Ton van Reen
DE MOORD XVII
Alice dook in het water. Ik trok mijn kleren uit en zwom haar achterna. Ik kon haar niet inhalen. Ze zwom veel sneller dan ik. Ze was ook veel groter. Ik kon nog maar pas zwemmen. Wel kon ik goed onder water kijken. Het water scheen groen. Als je dan de handen voor je ogen hield waren je vingers dik en blauw. Net opgezet.
Daarna lieten we ons drogen in het gras. Ik ging met mijn hoofd op haar borst liggen die zacht was. Ik voelde haar tepels tegen mijn gezicht. Ze sloeg een arm om me heen.
Later kleedden we ons aan en liepen we terug door het Woud. We kwamen het spook tegen. Het liep in gewone kleren. Niet met een naakt beschilderd bovenlijf zoals de dag ervoor. Het spook liep als een eerzame burgemeester door het woud. Hij stelde zich voor aan Alice. Dacht ondertussen vreemde dingen over Alice en zichzelf. We praatten over Cherubijn en het verhuizen. Alice was blij, klapte in de handen en danste in het rond. ‘Dan steken we de wagen in brand,’ juichte ze.
De burgemeester reed weer weg in zijn mooie auto die vast van de geallieerden was geweest.
Laat in de middag kwamen we thuis. We riepen de melker en zeiden dat hij moest kiezen tussen ons en de koeien. Hij koos voor ons. Alice haalde Cherubijn uit bed. Ze vertelde hem over de Lichtstad Kork en het beloofde huis. Cherubijn keek of hij het hoorde donderen. Hij had nog nooit gedacht aan een huis om in te wonen.
De melker beloofde een paard te huren om voor de wagen te spannen. We stuurden hem er direct op uit. Hij was zo terug met het paard. De boer van wie de koeien waren, was blij dat hij het paard kon verhuren om de wagen van Cherubijn te laten vertrekken. Hij verdacht ons ervan melk te stelen. Zo zijn boeren.
De volgende morgen zouden we gaan. Het was al avond. We gingen naar de kermis. Met de hele familie. Met zijn vijven, Cherubijn, Alice, de melker, de marmot en ik.
Voor de melker hadden we nog geen slaapplaats. We zouden wel zien of we de dekenzak zo groot konden maken dat we er met zijn vieren in konden liggen.
(wordt vervolgd)
kempis.nl poetry magazine
More in: - De moord
Alfons Petzold
(1882-1923)
An einen Dichter
Tausend Jahre sind nicht viel,
nur ein Schritt ins Land der Ferne,
kreisendes Minutenspiel
für die Sonne und die Sterne.
Weiser, der ins Dunkel sinnt
um die Gottheit zu erfassen,
deine Stunde läuft wie Wind
durch die Stille fremder Gassen.
Aber mitten in dem Braus
deiner Tage sollst du sinnen.
Doppelt wird dann in dein Haus
wundersame Weisheit rinnen.
In der Bogenlampen Licht
und der Räder wildem Drehen
wird dir wie ein Psalmgedicht
Deine Ewigkeit erstehen.
Alfons Petzold poetry
Aus der Sammlung Der Dornbusch
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive O-P, Petzold, Alfons
Carina van der Walt
vragen
wat mag ik vragen
mag ik vragen
wat is uw naam
wanneer gaan we iets doen
waar zullen we afspreken
waar zijn we aan begonnen
wat mag ik zeggen
mag ik zeggen
voor u ben ik nog zonder naam
nu is niet goed, misschien later
hier is niet goed, misschien daar
we zeggen te laat hoe nu verder
of is het beter om te zwijgen
mag ik iets voorstellen
iets zoals
laten we tutoyeren
laten we geen duidelijke tijd afspreken
laten we geen aantoonbare plek bedenken
misschien kunnen we altijd opnieuw beginnen
mag ik iets achterhouden
iets onthouden zoals
tussen ons mag dit geen naam meer hebben
er is geen tijd om te beminnen en geen tijd om te haten
misschien verzin ik een open raam om iets te vertellen:
wat is was er allang en wat zal zijn is alweer voorbij
Carina van der Walt (1960) werd geboren in Welkom Zuid-Afrika en studeerde Nederlands en Afrikaans. In 2003 kwam zij via een uitwisselingsprogramma op de UVT voor haar master in vergelijkend poëzie (2004). Als dichteres publiceerde zij de bundel Seeverse (2000, in eigen beheer) en Woorden over Beelden (dec. 2012, Uitgeverij Smit van 1876, Venlo). Haar Ars poetica is gepubliceerd in Literator (april 2012), een gerenommeerd Zuid-Afrikaanse literaire tijdschrift. Vier van haar gedichten waren afgelopen najaar tegelijkertijd tentoongesteld in Tilburg (Twiet Twiet) en Johannesburg (Melville Poetry Festival). In het voorjaar van 2013 zullen van haar gedichten opgenomen worden in twee bloemlezingen in Zuid-Afrika: Afrikaanse gedichten in Nuwe Stemme 5 en Nederlandse gedichten in Theater van de Verloren Tijd.
Carina van der Walt poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive W-X, Walt, Carina van der
Edmund Spenser
(1552-1599)
My Love Is Like To Ice
My love is like to ice, and I to fire:
How comes it then that this her cold so great
Is not dissolved through my so hot desire,
But harder grows the more I her entreat?
Or how comes it that my exceeding heat
Is not allayed by her heart-frozen cold,
But that I burn much more in boiling sweat,
And feel my flames augmented manifold?
What more miraculous thing may be told,
That fire, which all things melts, should harden ice,
And ice, which is congeal’s with senseless cold,
Should kindle fire by wonderful device?
Such is the power of love in gentle mind,
That it can alter all the course of kind.
Edmund Spenser poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive S-T, Spenser, Edmund
Ton van Reen
DE MOORD XVI
In het dorp kochten we brood, boter en suiker en van de winkelier kregen we nog kaas en eieren, omdat Alice tegen hem lachte. Toen we terugkwamen stond Cherubijn in de deur. Hij keek verbaasd naar Alice. Hij was vlug over zijn verbazing heen toen Alice de tafel opruimde, eieren bakte en brood smeerde. Binnen de kortst mogelijke tijd was het de gewoonte dat Alice voortaan het brood zou smeren en de wagen schoon zou houden. Ook voor de melker smeerde Alice boterhammen. Doordat we elkaar hadden ontmoet, waren we een gezin geworden.
Zo zaten we uitgebreid te eten, met zijn vieren om de tafel. De marmot lag in de deuropening. We waren één familie. Ieder van ons besefte dat het niet anders kon. We waren tevreden. En dat staat gewone mensen goed.
Na het eten ging de melker terug naar de wei, beklopte weer de koeien. Nog steeds dacht ik dat het iets te maken had met zíjn of met hún spijsvertering. Cherubijn ging op bed liggen en de marmot kroop in de mand nadat hij klaver, paardebloemen en ochtendgras had gevreten.
Alice en ik liepen hand in hand naar het Woud van Tubbs. Onderweg deden we spelletjes. Zinnen maken met woorden die met dezelfde letter beginnen. Ik won. Ik zei: ‘Wie weet waar Willem Willems woont. Willem Willems woont waar Willem Willems’ moeder woont.’ Alice zei dat moeder fout was. Moeder moest met een W beginnen. Volgens mij was het niet fout en hoorde het woord moeder bij Willem. Het was Willemsmoeder. Maar volgens Alice klopte het niet. Ik wist het niet meer. Ik had zelf geen moeder. Ik kon niet weten in hoeverre een moeder bij Willem hoorde. Zelf kwam Alice niet ver. Ze zei: ‘Bakker Bos bakt bruin brood.’
We deden nog veel meer spelletjes onder het lopen. Bijvoorbeeld: ‘koning Karel had geen brood, daarom sloeg hij een van zijn soldaten dood.’ Dat deden we met een takje. Bij ieder woord wees je een blaadje aan. Het blaadje dat je aanwees bij ‘dood’ moest eraf. Dat was dan de dode soldaat die door koning Karel en de andere soldaten werd opgegeten. Zo ging je door totdat er nog één blaadje aan het takje zat. Dat was koning Karel.
Zo spelend bereikten we het Woud van Tubbs. Het was er koel en het rook er lekker. De zon kon niet door het loof van de bomen heen schijnen. Ze kleurde de bovenste bladeren van de bomen tot een lichtgevende deken. Ik had weleens gehoord van ‘gouden licht’, maar dit licht was zilver, terwijl je groen verwachtte omdat de doorschijnende bladeren groen waren.
Ik vond een mooi mierenhol. Alice toonde echter geen enkele interesse. Ze hield niet van mieren. Volgens haar leken ze op spinnen. Ze ging in het gras liggen, de ogen dicht.
Achter het Woud van Tubbs liep de rivier het Lange Rak. Later liepen we erheen door het mos waar we bij iedere pas tot de enkels in wegzakten. Dat was fijn. Het was of je over een heel dik tapijt liep.
De rivier schitterde in de zon. Je kon niet in het water kijken, of je moest je vooroverbuigen zodat je met je gezicht bijna het water raakte. Ik gooide stenen in het water. Het spatte hoog op als een fontein. Alice wilde zwemmen. Ze kleedde zich uit. Naakt. Haar lichaam was mooi. Even dacht ik aan het vuile lijf van de Gore Kana waarop mijn ouwe bok Kaïn hijgend lag klaar te komen.
(wordt vervolgd)
kempis.nl poetry magazine
More in: - De moord
Thomas Hardy
(1840-1928)
Ah, Are You Digging on My Grave?
“Ah, are you digging on my grave
My loved one? — planting rue?”
— “No, yesterday he went to wed
One of the brightest wealth has bred.
‘It cannot hurt her now,’ he said,
‘That I should not be true.'”
“Then who is digging on my grave?
My nearest dearest kin?”
— “Ah, no; they sit and think, ‘What use!
What good will planting flowers produce?
No tendance of her mound can loose
Her spirit from Death’s gin.’ “
“But some one digs upon my grave?
My enemy? — prodding sly?”
— “Nay: when she heard you had passed the Gate
That shuts on all flesh soon or late,
She thought you no more worth her hate,
And cares not where you lie.”
“Then, who is digging on my grave?
Say — since I have not guessed!”
— “O it is I, my mistress dear,
Your little dog, who still lives near,
And much I hope my movements here
Have not disturbed your rest?”
“Ah yes! You dig upon my grave . . .
Why flashed it not on me
That one true heart was left behind!
What feeling do we ever find
To equal among human kind
A dog’s fidelity!”
“Mistress, I dug upon your grave
To bury a bone, in case
I should be hungry near this spot
When passing on my daily trot.
I am sorry, but I quite forgot
It was your resting-place.”
Thomas Hardy poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive G-H, Hardy, Thomas
Frank Wedekind
(1864-1918)
An Elka
Elka, länger kann ich mich nicht halten,
Meine Sinne toben allzu wild;
Und in allen weiblichen Gestalten
Seh ich schon dein Götterbild!
Auch im Traum bist du mir schon erschienen,
Dich entkleidend; oh wie ward mir da!
Schwindlig ward mir hinter den Gardinen,
Als ich deinen Busen sah.
Meine beiden Knie wurden brüchig,
Von der Stirne triefte mir das Fett.
Als das Hemd du abgetan, da schlich ich
Wonneschauernd an dein Bett.
Mach, daß dieser Traum sich bald erfülle;
Mach, erhabne Königin,
Daß bei dir ich vor Behagen brülle,
Nicht vor Wut, weil ich dir ferne bin.
Frank Wedekind poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive W-X, Frank Wedekind
Anne Stevenson
(1933)
Re-Reading Jane
To women in contemporary voice and dislocation
she is closely invisible, almost an annoyance.
Why do we turn to her sampler squares for solace?
Nothing she saw was free of snobbery or class.
Yet the needlework of these needle eyes . . .
We are pricked to tears by the justice of her violence:
Emma on Box Hill, rude to poor Miss Bates,
by Mr Knightley’s Were she your equal in situation —
but consider how far this is from being the case
shamed into compassion, and in shame, a grace.
Or wicked Wickham and selfish pretty Willoughby,
their vice, pure avarice which, displacing love,
defiled the honour marriages should be made of.
She punished them with very silly wives.
Novels of manners? Hymenal theology!
Six little circles of hell with attendant humours.
For what do we live but to make sport of our neighbours
And laugh at them in our turn? The philosophy
paused at the door of Mr. Bennet’s century;
The Garden of Eden’s still there in the grounds of Pemberley.
The amazing epitaph’s “benevolence of heart”
precedes “the extraordinary endowments of her mind”
and would have pleased her, who was not unkind.
Dear votary of order, sense, clear art,
and irresistible fun, please pitch our lives
outside self-pity we have wrapped them in,
and show us how absurd we’d look to you.
You know the mischief poetry could do.
Yet when Anne Elliot spoke of its misfortune
to be seldom safely enjoyed by those who
enjoyed it completely, she spoke for you.
[This poem refers to the memorial to Jane Austen in Winchester Cathedral.]
Anne Stevenson poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive A-B, Archive S-T, Austen, Jane
Literaire avond “Dichterbij”
Donderdag 17 januari 2013
Theater De Nieuwe Vorst Tilburg
Op donderdag 17 januari organiseren stadsdichter Esther Porcelijn en Verse Pookoe de eerste editie van een nieuwe maandelijkse literaire avond genaamd: ‘Dichterbij’.
De eerste editie zal plaatsvinden in de Rode Salon van Theater De Nieuwe Vorst.
De avond zal een combinatie zijn van proza, poëzie en muziek met dichters en andere woordkunstenaars uit Tilburg en de rest van het land.
Zowel beginnend talent als ervaren schrijvers krijgen de kans om het podium te betreden.
Na de sluiting van Ruimte-X en het stoppen van Aardige Jongens, voelde Esther Porcelijn en Verse Pookoe zich geroepen om de literaire wereld van Tilburg in beweging te houden en ook een nieuw publiek aan te spreken met deze nieuwe avonden.
In deze eerste editie zullen onder anderen te zien zijn: Arnoud Rigter, Oowtje Ananas, Daan Taks, Martin Beversluis, Amber-Helena Reisig en Simon Mulder. Als afsluiter zal de band “The Liszt” optreden (Robert-Jan Gruijthuijzen, Ronald Herregraven, Tim Ruterink, Tom Delforterie).
De presentatie zal in handen zijn van de stadsdichter.
Locatie: Theater De Nieuwe Vorst Tilburg
Donderdag 17 januari 2013
Entree: Gratis
Aanvang: 19.30
fleursdumal.nl magazine
More in: Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther
foto jef van kempen
Esther Porcelijn
NUT(S)
Ja. Ik geef het toe: Ik studeer filosofie. Guilty!! (zoals Peter Griffin het zegt in Family Guy). Ik ben die persoon die het advies van de ouders in de wind geslagen heeft en toch naar de toneelschool is gegaan en daarna naar het Departement Wijsbegeerte aan de UvT.
Ik weet het, je hoeft geen open deuren in te trappen: Ik ben geen advocaat of econoom aan het worden, Ergo: ik word niet erg rijk. Voor sommigen nog Ergoër: Ik volg geen nuttige studie. Ik ben voor velen dé vleeswording van de Linkse Kerk en beoefen dé linkse hobby der linkse hobby’s. Daarbij denken veel mensen dat filosofie vaag en esoterisch is; een studie waar je gewoon wat kletst over van alles en daar een 10 voor krijgt. Dus ik ben ook nog eens een vage linkse hobby-hippie.
Errug!! Pauper plebs. Nog erger misschien wel: Een toekomstige uitkeringstrekker en hoe dan ook een subsidieslurper. Nog Erruger!! Wow!
Op het departement woedt, tussen de studenten, onder leiding van enkelen die de moed echt stevig in de schoenen is gezakt, al een tijd een discussie, of een monoloog.. nee toch een discussie.
Daarin gaat het vaak over het nut van onze studie en van het vak van een filosoof. Tijdens lange gesprekken maakt iemand nét iets te vaak de grap: “Ach, we vinden een baan ondanks de filosofie, niet dankzíj.”
Dan, als iemand het zat wordt gaat het argumentenkanon aan. Nu zou ik de argumenten kunnen opnoemen, bijvoorbeeld dat o.a. Nederlandse politici, Amerikaanse presidenten, beroemde kunstenaars, journalisten en CEO’s van grote bedrijven filosofie hebben gestudeerd, maar dat is anekdotische argumentatie, en we weten allemaal dat een aantal individuele voorbeelden nog geen goed argument maakt.
Ik zou ook kunnen beginnen over hoe de democratie volledig is uitgedacht door filosofen en hoe de vrijheid die wij nu genieten alleen maar kan bestaan doordat een paar goede denkers de grenzen van die vrijheid hebben uitgedacht. Maar dan zou ik mijn professoren klakkeloos napraten, en in het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst, en meer van dat soort powerpoint-uitspraken. Of hoe exacte wetenschap ook niet exact is, voor als iemand beweert dat wat wij doen niet empirisch toetsbaar is en dus maar geklets. Maar dat is ook niks, iemand anders met hetzelfde probleem opzadelen als jijzelf. Misschien zou ik iets kunnen zeggen over communicatie- of vrijetijdswetenschappen, dat die studies pas écht nutteloos zijn, maar daar heeft niemand wat aan, laat staan dat het een argument is voor wat dan ook.
Beter kan ik iets proberen te zeggen, of nee, te duiden, wat betreft de termen ‘links’ en ‘nut’, alleen denk ik dat we daar toch een lang gesprek voor nodig hebben waarin we het vast ook zouden hebben over hoe wat ‘men’ vindt helemaal niet altijd waar hoeft te zijn, en over de invloed van de media en andere joop.nl onderwerpen.
Ik zou mijzelf fiks kunnen verdedigen uit pissigheid waaruit blijkt dat ik mij juist veel aantrek van wat men vindt, meer nog dan die abstracte groep ‘velen’ waar ik het over heb. Ik zou dan als ik echt boos word iets kunnen roepen als: “Alsof jij met je heftige hang naar rijkdom en dikke status echt gelukkig wordt of ook maar ergens verstand van kan hebben.”
Als ik dat zou doen dan zou ik dingen zeggen die ik helemaal niet vind en mij alleen maar meer stereotiep maken dan ik ben. Bovenal zou het de domste drogreden zijn. Ad hominem. Dat is pas echt errug. Ai.
Esther Porcelijn
(27) studeert filosofie aan de Universiteit van Tilburg. Ze is bovendien actrice en stadsdichter. Eerder gepubliceerd in UNIVERS 2012.
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive O-P, Archive O-P, Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther
Alfons Petzold
(1882-1923)
In der Streikversammlung
Rasende Gesichte
seh’ ich rings im Saal und warte drauf,
daß sich Qual und Zorn zu einer Tat verdichte.
Fäuste brechen
aus der schwarzen Wolke Not hervor,
einer droht mit Niederhau’n und Stechen.
Nur der oben
auf dem rotumhängten Podium
ist von kühler Ruhe ganz umwoben.
Und sein Wille,
der als Wort von seinem Munde strömt,
wandelt Blitz und Sturm in schwere Stille.
Alfons Petzold poetry
Aus der Sammlung Der Dornbusch
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive O-P, Petzold, Alfons
Vincent Berquez© painting: Autumn in Hampstead
kempis.nl poetry magazine
More in: 4SEASONS#Autumn, Berquez, Vincent, Vincent Berquez
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature