Or see the index
Father writes Amy Winehouse’s biography:
‘Amy, My Daughter’
‘Amy, My Daughter’, a deeply intimate and moving account of Amy Winehouse’s life is published yesterday in the UK. Documenting Amy’s earlier years, her rise to stardom and struggles with addiction, and including never before seen pictures of Amy, the book will bring the many layers of her life together – the personal, the private and the public – to create a fitting tribute and celebration of her life.
Written by Mitch Winehouse, all author proceeds from every copy sold will be donated to the Amy Winehouse Foundation, the charity set up in Amy’s name. The charity provides help, support or care for young people, especially those who are in need by reason of ill health, disability, financial disadvantage or addiction.
Amy, My Daughter by Mitch Winehouse
fleursdumal.nl magazine
More in: #Biography Archives, Amy Winehouse, Amy Winehouse, Exhibition Archive
Charles Dickens
Literatuur als bron van kennis
We kennen Charles Dickens als chroniqueur van het negentiende-eeuwse Engeland, met steeds opnieuw uitgegeven en verfilmde werken als Oliver Twist, Hard Times en Bleak House. Zijn eigen leven leest ook als een roman, doorspekt met figuren die verwant zijn met personages uit zijn werk.
Het vroege werk van Dickens, waarin hij de ellende van gevangenissen en armenhuizen tot in detail beschreef, had een enorme impact op de Engelse maatschappij. Ook nu nog levert het lezen van die boeken belangrijke inzichten over de inrichting van de maatschappij en hoe die inwerkt op individuele levens. Later schreef Dickens meer autobiografisch. Met een kritische maar zachtaardige pen beschreef hij de mens, niet alleen als persoonlijkheid, maar ook juist in zijn sociale rol. Artsen, juristen, dominees, maar ook historici en sociale wetenschappers kunnen daar veel van opsteken. Daarom wordt volgens het klassieke ideaal van de academie literatuur lezen aanbevolen. Juist kennis van cultuur en geschiedenis kan onze blik scherpen.
Prof. mr. Jan Lokin (Rechtsgeschiedenis, UU) toont in vier lezingen over het werk van de Engelse schrijver Charles Dickens hoe literatuur kan werken als bron van mensenkennis en begrip van de wereld.
Programma
DINSDAG 11 OKTOBER
Het leven van Dickens
DINSDAG 18 OKTOBER
De vroege werken
DINSDAG 25 OKTOBER
Latere romans
DINSDAG 1 NOVEMBER
Engeland, Amerika en Kerstmis
fleursdumal.nl magazine
More in: BIOGRAPHY, Charles Dickens
Amy Lowell
(1874-1925)
J.-K. Huysmans
A flickering glimmer through a window-pane,
A dim red glare through mud bespattered glass,
Cleaving a path between blown walls of sleet
Across uneven pavements sunk in slime
To scatter and then quench itself in mist.
And struggling, slipping, often rudely hurled
Against the jutting angle of a wall,
And cursed, and reeled against, and flung aside
By drunken brawlers as they shuffled past,
A man was groping to what seemed a light.
His eyelids burnt and quivered with the strain
Of looking, and against his temples beat
The all enshrouding, suffocating dark.
He stumbled, lurched, and struck against a door
That opened, and a howl of obscene mirth
Grated his senses, wallowing on the floor
Lay men, and dogs and women in the dirt.
He sickened, loathing it, and as he gazed
The candle guttered, flared, and then went out.
Through travail of ignoble midnight streets
He came at last to shelter in a porch
Where gothic saints and warriors made a shield
To cover him, and tortured gargoyles spat
One long continuous stream of silver rain
That clattered down from myriad roofs and spires
Into a darkness, loud with rushing sound
Of water falling, gurgling as it fell,
But always thickly dark. Then as he leaned
Unconscious where, the great oak door blew back
And cast him, bruised and dripping, in the church.
His eyes from long sojourning in the night
Were blinded now as by some glorious sun;
He slowly crawled toward the altar steps.
He could not think, for heavy in his ears
An organ boomed majestic harmonies;
He only knew that what he saw was light!
He bowed himself before a cross of flame
And shut his eyes in fear lest it should fade.
Amy Lowell poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive K-L, Joris-Karl Huysmans, Lowell, Amy
D e b i o g r a f i e
Een wetenschappelijk en literair genre
Studium Generale Universiteit Utrecht & SLAU
19 oktober – 9 november 2010
De biografie is begonnen als wetenschappelijk genre, maar heeft een enorme opmars gemaakt buiten de universiteit. Niet alleen belangrijke en historische figuren als Renate Rubinstein en prins Bernhard krijgen hun biografie, ook de ‘gewone man’ staat in de belangstelling, net als de familiegeschiedenis.
Waarom lezen we zo graag tot in detail over het leven van een ander? En hoe is het om jarenlang onderzoek te doen in persoonlijke archieven? Literaire biografieën draaien soms om mythevorming en schandaal: het verhaal gaat een eigen leven leiden. Vaker is er sprake van ontmythologisering: een grote figuur als Napoleon wordt van zijn voetstuk gestoten door hem al te menselijk voor te stellen.
Wetenschappelijke biografieën moeten vlot geschreven zijn, zonder te bezwijken aan een overvloed aan historisch bewijs. Maar hoe zit het met dat bewijs? Biografen van historische personen missen hun primaire bron. Dagboeken en getuigenissen worden soms geschreven met het oog op de toekomstige lezer. Hoe ontrafel je schijn en werkelijkheid? De opkomst van de nieuwe media maakt dit nog lastiger. Ook bij nog levende personen ontstaan moeilijkheden: hoe verhoudt de biograaf zich tot zijn onderwerp? Kun je wel objectief over een ander mens schrijven? En vraagt de lezer daar wel om?
Dit programma kwam tot stand i.s.m. Stichting Literaire Activiteiten Utrecht (SLAU).
Programma
Dinsdag 19 oktober
Op afstand. De biograaf en zijn onderwerp
Prof. dr. Hans Renders (Biografie Instituut RuG) en Onno Blom (schrijver en journalist)
Live / Opname
De biografie is van een wetenschappelijk genre beoefend aan de universiteit uitgegroeid tot publiekslieveling. Wat betekent dat voor de eisen die aan een biografie gesteld worden? Volgens prof. Hans Renders moet een wetenschappelijke biografie even goed geschreven zijn als een literaire roman. Hoe kenmerkt zich dan een wetenschappelijk verantwoorde biografie? Hoe zit het met zaken als objectiviteit en de betrokkenheid bij het onderwerp? Deze vragen komen ook naar voren in het werk van Onno Blom. Blom leerde als biograaf van Jan Wolkers zijn onderwerp goed kennen. Hoe houd je de benodigde afstand als er een vriendschappelijke relatie tussen biograaf en gebiografeerde ontstaat? Of is die afstand hoe dan ook een illusie?
Dinsdag 26 oktober
Verborgen geschiedenissen. Dagboek en archief
Dr. Jolande Withuis (socioloog, NIOD) en Annejet van der Zijl (schrijver)
Live / Opname
Dr. Jolande Withuis schreef een biografie van verzetsheld Pim Boellaard, bekroond met de Erik Hazelhoff Biografieprijs 2010. Hoe gaat zo’n jarenlang project in z’n werk? Het schrijven over een vaderlandse held, maakt dat een eigen interpretatie van het beschreven leven niet lastig? Biografen zitten jarenlang ‘verstopt’ in archieven, snuffelen in dagboeken en sporen getuigen op, soms de laatste die nog leven, in andere gevallen getuigen die alleen bestaan op papier. Annejet van der Zijl schreef biografieën van Annie M.G. Schmidt en recentelijk van Prins Bernhard. Personen waar een publieke beeldvorming van bestaat. Biografie en beeldvorming kunnen elkaar wederzijds beïnvloeden – eenmaal uit het archief naar boven gekomen, gaat de biografie een leven leiden in de publieke sfeer.
Dinsdag 2 november
Het verhaal van je leven. Literatuur en filosofie
Hans Goedkoop (historicus en biograaf) en prof. dr. Joachim Duyndam (Wijsbegeerte, UvH)
Live / Opname
Waarom lezen mensen graag biografieën? Wat levert het op om je te verdiepen in het leven van een ander? Aan de ene kant kan een biografie een visie geven op het werk van een schrijver, kunstenaar of historisch figuur. Maar de biografie leert ook iets over je eigen leven. Hans Goedkoop, biograaf en literatuurbeschouwer, stelt dat de biografie een perspectief toevoegt aan het leven, en antwoord geeft op de vraag hoe we betekenis geven aan het leven. Prof. Joachim Duyndam benadert het levensverhaal vanuit de humanistiek. Welke functie kan een biografie, of meer algemeen levensverhalen, vervullen in de zoektocht naar identiteit en het vormgeven van je eigen leven?
Dinsdag 9 november
De mens als mythe. Pessoa en Lorca
Michaël Stoker (Literatuurwetenschap, UU) en Peter Valkenet (vertaler Spaans)
Let op, programmawijziging t.o.v. brochure!
Meer horen over Lorca? 7 t/m 21 november vindt het Lorca Festival plaats in Utrecht
Live / Opname
In de laatste lezing komen twee internationale grootheden aan bod: Fernando Pessoa en Federico Garcia Lorca. Schrijvers die sinds hun dood bijna mythische proporties hebben aangenomen. Michaël Stoker doet onderzoek naar Pessoa, die in thuisland Portugal zo’n status heeft dat hij bijna uit het wetenschappelijke veld verdwenen is. Wat kun je schrijven over een nationale mythe? En hoe ga je om met de talloze heteroniemen, oftewel verschillende persona’s, die Pessoa voor zichzelf schiep? De mythevorming rond Lorca heeft verregaande consequenties gehad: een juridische strijd leidde tot het openen van het massagraf waarin zijn stoffelijke resten zouden liggen. Het graf was leeg.
Peter Valkenet vertelt over de fascinatie voor dit soort verhalen. Hoe is biografie verweven met cultuurgeschiedenis en actualiteit?
Aula van het Academiegebouw, Utrecht
Tijd: 20.00 tot 21.30 uur
fleursdumal.nl magazine
More in: Annie M.G. Schmidt, Art & Literature News, BIOGRAPHY, Jan Wolkers
PIERRE KEMP
Een leven
door Wiel Kusters
Een van de boeiendste eenlingen uit de Nederlandse poëzie van de twintigste eeuw is de dichter Pierre Kemp (1886-1967). Vanuit zijn Maastrichtse ‘dichterkluisje’, ver van het door hem verafschuwde artistieke leven, bereikte hij met zijn even vitale als melancholische poëzie de harten van zeer veel schrijvende en lezende Nederlanders. In 1956 werd hem de Constantijn Huygensprijs toegekend, in 1958 volgde de P.C. Hooftprijs. Het op de achterzijde van deze prospectus geciteerde gedicht ‘Bloem’ is typerend voor Pierre Kemps blijmoedigheid. Maar uit zijn pen vloeiden ook regels als:
CRITISCH
Ik voel mij door het licht verplicht
te leven,
maar eer ik me aan die plicht om ’t licht
wil geven,
moet ik weten, of het nog anders is
dan in brand gevlogen duisternis
Wie was Pierre Kemp? Hoe werd deze ‘Man in het Zwart’, die werkte op het loonbureau van een Zuid-Limburgse steenkolenmijn, een van ’s lands kleurrijkste dichters? Wiel Kusters schreef een biografie van Pierre Kemp, rijk aan interpretaties van levensfeiten, poëzie en de samenhang daartussen. Hij brengt veel nieuwe gegevens boven water, onder andere over Kemps Muzen. En over het dichterlijke spel dat Kemp zijn leven lang wilde spelen, naast en in het dagelijks bestaan, omdat één leven niet genoeg kon zijn.
Wiel Kusters (1947) heeft niet alleen naam gemaakt als dichter, maar ook als schrijver over literatuur. Bij Vantilt verscheen van hem in 2008 Koolhaas’ dieren.
Over Koolhaas’ dieren: ‘De vele heldere literaire analyses maken Koolhaas’ dieren tot een waardevol boek. (L.H. Wiener, NRC Handelsblad)
UITGEVERIJ VANTILT – ISBN 9789460040443 – NUR 321
Gebonden, geillustreerd, deels in kleur, 14×22 cm, ±800 pagina’s
± € 39,95 | verschijnt mei 2010
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, Archive K-L, Archive K-L, Kemp, Pierre, Wiel Kusters
‘Hier wil ik begraven worden in het zand’
Over Jan Naaijkens en Anton Eijkens
Door Jef van Kempen
Jan Naaijkens (1919) en Anton Eijkens (1920) zijn al bevriend vanaf het begin van de jaren veertig. Ze werkten samen in de redacties van Brabantia Nostra en Edele Brabant. In die tijd leerden zij Walter Breedveld kennen en een groot aantal andere coryfeeën van de Brabantse letteren.
Jan Naaijkens, vijfentwintig jaar lang organisator van de Groot-Kempische Cultuurdagen, ontmoette Walter Breedveld voor het eerst in 1954 toen diens roman Hexspoor werd bekroond met de literatuurprijs van de gemeente Hilvarenbeek. De auteur was gevraagd was om uit zijn werk voor te lezen en Breedveld deed dat tamelijk goed. “Hij had een nogal mooie, donkere, fluwelige stem. Maar hij wist van geen ophouden. We hadden een kwartier afgesproken, wat vrij lang is om naar een lezing te luisteren, maar Breedveld las maar door. Op een gegeven moment begon Van Duinkerken met zijn ring, quasi speels, op de tafel te tikken. Maar niemand had de moed om in te grijpen. Toen er na een half uur voor een stampvolle zaal eindelijk een eind aan kwam, slaakte iedereen een zucht van verlichting. Dat vond ik toch wel typisch voor Breedveld, die ging altijd door. Ik denk dat hij ook zo schreef”.
Frans Babylon heeft nog regelmatig bij Anton Eijkens op zolder gelogeerd. “Hij was een beetje de Poèt Maudit en omdat ik in die tijd veel Verlaine en Rimbaud las, konden we daar heerlijk over praten.” Hij erkent dat Frans Babylon, ondanks zijn zwakheden, iemand was waar je graag mee had te doen. Als Anton Eijkens moest gaan werken, zei Babylon: “Ga jij maar, ik kom mijn dag wel door. Hij ging dan overal buurten onder het genot van een fles wijn.” Als Eijkens ‘s avonds thuis kwam zat Babylon op hem te wachten.
Anton Eijkens had een grote bewondering voor Antoon Coolen. “Ik heb ooit intensief contact met hem gehad over de publicatie van een novelle in het boek Land en volk van Brabant, dat verschenen is in 1949. Maar wij konden het niet eens worden over mijn bijdrage. Hij vond een aantal dingen niet waarachtig genoeg en hij probeerde mij er toe te bewegen om die passages te herschrijven. Dat weigerde ik, schrijverstrots van een aankomend auteur, maar ik denk achteraf dat hij volkomen gelijk had.”
Jan Naaijkens leerde Coolen kennen in de eerste jaren van de oorlog. “Antoon Coolen gaf heel veel lezingen over het Brabantse en Nederlandse volkskarakter. Dat deed hij bijzonder goed, vooral in die oorlogsomstandigheden kreeg dat extra gewicht. Toen merkte ik al de merkwaardige discrepantie op tussen de man die De Peel en de mensen van De Peel beschrijft en daarbij hun taalgebruik hanteert en de zeer precieuze, keurig onberispelijk Nederlands sprekende schrijver met zijn bekende lavallière.”
Jan Naaijkens beschouwde Anton van Duinkerken als een soort halfgod. “Ik bewonderde hem om zijn werk en als mens. Als Van Duinkerken in Hilvarenbeek was, sliep hij bij mij thuis. Toen hij een keer de hele dag door had gedronken, zeulde ik met hem over straat en kwamen we langs de toren. Daar stond hij plotseling stil en zei: ‘Hier wil ik begraven worden: in het zand, in het zand, in het zand, niet in dat stinkende veen.”
Gerard Knuvelder was als persoon volkomen anders geaard dan Van Duinkerken. Hij was, net als Coolen, heel formeel. Je hoefde bij hem niet op bezoek te komen als je dat niet had aangekondigd en je werd ontvangen vanachter een bureau. Knuvelder had iets patriarchaals over zich. Als je hem beter leerde kennen, bleek het ook een hartelijke man te kunnen zijn. Op Anton Eijkens en Jan Naaijkens hebben zijn vroege geschriften veel invloed gehad, met name zijn boek Vanuit wingewesten.
Ook Pieter van der Meer de Walcheren maakte indruk op beide auteurs, vooral in de jaren dertig en veertig. Anton Eijkens: “Zoals hij schreef en de gloed van zijn geloofsovertuiging heeft toen op veel jongeren in Brabant indruk gemaakt. Je kreeg iets van die heilige aandrift mee om iets te betekenen als katholiek en als auteur. (…) Ik kijk nog wel eens naar oude foto’s, albums en zo. Maar als ik er een tijdje in zit te bladeren, denk ik bij mezelf, waar ben je nu eigenlijk mee bezig. Ik wordt er niet echt verdrietig van, maar het is wel allemaal heel erg melancholisch voor een zwakke ziel als ik.”
(Eerder gepubliceerd in: Brabants Dagblad – foto jef van kempen)
Jef van Kempen over Jan Naaijkens en Anton Eijkens
• fleursdumal.nl magazine
More in: Anton van Duinkerken, Antoon Coolen, Brabantia Nostra, Eijkens, Anton, Jan Naaijkens, Jef van Kempen, Literaire sporen
Joris-Karl Huysmans
(1849-1907)
Le Drageoir aux épices (1874)
Critiques
Journal illustré (Revue Litteraire), 8 novembre 1874: Il vient de paraître chez Dentu un volume étrange, signé Jorris-Karl Huysmans. L’auteur, dont le nom, inconnu aujourd’hui, nous parait appelé à prendre place à la suite des noms de certains écrivains coloristes, a réuni dans les quelques pièces qui forment le Drageoir à épices, une série de nouvelles et de petits poëms en prose dont la lecture nous a laissé une impression étrange, quelque fois bonne, souvent mauvaise, mais qui attirera l’attention des lettrés et des artistes.
Peut-être trouveront-ils, éparpillées ça et là, dans ce petit volume, quelques pièces d’un réalisme effroayable, qui les feront bondir et s’indiguer, peut-être regretteront-ils que l’auteur se soit donné tant de mal pour traiter des sujets aussi bizarres et quelquefois mème aussi scabreux, et peut-être encore…auront-ils raison?
Le rappel, 17 novembre 1874: Nous avons devant nous plusieurs publications d’un vif intérêt, dont nous regrettons de ne pouvoir parler à loisir. Le Drageoir à épices de M. Jorris-Karl Huysmans, un très joli volume édité chez Dentu, renferme des pages originales et chaudement colorées. Claudine et le Camaïeu rouge sont, entre autres, de remarkables études.
L’Illustration, 5 décembre, 1874: Le Drageoir à épices, de M. J.-K. Huysmans, est un petit livre pour les raffinés. Il y a là un prestigieux talent de description, avec de la bizarrerie et de la recherche. (Jules Claretie)
L’Evénement (Causerie littéraire), 10 décembre, 1874: …Un autre jeune homme, —il est tout seul celui-ci -, signe de son nom flamand Jorris Karl Huysmans le Drageoir à épices. Le dit drageoir a été ouvragé par Aloysius Bertrand, les épices ont été fournies par Baudelaire. En verité, nous retournons au dix-huitième siècle, au Sopha, à Angola, aux Bijoux indiscrets… (Charles Monselet)
Le National, 18 janvier, 1875: Le Drageoir aux épices par J.-K. Huysmans. Les poètes seuls savent célébrer les poètes et c’est ainsi que je trouve la plus touchante, la plus douloureuse, la plus superbe apostrophe au grand rimeur des Ballades, Villon, dans un petit livre de prose amoureusement ciselée par un poète, M. Jarris (sic) Karl Huysmans qui en un temps dédaigneux (sa part est pourtant la meillure!) s’occupe de sertir le mot, de peindre par l’harmonie et par le mouvement de la phrase, comme Gaspard de la Nuit, comme Flaubert, comme Baudelaire, commes les Goncourt! Son Drageoir aux épices est un joyau de savant orfèvre, ciselé d’une main ferme et légère… (Théodore de Banville)
Le conseilleur du Bibliophile, 1 septembre 1876: Ce petit volume est un régal pour les raffinés, les artistes et les poètes; ils se divertissent fort de cette faculté très-spéciale que possède J.-K. Huysmans, d’intéresser par une simple énumération de bibelots quelconques ; en lisant le Drageoir il semble qu’on soit transporté à l’hôtel Drouot, un jour de grande exposition d’objets d’art de toute sortes, ou rencontre aussi parfois, dans ses pages, des audaces juvéniles comme celle-ci : « Entends-tu, ribaude infâme, je te hais, je te méprise…et je t’aime !»
Le Drageoir à épices, tiré à un très-petit nombre d’exemplaires, sera bientôt une rareté bibliophilique, on le recherchera avidement, car son auteur, qui le considère peut-être aujourd’hui comme un péché de jeunesse, est en passe de devenir célèbre, avec un roman qu’il va publier prochainement. Il est intitulé Marthe.
Karl-Jorris Huysmans n’est pas d’ailleurs un inconnu, il a travaillé dans de nombreuses revues où il a connu d’excellents articles sur les arts ; en compagnie de G. Flaubert, E. Zola, Cladel, Maurice Bouchor, etc., il collabore actuellement à la Republique des lettres. (René Pajou)
kempis poetry magazine
More in: -Le Drageoir aux épices, Huysmans, J.-K., Joris-Karl Huysmans
Waanzin bedreigde zon en maan
Walter Breedveld over Mathias Kemp
Door Jef van Kempen
Walter Breedveld (1901-1977) was lange tijd ongekend populair als schrijver van Brabantse volksboeken. Maar Breedveld deed meer. Zo maakte hij in 1959 en 1960 ruim vijftig portretten van Brabantse kunstenaars voor De Gelderlander. Een korte serie belicht deze andere kant van Breedveld. Vandaag: Mathias Kemp (1890-1964).
Onder de namen van de 52 door Walter Breedveld geportretteerde kunstenaars valt er één in het bijzonder op, die van de dichter, componist, schilder, journalist, bibliothecaris en antiquaar Mathias Kemp. Kemp is de enige niet-Brabander in de reeks. Breedveld zocht hem op in Maastricht. Mathias Kemp was de broer van de ook tegenwoordig nog veel gelezen dichter Pierre Kemp. “De dichters Mathias Kemp en zijn vier jaar oudere broer Pierre, zoons van een Maastrichtse typograaf, hebben de eigenheden van hun merkwaardige stad vanaf hun prille jeugd kunnen observeren, eerst in hun kinderspel, later met de bewuste waarneming van hun scherp verstand en hun kunstzinnige begaafdheid.” Om een indruk te geven van het verschil in dichterschap tussen de twee broers geeft Breedveld van beide een voorbeeld.
Van Pierre:
Een vrouw met witte oren, zwart haar
en wangen haast wijnappels-paar,
danst naar de rode brievenbus,
aldus.
Ik hoor haar grijze hakken slaan
onder de snede van haar kusorgaan,
aldus.
En van Mathias:
Er klemde boekweit in de troggen
koolzaad beschimmelde in de sloot;
er waarde een reuk van rotte rogge,
van vochtig puin en roestig schroot.
(…)
Waanzin bedreigde zon en maan…
Wat hoopte een regenboog te troosten
Waar zelfs Gods stem niet werd verstaan!
“Pierre en Mathias zijn in kunstzinnig oogpunt twee geheel verschillende persoonlijkheden waarvan de oudste de zanger is van de vreugden van het leven; Mathias is de cerebrale denker voor wie de ernst van het leven een beslissend criterium is om te kunnen leven.”
Wat Walter Breedveld aanspreekt in het werk van Mathias Kemp is zijn sobere taalgebruik; geen punt, geen komma mag worden verwaarloosd.
Naar aanleiding van een vraag over zijn toneelstuk: Zalig de zachtmoedigen, dat de atoombom als onderwerp heeft, verklaart Mathias Kemp: “Wij mensen vergissen ons het hele leven door. Misschien zijn wij te veel gebonden aan het moment waarin we leven. Wij verfoeien de wreedheid van het doden, ook in de oorlog. Maar ik vraag mij af hoe het de wereld vergaan zou zijn als Hitler het eerst over de atoombom had kunnen beschikken. Mijn hele leven ben ik gespannen geweest op de toekomst: Naarmate ik ouder wordt neemt deze gespannenheid nog toe.”
(Eerder gepubliceerd in: Brabants Dagblad)
Walter Breedveld over Mathias Kemp
fleursdumal.nl magazine
More in: Brabantia Nostra, Jef van Kempen, Walter Breedveld
Rolf Janssen:
Portrait of Guido Gezelle (1830-1899)
fleursdumal.nl magazine: gallery of poets’ portraits
lino © rolf jansssen
More in: Guido Gezelle, Poets' Portraits
‘Vliegensvlug gaan zijn gedachten’
Walter Breedveld over Anton van Duinkerken
Door Jef van Kempen
Walter Breedveld (1901-1977) was lange tijd ongekend populair als schrijver van Brabantse volksboeken. Maar Breedveld deed meer. Zo maakte hij in 1959 en 1960 ruim vijftig portretten van Brabantse kunstenaars voor De Gelderlander. Een korte serie belicht deze andere kant van Breedveld. Vandaag: Anton van Duinkerken (1903-1968).
In zijn biografie over Anton van Duinkerken schrijft Michel van der Plas: “Het publiek dat zijn boeken echt las was eerder klein dan groot. Des te ‘bekender’ was hij als gestalte, als vertegenwoordiger van een zuidelijke levensaard, als belijder van een religie, als boegbeeld van een bevolkingsgroep, als vrijwel alom aanvaarde ‘doorbraak’-figuur, als onontkoombare bestuursfunctionaris, als alomtegenwoordige redenaar”.
Anton van Duinkerken was een strijdbare schrijver, dichter en journalist. Hij was een charismatische levensgenieter, die grote indruk heeft gemaakt op zijn tijdgenoten. Ook op Walter Breedveld: “Dan rijst voor ons op de boeiende figuur van de geleerde, de wetenschapsman, de romantische dichter, de diepe denker, die in een schitterend heel duidelijk en zuiver proza leraart, getuigt en belijdt, en soms scherp hekelt. (…) In zijn stem beluisteren wij de hoogleraar, even later de Brabander met zijn gemoedelijkheid en zijn humor. Vliegensvlug gaan zijn gedachten, hij onderbreekt zijn betoog met plotselinge invallen om dan weer moeiteloos naar het onderwerp terug te keren”.
Als medewerker van Roeping en medeoprichter van De Gemeenschap heeft Van Duinkerken een belangrijke bijdrage geleverd aan de doorbraak naar een nieuw katholiek levensbesef.
“Zelfs als hij verder zou zwijgen zal hij de eeuwen ingaan als een der grootsten – misschien de belangrijkste- katholieke emancipators van de twintigste eeuw” schrijft Breedveld. “De meest waardevolle bijdragen tot de letterkunde in meer persoonlijke zin heeft hij gegeven in zijn vaak omvangrijke boekrecensies. (…) Op de achtergrond van zijn recensies stond altijd de persoon van de auteur van het werk, die ongeacht het literaire peil van zijn boek, een soeverein mens is, die gerespecteerd diende te worden”.
In een gesprek met Breedveld maakt Van Duinkerken een opmerkelijke vergelijking tussen de experimentele gedichten van nieuwkomer Lucebert en de experimentele gedichten van Vondel. Veel van Vondels gedichten werden door zijn tijdgenoten ook niet begrepen. Volgens Breedveld is het medeleven van Van Duinkerken met de jongeren van zijn tijd diep en intens: “Hij kent hun innerlijke moeilijkheden en is bezorgd om hen. Toch zullen zij deze atoomtijd, die misschien voorafgaat aan een interplanetaire gemeenschappelijkheid, zèlf moeten bouwen. Want wij zien hun artistieke bouwsels wel; hun woordkunst, hun beeldende kunst; wij horen hun muziek wel en hun ritme, doch we ondergaan het min of meer als outsiders.”
(Eerder gepubliceerd in: Brabants Dagblad)
Walter Breedveld over Anton van Duinkerken
• fleursdumal.nl magazine
More in: Anton van Duinkerken, Brabantia Nostra, Jef van Kempen, Lucebert, Vondel, Joost van den, Walter Breedveld
P a u l V e r l a i n e
(1844-1896)
L a s o u p e d u s o i r
À J.-K. Huysmans
Il fait nuit dans la chambre étroite et froide où l’homme
Vient de rentrer, couvert de neige, en blouse, et comme
Depuis trois jours il n’a pas prononcé deux mots,
La femme a peur et fait des signes aux marmots.
Un seul lit, un bahut disloqué, quatre chaises,
Des rideaux jadis blancs conchiés des punaises,
Une table qui va s’écroulant d’un côté, –
Le tout navrant avec un air de saleté.
L’homme, grand front, grands yeux pleins d’une sombre flamme
A vraiment des lueurs d’intelligence et d’âme
Et c’est ce qu’on appelle un solide garçon.
La femme, jeune encore, est belle à sa façon.
Mais la Misère a mis sur eux sa main funeste,
Et perdant par degrés rapides ce qui reste
En eux de tristement vénérable et d’humain,
Ce seront la femelle et le mâle, demain.
Tous se sont attablés pour manger de la soupe
Et du boeuf, et ce tas sordide forme un groupe
Dont l’ombre à l’infini s’allonge tout autour
De la chambre, la lampe étant sans abat-jour.
Les enfants sont petits et pâles, mais robustes
En dépit des maigreurs saillantes de leurs bustes
Qui disent les hivers passés sans feu souvent
Et les étés subis dans un air étouffant.
Non loin d’un vieux fusil rouillé qu’un clou supporte
Et que la lampe fait luire d’étrange sorte,
Quelqu’un qui chercherait longtemps dans ce retrait
Avec l’oeil d’un agent de police verrait
Empilés dans le fond de la boiteuse armoire,
Quelques livres poudreux de " science " et d’ " histoire " ,
N, Et sous le matelas, cachés avec grand soin,
Des romans capiteux cornés à chaque coin.
Ils mangent cependant. L’homme, morne et farouche,
Porte la nourriture écoeurante à sa bouche
D’un air qui n’est rien moins nonobstant que soumis,
Et son eustache semble à d’autres soins promis.
La femme pense à quelque ancienne compagne,
Laquelle a tout, voiture et maison de campagne,
Tandis que les enfants, leurs poings dans leurs yeux clos,
Ronflant sur leur assiette imitent des sanglots.
Paul Verlaine: La soupe du soir.
À J.-K. Huysmans
k e m p i s p o e t r y m a g a z i n e
More in: Joris-Karl Huysmans, Verlaine, Paul
V A D E R O V E R L E D E N
o Al te kwade boodschapper,
die, bitsig als een horselbie;
die, stekende als een degenstoot;
die, snel gelijk den bliksemslag;
die, stom en doof, noodzakelijk,
te mijwaard op de snaren komt
gevlogen van den teekendraad!
Te gauwe, och armen, vindt ge mij
en biedt gij, in uw bitsigheid,
de boodschap, – en geen troost daartoe! –
dat "vader overleden" is!
Ge’n zegt niet hoe hij, vroomgezind,
zijn kruise en zijne ellenden droeg;
ge’n zegt niet, echt en recht, hoe hij
onwankelbaar geloovig en
betrouwende in Gods goedheid was;
ge’n zegt niet hoe, beneên den bast
van buitenwaardsche onteederheid,
hij teêrheid in zijn herte borg;
ge’n zegt niet hoe, van ‘s morgens vroeg
tot ‘s avonds, hij was werkzaam, hoe
‘t gevaar hij niet en minde, niet
en vreesde, daar ‘t de plicht beval;
ge’n zegt niet hoe nauwkeuriglijk
hij omzag, daar te zorgen viel
voor kinderlijke onschuldigheid;
ge’n zegt niet hoe noch wat hij was,
voor God en voor de menschen: gij
en steekt me… en gij en stoot me maar
door ‘t herte, dat hij henen is,
mijn broeder! Van geen zielenruste
en rept gij! – Och, hoe herteloos
doorslaat mij nu die bliksemslag
en biedt hij me, in zijn bitsigheid,
de boodschap, – en geen troost daartoe! –
dat "vader overleden" is! –
Zijn ziele God genadig zij!
o Al te kwade boodschapper!
Guido Gezelle
(1830-1899)
Museum of Literary Treasures
GUIDO GEZELLE MUSEUM
(geboortehuis Guido Gezelle)
Rolweg – Brugge
KEMP=MAG POETRY MAGAZINE – MAGAZINE FOR ART & LITERATURE
© photos kempis
More in: Guido Gezelle, Historia Belgica, Museum of Literary Treasures
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature