New

  1. Bluebird by Lesbia Harford
  2. Prix Goncourt du premier roman (2023) pour “L’Âge de détruire” van Pauline Peyrade
  3. W.B. Yeats: ‘Easter 1916’
  4. Paul Bezembinder: Nostalgie
  5. Anne Provoost: Decem. Ongelegenheidsgedichten voor asielverstrekkers
  6. J.H. Leopold: O, als ik dood zal zijn
  7. Paul Bezembinder: Na de dag
  8. ‘Il y a’ poème par Guillaume Apollinaire
  9. Eugene Field: At the Door
  10. J.H. Leopold: Ik ben een zwerver overal
  11. My window pane is broken by Lesbia Harford
  12. Van Gogh: Poets and Lovers in The National Gallery London
  13. Eugene Field: The Advertiser
  14. CROSSING BORDER – International Literature & Music Festival The Hague
  15. Expositie Adya en Otto van Rees in het Stedelijk Museum Schiedam
  16. Machinist’s Song by Lesbia Harford
  17. “Art says things that history cannot”: Beatriz González in De Pont Museum
  18. Georg Trakl: Nähe des Todes
  19. W.B. Yeats: Song of the Old Mother
  20. Bert Bevers: Großstadtstraße
  21. Lesbia Harford: I was sad
  22. I Shall not Care by Sara Teasdale
  23. Bert Bevers: Bahnhofshalle
  24. Guillaume Apollinaire: Aubade chantée à Laetare l’an passé
  25. Oscar Wilde: Symphony In Yellow
  26. That Librarian: The Fight Against Book Banning in America by Amanda Jones
  27. When You Are Old and grey by William Butler Yeats
  28. Katy Hessel: The Story of Art without Men
  29. Alice Loxton: Eighteen. A History of Britain in 18 Young Lives
  30. Oscar Wilde: Ballade De Marguerite
  31. Anita Berber: Kokain
  32. Arthur Rimbaud: Bannières de mai
  33. Algernon Charles Swinburne: The Complaint of Lisa
  34. The Revelation by Coventry Patmore
  35. Guillaume Apollinaire: Annie

Categories

  1. AFRICAN AMERICAN LITERATURE
  2. AUDIO, CINEMA, RADIO & TV
  3. DANCE & PERFORMANCE
  4. DICTIONARY OF IDEAS
  5. EXHIBITION – art, art history, photos, paintings, drawings, sculpture, ready-mades, video, performing arts, collages, gallery, etc.
  6. FICTION & NON-FICTION – books, booklovers, lit. history, biography, essays, translations, short stories, columns, literature: celtic, beat, travesty, war, dada & de stijl, drugs, dead poets
  7. FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor's choice, etc.
  8. LITERARY NEWS & EVENTS – art & literature news, in memoriam, festivals, city-poets, writers in Residence
  9. MONTAIGNE
  10. MUSEUM OF LOST CONCEPTS – invisible poetry, conceptual writing, spurensicherung
  11. MUSEUM OF NATURAL HISTORY – department of ravens & crows, birds of prey, riding a zebra, spring, summer, autumn, winter
  12. MUSEUM OF PUBLIC PROTEST
  13. MUSIC
  14. NATIVE AMERICAN LIBRARY
  15. PRESS & PUBLISHING
  16. REPRESSION OF WRITERS, JOURNALISTS & ARTISTS
  17. STORY ARCHIVE – olv van de veestraat, reading room, tales for fellow citizens
  18. STREET POETRY
  19. THEATRE
  20. TOMBEAU DE LA JEUNESSE – early death: writers, poets & artists who died young
  21. ULTIMATE LIBRARY – danse macabre, ex libris, grimm & co, fairy tales, art of reading, tales of mystery & imagination, sherlock holmes theatre, erotic poetry, ideal women
  22. WAR & PEACE
  23. WESTERN FICTION & NON-FICTION
  24. ·

 

  1. Subscribe to new material: RSS

Ed Schilders: Pietro Aretino. De geschiedenis van een reputatie (5)

Ed Schilders

Pietro Aretino

De geschiedenis van een reputatie

Vijf

Een zelfde strategie werd bedacht door de auteur van Strange and True Nevves from Jack-a Newberries Six Windmills(1660) dat geschreven zou zijn door ‘Peter Aretine, Cardinali of Rome’. Tenslotte: L’Arétin de la Révolution. Het verscheen in 1790 in Parijs en bevatte vijftig handgekleurde gravures waarop wordt afgerekend met Lodewijk XVI en Marie-Antoinette en de minnaars die ze gehad zou hebben, de Comte d’Artois, Bailly, Lafayette, en zo voort. Het Bilder Lexikon vindt de prenten von nicht zu überbietender Obszònitàt maar voegt daar helaas aan toe dat er slechts één exemplaar bekend is. Dat was, ongetwijfeld niet toevallig, in handen van Fouché, de minister van politionele zaken onder Napoleon. En nu we toch bij de Revolutie zijn: ook de lasterliteratuur die de veronderstelde liederlijke levenswandel van Marie-Antoinette exploiteert is nicht zu überbieten. Ze zou haar echtgenoot, Lodewijk XVI, systematisch en hartstochtelijk bedrogen hebben, in al Aretino’s standen, ja, daar zelfs nog aan toegevoegd hebben.
De basis waarop de obscene flora van de politieke haat kon voortwoekeren, was het aangeboren schoonheidsfoutje waaraan Lodewijk leed toen hij op zestienjarige leeftijd (1770) met de vijftienjarige Oostenrijkse in het huwelijk trad. Dat ongemak staat bekend als fimosis, de te geringe rekbaarheid van de voorhuid waardoor de eikel niet ontbloot kan worden en toegang tot de vulva pijnlijk of onmogelijk wordt. Pas na zeven jaar huwelijk sneden de hofartsen het koninklijk preputium op maat en vier jaar later (een tijdsspanne die opnieuw aanleiding tot geruchten gaf) volgde de eerstgeborene, de jong gestorven Louis-Joseph-Xavier-François. Weerlegde Lodewijk daarmee de laster van zijn tegenstanders dat hij impotent zou zijn (, . . Le pauvre Sire/Pour impuissance très compiette,/Ne peut satisfaire Antoinette;1779, Les Amours de Chariot et Toinette), de overspelige reputatie van zijn vrouw, Madame Déficit, kon er niet mee worden uitgedeukt. Het onderwerp verdient een aparte verhandeling. Hier is slechts een detail uit de haatcampagne van belang, de opzet van het werkje (16 pag.) L’Autrichienne en Goguette ou l’Orgie Royale, een Opéra Proverbe— al is me niet geheel duidelijk welk spreekwoord hier geïllustreerd wordt – uit 1790, volgens Ashbee {Index) ‘van de pen van Mayeur de Saint-Paul’. Ik heb de Franse tekst van die ‘opera’ nooit onder ogen gehad, maar een getrouwe vertaling in het Duits, gebaseerd op het exemplaar van Iwan Bloch en opgenomen in de reeks Der Venuswagen geeft voldoende uitsluitsel. Terwijl de koningin haar gasten, de Comte d’Artois en Madame de Polignac onderhoudt, valt Lodewijk, voorovergebogen, in slaap. Op aanwijzing van Marie-Antoinette gaat Polignac nu tegen de rug van de slapende koning zitten, je einen Fuss auf ein Taburett. Ik volg de regie-aanwijzingen: ‘Antoinette werpt zich in de armen van Polignac, die haar hartstochtelijk omhelst. Haar tong zoekt die van haar geliefde en speelt daarmee. Op deze wijze toont zij (Marie-Antoinette) de Graaf van Artois de fraaiste achterzijde ter wereld en ze zegt tegen hem . . . Graaf, je ziet wel welk een weg er nu nog voor jou over is . . .‘ En zo geschiedt. Als de actie in volle gang is vraagt Marie-Antoinette een moment verstilling teneinde het tableau vivant te kunnen opnemen. Tevreden oordeelt ze: ‘Deze nieuwe positie zou men beslist aan de standen van Aretino moeten toevoegen.’

Een lijst als de bovenstaande zou ook kunnen worden opgesteld voor wat betreft de Ragionamenti, met dit verschil, dat de zaken nog gecompliceerder zouden worden aangezien uit deze dialogen verwoed gestolen en vertaald werd en ze clandestien aangevuld zijn. Ook zo mag duidelijk zijn dat Aretino zich in zijn graf regelmatig de nek gebroken heeft van het lachen. Wat de standen betreft, de sonnetten, kunnen we vaststellen dat de identificatie van Aretino met andersoortig werk dat op de seksuele positieleer gericht was, of gewoon pornografisch van karakter, de originele produktie volkomen heeft overvleugeld, mede wegens de schaarste aan reguliere edities. En uitgevers moeten uiteraard ook leven. Dat ons land, en met name de pers van Elzevier een belangrijk aandeel in de mythevorming gehad heeft oordeelt men, hopelijk, niettemin als positief. Romano en Raimondi zijn ondertussen van het toneel verdwenen en het aantal van de modi stijgt voortdurend, vooral dankzij de roem van
Puttana Errante.

Niettemin ontbreken er meer schakels aan de bibliografische ketting dan er voorhanden zijn. Wat te denken, bij voorbeeld, van een uitgave die Brantôme gezien heeft en die tweeëndertig prenten bevat? Brantôme schreef te vroeg aan zijn Levens der galante dames om de Puttana te kunnen bedoelen of de Académie, tenminste als we van de genoemde data van eerste publikatie uitgaan. Maar als Franco inderdaad de auteur van Puttanawas dan zag Brantôme wellicht een zeer vroege editie die nu niet meer bekend is, tenslotte moeten ook de Elzeviers hun kopij ergens vandaan gehaald hebben.
Er hebben, dat lijkt de conclusie te moeten zijn, veel meer standenboeken, veel meer Aretino’s gecirculeerd dan we nu nog kennen (en wat we kennen is al meer dan wat we feitelijk bezitten). Of zoals Thompson het zei: ‘als iedereen die Aretine’s Posturesnoemt, ze ook echt gezien had, zou meer dan één set overleefd hebben,’ waarmee hij een set bedoelt die in het bezit was van Lord Maitland, maar die zeker niet origineel was. Tweeëndertig zag Brantôme er dus, en hij preciseert dat als volgt: Een boek met tweeëndertig prenten die hoge en middelhoge hofdames verbeeldden, geheel naar de natuur getekend, zoals ze met hun aanbidders de liefde botvieren. Daaronder bevonden zich dames, die het met twee of drie minnaars deden, sommige nog meer, en deze tweeëndertig dames belichaamden ongeveer zevenentwintig standen van Aretino. Het aantal van tweeëndertig is klassiek geworden maar ook andere aantallen zijn ruim voorradig. We zullen de numerieke orde volgen.
Vasari schrijft, in de paragraaf waaruit ik hierboven al citeerde, over 20 standen. Foxon concludeert daaruit dat de editie van 1527 wellicht al vermeerderd werd met vier. Dit wordt bevestigd door de Liseux-uitgave die behalve de zestien oer-sonnetten nog vier sonnetten geeft: (Sonnets ajoutés par les plus anciens, en nog één Proemi/Proème).
Negenentwintig is het nummer dat Hancarville geeft aan de stand die bekend staat als ‘Sint Joris en de Draak’ (de vrouw schrijlings over de liggende man gezeten); hij doet dat in zijn klassieke ‘studie’ over de schandaleuze praktijken van de Romeinse dames ten tijde van de Keizers: Monumens du Culte Secret des Dames Romaines(1784). ‘De beroemde Aretino,’ schrijft hij in zijn commentaar bij de afbeelding, ‘noemt de stand in zijn bekende werk La Puttana Errante.’ Het toeval wil echter dat er ook Aretino-uitgaven bestaan die precies negenentwintig standen kennen. Liseux geeft de negen (gerekend vanaf twintig) ontbrekende apart onder het hoofd Sonnets Ajoutés dans les Editions Modernes.
In 1760 is bovendien een plaatwerkje verschenen onder de titel L’Arêtin Moderne en Estampes, ou les Récréations des Putains. Het is een beeldsupplement bij de dialogen van Aloisia Sigea van Chorier.
Waar over 36 standen gesproken wordt heeft men waarschijnlijk de Dubbii Amorosi onder ogen gehad dat de twintig sonnetten bevat maar ook 17 ‘twijfelgevallen’ (Parijs, 1757).
En nog was het niet genoeg. Kearney citeert uit een brief aan een zekere Madame de Gourdan (1784) afkomstig van een zekere Monsieur de B . . .: I have, madame, a collection ofAre tin’s Postures in forty oval-shaped illustrations. As I am to leave shortly for Rome, I am anx-ious to dispose of them; it occurs to me that they would prove ideal for decorating your boudoirs. The price is one thousand ecus; (. . .) Should you wish to examine them, I will be at home this evening after dinner and all tomorrow morning. (4)  Of de koop is doorgegaan is niet bekend, niet eens of de dame op het rendez-vous verschenen is.

‘Ideale decoraties voor uw boudoir.’ Dat moet een flink boudoir geweest zijn, maar afgezien daarvan lijkt het dat de wandversiering een van de belangrijkste functies van ‘Aretino’s’ geweest is. Ben Jonson verwerkte het idee in The Alchemist (1612) in de tweede scène van het tweede bedrijf als Mammon zijn erotische fantasieën verwoordt:

I will have all my beds blown up, not stuffed:

Down is too hard; and then, mine oval room

Filled with such pictures as Tiberius took

From Elephantis, and dull Aretine

But coldly imitated. Then, my glasses

Cut in more subtle angles, to disperse

And multiply the figures, as I walk

Naked between my succubae . . .

Het is duidelijk dat Mammon een van die erotomanen is die te-genwoordig zijn kamers voorzien zou hebben van een gesloten videocircuit, de camera’s gericht op waterbedden. Dull Aretine’verwijst, denk ik, naar Jonsons afkeer van trends. Minder zeker ben ik daarvan in het geval van John Donne die in een brief (1600) aan Sir Henry Wotton (niet de Verse Letter aan dezelfde) het jammer vond dat Wotton ook maar iets van P. Aretinus wenste te bezitten of zien. Hij voegt eraan toe: ‘Niet dat u geïnfecteerd zou kunnen raken; maar het lijkt erop dat u al bent aangestoken met de algemene opinie omtrent hem: geloof me, hij is heel wat minder dan zijn roem wil en hij werd door de
Roomse Kerk te goed betaald … en als zijn boeken niet door het Concilie van
Trente verboden waren, dan was er al lang geen spoor meer van over: zijn “heiligheid” was niets anders dan een sirrope waarin hij zijn profane boeken dompelde om ze te vrijwaren . . . (ze) hebben geen andere bijzonderheid dan dat ze verboden zijn.’

De door Jonson genoemde Elephantis verdient enige toelichting aangezien zij beschouwd kan worden als het directe klassieke voorbeeld waarmee men Aretino in de 17e eeuw en later vergeleken heeft. Ze schreef, zegt men, erotische gedichten en sierde die met prenten. Ze is voor ons bewaard gebleven via de biografie over Keizer Tiberius van Gaius Suetonius Tranquillus in zijn De Vita Caesarum (ca. 121), en een epigram van Martialis (XII, 43). Het laatste luidt als volgt:

Je las me al te fraaie verzen voor,

Sabellus, over al te minne dingen,

fraaier dan wufte Elephantis zelf

of ‘t kroost van Didymus vermocht te zingen.

‘t Ging over nieuwe erotische figuren

zoals doortrapte neukers er bedenken

en schandvolk sluiks volvoert tussen vier muren,

waarbij in klis van vijf de lenden zwenken

of waar tot koppelsnoer aaneengegaard

door hele reeksen bronstig wordt gepaard . . .

De minimale verwijzing bij Suetonius kan worden gevonden in het 43e hoofdstuk van zijn biografie van Tiberius, waarin de auteur het sexuele leven van de keizer bespreekt. Met behulp van de boeken van Elephantis lijkt de keizer regie-aanwijzingen gegeven te hebben aan de dansers en danseressen die voor hem optraden in zijn buitenhuis te Capri.

(wordt vervolgd)

Ed Schilders: Pietro Aretino. De geschiedenis van een reputatie  (5)

fleursdumal.nl magazine

More in: Aretino, Pietro, Ed Schilders, Erotic literature

Petitie en website ‘Stop culturele kaalslag’

Petitie

STOP CULTURELE KAALSLAG

Het nieuwe kabinet is voornemens 220 miljoen euro te bezuinigen op kunst en cultuur. Dat is absurd hoog en maar een fractie op het  totale bedrag dat de Rijksoverheid wil bezuinigen.
In de wandelgangen wordt gesproken over bezuinigingen van 220 miljoen euro, ofwel 21% op het kunst- en cultuurbudget.
Ben je het hier ook niet mee eens? Teken de petitie!

Wij: vakbonden, beroepsverenigingen, kunstenaars, musici, acteurs, filmmakers, schrijvers, andere makers constateren dat wij niet akkoord kunnen gaan met de voorgenomen bezuinigingen van 220 miljoen euro op kunst en cultuur. Met name omdat dit bedrag in geen enkele verhouding staat tot de bezuinigingen in andere sectoren,

en verzoeken:

een drastische vermindering van het bedrag dat op kunst en cultuur wordt bezuinigd en dat er geen bezuinigingen plaats zullen vinden zonder overleg met de sector.

Ben je het hier ook niet mee eens? Teken de petitie!

► Website Stop Culturele Kaalslag

  

kempis poetry magazine – KEMP=MAG- magazine for art & literature

More in: MUSEUM OF PUBLIC PROTEST, The talk of the town

Willem Bilderdijk: De Vrouw

Willem Bilderdijk

(1756-1831)

De Vrouw

No woman can expect te be to her husband al that
   he fancied her when her was a lover.
(GEOFFR. CRAION)

    Het zij! geen Vrouw kan ooit verwachten, haar Gemaal
Dat geen te zijn, wat hy als Minnaar in de weelde
Dier minnedronkenschap zich zwijmelziek verbeelde:
   De kalmte neemt eens plaats na ’t tuimeld bruiloftsmaal.
Doch meer, oneindig meer, kan ze aan dien Egâ wezen,
   Wien ’t ware Liefdevuur in al zijn kracht doordrong:
Die in heur teedre zucht een reinheid heeft gelezen,
   Als meer dan alles is wat ooit een Dichter zong.
Zy kan met heel haar hart in ’t zijne samenvloeien,
   Zoo ze eens geheel zijn ziel, zijn zelfheid heeft doorzien,
   Hem niet, haar liefde in ruil voor teêrheid aan wil biên,
Maar, heilig Hemelvuur haar boezem door voelt gloeien;
   Haar hoop, haar heil, haar lust, haar zelfheid hem verknocht;
Hem teedre moeder wordt van eensgeaarte telgen;
   Hem lieft gelijk hy is, niet zoo hy wezen mocht;
Geen bittren kelk ontziet om met hem door te zwelgen,
   Maar ’t lijden-zelf voor hem als Hemelweldaad smaakt;
Onmisbaar voor zijn hart en tot zijn troost steeds open,
In vreugd hem alles is, in ’t leed hem leert te hopen,
   En alles buiten hem op ’t wareldrond verzaakt. —
Dit kan een Vrouw hem zijn die recht haar hart doorschouwde,
   Haar achting winnen kon, en — onverkoelbaar mint;
Ja! meer dan ’t geen ooit mensch van ’t menschlijk heil vertrouwde;
   En dit is ’t wat mijn hart, ô Dierbaarste, ondervindt.

1825

Willem Bilderdijk gedichten

k e m p i s   p o e t r y   m a g a z i n e

More in: Bilderdijk, Willem

Georg Trakl: Das Herz

Georg Trakl

(1887-1914)

 

Das Herz

Das wilde Herz ward weiß am Wald;
O dunkle Angst
Des Todes, so das Gold
In grauer Wolke starb.
Novemberabend.
Am kahlen Tor am Schlachthaus stand
Der armen Frauen Schar;
In jeden Korb
Fiel faules Fleisch und Eingeweid;
Verfluchte Kost!

Des Abends blaue Taube
Brachte nicht Versöhnung.
Dunkler Trompetenruf
Durchfuhr der Ulmen
Nasses Goldlaub,
Eine zerfetzte Fahne
Vom Blute rauchend,
Daß in wilder Schwermut
Hinlauscht ein Mann.
O! ihr ehernen Zeiten
Begraben dort im Abendrot.

Aus dunklem Hausflur trat
Die goldne Gestalt
Der Jünglingin
Umgeben von bleichen Monden,
Herbstlicher Hofstaat,
Zerknickten schwarze Tannen
Im Nachtsturm,
Die steile Festung.
O Herz
Hinüberschimmernd in schneeige Kühle.


Georg Trakl poetry

kempis poetry magazine

More in: Trakl, Georg

Edith Södergran: Mitt liv, min död och mitt öde

Edith Södergran

(1892-1923)

 

Mitt liv, min död och mitt öde

 

Jag är ingenting än en omätlig vilja,

en omätlig vilja, men vartill, vartill?

Allting är mörker omkring mig,

jag kan ej lyfta ett halmstrå.

Min vilja vill blott ett, men detta känner icke jag.

När min vilja bryter fram, skall jag dö:

var hälsad mitt liv, min död och mitt öde.

 

Edith Södergran poetry

fleursdumal.nl magazine

More in: Edith Södergran, Södergran, Edith

Dutch landscape: Trees, September 6, 2010

Ton van Kempen photos

Trees (Dutch landscape)

September 6, 2010

KEMP=MAG, kempis poetry magazine

More in: Dutch Landscapes, Ton van Kempen Photos

Gedicht Ton van Reen: De naam van het mes

 

Ton van Reen

De naam van het mes

Een man wet een mes op een slijpsteen
het felle geluid steekt een naald door zijn slaap
maar hij hoort zijn mes met liefde
hij houdt van zijn mes
hij weet dat liefde pijn doet

Een vuurwerk van gensters
springt de donkere ochtend in
en dooft op de zwarte muur van de nanacht

De man wet zijn mes met fijne gebaren
met plezier hoort hij zijn mes zingen
hij kan het hoog en laag laten klinken
hij kan het laten huilen en kermen
het mes spreekt zijn taal
hij kan het laten zeggen wat hij wil
hij kan het laten zeggen
– hoor de man met zijn sprekende mes
de man met het mes dat kan doden –

Hij beproeft de scherpte van het mes op zijn arm
scheert een paar haartjes weg en zet het even aan
een dun streepje bloed welt op uit zijn huid
tevreden bekijkt hij het initiaal van het mes
hij heeft zijn mes zijn naam gegeven
zijn mes is zijn bloedbroeder
het zal doen wat hij wil
het zal doden
 

Ton van Reen poetry: De naam van het mes. Afrikaanse gedichten

kempis poetry magazine

More in: -De naam van het mes, Ton van Reen

SPINNEREI LEIPZIG from cotton to culture

Historische Ansicht, 1909, Druck der Eckert & Plug

Kunstanstalt Leipzig; Spinnerei archiv

Arbeiterinnen der 2. Spinnerei, 1909; Spinnerei Archiv

Spinnerei Neonreklame; Uwe Walter; 2006

Spinnerei Leipzig

from cotton to culture

Vor über 125 Jahren kaufte die Leipziger Baumwollspinnerei Aktiengesellschaft ein Grundstück von ca. 10 ha Größe im Leipziger Westen und errichtete darauf bis zum Jahre 1907 die größte Baumwollspinnerei Kontinentaleuropas. Diese faszinierende Fabrikstadt mit Arbeiterwohnungen, Gartensiedlung und eigenem Kindergarten ist heute noch komplett erhalten. Seit der Abwicklung der Baumwollgarnproduktion 1992 ist der Ort einem ständigen Wandel unterzogen. Vor allem Künstler, von denen mittlerweile über 100 ihre Ateliers in der Spinnerei haben, waren die Pioniere der Wiederbelebung. Darunter auch internationale Größen wie Neo Rauch, die noch heute hier arbeiten.

Neben den Künstlern konnte man Musiker, Tänzer, Handwerker, Architekten, Händler, Drucker und Designer und viele andere Gewerke für die Spinnerei begeistern. Als ein Zentrum der Kunstproduktion bekannt, gelang es der Spinnerei Ende 2004 die Aufmerksamkeit der Leipziger Galeristen auf sich zu ziehen. 2005 eröffneten 6 Leipziger Galerien ihre neuen Ausstellungsflächen in der Spinnerei. Allen voran die Galerie EIGEN + ART in der spektakulären Fläche der ehemaligen Dampfmaschinenhalle. Das zunehmende internationale Interesse an der Leipziger Kunst lockte weitere Akteure auf das Areal. Mittlerweile sind 14 Galerien und Ausstellungsflächen, darunter die Galería Hilario Galguera aus Mexiko City, in der Spinnerei heimisch geworden und bilden gemeinsam mit den Künstlern und der gemeinnützigen Halle 14 einen „Kosmos der Kunst“, der weltweit seinesgleichen sucht. Kaum eine andere große Fabrikanlage, die kommerziell revitalisiert wurde, bietet ein derartig breites Angebot für ein kunstinteressiertes Publikum und bleibt dabei gleichzeitig
Heimat für viele Künstler und andere Freiberufler.

Diese vielen kreativen Bewohner beseelen eine authentische historische Fabrikanlage mit zeitgenössischen Inhalten.

„Dort sieht und hört der Aufmerksame soviel, als er zu einem ganzen Roman braucht.“
Aus der Firmenchronik, 1902

►Website Spinnerei Leipzig

fleursdumal.nl magazine for art & literature

More in: FDM Art Gallery, Galerie Deutschland

Frank Wedekind: Menschlichkeit

poetry400

Frank Wedekind
(1864-1918)

Menschlichkeit

Der grausamste Krieg – der menschlichste Krieg!
Zum Frieden führt er durch raschesten Sieg.
Kaum hört’s der Gegner, denkt er: Hallo!
Natürlich wüt’ ich dann ebenso!
Nun treiben die beiden Wüteriche
Die Grausamkeit ins Ungeheuerliche
Und suchen durch das grausamste Wüten
Sich gegenseitig zu überbieten –
Jeder gegen den andern bewehrt
Durch zehn Millionen Leute,
Und wenn sie noch nicht aufgehört,
Dann wüten sie noch heute.

 


kempis poetry magazine

More in: Archive W-X, Frank Wedekind

Exposition Leo Kogan in Spinnerei Galerie in Leipzig

Exposition Leo Kogan in the Spinnerei in Leipzig

A large part of the Windows of Opportunity installation is exhibited at the

Spinnerei in Leipzig, Germany

from September 10 until September 24th. 2010

The Spinnerei is a studio/gallery/art complexand the creative factory of

the Leipzig School artists

website Spinnerei Leipzig

Leo Kogan: Windows of opportunity

Spinnerei
Spinnereistraße 7
Hall 18, 2nd floor
Leipzig

Websites:
liap
spinnerei
leo kogan

fleurdeumal.nl magazine – magazine for art & literature

More in: Leo Kogan Drawings

William Shakespeare: Sonnet 047

William Shakespeare

(1564-1616)

THE SONNETS

 

47

Betwixt mine eye and heart a league is took,

And each doth good turns now unto the other,

When that mine eye is famished for a look,

Or heart in love with sighs himself doth smother;

With my love’s picture then my eye doth feast,

And to the painted banquet bids my heart:

Another time mine eye is my heart’s guest,

And in his thoughts of love doth share a part.

So either by thy picture or my love,

Thy self away, art present still with me,

For thou not farther than my thoughts canst move,

And I am still with them, and they with thee.

Or if they sleep, thy picture in my sight

Awakes my heart, to heart’s and eye’s delight.

 

kempis poetry magazine

More in: -Shakespeare Sonnets

A case of identity: Julia

A case of identity:

Julia

jef van kempen 2010

fleursdumal.nl magazine

More in: Jef van Kempen Photos & Drawings, Photography

« Read more | Previous »

Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature