Ton van Reen
DE GEVANGENE III
Bovendien, als je binnenging door de eerste deur van de Uitdragerij, kwam je buiten door de laatste deur van de uitgeverij. Sommige mensen lachten erom en zeiden spottend: uitgeverij.
In de Uitdragerij van de Aangepaste Dood was altijd leven. Elke dag waren er mensen die er een eind aan maakten en die wensten op een nette, zo niet degelijke manier, mooi in de kleren en goed in het hout, in de grond gepoot te worden. Terwijl ze wisten dat ze nooit wortel konden schieten. Nooit boven de grond zouden kunnen uitbotten. Dat was een kolfje naar de hand van de Uitdragerij. Die kon iedereen begraven volgens rang en stand en een dode voor wat meer geld meer stand meegeven dan die dode verdiende. In de ondefinieerbare klasse had een dode vier dragers. Die liepen ieder aan een hoek van de kist en hadden behoorlijk de handen vol. Bij een tweedeklas begrafenis kreeg de dode acht dragers mee en bij een eersteklas twaalf. Verder kon je bij de Uitdragerij van de Aangepaste Dood lopers huren die voor wat geld gaarne, als zijnde familieleden, achter de kist aan door de straten wilden trekken.
Als je er geld voor overhad, was het dus nooit nodig alléén begraven te worden. Dat moest voor iemand die alléén lag te sterven en die in zijn leven een beetje geld had overgehouden, een troost zijn.
Mensen uit de Libertystraat werden allemaal begraven in de ondefinieerbare klasse. Zelden lieten ze een huis leeg achter, want in elk huis in de Libertystraat woonden genoeg mensen die van kauwgum waren. Dat rekte vanzelf, dan werd de lege plaats weer ingenomen.
De mensen uit de Tolsteeg stierven anders. Ze werden ook nooit door de Uitdragerij van de Aangepaste Dood begraven. Werden meestal door hun eigen familie in de grond gestopt op het Kerkhof van de Ongewijde Grond. Ze vonden het niet nodig om volgens rang en stand begraven te worden. Achtten het nog minder nodig om te betalen voor de door de Kerk zwaar gezegende en zodoende alleenzaligmakende grond. Ze hadden daar ook het geld niet voor.
De meesten van hen verdienden de kost door met een slijpwiel langs de deuren te gaan of vodden op te halen. Er waren er ook die voorstellingen hielden met marmotjes, met bruine kinderen op een pony of met een kat die wel eens voor tijger wilde spelen. Ook woonden er in de Tolsteeg figuren die langs de kermissen trokken met een waarzeggerskraam en die daar dik geld mee verdienden. Mensen die in straten woonden als de Libertystraat, bleken er behoefte aan te hebben te weten wanneer en hoe ze dood zouden gaan. En of ze nog eens rijk zouden kunnen worden, zodat ze zich in een duurdere klasse konden laten begraven. Toch ging het de mensen in de Tolsteeg soms slecht. Dat was wanneer overal de kermissen verregenden en door slecht weer alle jaarfeesten werden afgelast. Of wanneer er jaren waren dat niemand wilde weten wat de toekomst bracht, omdat iedereen oorlog verwachtte en er weinig kans was op vrede. Of wanneer de mensen overal zo scherp waren dat er geregeld doden vielen in de huishoudens waar men over broodmessen beschikte.
Verder woonden er in de Tolsteeg Jan Rap en zijn maat. Waar die van leefden ging niemand wat aan. Ze hadden in elk geval plezier in het leven en dat moest goed zijn. Nooit kon men de mensen uit de Tolsteeg erop betrappen dat ze stiekem probeerden zich een andere manier van leven aan te meten. Om zodoende in een hogere stand te geraken.
In de Tolsteeg waren de huizen klein, maar ze stonden zo ver van elkaar dat de zon er altijd tussendoor kon wandelen. Als iemand uit de Libertystraat door de Tolsteeg liep, had hij steeds het gevoel dat hij werd doorgelicht.
(wordt vervolgd)
fleursdumal.nl magazine
More in: - De gevangene
2e druk
Jef van Kempen
Laatste Bedrijf.
Een keuze uit de gedichten 1962-2012
Uitgeverij Art Brut
ISBN: 978-90-76326-06-1
68 pag.
12,50 euro
Vormgeving Michiel Leenaars
Gedichten en illustraties van Jef van Kempen, J.A. Woolf, Monica Richter & Julia Origo
Op zondag 16 december 2012 vond in Boekhandel Livius in Tilburg de presentatie plaats van de nieuwe bundel van Jef van Kempen: Laatste bedrijf. Een keuze uit de gedichten 1962-2012. Op die bijeenkomst ontving Jef van Kempen uit handen van burgemeester Peter Noordanus de grote zilveren legpenning van de gemeente Tilburg voor zijn verdiensten op het gebied van literatuur en cultuur.
Verder las Ton van Reen zijn verhaal: ‘Jef van Kempen houdt van gedichten’ voor en droeg stadsdichter Esther Porcelijn enkele gedichten en prozateksten van Jef van Kempen voor.
De 2e druk van deze bundel ligt inmiddels in de winkel.
MEER INFORMATIE: magazine@fleursdumal.nl
DE PERS OVER LAATSTE BEDRIJF: “Jef van Kempen is bekender als schrijver van verhalen (…) dan als dichter. Ten onrechte. In zijn rijke en fraai geïllustreerde bundel toont hij zijn veelzijdigheid en belezenheid. Grimmige poëzie, waarin de somberheid en woede alleen in toom worden gehouden door ironie.” (Brabants Dagblad, Miekse van Eck, 3 januari 2013)
2e druk
fleursdumal.nl magazine
More in: J.A. Woolf, Jef van Kempen Photos & Drawings, Kempen, Jef van, Monica Richter, Origo, Julia
Karl Kraus
(1874-1936)
Der sterbende Soldat
Hauptmann, hol her das Standgericht!
Ich sterb’ für keinen Kaiser nicht!
Hauptmann, du bist des Kaisers Wicht!
Bin tot ich, salutier’ ich nicht!
Wenn ich bei meinem Herren wohn’,
ist unter mir des Kaisers Thron,
und hab’ für sein Geheiß nur Hohn!
Wo ist mein Dorf? Dort spielt mein Sohn.
Wenn ich in meinem Herrn entschlief,
kommt an mein letzter Feldpostbrief.
Es rief, es rief, es rief, es rief!
Oh, wie ist meine Liebe tief!
Hauptmann, du bist nicht bei Verstand,
daß du mich hast hierher gesandt.
Im Feuer ist mein Herz verbrannt.
Ich sterbe für kein Vaterland!
Ihr zwingt mich nicht, ihr zwingt mich nicht!
Seht, wie der Tod die Fessel bricht!
So stellt den Tod vors Standgericht!
Ich sterb’, doch für den Kaiser nicht.
Karl Kraus poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive K-L, Kraus, Karl
Ton van Reen
DE GEVANGENE II
Het was nog geen zomer. Leo noemde het toch zo. Zomer was iets wat in sprookjes bestond. Zoiets bleef eeuwig, vond Leo. Tenminste, zolang de mensen kinderen hadden. Kinderen als uit de Tolsteeg, die een eigen taal hadden. Alleen zij en de dieren verstonden die.
De kinderen uit de Tolsteeg hadden allemaal een geit, een hond of een kat, waarmee ze samen konden slapen. Huid aan vel en vel aan huid. Je zag er zelden een kind of een beest alleen. Je zag ze altijd samen. Zodat je ook kon zeggen: de beesten uit de Tolsteeg hebben allemaal een kind. Ze wandelden vrij en blij over de wereld. Kinderen en dieren hoorden vertrouwelijk met elkaar om te gaan. Omdat ze samen eenzelfde taal hadden waarvan de volwassenen dienden af te blijven. Het hoorde bij de opvoeding van de kinderen dat volwassenen die taal respecteerden.
Er waren wel volwassenen die de taal van de kinderen en dieren verstonden. Dat waren er echter zo weinig dat ze gemakkelijk voor gek versleten werden. Men noemde hen onnozel.
De kinderen in de Libertystraat waren als van elastiek dat elk jaar een beetje werd uitgerekt. Dunner werd. En vuiler. Als de kinderen in de Libertystraat geboren werden, leek het of ze nog hoopten op het leven. Maar als ze jaar na jaar zagen dat in de Libertystraat geen zon scheen en ze beseften dat ze niet konden vluchten, werden ze grauw. Ze waren anders dan de kinderen uit de Tolsteeg. En ook anders dan de kinderen uit de Hoofdstraat, die netjes spraken. Dat er zoveel verschil was tussen deze kinderen lag aan de hoogte van de huizen, de hoeveelheid zon, het aantal planten en meer van die factoren die eigenlijk bijkomstig heten te zijn, maar die van belang zijn voor de aard van een kind.
Met de dieren was het al niet anders. Sliepen de kinderen en dieren uit de Tolsteeg bij wijze van spreken ‘s nachts in één zak, huid aan vel en vel aan huid, dan was het in de Libertystraat heel anders. Er waren weinig dieren en die er waren, kreeg je zelden te zien. De asman opende direct de jacht als hij een hond of kat zag. De asman was pas tevreden als het beest verdwenen was. Nadat hij het zo afgeranseld had dat het niet meer in de straat durfde te verschijnen. Zo kenden de kinderen uit de Libertystraat hun eigen taal niet.
Ook de volwassenen uit de Libertystraat waren heel anders dan die uit de Tolsteeg. Die uit de Libertystraat waren zuur. Of ze jaren in een bos hadden gelegen. Onder dennennaalden die vocht doorlieten. Of ze daar hadden liggen schimmelen. Aangevreten waren. Ze zagen eruit alsof het elastiek, waarop hun kinderen leken, uit hun buik kwabbelde, in lagen over hun lijf zat geplakt. Ze dachten dat het zo hoorde, hadden er vrede mee.
Uit de Libertystraat ging nooit iemand weg. Of hij moest dood zijn. En begraven worden door de Uitdragerij van de Aangepaste Dood.
Dat betekende dat je door de Uitdragerij in drie klassen begraven kon worden. In de eerste, de tweede en in een ondefinieerbare klasse. In een van die klassen kwam je ter wereld en in een van die klassen stapte je er weer uit.
De Uitdragerij van de Aangepaste Dood lag net niet in de Libertystraat en grensde met zijn eerste deur aan de laatste deur van de uitgeverij.
Uitgeverij. Dat stond tenminste op de deur geschilderd. Waarschijnlijk was het alleen een wensdroom van het mannetje dat meestal in de deur stond te kijken om uitgever te worden. Er was niet eens een etalage. Onder de mensen die boeken schreven was er waarschijnlijk niet een die wist dat om de hoek van de Libertystraat een uitgeverij lag, direct naast de deur van de Uitdragerij van de Aangepaste Dood. Als het mannetje inderdaad boeken zou uitgeven, dan kon men zich toch moeilijk voorstellen dat dit mannetje enig begrip zou kunnen hebben van wat er in die boeken stond. Waarschijnlijk hield hij alleen van papier.
(wordt vervolgd)
fleursdumal.nl magazine
More in: - De gevangene
Albertine Kehrer
(1826-1852)
Verwachting
Neen ‘t is geen ondank, geen miskennen uwer gaven,
Gij weet het, die de harten kent!
Als zich mijn zoekend oog naar de overzij der graven
Met onbepaald verlangen wendt.
Ik neem ze dankend aan uw duizend zegeningen,
‘t Gebloemte ontluikend voor mijn voet;
Met duizend stemmen wilde ik van uw liefde zingen
En juichen: o de Heer is goed!
Maar toch terwijl voor mij de wijn der vreugde perelt,
Mijn beker vullend tot den rand,
Keert hopend zich mijn oog naar ‘t heil der hoogre wereld,
De zoetheên van mijn vaderland!
Naar ‘t oord waar ‘t eeuwig schoon zijn vormen zal onthullen
In altijd nieuwe jeugd en pracht,
Waar nooit gedroomd genot de harten zal vervullen
En de eeuwig groene lente lacht.
Waar ‘t onkruid: haat en twist – zal sterven en verleppen
Bij ‘t gloeijend licht der Liefdezon,
En elks geheiligd hart gestâag op nieuw zal scheppen
Uit de allerhoogste Liefdebron!
Waar in ‘t vernieuwd gemoed geen zonde meer zal wonen
Geen zondestrijd, geen zondesmart,
En God in zijn genâ zal tot verwinnaar kroonen,
Die tot den einde heeft volhard.
Waar ik den Heer zal zien, in wien mijn ziel geloofde,
Het Lam, voor ons op aard geslagt;
Den Vorst des Levens, die den dood zijn prikkel roofde
En licht schiep uit der graven nacht!
Waar ik ‘t harmonisch lied te zijner eer hoor klinken
Der duizenden, door Hem gered,
En overstelpt van vreugd, mag aan zijn knieën zinken,
Meêstemmend in hun dankgebed!
O voor ik uit mijn borst dat stil verlangen weere
De heimweezucht, zoo zoet, zoo rein,
Moet eerst uw heilbeloft’ min heerlijk, o mijn Heere!
Min zeker haar vervulling zijn!
Albertine Kehrer poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Albertine Kehrer, Archive K-L, Kehrer, Albertine
Henrik Ibsen
(1828-1906)
The miner
Beetling rock, with roar and smoke
Break before my hammer-stroke!
Deeper I must thrust and lower
Till I hear the ring of ore.
From the mountain’s unplumbed night,
Deep amid the gold-veins bright,
Diamonds lure me, rubies beckon,
Treasure-hoard that none may reckon.
There is peace within the deep–
Peace and immemorial sleep;
Heavy hammer, burst as bidden,
To the heart-nook of the hidden!
Once I, too, a careless lad,
Under starry heavens was glad,
Trod the primrose paths of summer,
Child-like knew not care nor cummer.
But I lost the sense of light
In the poring womb of night;
Woodland songs, when earth rejoiced her,
Breathed not down my hollow cloister.
Fondly did I cry, when first
Into the dark place I burst:
“Answer spirits of the middle
Earth, my life’s unending riddle!–“
Still the spirits of the deep
Unrevealed their answer keep;
Still no beam from out the gloomy
Cavern rises to illume me.
Have I erred? Does this way lead
Not to clarity indeed?
If above I seek to find it,
By the glare my eyes are blinded.
Downward, then! the depths are best;
There is immemorial rest.
Heavy hammer burst as bidden
To the heart-nook of the hidden!–
Hammer-blow on hammer-blow
Till the lamp of life is low.
Not a ray of hope’s fore-warning;
Not a glimmer of the morning.
Translation Fydell Edmund Garrett. New York, 1912.
Henrik Ibsen poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive I-J, Ibsen, Hendrik
Marcel Proust
(1871-1922)
Je contemple souvent le ciel de ma mémoire
Le temps efface tout comme effacent les vagues
Les travaux des enfants sur le sable aplani
Nous oublierons ces mots si précis et si vagues
Derrière qui chacun nous sentions l’infini.
Le temps efface tout il n’éteint pas les yeux
Qu’ils soient d’opale ou d’étoile ou d’eau claire
Beaux comme dans le ciel ou chez un lapidaire
Ils brûleront pour nous d’un feu triste ou joyeux.
Les uns joyaux volés de leur écrin vivant
Jetteront dans mon coeur leurs durs reflets de pierre
Comme au jour où sertis, scellés dans la paupière
Ils luisaient d’un éclat précieux et décevant.
D’autres doux feux ravis encor par Prométhée
Étincelle d’amour qui brillait dans leurs yeux
Pour notre cher tourment nous l’avons emportée
Clartés trop pures ou bijoux trop précieux.
Constellez à jamais le ciel de ma mémoire
Inextinguibles yeux de celles que j’aimai
Rêvez comme des morts, luisez comme des gloires
Mon coeur sera brillant comme une nuit de Mai.
L’oubli comme une brume efface les visages
Les gestes adorés au divin autrefois,
Par qui nous fûmes fous, par qui nous fûmes sages
Charmes d’égarement et symboles de foi.
Le temps efface tout l’intimité des soirs
Mes deux mains dans son cou vierge comme la neige
Ses regards caressants mes nerfs comme un arpège
Le printemps secouant sur nous ses encensoirs.
D’autres, les yeux pourtant d’une joyeuse femme,
Ainsi que des chagrins étaient vastes et noirs
Épouvante des nuits et mystère des soirs
Entre ces cils charmants tenait toute son âme
Et son coeur était vain comme un regard joyeux.
D’autres comme la mer si changeante et si douce
Nous égaraient vers l’âme enfouie en ses yeux
Comme en ces soirs marins où l’inconnu nous pousse.
Mer des yeux sur tes eaux claires nous naviguâmes
Le désir gonflait nos voiles si rapiécées
Nous partions oublieux des tempêtes passées
Sur les regards à la découverte des âmes.
Tant de regards divers, les âmes si pareilles
Vieux prisonniers des yeux nous sommes bien déçus
Nous aurions dû rester à dormir sous la treille
Mais vous seriez parti même eussiez-vous tout su
Pour avoir dans le coeur ces yeux pleins de promesses
Comme une mer le soir rêveuse de soleil
Vous avez accompli d’inutiles prouesses
Pour atteindre au pays de rêve qui, vermeil,
Se lamentait d’extase au-delà des eaux vraies
Sous l’arche sainte d’un nuage cru prophète
Mais il est doux d’avoir pour un rêve ces plaies
Et votre souvenir brille comme une fête.
Marcel Proust poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Marcel Proust, Proust, Marcel
TINKEBELL
De Duitsers zijn uitgeschakeld
Over hoe je aangestaard kunt worden door een muis met een feestmuts. Welke types tegenwoordig kaas maken. Van mannen die vermeden moeten worden vanwege de viezigheid op hun piemel of hoe je aangeklaagd kunt worden door depressieve hondenbezitters. Waarom je een psychiater ook preventief kunt bezoeken. Over Boy. Over niet-opgegeten boterhammen. Over alleen zijn. En ook: wat kunst, politiek en portretschilderkunst met elkaar te maken hebben.
Dit boek is een toegankelijk geschreven verzameling columns, brieven, e-mails en gerechtelijke stukken. Sommige columns zijn hilarisch. De lezer krijgt een kijkje achter de schermen van het leven van Tinkebell. Op momenten is het ook een boek dat je doet nadenken over je eigen blik op bepaalde maatschappelijke kwesties en hoe die blik tot stand komt – vaak zonder dat je erbij nadenkt. Maar dat is misschien iets wat de meer ijverige lezer eruit haalt. Lachen zul je hoe dan ook.
Uitvoering: paperback – Afmetingen: 21 x 26 cm – Pagina’s: 224 – NUR: 302 – ISBN: 9789045022260 – Auteur(s): TINKEBELL – 2013 – Prijs: € 16,95
≡ website: portfolio tinkebell
fleursdumal.nl magazine
More in: The talk of the town, Tinkebell
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature