Bonnie Elizabeth Parker
(1910 – 1934)
The trail’s end
You’ve read the story of Jesse James
of how he lived and died.
If you’re still in need;
of something to read,
here’s the story of Bonnie and Clyde.
Now Bonnie and Clyde are the Barrow gang
I’m sure you all have read.
how they rob and steal;
and those who squeal,
are usually found dying or dead.
There’s lots of untruths to these write-ups;
they’re not as ruthless as that.
their nature is raw;
they hate all the law,
the stool pigeons, spotters and rats.
They call them cold-blooded killers
they say they are heartless and mean.
But I say this with pride
that I once knew Clyde,
when he was honest and upright and clean.
But the law fooled around;
kept taking him down,
and locking him up in a cell.
Till he said to me;
“I’ll never be free,
so I’ll meet a few of them in hell”
The road was so dimly lighted
there were no highway signs to guide.
But they made up their minds;
if all roads were blind,
they wouldn’t give up till they died.
The road gets dimmer and dimmer
sometimes you can hardly see.
But it’s fight man to man
and do all you can,
for they know they can never be free.
From heart-break some people have suffered
from weariness some people have died.
But take it all in all;
our troubles are small,
till we get like Bonnie and Clyde.
If a policeman is killed in Dallas
and they have no clue or guide.
If they can’t find a fiend,
they just wipe their slate clean
and hang it on Bonnie and Clyde.
There’s two crimes committed in America
not accredited to the Barrow mob.
They had no hand;
in the kidnap demand,
nor the Kansas City Depot job.
A newsboy once said to his buddy;
“I wish old Clyde would get jumped.
In these awfull hard times;
we’d make a few dimes,
if five or six cops would get bumped”
The police haven’t got the report yet
but Clyde called me up today.
He said,”Don’t start any fights;
we aren’t working nights,
we’re joining the NRA.”
From Irving to West Dallas viaduct
is known as the Great Divide.
Where the women are kin;
and the men are men,
and they won’t “stool” on Bonnie and Clyde.
If they try to act like citizens
and rent them a nice little flat.
About the third night;
they’re invited to fight,
by a sub-gun’s rat-tat-tat.
They don’t think they’re too smart or desperate
they know that the law always wins.
They’ve been shot at before;
but they do not ignore,
that death is the wages of sin.
Some day they’ll go down together
they’ll bury them side by side.
To few it’ll be grief,
to the law a relief
but it’s death for Bonnie and Clyde.
A few weeks before Bonny Parker was killed by 26 bullets from the police, she wrote this poem which she sent to her mother.
Bonnie Parker poetry
• fleursdumal.nl magazine
More in: #Editors Choice Archiv, Archive O-P, Archive O-P, Bonnie and Clyde, Bonnie Parker, CRIME & PUNISHMENT, Western Fiction
Wouter Kusters en Peter-Paul Verbeek in VPRO BOEKEN
Zondag 6 april zijn Wouter Kusters en Peter-Paul Verbeek te gast in VPRO Boeken.
Wim Brands in gesprek met beide auteurs.
Wouter Kusters
Filosofie van de waanzin
&
Peter-Paul Verbeek
Op de vleugels van Icarus
VPRO BOEKEN Zondag 6 april 2014
TV Nederland 1 om 11.20 uur.
# Voor meer informatie website VPRO BOEKEN
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, Art & Literature News
The Sorrows of Young Werther (24) by J.W. von Goethe ♦ JULY 30. Albert is arrived, and I must take my departure. Were he the best and noblest of men, and I in every respect his inferior, I could not endure to see him in possession of such a perfect being. Possession!–enough, Wilhelm: her betrothed is here,–a fine, worthy fellow, whom one cannot help liking. Fortunately I was not present at their meeting. It would have broken my heart! And he is so considerate: he has not given Charlotte one kiss in my presence. Heaven reward him for it! I must love him for the respect with which he treats her. He shows a regard for me, but for this I suspect I am more indebted to Charlotte than to his own fancy for me. Women have a delicate tact in such matters, and it should be so. They cannot always succeed in keeping two rivals on terms with each other; but, when they do, they are the only gainers.
I cannot help esteeming Albert. The coolness of his temper contrasts strongly with the impetuosity of mine, which I cannot conceal. He has a great deal of feeling, and is fully sensible of the treasure he possesses in Charlotte. He is free from ill-humour, which you know is the fault I detest most.
He regards me as a man of sense; and my attachment to Charlotte, and the interest I take in all that concerns her, augment his triumph and his love. I shall not inquire whether he may not at times tease her with some little jealousies; as I know, that, were I in his place, I should not be entirely free from such sensations.
But, be that as it may, my pleasure with Charlotte is over. Call it folly or infatuation, what signifies a name? The thing speaks for itself. Before Albert came, I knew all that I know now. I knew I could make no pretensions to her, nor did I offer any, that is, as far as it was possible, in the presence of so much loveliness, not to pant for its enjoyment. And now, behold me like a silly fellow, staring with astonishment when another comes in, and deprives me of my love.
I bite my lips, and feel infinite scorn for those who tell me to be resigned, because there is no help for it. Let me escape from the yoke of such silly subterfuges! I ramble through the woods; and when I return to Charlotte, and find Albert sitting by her side in the summer-house in the garden, I am unable to bear it, behave like a fool, and commit a thousand extravagances. “For Heaven’s sake,” said Charlotte today, “let us have no more scenes like those of last night! You terrify me when you are so violent.” Between ourselves, I am always away now when he visits her: and I feel delighted when I find her alone.
The Sorrows of Young Werther (Die Leiden des jungen Werther) by J.W. von Goethe. Translated by R.D. Boylan.
To be continued
fleursdumal.nl magazine for art & literature
More in: -Die Leiden des jungen Werther, Goethe, Johann Wolfgang von
Voetreis door de wereld
Herrinring Aan de wereld reiziger J v Oosbree. Die zijn ries begon te AMSTERDAM DEN 5.VIII.1902 en moest in 1916.door de Oorlog afbreken. Thans ben k weer van AMSTERDAM vertrokken, DEN,14,1,1924. om myn reis VOORT TE ZETTEN VRYE PRYS
Jac Joh v OOSBREE
Bovenstaande tekst tref ik in deels vervaagde paarsige typeletters – of zijn het stempelletters? – op de achterkant van een merkwaardige foto. Er staat een man op naast een statief dat geen fotocamera draagt maar een stel stenen en – voorzover ik het kan zien – twee blanke sigarenkistjes. De kistjes zeggen: Ver trokken 14.1.1924. En onder de foto de mededeling: VOETREIS DOOR DE WERELD.
Ik denk dat de gefotografeerde man de kaart gebruikte om geld in te zamelen. Vermoedelijk had hij een heel stapeltje bij zich. Wat de mensen wilden geven, liet hij aan hen over. Zo althans verklaar ik de woorden ‘VRYE PRYS’.
Je zou het dus een bedelkaart kunnen noemen.
Ik kijk nog eens naar de man op de foto. Hoe oud zou hij zijn? Een jaar of veertig hooguit schat ik. Dat zou betekenen dat hij al op zijn 18de huis en haard verlaten heeft voor het eerste deel van zijn wereldreis.
Heel goed mogelijk. Van 1902 tot 1916 heeft hij dus al rondgetrokken, veertien jaar die hem niet echt aan te zien zijn, vind ik. Misschien geheel ten onrechte, maar het lukt me helaas niet echt om de man te geloven. Wat een potsierlijke sjerp, ongetwijfeld in de kleuren rood, wit en blauw. En kijk eens naar zijn schoeisel. Zijn dat stevige wandelschoenen of eerder pantoffels?
Toch geef ik onze voetreiziger het voordeel van de twijfel. En bij gebrek aan beter ga ik zelf op reis, het wereldwijde web op. De naam Van Oosbree blijkt in elk geval te bestaan. Maar nergens wordt een aldus genoemde persoon in verband gebracht met een wereldreis, laat staan een voetreis door de wereld.
Joep Eijkens
fleursdumal.nl magazine
eerder gepubliceerd op www.cubra.nl
More in: - Fotoalbum Joep Eijkens, - Objets Trouvés (Ready-Mades)
Ton van Reen: Katapult, de ondergang van Amsterdam (21)
`Wat kunnen we voor u doen?’ vroeg Crazy.
`Ik wil op een warme manier afscheid nemen van de wereld’, zei het vrouwtje zacht. `Ik heb te veel kou geleden. Toch ben ik er zeker van dat er mensen bestaan die van me kunnen houden. Ik wil niet zomaar van de wereld worden geschopt. Om de eeuwige vrede te krijgen moet je ook in vrede van de wereld verdwijnen, dan ga je niet echt dood. Wie in het hart van de mensen doorleeft, blijft aanwezig, dat is de hemel. Als je de wereld afstapt zonder dat iemand van je heeft gehouden, dat is de hel.’
`Heeft dan niemand van u gehouden?’ vroeg Crazy.
`Ik was de laatste jaren helemaal alleen. Ik hoefde nooit meer mijn mond open te doen.’
`U hebt jaren met niemand gepraat?’ vroeg Mireille verbaasd.
`Ik was over. Niet dat het alleen aan de anderen lag, het was ook mijn eigen schuld. Ik kon niet makkelijk meer met mensen overweg.’
`Had u een hekel aan mensen?’
`Nee, dat was het niet, maar ik had het afgeleerd met mensen om te gaan. Het grootste deel van mijn leven ben ik in de watten gelegd. Toen ik jong was, was ik de koningin van de glitter. Ik had de mensen niet nodig. Ik hoefde maar met mijn vingers te knippen om ze voor me te laten kruipen. En ook met mijn geld was ik hen de baas. Daarom heb ik geen echte omgang met mensen gekend. Ik leefde in een nepwereld. Toen mijn rijk instortte, bleef ik alleen, want wie me om mijn geld had liefgehad, had nooit echt van me gehouden. Ik bleef stom achter. Ik had het praten en het omgaan met mensen verleerd. Ik was stom en doof voor anderen geworden. En er was niemand meer die mij iets te zeggen had.’
`Hebt u dan helemaal geen familie?’ vroeg Mireille hoopvol. `Kennissen? Hoort u dan helemaal bij niemand?’
`Niemand wilde me meer hebben’, zei het vrouwtje. `Ik had ook het lef niet meer met anderen in contact te treden. Als je oud bent, denk je dat niemand je nodig heeft. Het oud zijn, dat maakte het voor mij alleen maar eenzamer.’
`Ik begin u al een beetje te kennen’, zei Crazy. `U zegt alles erg openhartig.’
`Ja, nu ik dood ben, durf ik alles’, lachte ze, een beetje bitter. `Ik was echt een stadstype geworden. Zo noemen ze dat toch, een stadstype? Dat klinkt heel aardig en dat is voor menigeen een excuus. Je kon me dagelijks tegenkomen in de Kalverstraat.’
`Ik kom daar nooit’, zei Crazy.
`Ik was overal waar veel mensen waren. Daar kon ik niet buiten. Ik heb ze altijd om me heen gehad, veel mensen. Ik moest ze wel opzoeken toen ze niet meer naar mij toe kwamen.’
`We laten u niet alleen’, zei Mireille.
`Dank je,’ zei het vrouwtje, `maar dan moeten we nu wel als de bliksem hiervandaan. Dadelijk komen die twee kerels terug.’
`Daar wachten we niet op’, zei Crazy.
`Waar nemen jullie me mee naartoe?’
`Eerst naar mijn kamer’, zei Crazy. `Dan zien we wel verder. Het is er wat klein, maar trekt u zich dat niet aan.’
Het karretje voor zich uit duwend zette hij er flink de pas in, om zo snel mogelijk buiten het bereik van de kerels te komen, maar ook omdat hij zelf eigenlijk niet wist wat hij van deze vreemde vertoning moest denken. Hij hoopte niemand op straat tegen te komen.
`Het is lang geleden dat iemand zich over mij ontfermde’, zei het vrouwtje opgewekt. Ze leek helemaal geen ongemak te ondervinden van het liggen in de kist op het hobbelende karretje. `Ik ben blij dat ik jullie heb ontmoet. Jullie zijn aardig. Met jullie erbij kan ik makkelijker van de wereld afscheid nemen.’
`Houden we dan nu al genoeg van u?’ vroeg Mireille.
`Daar ben ik zeker van’, zei het vrouwtje.
`Is het zoveel anders dood te zijn?’ Mireille dacht aan haar moeder.
`Nee’, zei het vrouwtje. `Dood zijn is heel gewoon. Dat moet voor velen een grote teleurstelling zijn. Wat het belangrijkste is, je verwacht niets meer en je hoeft niets meer. De rust dat aan alles is voldaan. De koude, die voel je niet meer. En eten, dat hoeft niet meer. En koffie. Als ik vroeger koffie rook, wilde ik koffie. Nu heb ik niets meer nodig. Alleen het afscheid nog.’
Crazy liep steeds harder, zodat Mireille achter hem aan moest hollen en ze rennend de Goudsbloemstraat bereikten.
Ton van Reen: Katapult (21)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine for art & literature
More in: - Katapult, de ondergang van Amsterdam, Reen, Ton van
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature