Multatuli: Idee Nr. 632
Multatuli
(1820-1887)
Ideën (7 delen, 1862-1877)
Idee Nr. 632
De artist bespiedt, beloert, beluistert de Natuur. Zy is de geliefde die hy wil bezitten. Zy is ‘t koninkryk dat-i veroveren wil.
Vóór alles wil hy verstaan wat ze zegt.
Daarna – liefhebben is: goed-zyn – wil hy anderen deelgenoot maken van wat hy gehoord heeft.
Na veel vergeefsche pogingen – ze is geen courtisane! – na lang en moeielyk hof-maken, meent hy eindelyk ‘n glimlach te hebben opgevangen…
Helaas, ze meesmuilde slechts!
Daar klinkt iets! Zou ‘t ‘n aanmoedigend woord zyn?
Nog niet!
Ze boudeert…
Wàt toch heeft de vurige minnaar misdaan?
Ik zal ‘t u zeggen! Meent ge dat zy, de heerlyke, de machtige… meent ge, dat zy zich overgeeft na zoo korte verdediging? Na zoo lichten stryd? Na zoo weinig offer?
Ze werpt haar handschoen in ‘t dierenperk der maatschappy, en wyst daarop, als vragend: durft ge myn pand terughalen uit die arena?
En hy schrikt!
Want ze eischt veel, de trotsche gebiedster van z’n hart! Maar… indien ze minder eischte, hy zou haar minder liefhebben.
Was ‘t niet reeds ‘n eer, dat ze hem hoop gunde haar ridder te worden, wanneer hy zal hebben blyk gegeven van den moed die noodig wezen zal om ‘r schildknaap te zyn? Is niet z’n liefde zelf – onbekroond ook – reeds ‘n gave van hààr hand? Ligt er niet reeds genot in de smart van ‘t vruchteloos pogen?
O gewis!
Met ‘n sprong waagt hy zich onder ‘t gediert, dat van den muil ‘t bloed lekt der slachtoffers die ‘m voorgingen. Ze verslonden al wat liefhad, al wat dacht, al wat streefde, al wat offerde, al wat gebonden werd weggeleid van Jeruzalem’s poorte naar Calvarië. Hyenen en jakhalzen…
Ik spreek van u, Publiek! Luister, en betaal wat ge leest – al is ‘t dan op z’n hollandsch! – en krimp in-een, en wees dankbaar toe, en bluf er op tegen den vreemdeling, dat er zoo’n mooischryver werd geboren in uw land, en maak uw geld gereed voor ‘n standbeeld, uw rhetoriek voor posthume apologie!
…jakhalzen en hyenen vergasten zich voorbatig op den nieuwen buit… den nieuwen dwaas die ‘t waagt zich te geven tot middagmaal, nadat ‘t ontbyt wat schraal was. * Op den dwaas die moed had…
Uw klauwen en slagtanden te trotseeren, meent ge?
Och neen! Indien hy bevreesd was of is, hy die zich wapende met schoonheidsgevoel, en dus pyn weet te dragen maar walging schuwt, geloof me ‘Publiek’ hy is of was bevreesd voor uw stank.
En de eer was te groot, u te vergelyken met jakhals en hyena – vergeving, o woudrekels! – uw naam is: weegluis.
kempis.nl # kempis poetry magazine
More in: DICTIONARY OF IDEAS, Multatuli, Multatuli