Gabriele D’Annunzio
(1863-1938)
Notturno
Usciamo.
Mastichiamo la nebbia.
La città è piena
di fantasmi.
Gli uomini camminano
senza rumore
Gabriele D’Annunzio poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive C-D, D'Annunzio, Gabriele
William Shakespeare
(1564-1616)
THE SONNETS
53
What is your substance, whereof are you made,
That millions of strange shadows on you tend?
Since every one, hath every one, one shade,
And you but one, can every shadow lend:
Describe Adonis and the counterfeit,
Is poorly imitated after you,
On Helen’s cheek all art of beauty set,
And you in Grecian tires are painted new:
Speak of the spring, and foison of the year,
The one doth shadow of your beauty show,
The other as your bounty doth appear,
And you in every blessed shape we know.
In all external grace you have some part,
But you like none, none you for constant heart.
kempis poetry magazine
More in: -Shakespeare Sonnets
NEDERLAND SCHREEUWT VANDAAG
20 NOVEMBER 2010
OM CULTUUR
kijk op de website
fleursdumal.nl magazine
More in: The talk of the town
Hank Denmore
Moord in lichtdruk
negen
Rope ging bij de enige deur staan die de kamer rijk was en terwijl hij een stuk nylonkoord uit zijn jaszak haalde greep Doc naar z’n binnenzak en haalde daar een zwart leren etui uit. Liefdevol streek hij met zijn linkerhand over het zachte, soepele leer. Johnny deed een vertwijfelde poging om bij de deur te komen maar Rope liet hem struikelen en in een oogwenk waren Johnny’s handen en voeten gebonden. Rope trok Johnny omhoog en liet hem in een stoel zakken. Het angstzweet brak Johnny uit, hij probeerde zich te bevrijden van de snijdende koorden. Maar dat was vergeefse moeite, Rope had niet voor niets zijn bijnaam gekregen. Johnny was volkomen aan de genade van het tweetal overgeleverd en besefte dat maar al te goed. Doc liep naar de tafel en trok het tafelkleed weg. Hij haalde in de keuken een handdoek en veegde de tafel schoon. Toen werd een andere pas gewassen handdoek op de tafel uitgespreid. Voorzichtig werden enkele vlijmscherpe originele scalpels uit het etui op de handdoek gelegd. Nieuwe nikkelen handgrepen waren het, met verwisselbare mesjes. Een paar lange dunne naalden volgden, daarna haalde Doc een bundeltje glanzend garen uit het etui en legde dit ook op de schone handdoek. Toen ging hij naar de keuken en zocht een afwasbak die ook een plaatsje op de handdoek vond. Even keek hij of alles goed lag, verschikte enkele mesjes en knikte toen tevreden. Hij ging naar de radiogrammofoon en zocht een zender met popmuziek op, toen draaide hij de volumeknop bijna helemaal rechtsom, een keiharde muziek kwam oorverdovend uit de luidspreker. Rope was bij dit toneeltje rustig blijven zitten.
Het Pooltje werd steeds bleker: ‘Dat kunnen jullie Godverdomme niet doen,’ riep hij vertwijfeld uit, ‘jullie kunnen toch zo maar niemand kapot maken om een stelletje papieren, die je zelf nog niet eens kent!’
‘O jawel, dat kunnen we heus wel doen,’ zei Doc glunderend. Hij voelde een ziekelijke drift om te snijden in zich opkomen. Met de grootste zorg koos hij een scalpel uit en hield dit keurend tegen het licht.
‘Kom Johnny,’ zei Rope, ‘dit is je laatste kans, vertel nu waar we die rotpapieren kunnen vinden en alles is vergeven en vergeten.’
In een verwoede en wanhopige poging gilde Johnny: ‘Ik weet echt niets van papieren af, geloof me, ik smeek jullie me te geloven.’ Hoofdschuddend ging Doc naar hem toe en hield het lancet vlak bij de linkerhand van Johnny. Deze staarde met grote angstogen naar het blinkende mes, duwde zich tegen de tafel af en viel met een klap op de betonnen vloer. Met een akelig geluid sloeg zijn voorhoofd tegen een tafelpoot. Een beetje bloed kwam uit zijn neus. Kreunend bleef hij liggen en stamelde zacht voor zich heen.
Rope bukte zich en probeerde Johnny weer te overreden: ‘Toe Johnny, zeg ons nu de waarheid en alles is voor je voorbij.’
Doc fronste zijn wenkbrauwen en snauwde: ‘Niks is voorbij, je hoort toch zelf dat hij niks wil zeggen. We zullen zijn tong een beetje losser maken.’ Woest trok hij de op de grond liggende kleine man omhoog en smakte hem weer in de stoel. Toen trok hij een gordijnkoord van het raam en bond Johnny hiermee op de stoel vast. Daarna trok hij de stoel iets van de tafel af zodat Johnny niet meer opnieuw roet in het eten kon gooien. Met de ene hand trok hij het hoofd van Johnny achterover en gaf met het mes een haal over de adamsappel van de in angst verstijfde man. Een gil kwam uit de keel van het slachtoffer. Nogmaals stak Doc het lancet vooruit en sneed nog dieper in de keel. Door zijn medische opleiding wist hij de aders vermijden zodat Johnny niet al te heftig bloedde. Het gegil hield op, de stembanden van Johnny waren doorgesneden en alleen een gerochel klonk nog op maar werd volkomen overstemd door de keihard spelende radio. Weer vroeg Rope naar de papieren, maar Johnny was bewusteloos geworden en hing slap in de stoel terwijl een scherpe urinegeur zich in de kamer verspreidde. Doc liep naar de keuken om een emmer water te halen, die gooide hij over de man heen. Deze kwam na enkele ogenblikken weer bij, elke ademstoot deed bloed en water omhoog gulpen uit de diepe snee in zijn keel. Doc pakte de bak en hield die onder de keel van Johnny. De ziekelijke geur van het warme bloed maakte Rope misselijk. Alleen door zich om te draaien en diep adem te halen kon hij een kotspartij voorkomen. De ogen van Doc glinsterden als van een waanzinnige, met zijn tong likte hij zijn lippen af. Johnny keek met uitpuilende ogen naar het vertrokken gezicht van Doc, zijn lippen bewogen zich, maar brachten alleen een afschuwelijk blubberend geluid voort. Bloedbellen spatten op zijn lippen uiteen net als zeepbellen van goedkope zeep. Rope zag een fles gin staan en goot de helft van de inhoud naar binnen om de geur van het bloed kwijt te raken.
Hank Denmore: Moord in lichtdruk
kempis.nl # kempis poetry magazine
(wordt vervolgd)
More in: -Moord in lichtdruk
More Doctors smoke Camels than any other cigarette
Visual poetry: Objets Trouvés (Ready-mades)
kempis.nl poetry magazine
More in: - Objets Trouvés (Ready-Mades), DRUGS & MEDICINE & LITERATURE
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman
waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
vijftig
Na de extreme nacht stond Bodarius op met hoofdpijn. Dat beloofde niet veel goeds voor vandaag.
Hij liet zijn hulpbisschop een hete grog maken en liet hem het bad vullen.
Lekker in het warme water speelde hij met het eendje dat écht kon kwaken en dat hem met het hulpeloze geroep, kwek-kwek, terugbracht in de nuchterheid van de ochtend. Het eendje was een geschenk van zijn grootmoeder zaliger van wie hij zich alleen nog het kunstgebit herinnerde dat oplichtte als ze naar hem had gelachen.
Drinkend aan zijn grog van bessenwijn, kaneel, cognac en aspirine, en spelend met zijn eendje, bedacht hij dat hij behoefte had aan goede raad. Hij herinnerde zich zijn wijze oude vriend Oek en besloot hem te bellen.
‘Draai het nummer van mijn wijze oude rat,’ zei hij tegen Everardus.
De secretaris zette de telefoon op de badrand.
‘Goedemorgen Heiligheid,’ hoorde hij Oek, wiens mond nog galmde van de verzen van ‘s lands dichter Garritje Kwamreets, die hij altijd reciteerde bij wijze van ochtendgebed. ‘Jij Antoine, jij hebt het precies zo ver geschopt als ik altijd van je had verwacht. Jij had het in je, de mars naar de top.’
‘Het is Gods voorzienigheid,’ fluisterde Bodarius bescheiden. ‘Als Hij ons vraagt, mogen wij Hem niets weigeren. Zou je me vanochtend met een bezoek kunnen vereren? Ik heb behoefte aan je wijze raad.’
‘Ik kom graag.’
‘Zal ik je laten halen?’ vroeg Bodarius.
‘Nee, ik kom zelf wel,’ zei Oek. ‘Ik loop elke dag een rondje voor mijn bloeddruk. Ik vind mijn eigen weg, door elk riool. Dat is veiliger dan over straat gaan. Over een uur ben ik bij je.’
Bodarius legde de hoorn neer en pakte zijn eendje op. Hij speelde nog wat en liet zich daarna door zijn secretaris afdrogen.
‘En hoe is het vandaag met mijn klokkenspel?’ vroeg hij toen hij voelde hoe vaardige handen zijn eikel afdroogden.
‘De klokken hangen nog goed, alleen de klepel mag wat harder,’ zei Everardus. ‘Misschien dat u vandaag eens wat minder moet drinken.’
‘Ach wat,’ zei Bodarius. ‘Mijn klokken zijn de ware klokken van Rome.’
Hoofdstuk 50 – Vrijdag 19 november 2010 (vervolg maandag)
Adriaan en de anderen: Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis.nl # kempis poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen
Expositie Brussel
Ensor ontmaskerd
07/10/2010 – 13/02/2011
Naar aanleiding van de 150ste verjaardag van James Ensor organiseren ING België, het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) en het Paleis voor Schone Kunsten (Bozar) de tentoonstelling Ensor ontmaskerd in het ING cultuurcentrum in Brussel.
De tentoonstelling werpt een nieuw licht op het werk van de Oostendse meester. Ze confronteert James Ensors tekeningen en schilderijen met elkaar en probeert zo de denkwereld van de eigenzinnige kunstenaar en het ontstaansproces van zijn meesterwerken te verduidelijken. Een selectie uit de gerenommeerde Ensorcollectie van het KMSKA vormt de basis van de tentoonstelling. Een 30-tal schilderijen en tekeningen van publieke en private bruikleengevers vullen het geheel verder aan. Herwig Todts, wetenschappelijk medewerker van het KMSKA en eminent Ensorkenner, is de curator van deze unieke expo.
Ensor ontmaskerd gunt de bezoeker een blik in het atelier van de kunstenaar. Aan de hand van drie centrale thema’s verschaft de tentoonstelling een inzicht in de denkwereld en de artistieke evolutie van Ensor. Zo toont Ensor ontmaskerd onder andere aan dat de Oostendse kunstenaar één van de belangrijkste realistische schilders van de 19de eeuw was. Verder zoomt de expo in op Ensors bekende groteske voorstellingen en maskertaferelen. Tot slot bevat de tentoonstelling enkele zelden getoonde tekeningen, foto’s, documenten, schoolschriften en kladnotities die de sleutel vormen tot het indrukwekkende oeuvre van de kunstenaar.
Bij de tentoonstelling Ensor ontmaskerd verschijnt een catalogus. Daarnaast gaf ING België het Brusselse productieshuis Gemsel Productions de opdracht om een korte film te maken over Ensors tekeningen en hun relatie tot zijn schilderijen.
Gelijktijdig met de tentoonstelling in het ING Cultuurcentrum loopt er in het Paleis voor Schone Kunsten een kleine expo die een ander gezicht van de kunstenaar toont. Aan de hand van handschriften, publicaties, documenten en foto’s geeft Ensor, componist en schrijver de rijkdom en de veelzijdigheid van de kunstenaar weer.
fleursdumal.nl # fleursdumal magazine
More in: Exhibition Archive, Historia Belgica
Lola Ridge
(1873-1941)
BABEL
Oh, God did cunningly, there at Babel–
Not mere tongues dividing, but soul from soul,
So that never again should men be able
To fashion one infinite, towering whole.
BROOKLYN BRIDGE
Pythoness body–arching
Over the night like an ecstasy–
I feel your coils tightening…
And the world’s lessening breath.
DREAMS
Men die…
Dreams only change their houses.
They cannot be lined up against a wall
And quietly buried under ground,
And no more heard of…
However deep the pit and heaped the clay–
Like seedlings of old time
Hooding a sacred rose under the ice cap of the world–
Dreams will to light.
LULLABY
Rock-a-by baby, woolly and brown…
(There’s a shout at the door an’ a big red light…)
Lil’ coon baby, mammy is down…
Han’s that hold yuh are steady an’ white…
Look piccaninny–such a gran’ blaze
Lickin’ up the roof an’ the sticks of home–
Ever see the like in all yo’ days!
–Cain’t yuh sleep, mah bit-of-honey-comb?
Rock-a-by baby, up to the sky!
Look at the cherries driftin’ by–
Bright red cherries spilled on the groun’–
Piping-hot cherries at nuthin’ a poun’!
Hush, mah lil’ black-bug–doan yuh weep.
Daddy’s run away an’ mammy’s in a heap
By her own fron’ door in the blazin’ heat
Outah the shacks like warts on the street…
An’ the singin’ flame an’ the gleeful crowd
Circlin’ aroun’… won’t mammy be proud!
With a stone at her hade an’ a stone on her heart,
An’ her mouth like a red plum, broken apart…
See where the blue an’ khaki prance,
Adding brave colors to the dance
About the big bonfire white folks make–
Such gran’ doin’s fo’ a lil’ coon’s sake!
Hear all the eagah feet runnin’ in town–
See all the willin’ han’s reach outah night–
Han’s that are wonderful, steady an’ white!
To toss up a lil’ babe, blinkin’ an’ brown…
Rock-a-by baby–higher an’ higher!
Mammy is sleepin’ an’ daddy’s run lame…
(Soun’ may yuh sleep in yo’ cradle o’ fire!)
Rock-a-by baby, hushed in the flame…
(An incident of the East St. Louis Race Riots, when some white women
flung a living colored baby into the heart of a blazing fire.)
LOLA RIDGE POETRY
kempis.nl # kempis poetry magazine
More in: Ridge, Lola
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman
waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
negenenveertig
Ronald Krentenbrood werd wakker door het kietelende ochtendlicht. Hij had lekker geslapen. In zijn dromen was hij nog altijd de felle speler die graspollen uit het veld schopte en de doellat liet trillen. Zijn ballen kwamen altijd loeihard aan en menig speler had, na contact met zo’n hard geschoten loeier, wekenlang met gekneusde kloten in het ziekenhuis gelegen.
Of het allemaal waar was? Hij was de controle over zijn geheugen kwijt. Hij herinnerde zich meer goals dan hij had gemaakt. Maar hij wist dat dat een kwaal van alle ex-profvoetballers was: door het veelvuldig koppen van een vaak keiharde bal, verloren ze veel hersencellen en zakte hun intelligentie naar een nog lager niveau dan voor voetballers gebruikelijk.
Wel wist Ronald nog dat hij niet op zijn geheugen kon vertrouwen, nog minder op zijn verstand en nog veel minder op wat hij van anderen te horen kreeg. Ach, het maakte Ronald niet veel uit. Hij vond het wel goed. Dromen was heerlijk. Jammer dat het gras ineens was vervangen door de tegels van de slaapzaal, maar ook in een slaapzaal vol mafkezen hoefde je de ogen maar te sluiten om je te koesteren in de warmte van je geschiedenis.
Hij keek rond. De meeste zwervers sliepen nog, alsof ze platgespoten waren. Dat was ook zo. Hij wist het weer.
Hij ging zitten, hing zijn benen over de bedrand en staarde naar zijn tenen. Toen naar de hele voet. Toen naar beide benen. Opeens herinnerde hij zich dat hij beide benen ooit voor zestien miljoen gulden had laten verzekeren. Jammer genoeg had hij ze nooit gebroken; als hij niet meer had kunnen spelen, was hij zestien miljoen rijker geweest. Dat was toch gauw zeven miljoen euro. Daar had hij een eigen bed voor kunnen kopen. En een eigen huis met een trainingsveldje erbij.
Wat had hij in zijn leven verkeerd gedaan? Wat was er misgegaan? En zijn broer? Ze waren toch altijd aardig geweest en ze hadden iedereen vertrouwd. Ook de voetbalmakelaars en hun financiële adviseurs, totdat die er met hun geld vandoor waren gegaan, hen achterlatend met hun roem.
Ronald werd er droevig van. Een paar tranen welden op uit zijn ogen en drupten op zijn tenen.
Hoofdstuk 49 – Donderdag 18 november 2010 (vervolg vrijdag)
Adriaan en de anderen: Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis.nl # kempis poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen
Multatuli
(1820-1887)
Ideën (7 delen, 1862-1877)
Idee Nr. 632
De artist bespiedt, beloert, beluistert de Natuur. Zy is de geliefde die hy wil bezitten. Zy is ‘t koninkryk dat-i veroveren wil.
Vóór alles wil hy verstaan wat ze zegt.
Daarna – liefhebben is: goed-zyn – wil hy anderen deelgenoot maken van wat hy gehoord heeft.
Na veel vergeefsche pogingen – ze is geen courtisane! – na lang en moeielyk hof-maken, meent hy eindelyk ‘n glimlach te hebben opgevangen…
Helaas, ze meesmuilde slechts!
Daar klinkt iets! Zou ‘t ‘n aanmoedigend woord zyn?
Nog niet!
Ze boudeert…
Wàt toch heeft de vurige minnaar misdaan?
Ik zal ‘t u zeggen! Meent ge dat zy, de heerlyke, de machtige… meent ge, dat zy zich overgeeft na zoo korte verdediging? Na zoo lichten stryd? Na zoo weinig offer?
Ze werpt haar handschoen in ‘t dierenperk der maatschappy, en wyst daarop, als vragend: durft ge myn pand terughalen uit die arena?
En hy schrikt!
Want ze eischt veel, de trotsche gebiedster van z’n hart! Maar… indien ze minder eischte, hy zou haar minder liefhebben.
Was ‘t niet reeds ‘n eer, dat ze hem hoop gunde haar ridder te worden, wanneer hy zal hebben blyk gegeven van den moed die noodig wezen zal om ‘r schildknaap te zyn? Is niet z’n liefde zelf – onbekroond ook – reeds ‘n gave van hààr hand? Ligt er niet reeds genot in de smart van ‘t vruchteloos pogen?
O gewis!
Met ‘n sprong waagt hy zich onder ‘t gediert, dat van den muil ‘t bloed lekt der slachtoffers die ‘m voorgingen. Ze verslonden al wat liefhad, al wat dacht, al wat streefde, al wat offerde, al wat gebonden werd weggeleid van Jeruzalem’s poorte naar Calvarië. Hyenen en jakhalzen…
Ik spreek van u, Publiek! Luister, en betaal wat ge leest – al is ‘t dan op z’n hollandsch! – en krimp in-een, en wees dankbaar toe, en bluf er op tegen den vreemdeling, dat er zoo’n mooischryver werd geboren in uw land, en maak uw geld gereed voor ‘n standbeeld, uw rhetoriek voor posthume apologie!
…jakhalzen en hyenen vergasten zich voorbatig op den nieuwen buit… den nieuwen dwaas die ‘t waagt zich te geven tot middagmaal, nadat ‘t ontbyt wat schraal was. * Op den dwaas die moed had…
Uw klauwen en slagtanden te trotseeren, meent ge?
Och neen! Indien hy bevreesd was of is, hy die zich wapende met schoonheidsgevoel, en dus pyn weet te dragen maar walging schuwt, geloof me ‘Publiek’ hy is of was bevreesd voor uw stank.
En de eer was te groot, u te vergelyken met jakhals en hyena – vergeving, o woudrekels! – uw naam is: weegluis.
kempis.nl # kempis poetry magazine
More in: DICTIONARY OF IDEAS, Multatuli, Multatuli
Charles Cros
(1842-1888)
Moi, je vis la vie à côté
S o n n e t
Moi, je vis la vie à côté,
Pleurant alors que c’est la fête.
Les gens disent : "Comme il est bête !"
En somme, je suis mal coté.
J’allume du feu dans l’été,
Dans l’usine je suis poète ;
Pour les pitres je fais la quête,
Qu’importe ! J’aime la beauté.
Beauté des pays et des femmes,
Beauté des vers, beauté des flammes,
Beauté du bien, beauté du mal.
J’ai trop étudié les choses ;
Le temps marche d’un pas normal :
Des roses, des roses, des roses !
Charles Cros poetry
kempis.nl # kempis poetry magazine
More in: Cros, Charles
Hank Denmore
Moord in lichtdruk
acht
De huurkazerne waar Johnny woonde, was er een van de vele in de achterbuurten van The Bronx. De huiseigenaren hadden al lang geleden afgezien van het opknappen van de woningen, ze probeerden er alleen zoveel mogelijk geld uit te halen, desnoods met dreigementen. Wie er kwam wonen zou hun een zorg zijn, op tijd de huur betaald krijgen was het enige waar het op aankwam. Wee de ongelukkige die zijn huur meer dan twee weken achter was. Op een kwade dag werd er dan gebeld en desnoods de huisdeur door een paar potige knapen geforceerd. De huurder werd tegen de muur gedrukt en al zijn huisraad naar beneden gesmeten. Niemand zou ooit tussenbeide komen, die man zat in moeilijkheden en dat was zijn eigen schuld.
Doc Borcia was als Alfredo Borcia bij de Burgerlijke Stand bekend. Was na drie jaren medicijnen gestudeerd te hebben aan de Columbia University, betrapt op verschrikkelijk sadistische trekken tijdens de anatomielessen. Werd daarom van de universiteit geschopt en raakte aan lager wal. Bij een verhoor maakte hij graag gebruik van medische instrumenten, welke hij altijd in een klein etui bij zich droeg.
De werkelijke naam van Rope was Danny Slayton, zeer opzichtig gekleed en een tovenaar met een stukje touw. Rope was zeer bekend in de onderwereld en wist dan ook feilloos de woning van Johnny te vinden. De deur van het woningblok bezat geen slot meer zodat de twee ongehinderd en onopgemerkt naar binnen konden lopen. Ze hadden het geluk dat de lift werkte, Rope drukte op de knop voor de zesde etage. De lift kwam naar beneden en de twee stapten in. Op de vierde etage schakelde Rope de noodschakelaar uit waardoor de lift stopte. Snel stapte Doc als eerste uit, gevolgd door Rope. Deze hield de liftdeur open en schakelde toen de noodschakelaar weer in. Toen de liftdeur sloot ging de liftkooi automatisch naar de zesde etage om daar te blijven staan. Niemand kon zo zien waar ze waren uitgestapt, een gewoonte die hen al verschillende keren het leven had gered. Rope en Doc keken naar de naamkaartjes op de diverse deuren, ze ontdekten de naam van Johnny Macowitz en Rope drukte op de belknop. Binnen riep een stem dat ze even moesten wachten. Na enkele ogenblikken ging de deur aarzelend op een kier open en een kleine man werd gedeeltelijk zichtbaar. De rest bleef verborgen achter de deur, die zodanig van een hardstalen ketting was voorzien, dat het onmogelijk was om van buitenaf de ketting weg te schuiven. De slordig geklede man keek naar zijn bezoekers en deed de deur weer dicht. De twee hoorden de ketting wegschuiven, nu ging de deur helemaal open en de kleine man deed een stap opzij om de twee binnen te laten.
‘Wij komen van Vincente,’ zei Rope.
‘En wat verschaft mij de eer?’ vroeg Johnny, daarmee te kennen gevend dat hij Vincente goed moest kennen.
‘We komen de papieren halen die je hier hebt,’ zei Doc.
‘Papieren?’ zei het kleine Pooltje verbaast, ‘Maar ik weet helemaal niets af van papieren, je zult je vergissen, je weet toch dat ik alleen met sleutels werk.’
Doc zei met een zucht: ‘Johnny, we doen ook maar ons werk en maak het nou niet te moeilijk, de baas zegt dat jij weet ik wat voor papieren hebt die hij wil hebben, dus geef die dingen en we zijn weer weg.’
‘Maar ik weet werkelijk niks van papieren af,’ zei Johnny die zich niet meer op z’n gemak voelde. Hij kende die twee maar al te goed van naam en faam. Het waren twee verlengstukken van Vincente, die de bevelen van hem blindelings opvolgden, zonder verder nadenken en zonder enig gevoel. Het waren een soort mechanische mensen, gevoelloos in de uitoefening van hun beroep, geen doders uit hartstocht maar efficiënt werkende robots.
Johnny riep op smekende toon: ‘Maar geloof me dan toch, ik heb geen papieren en ik weet ook niks af van papieren!’
Doc zei op zoetsappige wijze: ‘We weten wel dat je niks hebt, maar we geloven niet dat je ook niet weet waar die papieren zijn. En om dat te weten te komen hebben we wel een paar middeltjes, nietwaar Rope?’
‘Ja, onze methodes zijn altijd nog doeltreffend gebleken,’ zei deze lachend.
‘We willen je geen pijn doen.’ zei Doc, ‘maar als pappie niet wil luisteren moet hij dat zelf maar voelen.’
Hank Denmore: Moord in lichtdruk
kempis.nl # kempis poetry magazine
(wordt vervolgd)
More in: -Moord in lichtdruk
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature