratief werk te gaan doen op de mijn Laura, en die ’s avonds weer (opgelucht, zo stelde ik mij voor) terug naar Maastricht spoorde. In de trein dichtte hij. Het is maar een kort traject, en het waren daarom meestal korte gedichtjes.

Dat boeide me: het contrast tussen een ambtenaar (lees: grijze man) en al die sprankelende, kleurrijke, levendige gedichtjes.

Ach, elk beeld is een vertekening van de werkelijkheid.

Maar toch, de associatie Kemp-Maastricht en vice versa was sterk. En zo kwam het dat ik lang geleden eens, bij het bladeren in dat dikke, rode postcodeboek (altijd op zoek naar buitenissige straatnamen), ineens bezorgd bedacht: ze zullen in Maastricht toch wel een Pierre Kempstraat hebben? Ik zocht en vond niet.

Dat wekte mijn woede. Godmiljaar, dan hèbben ze daar in het diepe zuiden eindelijk eens een groot kunstenaar in hun midden, en dan zijn ze nog te beroerd om hem te eren. En ik dacht aan Valkenburg en Jan Hanlo, en aan zoveel meer miskenden.

In ieder geval: het bleef me steken. Ik lag er niet van wakker, maar toch, iedere keer als ik Kemp onder ogen kreeg, vulden fiolen zich met toorn en had ik die graag uitgegoten over de domme hoofden der Maastrichtse bestuurderen. Een profeet wordt in zijn vaderstad niet geëerd, en grote dichters evenmin.

Allez, de jaren verstreken en op zekere dag vernam ik dat Wil L., destijds directeur bij het ROC Midden-Brabant en iemand met wie ik uit hoofde mijner functie regelmatig contact had inzake volwasseneneducatie, benoemd was bij de gemeente Maastricht. Iets heel hoogs bij de dienst Welzijn, Cultuur en nog zo het een en ander. Ha, dacht ik, dan zal die belangrijke Wil zijn invloed prima kunnen aanwenden om het historisch onrecht inzake Pierre Kemp ongedaan te maken. Straatnaamgeving zal wel onder Cultuur vallen, dus kat-in-het-bakkie. En ik schreef hem een lange brief waarin ik aandrong op een doeltreffende actie van hem in dezen.

Ik hoorde er niets meer van.

Toen geschiedde het dat de eminente Gerd L. benoemd werd tot burgemeester van Maastricht.

Ha, dacht ik, dat is bingo! En ik herhaalde mijn verzoek betreffende Kemp. Nu zal het zeker goed komen, meende ik.

Het kan raar lopen in een menschenleven, want niet lang daarna ging ik zelf in Maastricht werken. Op het kabinet van de burgemeester. En neemt u maar van mij aan dat een kabinetsmedewerker een heel belangrijke ambtenaar is binnen de gemeentelijke organisatie! Iemand die aan bepaalde touwtjes kan trekken, waarna een ambtenaar elders ineens rare bewegingen gaat maken. Zijns ondanks.

Goed, reeds op mijn eerste werkdag vroeg ik op hoge toon om het dossier over de straatnaamgeving. Eerbiedig werd het mij aangereikt. En ik zag en las, dat ik mij al ruim 15 jaar ten onrechte had opgewonden, want in 1986 had de gemeenteraad ter gelegenheid van de honderdste geboortedag van Pierre Kemp besloten (een deel van) het stadspark de naam ‘Kempland’ te geven. Eigenlijk zou dat moeten zijn ‘Kemp-land’, maar alla.

Een mooi en goed besluit, eindelijk. Tien jaar eerder had de Stichting Pierre Kemp verzocht om de naam ‘Aldenhofpark’ te vervangen door ‘Kemp-land’, maar dat was toen afgewezen. (Het is toch om uit je vel te springen!)

Vervolgens, in 1986, wil de gemeente wèl wat doen, en zoals dat vaak gaat met gemeentebesturen: ze hebben het weer eens slechts half begrepen. In de raadsvergadering van 1 april 1986 komt het voorstel aan de orde om het parkgedeelte, omsloten door de Graanmarkt, de Maasboulevard, de Prins Bisschopsingel, de Sint Pieterskade en de O.L. Vrouwewal, de naam te geven ‘Pierre Kemp-park’.

Nou, dat is toch prachtig?, zult u zeggen. Nee, lieve lezer, dat is maar half prachtig, want eerst die naam ‘Kemp-land’ was ten volle prachtig. Die naam immers verwijst naar een in dit verband zeer essentieel gedicht van Pierre Kemp: ‘Woede over een aardbol zonder Kemp-land’.

Kemp schreef dit gedicht in 1953. Ik citeer uit een brief van zijn hand d.d. 11 november 1953 het volgende: “Het is wel een gekke dag, die 11e van de 11e maand, maar dit mag mij toch niet beletten u een zeer serieus gedicht te laten toekomen. Uit de tijd, dat u zich nader hebt kunnen bezighouden met geografie, zult u zich nog wel het Enderby en het Kemp-land aan de Zuidpool herinneren. De rijke reders, de gebroeders Enderby uit London -ik schrijf als volbloed Engelsman nooit Londen- zonden in 1833 meerdere vaartuigen naar de Zuidpoolstreken. Het geheel stond onder leiding van Biscoe, die ook iets aan de Zuidpool heeft, en een der vaartuigen stond onder de orders van Kemp, die het land naar hem genoemd ontdekte, -wat een geweldige parentage heb ik toch, vindt u niet- , maar als volbloed Engelsman moet je daarover kunnen beschikken. Zolang dat Kemp-land nu maar op die aardbollen stond, was alles goed en kon ik rustig gaan slapen. Dat hield op, toen ik er een zag, waarop meergemeld land niet meer voor kwam, gelijktijdig met Zuidpoolkaarten, waar het ook ontbrak. Toen was de bok vet en ben ik naar Fernand gegaan en liet mij bij hem Beethoven’s ‘Wut um den verlorenen Groschen’ voorspelen. F. zag mijn ogen stilaan vochtig worden en later de tranen langs mijn wangen biggelen en vroeg mij welk leed mij toch deerde. Om niet kinderachtig te schijnen en te zeggen, dat ik van woede schreide, vertelde ik hem, dat een der Muzen mij ontrouw was geworden en dat ik er nu nog maar acht over had. (…) Enfin, ik heb nu ook mijne speciale woede en ééne, die veel dieper ingrijpt dan de Groschen van Beethoven en de drachme uit het Nieuwe Testament.”

Het gedicht zelf is te lang om hier volledig weer te geven Ik beperk me tot de laatste vier regels:

En draai nu maar Aarde zonder K,

zonder E, zonder M en zonder P!

Ik kijk je, als onwaardig, toch niet meer na,

sinds Ik niet meer draai mee!!!

Welnu, ieder die een greintje gevoel heeft voor poëzie, zal onmiddellijk instemmen met het idee van de Stichting Pierre Kemp om een deel van het stadspark ‘Kemp-land’ te noemen. Maar je hebt altijd ambtenaren, en de meesten hunner ontberen dat genoemde greintje. Er kwam dus op 1 april 1986 een voorstel ter tafel om het bedoelde deel van het park om te dopen in ‘Pierre Kemp-park’.

Gelukkig had het stichtingsbestuur een der raadsleden, mevrouw Ceha-Konings, goed geïnstrueerd. Zij verklaarde, legde uit, en diende een amendement in. Eerst nog wat gedimdam over de vraag of het niet beter is de zaak aan te houden tot de volgende vergadering, en een laatste poging van de voorzitter (burgemeester Houben):

“Ik begrijp dat er maar een geringe belangstelling voor aanhouding bestaat, dat men nu een beslissing wil nemen. Ik wil nog één poging doen ten faveure van het voorstel van ons college. De naam Kempland zegt alleen de ingewijden iets. Anderen zullen de naam associëren met woorden als kemphaan en dergelijke. In het stadspark hebben we verschillende personen, onder wie mgr. Nolens, Aldendorf en anderen. Nu hebben wij bewust de naam Pierre Kemp, met voornaam, gekozen omdat er ook andere personen met de naam Kemp in de literatuur bekend zijn geraakt.”

Maar ook deze laatste poging lijdt schipbreuk: bij handopsteken wordt het amendement van mevrouw Ceha aanvaard.

Kempland werd het dus.

Uiteraard.

 

Norbert de Vries: Kemp natuurlijk I

Mijmeringen over Pierre Kemp uit mijn Maastrichtse tijd

fleursdumal.nl magazine

More in: Kemp, Pierre, Norbert de Vries


Bendacht úaimm for Eithni n-ollguirm, Iers gedicht vertaald door Lauran Toorians

Middeleeuws Iers gedicht

vertaald door Lauran Toorians

 

Bendacht úaimm for Eithni n-ollguirm,

ingen Domnaill dáiles bir,

oca n-esbius íar cúairt chathrach

for neim nathrach

eire ochtair chethrar bachlach

síthchenn srathrach, srúaimm di mid.

 

Een zegen van mij over de stralende Eithne,

de dochter van Domhnall die speren rondstrooit.

Met hem dronk ik, na een rondgang door een stad

als een giftige slangenkuil,

genoeg voor tweeëndertig kerels

met pakzadels op hun lange nekken, een sloot mede.

 

Middeleeuwse Ierse gedichten vertaald door Lauran Toorians

kempis.nl poetry magazine

More in: CELTIC LITERATURE, Lauran Toorians


Older Entries »« Newer Entries

Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature