New

  1. The Apology by Ralph Waldo Emerson
  2. J.H. Leopold: Gij deed van alle mensen
  3. Umberto Eco: Hoe herken ik een fascist
  4. Ode To Beauty by Ralph Waldo Emerson
  5. Lie-a-bed by Lesbia Harford
  6. Under a Future Sky poetry by Brynn Saito
  7. Bert Bevers: Regen
  8. The Snow-Storm by Ralph Waldo Emerson
  9. Eliza Cook: Song for the New Year
  10. D. H. Lawrence: New Year’s Eve
  11. Bert Bevers: Arbeiterstadt
  12. O. Henry (William Sydney Porter): The Gift of the Magi. A Christmas story
  13. Emily Pauline Johnson: A Cry from an Indian Wife
  14. Bluebird by Lesbia Harford
  15. Prix Goncourt du premier roman (2023) pour “L’Âge de détruire” van Pauline Peyrade
  16. W.B. Yeats: ‘Easter 1916’
  17. Paul Bezembinder: Nostalgie
  18. Anne Provoost: Decem. Ongelegenheidsgedichten voor asielverstrekkers
  19. J.H. Leopold: O, als ik dood zal zijn
  20. Paul Bezembinder: Na de dag
  21. ‘Il y a’ poème par Guillaume Apollinaire
  22. Eugene Field: At the Door
  23. J.H. Leopold: Ik ben een zwerver overal
  24. My window pane is broken by Lesbia Harford
  25. Van Gogh: Poets and Lovers in The National Gallery London
  26. Eugene Field: The Advertiser
  27. CROSSING BORDER – International Literature & Music Festival The Hague
  28. Expositie Adya en Otto van Rees in het Stedelijk Museum Schiedam
  29. Machinist’s Song by Lesbia Harford
  30. “Art says things that history cannot”: Beatriz González in De Pont Museum
  31. Georg Trakl: Nähe des Todes
  32. W.B. Yeats: Song of the Old Mother
  33. Bert Bevers: Großstadtstraße
  34. Lesbia Harford: I was sad
  35. I Shall not Care by Sara Teasdale

Categories

  1. AFRICAN AMERICAN LITERATURE
  2. AUDIO, CINEMA, RADIO & TV
  3. DANCE & PERFORMANCE
  4. DICTIONARY OF IDEAS
  5. EXHIBITION – art, art history, photos, paintings, drawings, sculpture, ready-mades, video, performing arts, collages, gallery, etc.
  6. FICTION & NON-FICTION – books, booklovers, lit. history, biography, essays, translations, short stories, columns, literature: celtic, beat, travesty, war, dada & de stijl, drugs, dead poets
  7. FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor's choice, etc.
  8. LITERARY NEWS & EVENTS – art & literature news, in memoriam, festivals, city-poets, writers in Residence
  9. MONTAIGNE
  10. MUSEUM OF LOST CONCEPTS – invisible poetry, conceptual writing, spurensicherung
  11. MUSEUM OF NATURAL HISTORY – department of ravens & crows, birds of prey, riding a zebra, spring, summer, autumn, winter
  12. MUSEUM OF PUBLIC PROTEST
  13. MUSIC
  14. NATIVE AMERICAN LIBRARY
  15. PRESS & PUBLISHING
  16. REPRESSION OF WRITERS, JOURNALISTS & ARTISTS
  17. STORY ARCHIVE – olv van de veestraat, reading room, tales for fellow citizens
  18. STREET POETRY
  19. THEATRE
  20. TOMBEAU DE LA JEUNESSE – early death: writers, poets & artists who died young
  21. ULTIMATE LIBRARY – danse macabre, ex libris, grimm & co, fairy tales, art of reading, tales of mystery & imagination, sherlock holmes theatre, erotic poetry, ideal women
  22. WAR & PEACE
  23. WESTERN FICTION & NON-FICTION
  24. ·

 

  1. Subscribe to new material: RSS

Britta Böhler & Vonne van der Meer in VPRO BOEKEN

fdm bookslit03

Britta Böhler & Vonne van der Meer in VPRO BOEKEN

zondag 15 september 2013

In haar eerste roman De beslissing voert advocate Britta Böhler niet zomaar een personage op. Het boek gaat over de grote Duitse schrijver Thomas Mann (1875-1955), die gedurende drie dagen met het moeilijkste dilemma van zijn leven worstelt, namelijk of hij zich publiekelijk moet uitspreken tegen het naziregime of niet.

brittabohler fdm 

Met Het smalle pad van de liefde schreef Vonne van der Meer een roman over een overspelige liefde die tijdens een zomervakantie in Frankrijk tot bloei komt. Een onmogelijke liefde. Nadat het is uitgegaan met haar minnaar, ontwaakt bij de overspelige vrouw – op zoek naar vergeving – een religieus bewustzijn.

vonnevdmeer fdm 

VPRO BOEKEN zo 15 september 2013

≡ website VPRO BOEKEN

fleursdumal.nl magazine

More in: - Book Lovers, Art & Literature News

Hans Hermans: Splash 5

HH splash00 5

Hans Hermans photos ©2013: Splash 5

fleursdumal.nl magazine

More in: Hans Hermans Photos

William Butler Yeats: He Mourns For The Change That Has Come Upon Him And His Beloved, And Longs For The End Of The World

poetry04

William Butler Yeats

(1865-1939)

He Mourns For The Change That Has Come

Upon Him And His Beloved,

And Longs For The End Of The World


Do you not hear me calling, white deer with no horns?
I have been changed to a hound with one red ear;
I have been in the Path of Stones and the Wood of Thorns,
For somebody hid hatred and hope and desire and fear
Under my feet that they follow you night and day.
A man with a hazel wand came without sound;
He changed me suddenly; I was looking another way;
And now my calling is but the calling of a hound;
And Time and Birth and Change are hurrying by.
I would that the Boar without bristles had come from the West
And had rooted the sun and moon and stars out of the sky
And lay in the darkness, grunting, and turning to his rest.

W.B. Yeats poetry

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive Y-Z, Yeats, William Butler

Giacomo Leopardi: Ultimo canto di Saffo

Giacomo Leopardi

(1798-1837)

 

Ultimo canto di Saffo

Placida notte, e verecondo raggio

Della cadente luna; e tu che spunti

Fra la tacita selva in su la rupe,

Nunzio del giorno; oh dilettose e care

Mentre ignote mi fur l’erinni e il fato,

Sembianze agli occhi miei; già non arride

Spettacol molle ai disperati affetti.

Noi l’insueto allor gaudio ravviva

Quando per l’etra liquido si volve

E per li campi trepidanti il flutto

Polveroso de’ Noti, e quando il carro,

Grave carro di Giove a noi sul capo,

Tonando, il tenebroso aere divide.

Noi per le balze e le profonde valli

Natar giova tra’ nembi, e noi la vasta

Fuga de’ greggi sbigottiti, o d’alto

Fiume alla dubbia sponda

Il suono e la vittrice ira dell’onda.

Bello il tuo manto, o divo cielo, e bella

Sei tu, rorida terra. Ahi di cotesta

Infinita beltà parte nessuna

Alla misera Saffo i numi e l’empia

Sorte non fenno. A’ tuoi superbi regni

Vile, o natura, e grave ospite addetta,

E dispregiata amante, alle vezzose

Tue forme il core e le pupille invano

Supplichevole intendo. A me non ride

L’aprico margo, e dall’eterea porta

Il mattutino albor; me non il canto

De’ colorati augelli, e non de’ faggi

Il murmure saluta: e dove all’ombra

Degl’inchinati salici dispiega

Candido rivo il puro seno, al mio

Lubrico piè le flessuose linfe

Disdegnando sottragge,

E preme in fuga l’odorate spiagge.

Qual fallo mai, qual sì nefando eccesso

Macchiommi anzi il natale, onde sì torvo

Il ciel mi fosse e di fortuna il volto?

In che peccai bambina, allor che ignara

Di misfatto è la vita, onde poi scemo

Di giovanezza, e disfiorato, al fuso

Dell’indomita Parca si volvesse

Il ferrigno mio stame? Incaute voci

Spande il tuo labbro: i destinati eventi

Move arcano consiglio. Arcano è tutto,

Fuor che il nostro dolor. Negletta prole

Nascemmo al pianto, e la ragione in grembo

De’ celesti si posa. Oh cure, oh speme

De’ più verd’anni! Alle sembianze il Padre,

Alle amene sembianze eterno regno

Diè nelle genti; e per virili imprese,

Per dotta lira o canto,

Virtù non luce in disadorno ammanto.

Morremo. Il velo indegno a terra sparto,

Rifuggirà l’ignudo animo a Dite,

E il crudo fallo emenderà del cieco

Dispensator de’ casi. E tu cui lungo

Amore indarno, e lunga fede, e vano

D’implacato desio furor mi strinse,

Vivi felice, se felice in terra

Visse nato mortal. Me non asperse

Del soave licor del doglio avaro

Giove, poi che perìr gl’inganni e il sogno

Della mia fanciullezza. Ogni più lieto

Giorno di nostra età primo s’invola.

Sottentra il morbo, e la vecchiezza, e l’ombra

Della gelida morte. Ecco di tante

Sperate palme e dilettosi errori,

Il Tartaro m’avanza; e il prode ingegno

Han la tenaria Diva

E l’atra notte, e la silente riva.

 

Giacomo Leopardi poetry

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive K-L, Leopardi, Giacomo

Ton van Reen: DE GEVANGENE XIII

gevangene05

Ton van Reen

DE GEVANGENE XIII

De muren in huis had hij al moeten uitbreken. De muren stonden de cactussen in de weg. Eerstdaags zou hij ook de plafonds tussen de eerste en tweede verdieping moeten uitbreken. De cactussen moesten hoog worden. Uitkappen kon hij met zijn ene arm net zo goed als anderen met twee armen.

Bezoek wilde hij niet ontvangen. Geen mens zou begrijpen waarom hij cactussen kweekte die in een woestijn thuishoorden. Die hadden bladeren die vocht spaarden. Het leken waterzakken die taai waren van het gebruik. Misschien zou de asman het kunnen begrijpen, omdat hij een gedachtereus was. Meneer Pesche zou er zich alleen maar aan ergeren.

Meneer Pesche wandelde de straat uit. Hij liep met zijn handjes door de lucht te zwaaien. Of hij aan één stuk door tegen vogels praatte en daarom gangetjes door de lucht moest graven. Meneer Pesche toch! Er zijn geen vogels in de Libertystraat! Hoe komt u daar nu bij! Als er vogels komen, zal de asman ze verjagen omdat hij vroeger van paarden hield.

Of zou meneer Pesche een mooi verhaal hebben bedacht over kleur en glas in lood? Over huizen die geschilderd zouden moeten worden? Allemaal in een andere kleur. Het een wit, het ander rood, het volgende blauw enzovoort. Hij zou willen dat alle ruiten gebrandschilderd werden.

Meneer Pesche sloeg de hoek om bij de Uitdragerij van de Aangepaste Dood en de uitgeverij. Hij ging eten in restaurant Varsgarten, dat aan de grote weg naar Sund lag. Hij hield zijn scharrelhandjes in de lucht. Het leek of hij naar iemand zwaaide.

Vanuit de spijskamer van restaurant Varsgarten keek je in de tuinen van hotel Eden, aan de andere kant van de beek. Er zaten zwanen in het vuile water. Je zou zeggen dat ze weinig te vreten hadden. Nooit kwam iemand de beesten voeren. Je begreep niet dat ze wit bleven. De beesten waren veel te wit voor het vuile water dat hun veren aantastte. Was wit een kleur? Ze moesten vet in hun veren hebben dat vocht uit hun lijf hield. Waterproof en stainless. Zoiets stond op horloges. Het was moeilijk zoiets van zwanen te zeggen. Die waren doodgewoon van vlees, bloed en veren. Ze waren wel net zo nauwkeurig als een horloge. Als ze in de richting van het bruggetje zwommen, kon je er donder op zeggen dat het bijna twaalf uur was.

Meneer Pesche praatte tegen de beesten. Hij begreep niet dat ze het fijn vonden. Hij voerde de beesten nooit. Spuwde nooit in het water. Hij zong meer tegen ze dan dat hij sprak. Van: zwaan zwaan, waar zijn je kindertjes? Of heb je geen kindertjes meer? Zwemmen die al op hun eigen vleugels? En is je huid iets waar je veren in vast kunt steken? Heb je geen veren? Ben je van plastic dat vet blinkt als je er scherp naar kijkt?

Bij mooi weer was het water van de beek een verweerde glasplaat. Bij slecht weer was het een oppervlakte van roest. De bomen om het water waren geen reuzen, maar aan de wortel ontschoten lijkwachters die meestal roerloos stonden en zich met hun wortels in elkaar vast werkten. Ze moesten van elkaar houden, of ze wilden of niet. Meneer Pesche zou een van die wortels willen zijn, vastgegroeid zijn aan de bomen, die hij zou voeden met zijn sappen en zouten. Hij zou er eeuwig leven, vlak bij de zwanen van oudwit. Zou er eens een jager komen, dan zou meneer Pesche niet weten wat te doen! Wie wist waarop jagers schoten? Of ze altijd doel troffen? Waarom ze schoten? Schoten jagers nooit op zwanen?

Restaurant Varsgarten had één klant. Meneer Pesche. Het gebouw zag er niet rooskleurig uit. Het houtwerk was in jaren niet geschilderd. Overal groeiden grote zwammen. Het glas van de veranda was groen van het verweren. Het leek of er mos op groeide.

(wordt vervolgd)

fleursdumal.nl magazine

More in: - De gevangene

Babelmatrix Translation Project: PÉTER NÁDAS

bordrood495

BABELMATRIX Translation Project

Péter Nádas

Péter Nádas (born 1942 in Budapest) is a Hungarian writer. He worked as a dramaturg and photographer, and his first novel The End of a Family Story was censored because of some of its themes.
Nádas’ other novels include Lovely Tale of Photography and Book of Memories, which is considered as his most important work. Death is a recurrent theme in Nádas’ work, and his writing has been described as intellectual, detailed, strong and innovative but also demanding. 

Egy családregény vége (Hungarian)

Egyik nap a nagypapa éppen az o”söket mesélte a padláson. A nagymama hozott a közértboö egy halat. Nagyon örült, hogy kapott, mert a nagypapa szerette. Két órát állt sorban, de a hallal nem mehetett templomba. Ha tudta, hogy ma hoznak valamit, akkor engem is magával vitt. Ezt nem szerettem, mert az emberek kiabáltak. ,,Nézzék, hogy tolakszik!“ ,,Nem tudja? Hátul a sor vége!“ ,,Süket.” ,,Hová gyüri már magát, hallja?” A nagymama fogta a kezemet és húzott maga után, és én nem láttam semmit az emberek között, mert ki akartak nyomni; és a nagymama is kiabált: ,,Szégyentelenek! Nem látják, hogy gyerekkel vagyok?” ,,Küldte volna a cselédjét!” ,,Ezt a lovat nevezni gyereknek!” ,,Hagyta volna, miért nem hagyta otthon?” ,,Fehér kalapban? Fehér kalapban jön, amikor zsírt osztanak?” A nagymama letépte a fejéro”l a fehér kalapot, és mindenki láthatta, hogy majdnem egészen kopasz, és akkor elo”bb kaptunk. A nagymama azt mondta nekem, ez a kiszolgálóno” mindenkit becsap és szo”kére van festve a haja. Egyszer ez a kiszolgálónoö sikítani kezdett. ,,Jaj! istenem!” Összevissza csapkodott a kezével és sikított. „Jajistenem!” És dobogott a lábával. ,,Takarodjanak! Jaj, istenem, fogják be a szájukat! Vagy takarodjanak! Én dolgozó no” vagyok! Én így nem tudok! Így nem tudok számolni! Nekem számolni kell! Nem tudok! Nem bírom! Abbahagyom! Nem bírom!” Akkor mindenki elhallgatott. Nagy késsel vágta a zsírt, és a késro”l egy papírra kente, és mindenki csendben volt. A mérlegre dobta a papírt és megint vágta a zsírt és a papírra kente és nézte a mérleget. Sírt. Mi ott álltunk elöl. Az a nö vágta a zsírt és közben sírt, és megtörölte a szemét, de zsíros lett az arca és nem hallatszott más, csak a sírás és ahogy zörgött a papír. Féltem, elüldöznek minket. A halat betettük a kádba. Éjjel kopogtak az ablakomon. Nem mertem fölkelni, pedig láttam a katonasapkát; az apám. A halat addig a mosdóba tettük, hogy az apám fürdeni tudjon. Állt a kádban és szappanozta magát. Amikor ott voltunk a közértben, az a no”, akinek szo”kére volt festve a haja, nem tudta tovább mérni a zsírt. Reszketett, mintha félne, kezében azzal a nagy késsel, és sírt. Akkor egy férfi, akit a templomban láttam, bement a pult mögé a nöhöz. A nagymama azt mondta, ha nagyobb leszek, ministrálhatok, de az apámnak nem szabad tudni, és akkor nálam lehet a csengö. Ha rázom a csengoö, mindenki letérdel. Amikor letérdeltünk, az a férfi, aki bement a nöhöz, ránk nézett, nem értettem, miért néz? nem csináltam semmit! és átkarolta a noö, és leültette egy ládára és vigasztalta. ,,Nyugodjon meg! Nyugodjon meg! Kérem, nyugodjon meg! Most már csend van. Számolhat, dolgozhat nyugodtan.” Térdeltünk, a toronyban megszólaltak, kondultak, kongtak a harangok. A pap felmutatta az Úr testét. A noösírt és nem tudta abbahagyni. Mi álltunk és néztük. Szerettem nézni, hogyan szappanozza magát az apám; még a hátát is. A noöösszetette a kezét, reszketett, mintha valakitöl félne. Kezében a hosszú kés. ,,Ne haragudjanak! Nem bírom! Nem bírom! Ne haragudjanak!” Az a férfi, akit egyszer a templomban láttam, simogatta a nö szöke haját, ami festett. ,,Nyugodjon meg, kérem! Nem haragszik magára senki. Mindnyájan emberek vagyunk.” De akkor azt mondta valaki, hogy az a férfi biztosan csak azért vigasztalja a kisasszonyt, mert soron kívül akarja megkapni a zsírt; és megint mindenki kiabált. A hal nyitogatta a száját, mozgatta a kopoltyúját és úszkált a kádban. A nagymama azt mondta, pénteken megesszük. Elképzeltem a keresztfát. Az elöszobában, a tükör alatt, a fiókban tartották a kalapácsot, a harapófogót, a fu”részt és a szögeket. Néztem a tenyerem, de nem mertem beleverni a szöget. A hal úgy úszkált, mintha keresne valamilyen kijáratot. Amíg körbeúszott, négyszer nyitotta a kopoltyúját. A nagypapa megkérdezte, akarom-e hallani a halszagú lány történetét? ,,Igen.” ,,Akkor jól figyelj – mondta a nagypapa –, hogy értsél a szóból!” Néztük a halat. ,,Egyszer nagyon régen, egyszer nagyon messze történt mindaz, ami történt.” Azt hittem, az o”sök idejében, amiro”l a padláson mesélt, de a nagypapa megrázta a fejét. „Nem! Megmondottam, figyelj! Nem figyelsz! Az o”söknek még meghalni sem volt idejük, még élnek, itt élnek bennünk. De ez, amit mesélni készülök, ez olyan idökben történt, amit már elfeledtünk, akkor, amikor még óriás szörnyek, kígyódémonok, sárkányok és nagy szellemek éltek a földön; és úgy éltek, úgy szerették, úgy gyu”lölték egymást, akár az emberek. Csak a szeretet, a gyu”lölet maradt. Ha gyíkot látsz vagy siklót, a szörnyek árnyai! Erre gondolj. És most erröl, a csodák idejéro”l mesélek, s ez messzi föld. Ein unübersehbahres Gebiet. Az ösök, az más idö. Az o”sök Hárán földjén éltek, ahonnan Ábrám elindult, Kanaán földjén éltek, ahonnan Jákob menekült, Egyiptom földjén éltek, ahol József uralkodott, az ösök az Eufrátesz völgyében, a Jordán völgyében, a Nílus mellett éltek, és az itt van, itt van egy karnyújtásnyira; nem hallod? a pálmák, a datolya pálmák höségben zizegnek! még a fogad alatt megcsikordul a homok; nem is beszélve, ha virágba borulnak Kordovában az olajligetek! vagy nem is beszélve a német tölgyesek illatáról! ez itt van, ehhez nem szükségeltetik mély emlékezet. Én arról mesélek, amire te már nem emlékezhetsz. Itt kellett volna kezdenem. Vagy még elöbb. Talán ott kellett volna kezdenem, hogy kezdetben teremté Isten az eget és a földet. Kezdetben, de mikor? Ez már nemcsak neked, nekem is megfejthetetlen idö. És miböl? A szellem az anyagot, aztán az anyag a szellemnek ezt a komédiáját? De ha nem itt kezdtem is, ezekhez a terekhez majd eljutsz magad. Tehát valamennyi ido”vel a teremtés után, ami annyit tesz: nagyon régen és nagyon messze, élt akkor a folyó, a nagy folyó, milyen folyó? akkor még nem nevezték néven a folyókat! de késo”bb ezt a folyót Gangának becézték; élt itt a parton egy égi tündér. Tehát kezdo”dik a mese.

Publisher: Egy csaladregeny vege, p. 81-85., Szépirodalmi Könyvkiadó, Budapest, 1977

Péter Nádas
The end of a family story (English)

One day up in the attic Grandpapa was telling me about our ancestors. Grandmama had brought a fish from the market. She was very glad to have got one because Grandpapa loved fish. She stood in line for two hours, but she couldn’t go to church with the fish. When she got wind of something being available at the market she’d take me along, too. I didn’t like that because people would yell at her. „Look at her shoving and pushing!” „Don’t you know where the end of the line is? Back there!” „Must be deaf!” „Where are you bulldozing your way to now? Hey, can’t you hear?” Grandmama would hold my hand and drag me along and I couldn’t see anything among the people because they’d be trying to squeeze me out, and Grandmama would be yelling, too: „Shameless creatures! Can’t you see I have a child with me?” „You should have sent your maid!” „This lout she calls a child!” „Why didn’t you leave him at home?” „In a white hat! She always wears a white hat when they’re selling lard.” Grandmama would tear the white hat off her head and everybody could see she was almost completely bald, and then we’d be served right away. Grandmama told me that one particular saleswoman cheated everybody and that her blond hair was dyed. Once, this saleswoman started to scream: „Oh! Oh my God!” She was flailing her arms, banging all over the place with her hands and screaming, „Ohmygod!” and stamping her feet. „Get out of here! All of you! Oh my God, why don’t you all shut up! Or get out of here! I’m a working woman! I can’t work like this! I can’t count like this! I’ve got to keep track! I can’t bear this! I can’t stand it! I’ll just stop, that’s all! I can’t stand it!” Everyone fell silent. She cut the lard with a huge knife and slapped it on a sheet of paper, and everybody kept quiet. She threw the paper on the scale and cut some more and smeared it on the paper again and watched the scale. She was crying. We were standing right up front. The woman went on cutting the lard and crying; she’d wipe her eyes and her face got all greasy and all we heard was her crying and the paper rustling. I was afraid we would be chased away. We put the fish into the bathtub. That night there was a knocking on my window. I didn’t dare get out of bed even though I could see the army cap: it was my father. We put the fish in the sink so Father could take a bath. He soaped himself standing in the tub. When we were standing in the market, the woman with dyed blond hair couldn’t go on weighing the lard. She stood there shaking, with the big knife in her hand, and crying. Then a man I recognized from church went around the counter to her. Grandmama said that when I got older I could be an altar boy, but Father shouldn’t know about it, and then I could hold the little bell. Each time I shook the bell everybody would kneel. When we were all on our knees, this man who went behind the counter to the woman would look at us, I didn’t understand why, I didn’t do anything! and he put his arm around the woman and made her sit down on a box and started to console her. „Calm down! Calm down! Please, calm down! Everyone’s being quiet now. You can do your work, keep count, nice and easy.” We were kneeling and the bells began to toll in the tower, clanging and pealing. The priest raised his arms and showed us the body of the Lord. The woman kept crying and couldn’t stop. We stood there, just looking at her. I liked to look at Father soaping himself, he could even do his back. The woman brought her hands together. She was shaking as if afraid of somebody. The long knife in her hand. „Don’t be angry with me, please! I can’t bear it! I can’t bear it! Don’t be angry with me!” The man I’d seen in church was stroking her dyed blond hair. „Please, calm down! Nobody’s angry with you. We’re all human beings.” But then somebody said the man was comforting the woman only because he wanted to get his lard out of turn, and then everybody started shouting again. The fish kept opening its mouth, moving its gills, swimming around in the tub. Grandmama said we’d eat it on Friday. I pictured the image of the crucifix. The hammer, the pliers, the saw and nails were kept in a drawer in the hallway, under the mirror. I looked at my palm, but I didn’t dare drive a nail into it. The fish was swimming as if looking for an exit. During a single round of the tub it opened its gills four times. Grandpapa asked me if I wanted to hear the story of the girl who smelled like a fish. „Yes.” „Well, listen, then,” Grandpapa said, „so you’ll know what’s what!” We were looking at the fish. „Everything in this story happened a very long time ago, and very far from here.” I thought he meant the time of the ancestors he’d told me about up in the attic, but Grandpapa shook his head. „No! Didn’t I ask you to listen? You’re not paying attention! Our ancestors have had no time even to die, and they’re still alive, they live here, within us. But the story I’m about to tell you happened in times we’ve already forgotten, when giant monsters, serpent-demons, dragons, and great ghosts were still living on earth; and they lived and loved and hated one another as humans do. All that’s left now is love and hatred. Whenever you see a lizard or a snake, you see the shadow of monsters! think of that! And that’s the time, the time of miracles, that I want to tell you about, and that’s a very distant territory. A huge region. Ein unübersehbares Gebiet. Ancestors, that’s a different time. They lived in the land of Canaan, where Abraham came from, they lived in the land of Canaan, where Jacob escaped from, they lived in Egypt land, where Joseph became ruler, our ancestors lived in the valley of the Euphrates, in the Jordan valley, along the Nile, but that’s right here, only an arm’s length away; can’t you hear it? the palm trees, the date palms rustling in the sweltering heat? feel the sand crunching between your teeth? not to mention the flowering olive groves of Cordova! or the fragrance of the German oak forests! they are all here, no need for long memories. But now I’m telling you about things you can’t possibly remember. This is where I should have begun. Or even before. Maybe I should have started by saying that in the beginning God created heaven and earth. In the beginning, but when? And that is an unfathomable time, not only for you but for me, too. And out of what? Did the spirit create matter, and then matter created this comedy of the spirit? But even if I didn’t start here, you would get to these areas by yourself. Well then, some time after the creation, which means a long time ago and far away, there lived a river, the great river, what kind of river? back then people didn’t call rivers by names! but later it had a nickname – Ganga – and on the shore of this river there lived a heavenly fairy. And now the tale begins.

Imre Goldstein
Source of the quotation : New York N.Y. Farrar, Straus and Giroux, 1998. p. 83-88.

Péter Nádas
Einde van een familieroman (Dutch)

Op een dag zaten opa en ik op zolder en vertelde hij over onze voorouders. Oma had in de zelfbedieningswinkel een vis gekocht. Ze was heel blij dat ze die had kunnen krijgen, want opa was er dol op. Ze had er twee uur voor in de rij moeten staan, maar ze had de vis moeilijk mee kunnen nemen naar de kerk. Als ze geweten had dat er die dag vis te koop was, had ze mij ook mee naar de winkel genomen. Ik vond daar niets aan, want de mensen riepen altijd: ‘Moet je eens zien hoe die daar staat te dringen!’ ‘U moet achteraan aansluiten! Wist u dat niet?’ ‘Bent u doof?’ ‘Zeg, wilt u soms dwars door me heen? Hoort u me niet?’ Oma hield mijn hand vast en trok me achter zich aan; ik kon niets zien tussen de mensen, die probeerden me uit de rij te duwen. Oma schreeuwde terug: ‘U moest u schamen! Ziet u niet dat ik een kind bij me heb?’ ‘Waarom heeft u uw dienstmeisje niet gestuurd?’ ‘Zo’n groot joch moet een kind verbeelden?’ ‘U had die jongen beter thuis kunnen laten. Waarom heeft u hem meegebracht?’ ‘Met een witte hoed! Dat komt met een witte hoed als er reuzel wordt verkocht!’ Oma rukte de hoed van haar hoofd, zodat iedereen kon zien dat ze bijna helemaal kaal was, en dan schoten we weer een stukje op. Oma zei tegen me dat die verkoopster iedereen beduvelde en dat ze geblondeerd haar had. Op een keer begon de verkoopster te krijsen. ‘O mijn God!’ Ze zwaaide wild met haar armen en krijste: ‘O mijn God!’ Ze stampte ook met haar voeten. ‘Ga weg allemaal! O mijn God, schei uit met dat gemier of ga anders weg! Ik ben een werkende vrouw! Zo gaat het niet langer! Zo kan ik niet rekenen! Ik moet rekenen! Zo gaat het niet! Ik word er knetter van! Ik schei ermee uit! Ik kan er niet meer tegen!’ Iedereen hield opeens zijn mond. Ze sneed met een groot mes een stuk reuzel af en smeerde dit van het mes op een stuk papier, terwijl iedereen doodstil toekeek. Ze gooide het papier op de weegschaal, sneed nog wat reuzel af, smeerde dit ook op het papier en keek weer naar de weegschaal. Intussen huilde ze. Wij stonden helemaal vooraan. De vrouw sneed huilend de reuzel af en veegde haar tranen af, zodat haar hele gezicht vet werd. Je hoorde alleen haar gehuil en het ritselen van het papier. Ik was bang dat ze ons zouden wegjagen. We deden de vis in de badkuip. ’s Nachts werd er op mijn raam geklopt. Ik durfde niet op te staan, ook al zag ik de legerpet van mijn vader. Omdat mijn vader in bad moest, deden we de vis zolang in de wasbak. Hij stond in de kuip en zeepte zich in. Toen we in de zelfbedieningswinkel waren, hield de vrouw met het geblondeerde haar ineens op met het afwegen van de reuzel. Ze beefde alsof ze bang was en huilde, terwijl ze nog altijd het grote mes vasthield. Toen ging er een man die ik in de kerk had gezien naar de vrouw achter de toonbank toe. Oma zei dat ik, als ik wat ouder was, misdienaar mocht worden, maar mijn vader mocht er niets van weten. Ik mocht dan de bel vasthouden. Als ik de bel luidde, moest iedereen neerknielen. Toen we neerknielden, keek de man die naar de vrouw was gegaan me aan. Ik begreep niet waarom hij zo naar me keek, want ik had niets gedaan. Hij sloeg zijn arm om de vrouw, liet haar op een kist plaats nemen en zei troostend: ‘Kalm nou maar! Kalm nou maar! Wind u niet zo vreselijk op. Ziet u wel, ze zijn al stil. U kunt rustig rekenen en werken.’ We knielden neer en in de toren begonnen de klokken uit alle macht te beieren. De priester toonde de hostie. De vrouw huilde en kon niet tot bedaren komen. Wij stonden daar en keken naar haar. Ik vond het leuk om te zien hoe mijn vader zich inzeepte; zelfs zijn rug sloeg hij niet over. De vrouw vouwde haar handen en beefde, alsof ze bang was voor iemand. Ze hield nog steeds het grote mes vast. ‘Neemt u me niet kwalijk! Ik kan er niet meer tegen! Ik kan er niet meer tegen! Neemt u me niet kwalijk!’ De man die ik in de kerk had gezien, streelde de vrouw over haar geblondeerde haar. ‘Kalm nou maar! Niemand neemt u iets kwalijk. We zijn allemaal maar mensen.’ Maar toen zei iemand dat die man de vrouw alleen maar troostte omdat hij het eerst geholpen wilde worden en daarop begon iedereen opnieuw te schreeuwen. De vis deed zijn bek open, bewoog zijn kieuwen en zwom rond in de badkuip. Oma zei dat we hem vrijdag zouden opeten. Ik stelde me het kruis voor. In de vestibule, in de la onder de spiegel, bewaarden we de hamer, de nijptang, de zaag en de spijkers. Ik keek naar mijn handpalm, maar ik durfde er geen spijker in te slaan. De vis zwom alsof hij een uitgang zocht. In de tijd dat hij een rondje zwom, opende hij vier keer zijn kieuwen. Opa vroeg of ik het verhaal wilde horen van het meisje met de vislucht. ‘Ja.’ ‘Let dan goed op,’ zei opa, ‘want je kan er wat van leren.’ We keken naar de vis. ‘Heel lang geleden, in een land hier ver vandaan, gebeurde er het volgende.’ Ik dacht dat opa de tijd van onze voorouders bedoelde, waarover hij op zolder had verteld, maar hij schudde zijn hoofd. ‘Nee! Ik heb je gevraagd op te letten, maar je doet het niet! Je voorouders hebben nog niet de tijd gehad om te sterven, ze leven voort in ons binnenste. Wat ik wil vertellen, gebeurde in een tijd die we al zijn vergeten, een tijd dat de aarde nog werd bevolkt door reusachtige monsters, slangengodinnen, draken en demonen. Ze leefden net zo als de mensen en ze beminden en haatten elkaar ook net zo. Er is niets van hen overgebleven, alleen de liefde en de haat. Als je een hagedis of een ringslang ziet, weet dan dat zij de schimmen zijn van die monsters. En nu zal ik je vertellen over die wonderbaarlijke tijd. Een ver land, ein unübersehbares Gebiet… Dat was een heel andere tijd. Onze voorouders leefden in het land Haraan, waar Abraham vandaan kwam, in Kanaän, waaruit Jakob heeft moeten vluchten, en in Egypte, waar Jozef onderkoning is geweest. Onze voorouders leefden in het dal van de Eufraat, in het stroomgebied van de Jordaan en aan de oevers van de Nijl, allemaal vlakbij ons, allemaal op een steenworp afstand. Hoor je het niet? Palmen, dadelpalmen, ritselen in de hete wind! Tussen je tanden knarst nog altijd woestijnzand! Om maar te zwijgen van de bloeiende olijven in Cordoba, of de geur van de Duitse eiken! Maar dat is allemaal vlakbij, daar hoef je geen ver in het verleden teruggaande herinneringen voor te hebben. Ik bedoel een tijd die jij je niet meer kunt herinneren. Daar moet ik beginnen, of misschien nog verder terug. Misschien moet ik wel beginnen bij „in den beginne schiep God hemel en aarde”. In den beginne, maar wanneer dan? Die tijd is niet alleen voor jou raadselachtig, maar ook voor mij. En waaruit schiep Hij dat alles? De stof uit de geest en daarna uit de stof de komedie van de geest? Maar laat ik niet hiermee beginnen, hieraan kom je later vanzelf toe. Enige tijd na de schepping, dat wil dus zeggen heel lang geleden en heel ver hier vandaan, was er een rivier, een grote rivier. Welke rivier? In die tijd hadden de rivieren nog geen namen, maar later werd zij liefkozend Ganga genoemd. Aan de oever van deze rivier leefde een hemelse fee. Nu begint het eigenlijke verhaal.

Henry Kammer
Publisher:  Van Gennep, Amsterdam
Source of the quotation  p. 62-65.

Source: BABELMATRIX

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive M-N, Nádas, Péter

Read My World literatuurfestival op 13,14 en 15 september in Amsterdam

newsevent06

Read My World literatuurfestival

Read My World is het internationale literatuurfestival van Amsterdam met speciale aandacht voor literatuur die het grensgebied opzoekt met de journalistiek. De eerste editie vindt plaats op 13, 14 en 15 september 2013 in de Tolhuistuin te Amsterdam Noord en heeft speciale aandacht voor journalistiek, literatuur en alles daartussenin uit Egypte en Palestina.

D e e l n e m e r s :

Egypte/ Egypt

Abeer Soliman (curator, storyteller)

Yasser Abdel Latif (poet, novelist)

Malaka Badr (poet)

Eman Abdel Rahim (short story writer)

Palestina/ Palestine

Asmaa Azaizeh (curator, poet, journalist)

Ala Hlehel (short story writer)

Tarik Hamdan (poet, musician, editor)

Ghayath Almadhoun (poet)

Nederland/België | The Netherlands/ Belgium

Frank Boeijen (musician)

Lieve Joris (novelist)

Christine Otten (novelist, journalist)

Willem Jan Otten (poet)

Typhoon (spoken word, rap)

Sanneke van Hassel (writer)

Menno Wigman (poet)

Anne Vegter (poet)

Kirsten van den Hul (a.k.a. the change agent)

Hassnae Bouazza (journalist, writer, columnist)

Kristien Hemmerechts (novelist)

Maartje Duin (columnist, writer, radio journalist)

Manon Uphoff (novelist)

Elke Geurts (novelist)

Maartje Wortel (novelist)

Saïd El Haji (novelist, columnist)

Tsead Bruinja (poet)

Rozalie Hirs (poet, composer)

Ibrahim Selman (poet)

Wim Brands (poet, journalist)

Maarten van der Graaff (poet)

Neeltje Maria Min (poet)

Ingmar Heytze (poet)

Sylvia Hubers (poet)

Maartje Smits (poet/ editor at <em>hard//hoofd</em>)

Sake van der Wall (writer, journalist)

Jochem van den Berg (editor<em> De speld</em>)

Diederik Smit (comedian, editor)

Stephan Enter (novelist)

Dennis Gaens (poet)

Asis Aynan (novelist)

Maarten Westerveen (journalist)

Milan Hulsing (graphic novelist)

Mustafa Stitou (poet)

Thomas Möhlmann (poet)

Frank Westerman (writer, journalist)

Joost Baars (poet)

Petra Stienen (journalist)

Marietje Schaake (politician)

Jeroen van Kan (radio journalist, writer)

Mattijs van de Port (researcher, anthropologist)

Frank Keizer (poet, translator)

Jack Segbars (visual artist, writer)

Chris Keulemans (cultural entrepreneur, writer)

Ihab Saloul (lecturer, researcher)

Ghada Zeidan (owner and advisor Middle East Partners)

Maite Larburu (violist)

Juan-Carlos Goilo (poet)

Samuel Vriezen (poet, essayist, composer, pianist)

Windowbird (composer, poet, storyteller)

UNOM (spoken Word)

Nathalie Baartman (stand up comedian)

Jacob Groot (poet, novelist)

Thijs Witty (doctoral student Cultural Analysis, activist)

Matthijs Ponte (philosopher, poet, radio journalist)

Funda Müjde (stand-up comedian, actress, columnist, moderator)

Mohammed Azaay (actor)

Sabri Saad El Hamus (actor)

Han van der Vegt (poet)

Kor Hoebe (actor, stand up comedian)

Krista Peters (storyteller)

Sahand Sahebdivani (musician, storyteller)

Les Croissants Terribles (band)

Wim Brands (poet, novelist, radio and television journalist)

Saskia Stehouwer (editor)

Ibrahim Selman (programme maker, artistic advisor)

Kira Wuck (poet)

Robert Anker (novelist, poet)

De Harde Liefde (band)

Bird in a Glass House (band)

Ruis (band)

Rendier (band)

Samira Dainan en JanWouter (musicians)

Arie Boomsma (writer, host)

Florence Tonk (poet)

Erik Lindner (poet)

Donna Verheijden & Martina Petrelli (filmmakers)

Thomas Möhllmann (poet)

Dennis Gaens (poet)

Hélène Gelens (poet)

Shawky Ezzat (visual artist)

Vietnam

Bui Thanh Hieu (writer, blogger, journalist)

VS/ US

Rob Halpern (poet, translator)

David Vann (author)

Baskenland/ Basque Country

Harkaitz Cano (poet, novelist)

India

Debashish Ganguly (sitar player)

Iran

Nassim Soleimanpour (playwriter)

 

Read My World is een nieuw Amsterdams literair initiatief dat op diverse manieren een podium wil bieden aan internationale nieuwe literaire ontwikkelingen. Dit doet Read My World door middel van een internationaal bezoekersprogramma, een website en een festival.

Read My World daagt Nederlandse en internationale auteurs uit het grensgebied van de literatuur met de (onderzoeks-) journalistiek op te zoeken. Het platform beziet jaarlijks een andere regio en vraagt aan lokale curatoren schrijvers en dichters te introduceren die verhalen vertellen voorbij de vluchtige ‘headlines’ waarin het nieuws ons doorgaans bereikt.

website ≡ read my world

RMW

fleursdumal.nl magazine

More in: Art & Literature News, The talk of the town

Nieuwe vertalingen Oscar Wilde door Cornelis W. Schoneveld

poetry04

Nieuwe vertalingen Oscar Wilde door Cornelis W. Schoneveld

Bij uitgeverij Liverse te Dordrecht is vorige week een vertaling van alle 90 korte gedichten van Oscar Wilde uitgekomen, van de hand van Cornelis W. Schoneveld. Wilde schreef ze voordat hij grote bekendheid kreeg als toneelschrijver. Hij gebruikte een grote verscheidenheid aan versvormen, welluidend toegepast, gepaard gaande aan een scala van onderwerpen. Zo worden zijn ongelukkige liefdeservaringen, met de be­roem­de schoonheid Lillie Langtree aandoenlijk verwoord in vele toonaarden. Hetzelfde geldt voor Wilde’s verwerking van de dood van zijn vader en zijn kleine zusje. Groot pleitbezorger van het “L’art pour l’art ” idee, en zeer goed thuis in het nieuwe Franse Impressionisme, laat hij zich door beide vaak inspireren in zijn kijk op het leven, zijn emoties, en de natuur. Ook Wilde’s grote kennis van de antieke wereld en mythologie opgedaan als briljant student Klassieke Talen in Oxford en tijdens zijn reizen naar Italië en Griekenland leveren hem veel dichtstof op.

schoneveld wilde

Vallend bloemblad – Oscar Wilde

ISBN 978-90-976982-97-7 € 17,95

De verzamelde korte gedichten (tweetalige uitgave), vertaald door Cornelis W. Schoneveld

In zijn gedichten slaat Oscar Wilde een geheel andere toon aan dan de personages in zijn hilarische blijspelen doen. Humor maakt plaats voor gevoel, snedigheid voor subtiele beschrijving, luchthartigheid voor persoonlijke betrokkenheid. Nooit eerder werden al zijn 90 korte gedichten in het Nederlands vertaald. Cornelis W. Schoneveld, die twee eerdere bloemlezingen op zijn naam heeft staan, volgt ook hier rijm en ritme steeds nauwkeurig. De vertalingen van deze oud-docent Engelse letterkunde aan de Leidse Universiteit ‘geven blijk van een groot gevoel voor beide talen en voor poëzie’ (Heinz Wallisch).

≡ website uitgeverij liverse

fleursdumal.nl magazine

More in: Wilde, Wilde, Oscar

Programma Nexus Instituut najaar 2013

nexusinstituur

n e x u s   m a s t e r c l a s s

Nassim Nicholas Taleb

Thriving on Disorder

Nassim Nicholas Taleb, voormalig derivatenhandelaar, schreef als filosoof en wetenschapper twee briljante boeken over onvoorspelbaarheid, risico’s en menselijk handelen. In de klassieker The Black Swan (2007) en het recente Antifragile (2012) zet Taleb op overrompelende wijze uiteen dat we het ondenkbare nooit zien aankomen, maar dat we zouden moeten leren daar juist profijt van te hebben. Want waarom is het bankiers en economen niet gelukt de financiële crisis te voorspellen? En hoe komt het dat een natuurramp als die van Fukushima in 2011 een maatschappij totaal kan ontwrichten? Moeten we ons handelen niet aanpassen om te voorkomen dat het onverwachte onze samenleving verwoest? En hoe kunnen we ervoor zorgen dat we ‘antifragiel’ worden? In zijn masterclass Thriving on Disorder gaat Taleb (volgens de Sunday Times de ‘hottest thinker in the world’) met het publiek in debat over de vraag ‘what to do in a world we don’t understand’.

4 oktober 2013

11.00 – 13.00

Pathé Tuschinski

 

n e x u s   m a s t e r c l a s s

Salam Fayyad

Power and Justice

Salam Fayyad was van 2007 tot dit jaar minister-president van de Palestijnse Autoriteit. In die hoedanigheid maakte de econoom Fayyad, die in Amerika gestudeerd en bij de Wereldbank en het IMF gewerkt heeft, zich sterk voor de vestiging van een Palestijnse staat in vrede met Israël. Zijn pro-westers beleid en anticorruptiecampagne leverden hem de tegenwerking op van zowel Hamas als Fatah. In zijn Nexus-masterclass zal Fayyad met het publiek in discussie treden over het thema ‘Power and Justice’.

7 november 2013

15.00 – 17.00

Tilburg University

 

n e x u s   c o n f e r e n t i e

The Triumph of Science

and the Secret of Man

Als de wetenschap alle vragen rond de mens zal hebben beantwoord, kennen we dan het geheim van de mens? In 1959 vroeg de Britse chemicus en romanschrijver C.P. Snow aandacht voor de groeiende kloof tussen de ‘two cultures’, tussen de waarheidsaanspraken van de harde bètawetenschap enerzijds en de ‘geleefde’ waarheid van de humaniora anderzijds.

Wat is de stand anno nu? Wat gebeurt er met ons kennisideaal, onze waarden, waarheid, moraal, denken en handelen onder invloed van de wetenschap? Hoe ziet ons moderne verlangen naar waarheid eruit? Zitten de romantici van onze tijd in Café De Zwart of achter de knoppen van de CERN in Genève? Waarom lijken de humaniora alleen nog relevant te zijn als ze hun economisch nut kunnen bewijzen? Zal de wetenschap het laatste woord hebben over de betekenis van het leven en de bestemming van de mens?

In twee panels, voorafgegaan door een keynote speech, debatteren tien wetenschappers, filosofen en schrijvers over de grote vragen met betrekking tot de wetenschap.

1 december 2013

Stadsschouwburg Amsterdam

meer informatie ≡ website nexus instituut

fleursdumal.nl magazine

More in: Art & Literature News, DICTIONARY OF IDEAS, LITERARY MAGAZINES, Nexus Instituut

Museum of Public Protest: Stuttgart 21

Street poetry: Stuttgart 21

Museum of Public Protest

Photo Anton K. Berlin 2011

fleursdumal.nl magazine

More in: Anton K. Photos & Observations, MUSEUM OF PUBLIC PROTEST, Street Art, Street Poetry

Tiplijst AKO literatuurprijs 2013 bekend gemaakt

heads004

Tiplijst  AKO literatuurprijs 2013 

Gisteren heeft Patrick Janssens, voorzitter van de jury, de Tiplijst van de AKO Literatuurprijs 2013 bekend gemaakt tijdens het Haags UIT Festival in de Centrale Bibliotheek. De 25 boeken op de Tiplijst zijn geselecteerd uit de ruim 400 Nederlandstalige boeken die uitgevers hebben ingezonden. Volgens de voorzitter van de jury is het een gevarieerde lijst met opvallend veel non-fictie titels.

De Tiplijst van de AKO Literatuurprijs 2013 bevat de volgende boeken:

Jan van Aken – De Afvallige (Querido)

Griet op de Beeck – Vele hemels boven de zevende (Prometheus)

Martin Bossenbroek – De Boerenoorlog (Athenaeum-Polak & Van Gennep)

Jan Brokken – De vergelding (Atlas Contact)

Saskia de Coster – Wij en ik (Prometheus)

Y.M. Dangre – Maartse kamers (De Bezige Bij)

Bernard Dewulf – Verstrooiingen (Atlas Contact)

Roelof van Gelder – Naar het aards paradijs (Balans)

Esther Gerritsen – Dorst (De Geus)

Wouter Godijn – Hoe ik een beroemde Nederlander werd (Atlas Contact)

Arnon Grunberg – Buster Keaton lacht nooit (Nijgh & Van Ditmar)

Kees ‘t Hart – Hotel Vertigo (Querido)

A.F.Th. van der Heijden – De helleveeg (De Bezige Bij)

Kristien Hemmerechts – Kronkelpaden van het geheugen (De Geus)

Oek de Jong – Pier en oceaan (Atlas Contact)

Guus Kuijer – De Bijbel voor ongelovigen (Athenaeum-Polak & Van Gennep)

Joke van Leeuwen – Feest van het begin (Querido)

Geert Mak – Reizen zonder John (Atlas Contact)

Margriet de Moor – Mélodie d’amour (De Bezige Bij)

Ilja Leonard Pfeijffer – La Superba (De Arbeiderspers)

Allard Schröder – De dode arm (De Bezige Bij)

Bart Slijper – In dit gevreesd gemis (Prometheus)

Manon Uphoff – De zoetheid van geweld (De Bezige Bij)

Annelies Verbeke – Veronderstellingen (De Geus)

Tommy Wieringa – Dit zijn de namen (De Bezige Bij)

De jury zal op vrijdag 27 september tijdens een volgende vergadering uit deze lijst een selectie van maximaal 6 titels maken. Deze Toplijst wordt die avond bekend gemaakt in een uitzending van Nieuwsuur.

Op maandag 28 oktober wordt de AKO Literatuurprijs 2013 uitgereikt in Museum Beelden aan Zee in Den Haag. De schrijver van het winnende boek ontvangt naast een sculptuur van Eugène Peters een bedrag van € 50.000. Dit bedrag wordt ter beschikking gesteld door de Stichting Jacques de Leeuw. De uitreiking zal rechtstreeks worden uitgezonden door Nieuwsuur.

De jury van de AKO Literatuurprijs 2013 bestaat uit de volgende leden:

• Patrick Janssens, parlementslid Vlaams Parlement (voorzitter)

• Karl van den Broeck, free lance boekenjournalist

• Toef Jaeger, recensent voor NRC Handelsblad en nrc.next

• Daniëlle Serdijn, recensent De Volkskrant

• Fleur Speet, literair criticus Het Financieele Dagblad en De Morgen

• Veerle Vanden Bosch, chef boeken De Standaard

 

fleursdumal.nl magazine

More in: Art & Literature News

Ton van Reen: DE GEVANGENE XII

gevangene05

Ton van Reen

DE GEVANGENE XII

De mensen wisten niet waarom hij geen rechterarm had. Hij kon het hun niet duidelijk maken. Zelf begreep hij het ook niet. Net of hij zou moeten weten waarom en met welk nut hij een rechterarm miste. De mensen dachten dat het lastig was geen rechterarm te hebben. Hij wist beter. Kon alles af met zijn linkerarm. Hij kon zich voorstellen dat het lastig zou zijn als je plotseling je rechterarm zou moeten missen wanneer je gewend was om met twee armen door de wereld te wandelen. Hij had nooit een rechterarm gehad en daarom miste hij hem niet. Alleen de mensen met twee armen misten zijn ene arm. Hij wist nooit of men afkeer van hem had of medelijden wilde tonen. Hij kon niet tegen afkeer. Hij voelde zich aan hen gelijk. Medelijden had hij niet nodig. Hij mankeerde niets. Invalide was hij niet. Hij kon alles met zijn linkerarm. Misschien kon hij met zijn ene arm meer dan andere mensen met twee armen. Die waren gewend beide armen onvoldoende te gebruiken. Zoals de asman. Die man had twee armen. Hij liet ze aan zijn lijf bungelen alsof ze over waren. Soms stak hij de handen in zijn broekzakken. Zo zat hij dag aan dag, met de twee armen die hij over had, op het deksel van het asvat van de familie F. Of hij dat prettig vond? Dat zou dan wel. Meneer Pesche had zijn armen enkel nodig als hij driftig was, of meende dat hij hoognodig zijn kleine knuisten moest opsteken om naar iemand te zwaaien.

Nee, de mensen vertrouwden de man zonder rechterarm niet, omdat hij nooit in de Libertystraat kwam en de hoofddeur aan de binnenkant had dichtgemetseld, zodat er aan de straatzijde van zijn huis niemand binnen kon. Wanneer hij uitging, liep hij door een gangetje dat uitkwam op de Hoofdstraat. Dat vond hij nodig. Hij was er zich van bewust dat hij door het gemis van een rechterarm een opvallende figuur zou blijven. In de Libertystraat vonden ze het nodig hem steeds na te wijzen. Alsof hij een fout van de schepping was en door de duivel werd bezeten. In de Hoofdstraat keken ze niet zo nauw. Ze zagen er wel meer mensen met lichaamsafwijkingen. Bovendien hadden de mensen die door de Hoofdstraat kwamen, te veel haast om naar iets of iemand te kijken. Ze hadden het druk genoeg met zichzelf.

Vroeger had hij eens geprobeerd zich een rechterarm aan te plakken. Zo had men hem over straat zien fietsen. Het was of de hand die de rechterkant van het stuur vasthield vanuit zijn onderbuik liep en niet vanuit de richting van het schouderblad kwam.

Gelukkig had hij zijn planten binnenshuis. Cactussen. Vroeger had hij orchideeën gehad. Die waren te mooi geweest om waar te zijn. Ze bloeiden te kort. Ze wisten zelf dat ze een vergissing waren. De man zou zich niet kunnen voorstellen dat iemand uit de Libertystraat zijn planten mooi zou vinden. Dat ze zouden begrijpen dat hij graag naar zijn planten keek. Dat hij het fijn vond dat de dikke, volgezopen stengels elkaars leven stonden te verzuren. Elkaar vastprikten, alsof dat zo hoorde. Het was voor hem een droom. Hij wist goed dat hij op zekere dag hysterisch zou worden van zijn bloemen, die hem als uiting van liefde aan hun stekels zouden prikken. Hij zou aan ze vastgroeien als een menselijke alg. De planten met een hoogte van twee meter zouden hun zwaarden door hem heen steken. Zo’n zwaard kon een meter lang worden en wel twintig centimeter breed. Heel langzaam zouden ze het doen. Elke dag één centimeter. Een vreemd vel hadden die cactussen. Het was dik en vadsig. Op plaatsen waar het kramp kreeg door te veel vocht, kwamen verdikkingen in de huid. Uit die bulten schoten plotseling bloemen tevoorschijn die fel gekleurd waren. Eigenlijk waren ze niet meer dan een uitgegroeide wond.

(wordt vervolgd)

fleursdumal.nl magazine

More in: - De gevangene

« Read more | Previous »

Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature