Ton van Reen: Katapult, de ondergang van Amsterdam (21)
Ton van Reen: Katapult, de ondergang van Amsterdam (21)
`Wat kunnen we voor u doen?’ vroeg Crazy.
`Ik wil op een warme manier afscheid nemen van de wereld’, zei het vrouwtje zacht. `Ik heb te veel kou geleden. Toch ben ik er zeker van dat er mensen bestaan die van me kunnen houden. Ik wil niet zomaar van de wereld worden geschopt. Om de eeuwige vrede te krijgen moet je ook in vrede van de wereld verdwijnen, dan ga je niet echt dood. Wie in het hart van de mensen doorleeft, blijft aanwezig, dat is de hemel. Als je de wereld afstapt zonder dat iemand van je heeft gehouden, dat is de hel.’
`Heeft dan niemand van u gehouden?’ vroeg Crazy.
`Ik was de laatste jaren helemaal alleen. Ik hoefde nooit meer mijn mond open te doen.’
`U hebt jaren met niemand gepraat?’ vroeg Mireille verbaasd.
`Ik was over. Niet dat het alleen aan de anderen lag, het was ook mijn eigen schuld. Ik kon niet makkelijk meer met mensen overweg.’
`Had u een hekel aan mensen?’
`Nee, dat was het niet, maar ik had het afgeleerd met mensen om te gaan. Het grootste deel van mijn leven ben ik in de watten gelegd. Toen ik jong was, was ik de koningin van de glitter. Ik had de mensen niet nodig. Ik hoefde maar met mijn vingers te knippen om ze voor me te laten kruipen. En ook met mijn geld was ik hen de baas. Daarom heb ik geen echte omgang met mensen gekend. Ik leefde in een nepwereld. Toen mijn rijk instortte, bleef ik alleen, want wie me om mijn geld had liefgehad, had nooit echt van me gehouden. Ik bleef stom achter. Ik had het praten en het omgaan met mensen verleerd. Ik was stom en doof voor anderen geworden. En er was niemand meer die mij iets te zeggen had.’
`Hebt u dan helemaal geen familie?’ vroeg Mireille hoopvol. `Kennissen? Hoort u dan helemaal bij niemand?’
`Niemand wilde me meer hebben’, zei het vrouwtje. `Ik had ook het lef niet meer met anderen in contact te treden. Als je oud bent, denk je dat niemand je nodig heeft. Het oud zijn, dat maakte het voor mij alleen maar eenzamer.’
`Ik begin u al een beetje te kennen’, zei Crazy. `U zegt alles erg openhartig.’
`Ja, nu ik dood ben, durf ik alles’, lachte ze, een beetje bitter. `Ik was echt een stadstype geworden. Zo noemen ze dat toch, een stadstype? Dat klinkt heel aardig en dat is voor menigeen een excuus. Je kon me dagelijks tegenkomen in de Kalverstraat.’
`Ik kom daar nooit’, zei Crazy.
`Ik was overal waar veel mensen waren. Daar kon ik niet buiten. Ik heb ze altijd om me heen gehad, veel mensen. Ik moest ze wel opzoeken toen ze niet meer naar mij toe kwamen.’
`We laten u niet alleen’, zei Mireille.
`Dank je,’ zei het vrouwtje, `maar dan moeten we nu wel als de bliksem hiervandaan. Dadelijk komen die twee kerels terug.’
`Daar wachten we niet op’, zei Crazy.
`Waar nemen jullie me mee naartoe?’
`Eerst naar mijn kamer’, zei Crazy. `Dan zien we wel verder. Het is er wat klein, maar trekt u zich dat niet aan.’
Het karretje voor zich uit duwend zette hij er flink de pas in, om zo snel mogelijk buiten het bereik van de kerels te komen, maar ook omdat hij zelf eigenlijk niet wist wat hij van deze vreemde vertoning moest denken. Hij hoopte niemand op straat tegen te komen.
`Het is lang geleden dat iemand zich over mij ontfermde’, zei het vrouwtje opgewekt. Ze leek helemaal geen ongemak te ondervinden van het liggen in de kist op het hobbelende karretje. `Ik ben blij dat ik jullie heb ontmoet. Jullie zijn aardig. Met jullie erbij kan ik makkelijker van de wereld afscheid nemen.’
`Houden we dan nu al genoeg van u?’ vroeg Mireille.
`Daar ben ik zeker van’, zei het vrouwtje.
`Is het zoveel anders dood te zijn?’ Mireille dacht aan haar moeder.
`Nee’, zei het vrouwtje. `Dood zijn is heel gewoon. Dat moet voor velen een grote teleurstelling zijn. Wat het belangrijkste is, je verwacht niets meer en je hoeft niets meer. De rust dat aan alles is voldaan. De koude, die voel je niet meer. En eten, dat hoeft niet meer. En koffie. Als ik vroeger koffie rook, wilde ik koffie. Nu heb ik niets meer nodig. Alleen het afscheid nog.’
Crazy liep steeds harder, zodat Mireille achter hem aan moest hollen en ze rennend de Goudsbloemstraat bereikten.
Ton van Reen: Katapult (21)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine for art & literature
More in: - Katapult, de ondergang van Amsterdam, Reen, Ton van