Een gesprek met Philip Snijder over ‘De volcontinu’, waarin een jongetje getuige is van de commotie rond de geboorte van zijn zusje, een zestienjarige jongen zich een psychose blowt en een vijftigjarige man het levenseinde van een verre neef veroorzaakt.
Ook te gast is Lizzy van Leeuwen over haar boek ‘De hanenbalken’. Van Leeuwen verdiepte zich in de achtergronden van het taboe op zelfmoord op het platteland.
Philip Snijder & Lizzy van Leeuwen
VPRO Boeken
zondag 4 januari
NPO 1, 11.20 uur
# meer info op website vpro-boeken
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, Art & Literature News
Zijn zaak draaide uitstekend en daar ging het maar om. Sinds zijn dochter achter de bar stond, was de omzet zelfs verdubbeld. In zijn tent werd gezopen als nooit tevoren. Die meid had goud in haar lijf. De kastelein wist maar al te goed dat de meeste mannen alleen voor háár kwamen. De kerels wilden in haar buurt zijn. Daar hadden ze wat voor over. Soms vochten ze om een plaats aan de bar, waar ze het beste zicht op haar hadden. Ruzies waar de kastelein nooit tussen kwam. Hij kon er echter met veel plezier vanuit de deuropening van zijn keuken naar kijken. Hij riep naar Céleste of ze koffie wilde. Zoals gewoonlijk gaf ze geen antwoord. Of ze had hem niet gehoord of ze vond het niet nodig hem iets te zeggen. Ze stond in de deuropening van de kroeg en keek naar de vrouwen uit de straatjes die, zoals gewoonlijk op dit uur, naar het plein kwamen om inkopen te doen. Dorpsvrouwen met krullers in het haar, al dan niet met hoofddoeken, schorten of sloffen, maar allen met dezelfde bleke gezichten, alsof de zon voor hún nooit scheen.
Op weg naar bakker of slager bleven ze met elkaar praten en vormden ze een steeds wisselend groepje op het plein waarbinnen het gonsde als in een bijenkorf. Vooral de gebeurtenissen die zich in de vroege ochtenduren in en rond de werkplaats van de timmerman hadden afgespeeld, gingen van mond tot mond. Hoe die geile beer achter de cafémeid had aangezeten met een stuk hout omdat hij haar wilde naaien. Dat was een schandalige streek van hem, maar eigenlijk vroeg die meid er ook om. Zo uitdagend als ze altijd deed. En hoe ze gekleed ging! Ze liep toch altijd halfnaakt door het dorp! Dat zou niet lang meer ongestraft kunnen blijven. En toen was Kaffa ertussen gesprongen. Hij zou de timmerman hebben vermoord als de cafémeid hem niet op het nippertje had weten te kalmeren. Kaffa had zijn mes al in de aanslag gehad om het die timmerman in het hart te steken. Moest je eens kijken hoe hij daar onder die meidoorn met zijn mes zat te spelen. Die deed net of er niks was gebeurd. Die speelde maar raak, al gooide hij zijn mes heftiger dan gewoonlijk. Alsof hij er spijt van had dat hij de timmerman niet om zeep had gebracht.
Hadden die twee wat met elkaar, Kaffa en die cafémeid? Kon dat dan allemaal maar zo? Een halvegare met een hoerige meid? Zo’n gek was toch nog minder dan een kind. Daar moest je toch ook met je handen van afblijven! En terwijl ze onder het praten druk bewogen in hun rokken die hen als aardappelzakken om het lijf hingen, zagen de vrouwen hoe Angela Azurri, in een denkbeeldig touw springend, naar Kaffa ging. Hoe het wicht bleef kijken hoe de gek dan weer links, dan weer rechts stukken land veroverde, met de rechterhand als winnende partij. Hoe Angela zich groot genoeg leek te voelen om een spelletje mee te doen, tegenover Kaffa hurkte en het mes greep. Terwijl de vrouwen hun koppen steeds dichter bij elkaar staken en het gegons toenam, koos Angela voor het gehavende land van de linkerhand. Ze wierp het mes met zoveel kracht in het land van de rechterhand dat zelfs Kaffa verrast was en tegen haar lachte. Wat in hemelsnaam bezielde die meid om een wedstrijd uit te lokken tussen haar en de gek? Zou hij haar een kans geven om te winnen? Hoe ongedwongen ze met Kaffa omging! Hoe was het mogelijk dat zo’n jong ding zich met de gek afgaf en spelletjes met hem deed? Landverbeuren nog wel. Een mannenspel. Meisjes deden zoiets niet. Dat was ongehoord. De laatste tijd hadden ze het kind wel vaker bij die zwerver gezien. Heel gevaarlijk. Zou die vent zijn handen thuis kunnen houden? Onbegrijpelijk dat de slager net deed of hij niks zag. Dat dachten de vrouwen maar. Azurri begreep maar al te goed waar dat troepje vrouwen het over had. Hij zag heel goed hoe zijn dochter zich met Kaffa zat te vermaken. Uit ergernis sloeg hij de vleeshaken veel dieper door de poten van het varken dan nodig was. Die twee hadden het samen heel prettig. Als Angela miskleunde met het mes, klonk vrolijk gelach.
Ton van Reen: Landverbeuren (16)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van
Don[ald Robert Perry] Marquis
(1878-1937)
“They Had No Poet . . .”
“Vain was the chief’s, the sage’s pride!
They had no poet and they died.” — POPE.
BY TIGRIS, or the streams of Ind,
Ere Colchis rose, or Babylon,
Forgotten empires dreamed and sinned,
Setting tall towns against the dawn,
Which, when the proud Sun smote upon,
Flashed fire for fire and pride for pride;
Their names were . . . Ask oblivion! . .
“They had no poet, and they died.”
Queens, dusk of hair and tawny-skinned,
That loll where fellow leopards fawn . . .
Their hearts are dust before the wind,
Their loves, that shook the world, are wan!
Passion is mighty . . . but, anon,
Strong Death has Romance for his bride;
Their legends . . . Ask oblivion! . . .
“They had no poet, and they died.”
Heroes, the braggart trumps that dinned
Their futile triumphs, monarch, pawn,
Wild tribesmen, kingdoms disciplined,
Passed like a whirlwind and were gone;
They built with bronze and gold and brawn,
The inner Vision still denied;
Their conquests . . . Ask oblivion! . . .
“They had no poet, and they died.”
Dumb oracles, and priests withdrawn,
Was it but flesh they deified?
Their gods were . . . Ask oblivion! . . .
“They had no poet, and they died.”
Don Marquis poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive M-N, CLASSIC POETRY
Ode
Aan jou opdragen, op onze drempel
van verstomming, een ode met woorden
die jou betovert, wil ik je gezel
naast mijn vermommingen zijn, openheid
aan jou tonen, toch verzand ik laf in
mijn opzet, ontluik jij, warm en bereid
maar zie ik haar voor mij in het begin
van een morgen, hoe ze mij bekoorde
zich naakt en koel van mij wendde, en ging
met de zon die binnen schoof op bussels
stof, de deur geruisloos open gleed, de
drempel sleets vertreden met mijn odes
Niels Landstra
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive K-L, Landstra, Niels
Vanaf maandag 5 januari t/m woensdag 4 februari 2015 vindt de groepsexpositie ‘De Rijke Buit’ plaats in de Centrale Bibliotheek in Groningen. Alle deelnemers aan deze bijzondere & inspirerende expo, onderdeel van de jaarlijkse Poëziemarathon Groningen, zijn zowel dichter als beeldend kunstenaar.
Er zijn kunstwerken en films te bekijken van: Mowaffk Al-Sawad, Liesbeth Annokkee, Maria Barnas, Frans Budé, Koos Dalstra, Remco Ekkers, Lies Van Gasse, Annemieke Gerrist, Freda Kamphuis, Bas Kwakman, Joke van Leeuwen, Ted van Lieshout, Renée Luth, Neeltje Maria Min, Arjen Nolles, Joost Oomen, Tonnus Oosterhoff, Martijn den Ouden, Arnoud Rigter, K. Schippers, Victor Schiferli, Rense Sinkgraven, Jürgen Smit, Frank Starik, Vrouwkje Tuinman, Anne Vegter, Hans Verhagen, Henk van der Waal, Hans Wap, Titi Zaadnoordijk
Locatie: Centrale Bibliotheek, Oude Boteringestraat 18, Groningen
Datum: maandag 5 januari t/m woensdag 4 februari 2015
Op woensdag 4 februari wordt de expositie afgesloten met een kunstveiling in het Martini Hotel, Gedempte Zuiderdiep 8, Groningen, aanvang 19.30 uur.
In een speciale editie van het maandelijkse poëtische lunchprogramma ‘Dichters van Geluk’ van Rense Sinkgraven zijn Renée Luth, Vrouwkje Tuinman en Freda Kamphuis te gast om samen te praten over poëzie, beeldende kunst & meer.
Locatie: Centrale Bibliotheek, Oude Boteringestraat 18, Groningen
Datum en tijd: dinsdag 6 januari 2015, vanaf 12.30 uur
Toegang: gratis, inclusief koffie of thee
Groeps-expositie dichters-beeldend kunstenaars in Groningen
# Meer informatie op website freda kamphuis
fleursdumal.nl magazine
More in: Art & Literature News, Freda Kamphuis, The talk of the town
One Year ago
One Year ago — jots what?
God — spell the word! I — can’t —
Was’t Grace? Not that —
Was’t Glory? That — will do —
Spell slower — Glory —
Such Anniversary shall be —
Sometimes — not often — in Eternity —
When farther Parted, than the Common Woe —
Look — feed upon each other’s faces — so —
In doubtful meal, if it be possible
Their Banquet’s true —
I tasted — careless — then —
I did not know the Wine
Came once a World — Did you?
Oh, had you told me so —
This Thirst would blister — easier — now —
You said it hurt you — most —
Mine — was an Acorn’s Breast —
And could not know how fondness grew
In Shaggier Vest —
Perhaps — I couldn’t —
But, had you looked in —
A Giant — eye to eye with you, had been —
No Acorn — then —
So — Twelve months ago —
We breathed —
Then dropped the Air —
Which bore it best?
Was this — the patientest —
Because it was a Child, you know —
And could not value — Air?
If to be “Elder” — mean most pain —
I’m old enough, today, I’m certain — then —
As old as thee — how soon?
One — Birthday more — or Ten?
Let me — choose!
Ah, Sir, None!
Emily Dickinson
January 1, 2015
HAPPY NEW YEAR!
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive C-D, Dickinson, Emily
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature