Hank Denmore: Moord in lichtdruk (29)
Hank Denmore
Moord in lichtdruk
negenentwintig
Nadat Evelyne de raad van Tom had opgevolgd en op kantoor een broodje had laten komen, werd het haar na een paar uren wachten toch te veel. Ze keek voorzichtig uit het raam zonder de jaloezieën aan te raken. Ja hoor, de wagen stond er nog steeds. In de straat waren de kantoren al uren geleden leeggelopen. Het kon dus niet anders of die man stond op haar te wachten. Nou, haar Mercedes 350 SL was veel sneller dan de zware bak van die vent. Laat maar komen, dacht ze. Ze sloot het kantoor, maar liet de lichten aan, om te voorkomen dat de man zag dat ze zou vertrekken.
Toen ze haar kantoor binnenkwam droeg ze geen mantel vanwege de warmte, in de avond was het aanmerkelijk koeler, daarom schoot ze een lange bruine mantel aan. Ze liep vanuit de hal naar buiten en groette overdreven vriendelijk de portier. Die keek haar verbaasd na en volgde haar met zijn ogen totdat ze in de ondergrondse garage verdween. Mevrouw Steinbruch was nooit zo overdreven vriendelijk, daarvoor moest ze een reden hebben. Hij bleef staan kijken tot de SL 350 naar buiten kwam. Gerustgesteld ging hij weer naar binnen en schreef haar uit.
Evelyne keek in haar achteruitkijkspiegel om te zien of de man inderdaad op haar had gewacht. Ze had spoken gezien, de wagen bleef staan. Wel kwam er een Ford Mustang achter haar rijden, maar die werd al meteen ingehaald door een rode Chrysler. Opgelucht haalde ze adem en vervolgde haar weg naar huis. Uit gewoonte keek ze regelmatig in de achteruitkijkspiegel, de auto’s achter haar wisselden regelmatig van merk en kleur. Toen ze bijna in de buitenwijken was stokte haar adem. De Ford Mustang zat nog steeds achter haar, wel zaten er steeds twee of drie wagens tussen haar en de Mustang, maar hij bleef haar volgen. Ze stopte bij een pompstation en liet de SL volgooien. Binnen stond de kassa zo opgesteld dat ze onopgemerkt naar buiten kon kijken. De Mustang was nergens te zien. Opgelucht haalde ze adem, rekende af en vervolgde haar weg. De buitenwijken van New York zien er volkomen anders uit dan de drukke straten in het centrum. Geen rechte wegen meer, weinig verkeer en ook veel minder straatverlichting. Wie hier woonde werd geacht om niet in het donker thuis te komen en zeker niet met het openbaar vervoer. Verlichting had je zelf bij je, hier was een dure luxe wagen niet iets waar men voor bleef staan. In deze donkere kronkelige straten reed Evelyne, met moeite het verkeer achter haar in het oog houdend, tot nu toe zag ze de Mustang niet meer. Gerustgesteld reed ze een met bomen omzoomde smalle laan in. In dit deel lag tussen de huizen en de straat een riante oprijlaan, park of grasveld. Plotseling kwam de Mustang uit een zijstraat en versperde Evelyne de weg. Ze stampte op de rem en vloekte, meer van schrik dan van verontwaardiging. Die Mustang moest haar dus toch hebben. Snel sloot ze de twee portieren van de SL.
Twee mannen stapten uit de Mustang en kwamen naar de Mercedes toe. De twee waren ongeveer even groot, de ene was correct en de ander opzichtig gekleed. De correcte boog zich naar haar raam en tikte met een gouden ring op de ruit. ‘Mevrouwtje, wilt u het raampje even omlaag draaien?’
Evelyne knikte van nee en schakelde de SL in de achteruit. De opzichtige ging snel achter de Mercedes staan zodat ze niet kon wegrijden. Ze zette de versnelling weer in de vrije stand en draaide het raam enkele centimeters open. ‘Wat wil je van me?’
‘Mijn baas wil je spreken en wel direct.’
‘Wie is jouw baas dan wel dat hij mij te commanderen heeft?’
‘Meneer Vandezzi, de eigenaar van de Coconutbar. Je bent er pas op bezoek geweest.’
‘Zeg maar tegen je baas dat, als hij me wil spreken, hij zelf wel kan bellen. Hij weet wie ik ben en zal dus ook wel mijn telefoonnummer kunnen opzoeken.’
De correcte schudde met zijn hoofd en gaf een wenk aan de opzichtige. Die kwam nu aan de andere kant van haar wagen en haalde iets uit een van zijn jaszakken. Evelyne kon niet zien wat het was, maar het voorwerp was te klein om een vuurwapen te kunnen zijn. De opzichtige leunde op de linnen kap van haar wagen. Ineens zag ze een vlijmscherp mes door de kap snijden. In een oogwenk was de kap vernield en was ze weerloos aan de twee mannen overgeleverd.
Ondanks haar judograad gilde ze van angst en greep naar het handschoenkastje om haar pistool te pakken. Maar de man aan de rechterkant van de wagen was haar te snel af. Met een ijzeren greep pakte hij haar arm vast en gebukt door de kapotgesneden kap drukte hij het mes op haar onderarm.
‘Doe die deuren open of ik snij je arm eraf.’
Met haar linkerarm ontgrendelde ze de deuren, waarop de correcte haar deur opende en haar vastgreep.
‘Kalm aan mevrouwtje, dan zal er niets met je gebeuren.’
De opzichtige liet haar los en kwam bij de correcte staan. Deze trok Evelyne uit de wagen en drukte haar tegen de hete motorkap aan.
‘Kalm aan Knife,’ zei de correcte. ‘Ze wil nu wel luisteren, nietwaar juffie?’
Evelyne knikte van ja waarop hij haar rechtop liet gaan staan. De altijd correct geklede Doc ging nu zo voor Evelyne staan dat deze geen kant uit kon.
Hank Denmore: Moord in lichtdruk
kempis.nl poetry magazine
(wordt vervolgd)
More in: -Moord in lichtdruk