Hank Denmore
Moord in lichtdruk
eenendertig
Evelyne kreeg de volgende morgen een uitnodiging van inspecteur Greener om even een kop koffie te komen drinken. Dat was van hem een vriendelijke manier om haar te ontbieden. Toen ze bij Sidney’s kantoor kwam zat deze al op haar te wachten.
‘Goeie morgen Evelyne, ga zitten, ik heb het een en ander te vragen en te vertellen.’
Evelyne ging in een van de versleten stoelen zitten en probeerde zo kalm mogelijk te blijven. Ze wist wel waarover het gesprek zou gaan. Ze had zelf Greener van het gebeurde op de hoogte gesteld.
‘Allereerst, het is geen groot verlies voor de samenleving. De ene dode was ene Alfredo Borcia, beter bekend als Doc. Een gesjeesde medicijnenstudent. Van de uni getrapt wegens sadisme tijdens de anatomielessen. Het scalpel was voor hem een geschenk uit de hemel, of liever uit de hel. De tweede was Paoli Massini maar werd meestal Knife genoemd. Hij was een specialist met messen en viel zijn slachtoffers van achteren aan.’
Evelyne knikte en schreef alles in haar agenda.
‘Weet jij wie die Knife heeft neergeschoten? Het is niet met een van jouw wapens gedaan, dat hebben we al gecontroleerd.’
‘Nee, tot mijn verbazing lag hij opeens op de straat, ik denk dat er vanuit een auto met een pistool met geluiddemper op hem is geschoten. Ik heb echt niets gehoord, zoals ik al zei, hij lag ineens op de straatstenen.’
‘En die Alfredo heb jij zeker een karateklap gegeven? Bij de sectie bleek dat zijn strottenhoofd volkomen was verbrijzeld. Vertel maar
eens uitvoerig hoe het allemaal is gegaan."
‘Nou, om te beginnen stond er al enkele uren een onbekende wagen voor mijn kantoor. Ook na zessen stond hij er nog. Dus dachten we dat hij op mij stond te wachten. Toen ik later op de avond wegreed volgde hij me echter niet. Wel kwam een Mustang achter me rijden, maar die wekte geen argwaan op, die kreeg ik pas toen de wagen me bleef volgen. In een donkere verlaten laan werd ik klemgereden door die Mustang en gedwongen om uit te stappen. Ze wilden dat ik meeging naar de Coconutbar. Daar ben ik onlangs geweest om te vertellen van het ongeval van dat meisje Arabella Girondi. Dat bleek het liefje van de eigenaar te zijn.’
‘Maar dat is toch geen reden om zo tekeer te gaan. Ik heb je al meer gezegd dat ik je niet altijd kan beschermen of vrijpleiten. Je zult een goede reden moeten hebben voor wat er nu gebeurd is.’
‘Die heb ik, nadat ik uit de wagen was gesleurd werd ik met een mes bedreigd. De ene sneed mijn jurk kapot en wilde in mijn lijf gaan kerven. Ik zag op een gegeven ogenblik mijn kans schoon en gaf er eentje, dat moet dan Doc zijn geweest, een kniestoot. Hij ging van pijn tegen de vlakte. Toen ik me omdraaide om de andere aan te vallen lag die al op straat. Doc kwam terug en ging me met een scalpel te lijf, dus sloeg ik tegen zijn keel om mezelf te beschermen.’
‘Ja, ja, het hulpeloze meisje, dat door dat uitvaagsel wordt aangevallen, moet zich met karate verdedigen. Maar het is al goed, dat valt onder zelfverdediging. Er is nog iets anders wat we ontdekt hebben en daarvan zal je wel opkijken.’
‘Nou,’ zei Evelyne gerustgesteld, ‘je maakt me nieuwsgierig. Wat is het wat je ontdekte?’
"Nee, niet ik maar de afdeling ballistiek heeft dat ontdekt.’
‘Oh, dan denk ik dat ik het wel kan raden.’
‘Vertel op, is dat weer een staaltje van je detectivewerk of van de beroemde vrouwelijke intuïtie?’ zei Sidney Greener lachend.
‘Als je alles netjes op een rijtje zet moet je wel tot dezelfde conclusie komen. Dat dametje in het blauw wordt doodgeschoten en wordt gevonden bij ene Millhouse, die bij Sperry Rand werkt. Diens verloofde wordt gemarteld en ook om zeep geholpen. Arabella, het liefje van de Coconuteigenaar heeft het net voordat ze naar het hiernamaals gaat over papieren en teveel doden. Wedden dat het blauwtje en die messentrekker door dezelfde revolver zijn gedood!’
‘Je mag nooit meer raden,’ zei Sidney verbluft. ‘Alleen was het geen revolver maar een pistool. Het model is hier erg ongebruikelijk, in Europa komt het meer voor en dan alleen bij onze rode vrienden.’
‘Sidney, je moet met me meegaan naar Harrisburg. Ik denk dat we daar iets meer te weten kunnen komen over wat er werkelijk is gebeurd. Alles draait om Sperry Rand en die programmeur met dat rare ongeluk heeft er ook iets mee te maken.’
‘Jammer Evelyne, maar daar is geen sprake van. Ik heb daar helemaal niets te zoeken en mag me daar ook niet met dat hele gedoe bemoeien. Je zult op eigen houtje verder moeten zoeken. Om je te helpen heb ik nog een nieuwtje, we hebben de resten van Johnny the Muck gevonden.’
‘Johnny the Muck, dat kleine Pooltje? Hoezo de resten, is ie uit de hoogste verdieping van het Empire State Building gevallen?’
‘Nee, maar zo’n rotzooi heb ik nog nooit meegemaakt en ik loop al heel wat jaartjes mee. Heb je wel eens gehoord dat er van iemand de stembanden werden doorgesneden?’
‘Alleen uit verhalen over de tweede wereldoorlog, toen werd dat door de nazi’s gedaan tijdens hun experimenten op gevangenen. Het gekrijs stoorde de heren doktoren bij hun werk. Maar dat het hier bij mensen wordt toegepast heb ik nog niet gehoord.’
‘Die arme Johnny is verschrikkelijk gemarteld en gezien de aard van de martelingen kan dat maar één man gedaan hebben. Een van de mannen die jou aanvielen en in zijn eigen scalpel viel.
‘Die zogenaamde dokter, Doc? Als je dat vertrokken gezicht had gezien toen hij voor me stond, het was net een waanzinnige, ik neem dat direct van je aan. Wat ze aan het zoeken zijn moet wel heel erg veel waarde hebben. En weer is Sperry Rand er bij betrokken, misschien zijdelings maar we moeten het toch daar gaan zoeken.’
‘Wat moet Johnny bij Sperry Rand doen Evelyne? Hij is, nee was een goed slotenmaker en sleutelspecialist en deed voor ons soms wat werk. Op zijn leeftijd ging hij het rustig aan doen. Hij werd een jaartje ouder en had niet meer de zekere hand die bij zijn werk noodzakelijk is.’
‘Wanneer is Johnny naar hier gekomen? Heeft hij hier altijd gewoond of is hij op latere leeftijd geïmmigreerd? Als dat zo is kan het mogelijk zijn dat de Russen hem voor een karweitje hebben benaderd.’
‘Ik zal het laten uitzoeken, maar ik denk dat je nu wel heel erg ver gaat zoeken. Slapende spionnen komen alleen in films voor.’
Ze stonden op, de inspecteur hield galant de deur voor haar open en nadat ze was vertrokken bleef hij lange tijd zitten nadenken over wat Evelyne gezegd had.
Hank Denmore: Moord in lichtdruk
kempis.nl poetry magazine
(wordt vervolgd)
More in: -Moord in lichtdruk
A case of identity:
Nadja
jef van kempen 2011
fleursdumal.nl magazine
from: ► Museum of lost concepts
More in: Jef van Kempen, Jef van Kempen Photos & Drawings, Photography
William Shakespeare
(1564-1616)
THE SONNETS
61
Is it thy will, thy image should keep open
My heavy eyelids to the weary night?
Dost thou desire my slumbers should be broken,
While shadows like to thee do mock my sight?
Is it thy spirit that thou send’st from thee
So far from home into my deeds to pry,
To find out shames and idle hours in me,
The scope and tenure of thy jealousy?
O no, thy love though much, is not so great,
It is my love that keeps mine eye awake,
Mine own true love that doth my rest defeat,
To play the watchman ever for thy sake.
For thee watch I, whilst thou dost wake elsewhere,
From me far off, with others all too near.
kempis.nl poetry magazine
More in: -Shakespeare Sonnets
Joris-Karl Huysmans
(1849-1907)
Le Drageoir aux épices (1874)
XVI. Adrien Brauwer
I
Deux compagnons, l’un maigre et élancé comme une cigogne, l’autre obèse et ventru comme un muid, galopent sur la route de Flandre, en pétunant dans de longues pipes. Leur mine est rien moins qu’honnête. Le grand a la figure régulière, mais ravagée par les orgies, l’air hautain et distingué; le gros a l’air commun, la face purpurée, le nez étincelant comme une braise et fleuri de pompettes écarlates. Quant à l’accoutrement des deux sires, il tombe en lambeaux. L’homme maigre est vêtu d’un pourpoint qui, jadis, a dû réjouir les belles par ses teintes incarnadines; mais la poussière et les libations l’ont revêtu de tons roux et fuligineux; ses grègues baissent le nez piteusement, ses souliers sont feuilletés et rient à semelles déployées. Le gros, vêtu de loques dont on ne saurait définir la nuance exacte, a pourtant des chausses dont la couleur primitive a dû être un jaune citrin agrémenté de rubans pers, mais elles sont si vieillies, si fourbues, si usées, que nous n’oserions assurer qu’elles aient eu ces teintes agréables dans leur jeunesse.
—C’est étonnant, dit le gros, comme la poussière vous sèche le gosier! qu’un broc de cervoise serait bienvenu! Hé! mon maître, invoquez le divin Gambrinus pour qu’il conduise nos pas à un cabaret.
—Eh! dit Brauwer, tu sais bien que les incomparables Kaatje et Barbara ont vidé nos poches à Anvers.
—Bah! tu peindras un tableau, et nous boirons à notre soif.
—Non, dit le maître, j’ai créé assez de chefs-d’oeuvre laissés dans les cabarets pour payer les breuvages. A ton tour, Kraesbeck, peins et paie l’écot.
—Hélas! tu sais bien que j’ai les bras encore endoloris des coups que j’ai reçus pour avoir voulu embrasser la jolie Betje.
—C’est vrai, dit Brauwer en riant, mais ne discutons pas davantage: voici un cabaret, buvons d’abord, nous verrons à payer ensuite.
Ils entrèrent. La salle était pleine et tellement enfumée qu’on aurait pu y saurer des harengs. Les jambes allongées, le feutre enfoncé jusqu’aux yeux, des personnages en guenilles fumaient à perdre haleine et buvaient en criant et se disputant. Une servante en train de guéer du linge dans la salle voisine rythmait à coups de palettes les chansons que nasillaient quelques-uns de ces marauds. Coutumiers de semblable spectacle, le maître et l’élève ne s’en étonnèrent pas et, pendant quelque temps, pétunèrent et vidèrent tant de pintes qu’ils conquirent l’admiration des malandrins qui peuplaient ce bouge; puis Kroesbeck poussa son maître du coude et lui dit: «S’il ne s’agissait que de boire, la terre serait un paradis; mais il faut payer. Voyons, fais un tableau.» Brauwer poussa un soupir et, prenant une petite toile, se mit à peindre vivement la tabagie.
Ce tableau, vous le connaissez. Il est au Louvre. Le personnage le plus saillant est un buveur assis sur une barrique renversée et nous tournant le dos. Le rustre a tant de fois pétuné et tant de fois vidé de larges vidrecomes qu’il a été choir, nez en avant, sur la table qui lui sert d’appui. Sa chemise a remonté et sort toute bouffante entre son haut-de-chausse jaune paille et son pourpoint gris fer; un autre maraud, plus intrépide, nous n’osons dire plus sobre, allume sa pipe à un brasier rougeâtre et semble absorbé par cette grave occupation. Un troisième nous présente son profil camard et souffle au plafond un nuage de fumée tourbillonnante. Enfin, apparaissent, dans la brume qui enveloppe la tabagie, quelques paysans causant avec une petite fille qui se laisse sans répugnance embrasser par l’un de ces truands.
—Parfait! s’écria Kroesbeck, en se posant devant le tableau. Ah! Adrien, tu as le don du génie. Hals, ton maître, n’était qu’un enfant auprès de toi. Hélas! jamais je ne t’égalerai. Et le pauvre Kroesbeck alla s’asseoir dans un coin, d’un air tout contrit.
Les buveurs étaient partis presque tous. La nuit était venue et l’on n’entendait que le crépitement de la pluie sur les vitres et le pétillement des fagots dans l’âtre. La porte s’ouvrit, et un homme de haute taille entra et vint s’asseoir au coin du feu. Au bout de quelques instants, il se leva et vint se placer derrière Brauwer. «Eh! bien maître, dit-il, comment vous portez-vous?» Notre peintre, qui, pour beaucoup de raisons, ne s’entendait jamais appeler sans effroi, regarda timidement son interlocuteur et reconnut M. de Vermandois, un riche seigneur qui, le premier, lui avait payé en reluisants ducatons un de ses petits chefs-d’oeuvre, alors qu’il fuyait la maison de son maître. «Il est charmant, ce tableau! reprit le gentilhomme; je l’achète; le prix que vous fixerez sera le mien, apportez-le-moi demain matin.» Puis, comme la pluie avait cessé, il sortit, faisant de la main à Brauwer un geste amical.
Tout joyeux de cette aubaine, le peintre fit frémir d’un coup de poing les brocs et les verres qui couvraient la table et redemanda de la bière. «Hé! que dis-tu de cela, Joseph? s’écria-t-il, nous sommes riches, livrons-nous a de francs soulas, buvons papaliter.» Mais Kroesbeck avait disparu. «Où diable est-il?» murmura notre héros, qui se leva en chancelant; mais il buta du pied contre une masse énorme qui, le nez aplati contre le plancher, les bras étendus, les jambes écartées, ronflait mélodieusement; c’était le digne Joseph qui avait roulé sous là table et venait d’ajouter sans doute un nouveau rubis aux innombrables fleurons qui décoraient son nez. Brauwer le regarda avec attendrissement et, bredouillant et dodelinant la tête, alla choir sur un escabeau où il s’endormit.
II
—…A propos de Van Dyck, dit M. de Vermandois, j’ai vu son maître dernièrement. Il regrette, non moins vivement que moi, que vous ayez quitté son palais pour aller, à l’aventure, courir les cabarets et les auberges.
—C’est vrai, dit Brauwer; Rubens s’est conduit avec moi comme un véritable ami, comme un grand artiste; mais ses disciples vêtus de soie et de velours m’intimidaient. Aurais-je pu peindre, dans ce somptueux atelier, ces trognes grimaçantes, ces haillons bizarres, ces postures si grotesques et si naturelles de l’ivrogne qu’elles vous font involontairement sourire; aurais-je pu rendre avec autant de verve cette réalité pittoresque que vous admirez? Que voulez-vous! l’inspiration me désertait sous les lambris, elle me hantait dans les tripots.
A ce moment, la porte s’ouvrit, et une jeune fille parut et fit mine de se retirer en voyant son père causer avec un inconnu.
Sur un signe de M. de Vermandois, elle entra. Brauwer fut ébloui; lui qui n’avait jamais fréquenté que des filles de joie, il resta muet d’admiration devant cette charmante jeune fille. Encadrez un ovale d’une pureté raphaélesque de grandes tresses mordorées, imaginez de grands yeux bleu turquoise, une bouche rouge comme l’aile du flamant, vous n’aurez qu’un faible aperçu de la jolie Jenny.
Le peintre comprit qu’on pouvait être heureux sans vivre dans les bordeaux et faire carrousse avec de joyeux vauriens. Il se promit de quitter sa vie aventureuse et peut-être, pensait-il, parviendrai-je, grâce à mon génie, à ne point lui déplaire. Il quitta cette maison, les larmes aux yeux, et loua une mansarde où, pendant trois jours, il s’enferma. Le troisième jour, malgré quelques regrets, il résista au désir d’aller retrouver son compagnon, l’ex-boulanger Kroesbeck. Il se mit à la fenêtre, alluma sa pipe et regarda dans la rue. Son gîte était mal choisi: un cabaret faisait face à la chambre qu’il habitait, regorgeant de buveurs et d’éhontés tortillons. Au milieu d’eux, un homme à l’encolure puissante, au bedon piriforme, au nez tout emperlé, lançait d’épaisses bouffées et suçait avec de doux vagissements les goulots d’une énorme guédousle. Sa grosse figure rayonnait d’aise. «Tiens, se dit Brauwer, Kroesbeck est ici! Il s’est donc décidé à peindre et à payer l’écot?» Puis il le regarda boire et un sourire d’envie passa sur ses lèvres. Il s’éloigna de la fenêtre et voulut se remettre a travailler. Il n’y put tenir, il regarda de nouveau dans la rue. Son élève l’aperçut.
—Oh! oh! oh! dit-il sur trois tons différents; et, poussant un cri Joyeux, il l’appela. Pour le coup, c’était trop. Brauwer descendit quatre à quatre, et, saisissant un broc, il le vida, la face épanouie, l’oeil pétillant. Une heure après, il dormait dans un coin, complètement ivre.
Le réveil fut moins gai. Il fit silencieusement un paquet de ses hardes et quitta la ville le soir même.
Quinze jours après, il était de retour à Anvers et mourait à l’hôpital. Cet homme de génie fut enterré dans le cimetière des pestiférés, sur une couche de chaux vive.
Joris-Karl Huysmans: Le Drageoir aux épices
kempis.nl poetry magazine
More in: -Le Drageoir aux épices, Huysmans, J.-K.
Hank Denmore
Moord in lichtdruk
dertig
In zijn bruine ogen kijkend voelde ze de wreedheid van de man als een magnetisch veld om hem heen. Met moeite kon ze een lichte huivering onderdrukken. Van deze kerels had ze niet veel goeds te verwachten. Het kon niet zomaar een ordinaire straatroof zijn, daarvoor was ze te lang achtervolgd. Zou dit een gevolg zijn van haar bezoek aan die bar? Terwijl Evelyne koortsachtig nadacht over een eventuele ontsnappingspoging voelde ze de misselijkmakende adem van de opzichtig geklede Knife op haar wang en mond. Vol afkeer draaide ze haar gezicht weg maar werd daarin gehinderd door Doc die haar mooie kin vastgreep en haar dwong om hem aan te kijken. Hulpeloos onderging ze deze vernedering, hopend op een voorbijkomende politiewagen. Maar, zoals altijd, als je de politie hard nodig hebt is ze in geen velden of wegen te bekennen.
‘Wat moeten jullie van mij, ik denk dat jullie meneer Vandezzi het niet goed vindt dat jullie mij zo behandelen en mijn wagen vernielen.’
Schaterlachend zei Doc: ‘Juffie, meneer Vandezzi betaalt mij wel mijn loon om te doen wat hij mij opdraagt, maar nu doe ik wat ik wil en tegenstand duld ik nooit. Denk dus goed na, want anders kan dat mooie smoeltje van jou wel eens een modernistisch nonfiguratief schilderij worden.’ Trots keek hij naar Knife om te zien wat die van dat woordgebruik vond. Deze was met het vlijmscherpe mes aan het spelen: ‘Het juffie is niet onder de indruk van jouw dure woorden Doc, ik denk dat ik maar eens moet optreden.’
Met een haal van het mes sneed hij de knopen van de bruine mantel, waardoor deze openviel en Evelyne’s zeer vrouwelijke figuur onthulde. Het dunne zomerjurkje dat ze droeg bestond uit een kort rokje van zwarte zijde en een geel linnen hesje dat met twee dunne bandjes over de prachtige schouders hing. Tergend langzaam schoof Knife het lange dunne mes onder een van de bandjes. Evelyne voelde het koude onpersoonlijke staal op haar naakte huid en ze kon een rilling niet onderdrukken. Even slikte ze en zei zo goed mogelijk op nonchalante toon: ‘Nou ja, als jullie zo aanhouden wil ik wel eens nadenken of ik naar de Coconutbar zal komen.’
‘Wil ik wel eens nadenken of ik zal komen,’ sneerde Knife en sneed het schouderbandje door. Hierdoor viel het hesje schuin open en liet haar stevige borst de vrijheid. Bij het zien van zoveel vrouwelijk schoon likte hij zijn droge lippen en snel werd ook het tweede bandje kapot gesneden. Het dunne hesje viel nu aan de voorkant omlaag en Evelyne’s borsten werden nu in volle pracht letterlijk aan de avondkoelte blootgesteld. Ze kon een nieuwe rilling niet onderdrukken en probeerde huiverend haar naaktheid te bedekken. Hulpeloos keek ze om zich heen en zag tot haar verwondering dat de auto, die zo lang bij haar kantoor had gestaan met gedoofde lampen aan de overzijde achter een boom op het fietspad stond. Ze kreeg weer moed en zei dat ze haar met rust moesten laten, anders zou ze om hulp gaan roepen. Lachend keken de twee mannen elkaar aan en samen trokken ze de lange mantel van Evelyne’s schouders. Met haar armen voor haar borsten gekruist en niet meer gehinderd door de lange mantel trok ze plotseling haar knie op en raakte Doc vol in zijn kruis. Dit was teveel voor de gesjeesde student, met een hoge gil sloeg hij dubbel op de straat en lag daar kreunend naar adem te snakken. Woedend probeerde Knife met zijn mes Evelyne te raken. Deze kon door snel achteruit te stappen het scherpe lemmet ontwijken. Ze draaide zich razendsnel om en wilde hem een karatetrap geven, maar tot haar verwondering was hij ook op de straat gaan liggen. Behoedzaam bleef ze even op een afstand staan kijken en liep toen naar de messentrekker toe. Stomverbaasd zag ze een stroompje bloed dat onder de kerel uitkwam en een weg zocht naar de goot.
Ze bukte zich om te kijken waardoor de messentrekker was gewond en hoorde de wagen, nu met de dimlichten aan, kalm wegrijden. Ze schopte het naast de gewonde liggende mes weg en draaide de stilliggende man om. Ondanks het zwakke schijnsel van de opkomende maan zag ze dat voor deze man het messentrekken verleden tijd was geworden. Precies tussen de ogen was een klein gaatje te zien waaruit het bloed vloeide. Verbaasd keek ze de in de verte verdwijnende auto na, ze had geen geluid gehoord maar begreep dat die wagen er iets mee te maken moest hebben. Schouderophalend zocht ze haar mantel toen opeens de eerste man als een schaduw omhoog kwam. In zijn rechterhand had hij een klein voorwerp dat glansde in het maanlicht. Evelyne kon niet onderscheiden wat het was maar wachtte niet af en liep naar de man toe. Deze bleef kreunend en met één hand zijn kruis vasthoudend staan en zwaaide met het voorwerp ongecontroleerd in het rond. Toen zag ze dat het een vlijmscherp scalpel was. Voorzichtig naderde ze de man en gespannen, als een kat die op een vogel loert, hield ze de man in het oog.
Ondanks de hand in het kruis scheen de pijn toch te erg te zijn, want hij pakte nu met twee handen naar de gevoeligste plek van iedere man. Evelyne zag haar kans en trapte de man in de borststreek. Hierdoor werd zijn adem afgesneden en kwam hij weer overeind. Reutelend naar adem kwam de man weer op haar af, het mes recht vooruit stekend. Met een ruk draaide ze zich om en de zijkant van haar rechterhand kwam met een verschrikkelijk klap op zijn keel neer. Door de klap werd het strottenhoofd achter in zijn keel geslagen en werd de luchtpijp volkomen afgesloten. Terwijl hij met een vertwijfeld gebaar naar zijn keel probeerde te grijpen viel de man rochelend voorover. Het scalpel gleed, als een warm mes door zachte boter, door zijn dunne zomerkleding en het zachte vlees heen en sneed een longslagader volkomen door. Het helderrode bloed stroomde ongehinderd uit het zieltogende lichaam en vermengde zich kameraadschappelijk met het bloed van zijn neergeschoten collega in het kwaad.
Hijgend keek Evelyne naar het stuiptrekkende lichaam, de stroom bloed nam langzaam af, de benen trokken spastisch samen en er kwam nu ook bloed uit de opengesperde mond. Ze draaide de man op zijn rug om de doodstrijd niet al te lang te laten duren. Na enige tijd kwamen de benen tot rust en hield het bloed op te stromen. Haar tweede aanvaller had zijn laatste slachtoffer lastiggevallen.
Diep ademhalend, een ander kunstje dat ze van de politie had, kwam ze snel tot rust, ze raapte haar mantel op en stapte in de Mercedes. Even bleef ze zitten nadenken, in minder dan vijf minuten was ze aangevallen en hadden twee misdadigers hun leven verloren zonder dat er ook maar een van de omwonenden iets van gemerkt had.
Toen zag ze de Mustang staan, ze liep er naar toe en keek op wiens naam de wagen stond. Alfredo Borcia, domicilie houdende in Harrisstreet, noteerde ze in haar agenda. Ze stapte in de SL en ging op zoek naar een telefooncel. In het kort lichtte ze inspecteur Sidney Greener in over wat er was gebeurd, daarna reed ze naar huis. Ze stond meer dan een half uur onder de warme douche om de adem en het bloed van haar aanvallers van zich af te spoelen. Dankbaar dacht ze terug aan de soms keiharde karate- en judolessen die ze van haar overleden man had moeten volgen. Weer hadden deze lessen haar het leven gered. Ze nam zich voor om zo snel mogelijk weer judolessen te gaan volgen, ondanks het feit dat het voor haar moeilijk was om gelijkwaardige tegenstanders te vinden.
Hank Denmore: Moord in lichtdruk
kempis.nl poetry magazine
(wordt vervolgd)
More in: -Moord in lichtdruk
Edith Södergran
(1892-1923)
Jungfruns död
Den skära jungfruns själ tog aldrig miste,
hon visste allting om sig själv,
hon visste ännu mer: om andra och om havet.
Hennes ögon voro blåbär, hennes läppar hallon, hennes händer vax.
Hon dansade för hösten på gulnade mattor,
hon kröp ihop och virvlade och sjönk – och slocknade.
Då hon var borta visste ingen att hennes lik låg kvar i skogen…
Man sökte henne länge bland tärnorna på stranden,
de sjöngo om små musslor i röda skal.
Man sökte henne länge bland männen vid glasen,
de stredo om blanka knivar ur hertigens kök.
Man sökte henne länge i fälten av konvaljer,
där hennes sko låg kvar sen sista natt.
(1916)
Edith Södergran poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive S-T, Södergran, Edith
Gabriele D’Annunzio
(1863-1938)
Eravamo sette sorelle
Eravamo sette sorelle,
Ci specchiammo alle fontane:
eravamo tutte belle.
Fiore di giunco non fa pane,
mora di macchia non fa vino,
filo d’erba non fa panno lino –
la madre disse alle sorelle .
Ci specchiammo alle fontane:
eravamo tutte belle.
La prima per filare
e voleva i fusi d’oro;
la seconda per tramare
e voleva le spole d’oro;
la terza per cucire
e voleva gli aghi d’oro;
la quarta per imbandire
e voleva le coppe d’oro;
la quinta per dormire
e voleva le coltri d’oro;
la sesta per sognare
e voleva i sogni d’oro;
l’ultima per cantare,
per cantare solamente
e non voleva niente.
Fiore di giunco non fa pane,
mora di macchia non fa vino,
filo d’erba non fa panno lino
la madre disse alle sorelle.
Ci specchiammo alle fontane:
eravamo tutte belle.
E la prima filò
torcendo il suo fuso e il suo cuore,
e la seconda tramò
una tela di dolore,
e la terza cuci
una camicia attossicata,
e la quarta imbandì
una mensa affatturata,
e la quinta dormi
nella coltre della morte,
e la sesta sognò
nelle braccia della morte.
Pianse la madre dolente,
pianse la mala sorte.
Ma l’ultima cantò
per cantare per cantare
per cantare solamente
ebbe la sorte bella.
Le sirene del mare
la vollero per sorella.
Gabriele D’Annunzio poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive A-B, D'Annunzio, Gabriele
Hasseltse Kapel Tilburg
Maria-Bedevaartsoord, ca 1540
Panorama bij dag en bij nacht
Het maken van een 360° VR-panorama met opensource software
door Hans Hermans
Laat je niet afschrikken door de lengte en de vele te doorlopen stappen in deze tutorial. Met wat oefening is een complete flashpanorama in drie kwartier te maken.
Een complete omschrijving hoe je een virtual reality panorama kunt maken kun je vinden op mijn site, klik hiervoor op de link onderaan. Tevens kun je hier ook de werkwijze vinden voor het maken van een little planet.
Een 360° VR-panorama is een panorama samengesteld uit meerdere foto’s welke met een speciale viewer bekeken kan worden. Hierbij wordt het panorama op een zodanige wijze gepresenteerd dat je als kijker met de muis om je heen kunt kijken en waarbij je de indruk krijgt alsof je werkelijk op de locatie aanwezig bent.
De VR-panorama’s zijn opgebouwd uit 16 foto’s. Op deze 16 foto’s wordt de gehele omgeving vastgelegd, dus 360° rond en 180° van onder naar boven. Deze worden vervolgens met het opensourceprogramma Hugin samengevoegd tot één panorama. Meestal maak ik echter de gehele panorama in drie verschillende belichtingen welke later met HDR software samengevoegd worden tot één optimaal belichte panorama. In het laatste geval is deze dus opgebouwd uit 48 foto’s. Het aantal te maken foto’s om de gehele omgeving vast te leggen is afhankelijk van de gebruikte camera en lens. Ik gebruik een 10mm lens (komt overeen met een 15mm lens op een compact of full frame camera).
Fotograferen
Bij het fotograferen kun je de foto’s het beste in het RAW formaat fotograferen, indien dit wordt ondersteund door je camera. Als je de volledige omgeving (dus 360° rond en 180° van onder naar boven) wilt vast leggen in één enkele panorama komt het erg nauw hoe de camera ronddraait bij het maken van de verschillende foto’s. Om de verschillende foto’s naadloos aan elkaar te kunnen plakken dient de camera exact over het brandpunt van de lens te draaien (het nodal point). Hiervoor zul je een speciale statiefkop nodig hebben zoals de Nodal ninja. Indien je echter enkel 360° rond fotografeert (dus niet 180° van onder naar boven) en het onderwerp zich niet te dichtbij bevindt, is het echter goed mogelijk de foto’s uit de hand te nemen. Er zullen dan wel kleine aansluitingsfouten in de panorama zitten, maar deze zullen nauwelijks zichtbaar zijn. Hoe dichterbij het onderwerp zich bevindt, hoe groter deze afwijkingen zullen zijn.
Verder is erg belangrijk dat de instellingen van de camera bij alle foto’s exact hetzelfde zijn, de camera moet dus volledig op handmatig ingesteld worden (isowaarde, sluitertijd, diafragma, scherpstelling en witbalans). Hierbij wordt voor de belichting de gemiddelde belichting van de complete omgeving genomen. Om deze te bepalen richt je de camera op wat je denkt dat een gemiddeld belicht deel in de omgeving is. Hierop stel je de belichting van de camera in. Vervolgens richt je de camera op het lichtste deel van de omgeving en noteer je hoeveel overbelichting de camera aangeeft (meestal is dit ongeveer twee stops). Vervolgens richt je de camera op het donkerste deel van de panorama en bekijk je hoeveel onderbelichting de camera aangeeft. Als de onderbelichting overeenkomt met de overbelichting heb je de camera juist ingesteld. Tevens kun je het diafragma het beste zo klein mogelijk houden omdat dit de scherptediepte van de foto ten goede komt.
Om een volledig goed belichte panorama te krijgen kun je het beste alle foto’s drie maal nemen in drie verschillende belichtingen (-2 stops, 0 stops, +2 stops). Door deze drie belichtingen later samen te voegen kun je een panorama creëren welke zowel in de donkerste als de lichtste delen juist belicht is. Dit is echter enkel mogelijk indien je vanaf statief werkt, omdat elke drie gemaakte foto’s pixelnauwkeurig overeen moeten komen om deze later precies goed samen te kunnen voegen. Deze werkwijze wordt later besproken.
► Lees verder over VR-panorama fotografie op de website: Hans Hermans Fotografie
kempis.nl poetry magazine
More in: Dutch Landscapes, Hans Hermans Photos
Peize
Visser werpt hengel,
haalt lucht door de kaken.
De vijver loopt uit:
atlas
door beslagen ruit,
damesworstelingen,
lelies tot besluit.
De lijnen schokken lang,
eindeloos onder dwang.
De wereld komt boven.
Karper slingert op het droge.
© Eelke van Es
kempis n.l. poetry magazine
More in: Es, Eelke van
Lola Ridge
(1873-1941)
THE DREAM
I have a dream
to fill the golden sheath
of a remembered day….
(Air
heavy and massed and blue
as the vapor of opium…
domes
fired in sulphurous mist…
sea
quiescent as a gray seal…
and the emerging sun
spurting up gold
over Sydney, smoke-pale, rising out of the bay….)
But the day is an up-turned cup
and its sun a junk of red iron
guttering in sluggish-green water–
where shall I pour my dream?
ALTITUDE
I wonder
how it would be here with you,
where the wind
that has shaken off its dust in low valleys
touches one cleanly,
as with a new-washed hand,
and pain
is as the remote hunger of droning things,
and anger
but a little silence
sinking into the great silence.
NOCTURNE
Indigo bulb of darkness
Punctured by needle lights
Through a fissure of brick canyon shutting out stars,
And a sliver of moon
Spigoting two high windows over the West river….
Boy, I met to-night,
Your eyes are two red-glowing arcs shifting with my vision….
They reflect as in a fading proof
The deadened eyes of a woman,
And your shed virginity,
Light as the withered pod of a sweet pea,
Moist and fragrant
Blows against my soul.
What are you to me, boy,
That I, who have passed so many lights,
Should carry your eyes
Like swinging lanterns?
LOLA RIDGE POETRY
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive Q-R, Ridge, Lola
Hank Denmore
Moord in lichtdruk
negenentwintig
Nadat Evelyne de raad van Tom had opgevolgd en op kantoor een broodje had laten komen, werd het haar na een paar uren wachten toch te veel. Ze keek voorzichtig uit het raam zonder de jaloezieën aan te raken. Ja hoor, de wagen stond er nog steeds. In de straat waren de kantoren al uren geleden leeggelopen. Het kon dus niet anders of die man stond op haar te wachten. Nou, haar Mercedes 350 SL was veel sneller dan de zware bak van die vent. Laat maar komen, dacht ze. Ze sloot het kantoor, maar liet de lichten aan, om te voorkomen dat de man zag dat ze zou vertrekken.
Toen ze haar kantoor binnenkwam droeg ze geen mantel vanwege de warmte, in de avond was het aanmerkelijk koeler, daarom schoot ze een lange bruine mantel aan. Ze liep vanuit de hal naar buiten en groette overdreven vriendelijk de portier. Die keek haar verbaasd na en volgde haar met zijn ogen totdat ze in de ondergrondse garage verdween. Mevrouw Steinbruch was nooit zo overdreven vriendelijk, daarvoor moest ze een reden hebben. Hij bleef staan kijken tot de SL 350 naar buiten kwam. Gerustgesteld ging hij weer naar binnen en schreef haar uit.
Evelyne keek in haar achteruitkijkspiegel om te zien of de man inderdaad op haar had gewacht. Ze had spoken gezien, de wagen bleef staan. Wel kwam er een Ford Mustang achter haar rijden, maar die werd al meteen ingehaald door een rode Chrysler. Opgelucht haalde ze adem en vervolgde haar weg naar huis. Uit gewoonte keek ze regelmatig in de achteruitkijkspiegel, de auto’s achter haar wisselden regelmatig van merk en kleur. Toen ze bijna in de buitenwijken was stokte haar adem. De Ford Mustang zat nog steeds achter haar, wel zaten er steeds twee of drie wagens tussen haar en de Mustang, maar hij bleef haar volgen. Ze stopte bij een pompstation en liet de SL volgooien. Binnen stond de kassa zo opgesteld dat ze onopgemerkt naar buiten kon kijken. De Mustang was nergens te zien. Opgelucht haalde ze adem, rekende af en vervolgde haar weg. De buitenwijken van New York zien er volkomen anders uit dan de drukke straten in het centrum. Geen rechte wegen meer, weinig verkeer en ook veel minder straatverlichting. Wie hier woonde werd geacht om niet in het donker thuis te komen en zeker niet met het openbaar vervoer. Verlichting had je zelf bij je, hier was een dure luxe wagen niet iets waar men voor bleef staan. In deze donkere kronkelige straten reed Evelyne, met moeite het verkeer achter haar in het oog houdend, tot nu toe zag ze de Mustang niet meer. Gerustgesteld reed ze een met bomen omzoomde smalle laan in. In dit deel lag tussen de huizen en de straat een riante oprijlaan, park of grasveld. Plotseling kwam de Mustang uit een zijstraat en versperde Evelyne de weg. Ze stampte op de rem en vloekte, meer van schrik dan van verontwaardiging. Die Mustang moest haar dus toch hebben. Snel sloot ze de twee portieren van de SL.
Twee mannen stapten uit de Mustang en kwamen naar de Mercedes toe. De twee waren ongeveer even groot, de ene was correct en de ander opzichtig gekleed. De correcte boog zich naar haar raam en tikte met een gouden ring op de ruit. ‘Mevrouwtje, wilt u het raampje even omlaag draaien?’
Evelyne knikte van nee en schakelde de SL in de achteruit. De opzichtige ging snel achter de Mercedes staan zodat ze niet kon wegrijden. Ze zette de versnelling weer in de vrije stand en draaide het raam enkele centimeters open. ‘Wat wil je van me?’
‘Mijn baas wil je spreken en wel direct.’
‘Wie is jouw baas dan wel dat hij mij te commanderen heeft?’
‘Meneer Vandezzi, de eigenaar van de Coconutbar. Je bent er pas op bezoek geweest.’
‘Zeg maar tegen je baas dat, als hij me wil spreken, hij zelf wel kan bellen. Hij weet wie ik ben en zal dus ook wel mijn telefoonnummer kunnen opzoeken.’
De correcte schudde met zijn hoofd en gaf een wenk aan de opzichtige. Die kwam nu aan de andere kant van haar wagen en haalde iets uit een van zijn jaszakken. Evelyne kon niet zien wat het was, maar het voorwerp was te klein om een vuurwapen te kunnen zijn. De opzichtige leunde op de linnen kap van haar wagen. Ineens zag ze een vlijmscherp mes door de kap snijden. In een oogwenk was de kap vernield en was ze weerloos aan de twee mannen overgeleverd.
Ondanks haar judograad gilde ze van angst en greep naar het handschoenkastje om haar pistool te pakken. Maar de man aan de rechterkant van de wagen was haar te snel af. Met een ijzeren greep pakte hij haar arm vast en gebukt door de kapotgesneden kap drukte hij het mes op haar onderarm.
‘Doe die deuren open of ik snij je arm eraf.’
Met haar linkerarm ontgrendelde ze de deuren, waarop de correcte haar deur opende en haar vastgreep.
‘Kalm aan mevrouwtje, dan zal er niets met je gebeuren.’
De opzichtige liet haar los en kwam bij de correcte staan. Deze trok Evelyne uit de wagen en drukte haar tegen de hete motorkap aan.
‘Kalm aan Knife,’ zei de correcte. ‘Ze wil nu wel luisteren, nietwaar juffie?’
Evelyne knikte van ja waarop hij haar rechtop liet gaan staan. De altijd correct geklede Doc ging nu zo voor Evelyne staan dat deze geen kant uit kon.
Hank Denmore: Moord in lichtdruk
kempis.nl poetry magazine
(wordt vervolgd)
More in: -Moord in lichtdruk
Objet Trouvé (Ready-Made):
Walk Softly, Walk Deadly
A terror-ridden story of lust and raw emotion
“No, Larry, no,” she repeated over and over.
But one boy held her tightly, and the other
pressed the point into her flesh…
fleursdumal.nl magazine
More in: - Objets Trouvés (Ready-Mades), ULTIMATE LIBRARY - danse macabre, ex libris, grimm & co, fairy tales, art of reading, tales of mystery & imagination, sherlock holmes theatre, erotic poetry, ideal women
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature