Julia Origo (1965-2005) Poetry
Saints
what
happened to Joan
of Arc? who disappeared
during the night maybe you saw
that brief controversy: The Red Death
The Red Death, The Final Blast,
Saint Joan, I remember
at least one
more
time.
From: Transfusion, 1987
kemp=mag poetry magazine
More in: Origo, Julia
More in: ·
MET HET OOG OP DE KWETSING VAN DE GOEDE ZEDEN
Joris-Karl Huijsmans en een zigeunerkamp in Tilburg
Door Jef van Kempen
Op een mooie augustusavond in 1873 arriveerde, met veel rumoer, een grote groep zigeuners op het Piusplein in Tilburg. Volgens de Tilburgsche Courant: “ boezemden dezelve wegens hunne smeerigheid en havelooze kleederdragt (sommige waren slechts gedeeltelijk met lompen gedekt) een waren afkeer in.” De Parijse schrijver Joris-Karl Huijsmans (1848-1907) logeerde die maand bij zijn oom, de kunstschilder en tekenleraar Constantijn Huijsmans, die aan het Piusplein een woning met atelier had. Joris-Karl Huijsmans stond aan het begin van een glansrijke literaire carrière, als schrijver van geruchtmakende boeken als A Rebours en Là -Bas. Hij was bevriend met Emile Zola en Paul Verlaine. Enkele jaren later legde Huijsmans zijn ervaringen in Tilburg vast in een verhaal: Un campement de Bohémiens (Een zigeunerkamp).
In tegenstelling tot zijn collega van de Tilburgsche Courant had de jonge Franse schrijver genoten van het schouwspel: Vrouwen met flonkerende ogen, met blinkende tanden, gekleed in onbeschrijflijke lompen, in haveloze hemden die door hun scheuren naakt blank vlees lieten doorschemeren. (…) Prachtig was dit schelmenkamp bij het schijnsel van het vuur. De gezichten lichtten plotseling op bij het knetteren van houtblokken, en van allen leek de licht gekleurde huid als van een vloeibaar goud doordrongen.
Enkele dagen later, bij de aftocht van de zigeuners, schreef de krant vol venijn: “Wij wenschen hun een goede reis, in de hoop hen nooit weer terug te zien, niet alleen wegens hunne brutale bedelarij, maar vooral met het oog op de kwetsing van de goede zeden.” Huijsmans had vooral oog voor een mooie zigeunerin: Ik wandelde rond de tenten, toen een jonge vrouw van een aanbiddelijke schoonheid, mijn hand greep en zei: “Mijnheer, geef me tien stuivers!” Ik aarzelde, dat beken ik, toen ze zich een weinig bukkend mijn hand kuste met haar geheel met wondermooie tanden versierde mond, als druppels kwikzilver die dartelen in een rozeblad! Die augustusnacht zou hij van haar dromen. Op de plaats waar de zigeuners destijds bivakkeerden, staat nu een wanstaltige Amerikaanse hamburgertent.
(Gepubliceerd in: Het Brabants Dagblad, 2002)
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive K-L, J.-K. Huysmans, Jef van Kempen, Joris-Karl Huysmans, Literaire sporen
Frans Babylon (1924-1968)
LIEVER OP DE DORRE BODEM DOOD
door Jef van Kempen
Pieter, Leo en Frans Obers kwamen uit een Deurnes katholiek gezin met dertien kinderen. De vader handelde in rijwielen.Pieter Obers was 13 jaar oud toen hij op 11 maart 1945 aan een hersenvliesontsteking overleed. Hij werd begraven op het kerkhof naast de Willibrorduskerk in Deurne. Zijn broers Leo en Frans zouden in hetzelfde graf worden bijgezet. Leo verdronk op 23 augustus 1951 in de Helenavaart en Frans op 21 augustus 1968 in de Noordzee bij Zandvoort. Ze waren 21 en 44 jaar oud. Een noodlottig ongeval, zei men toen. Zelfmoord van twee manisch depressieve dichters, zegt men nu.
Leo schreef gedichten onder het pseudoniem Leon van Kelpenaar, zoals een gedicht voor zijn overleden broer Pieter:
Het leven van den dood vlaagt in den wind:
In rozestruiken suizelen rotte blaren
En fluisteren van den doodsnood van het kind.
Hij schreef ook enkele gedichten voor zijn zes jaar oudere broer Frans:
Maar ‘t is de doem, die ons ten dood benart,
te weten, dat wij jagen op een schim.
(…)
Want ieder zoekt eenzelvig d’ oeverrand,
waarvan de spiegeling hem is gebleven
totdat de goede dood hem overmant.
Leo had een grote bewondering voor Frans, die in die tijd al enige bekendheid genoot als de dichter-bohémien Frans Babylon. De broers waren erg op elkaar gesteld. ‘In zijn bijzijn was ik altijd bang om hem te kwetsen in gehechtheden en illusies, die ik verloren had (of waande)’, zou Frans later over zijn broer schrijven. Het verhaal gaat dat hij flauwviel, toen hij het bericht van de dood van Leo kreeg. ‘In het kanaal van vader’s jeugd en de onze werd zijn zelfvertrouwen gebroken, zijn hunkering onvoorzien vervuld’, schreef Frans een maand na de dood van zijn broer in de bundel: In memoriam Leon van Kelpenaar. De bundel bevat een bloemlezing uit de nagelaten gedichten van Leo, maar ook enkele gedichten van Frans:
Ik bid, bij bloemen die je graf bevonken,
nu levenslang je lichaam werd verzonken:
dat wij, verrezen, in dit kerkhofgras
het weerzien mogen vieren, vreugdedronken.
Frans Babylon publiceerde meer dan twintig dichtbundels, aanvankelijk daarin gestimuleerd door zijn dorpsgenoot de schrijver Anton Coolen en zijn leraar Nederlands Gerard Knuvelder. Maar zij zouden hem later allebei laten vallen om zijn gehaastheid en zijn gebrek aan diepgang.
Babylon voelde zich aangetrokken tot een leven als bohémien, de zwerver met een obsessie voor drank en vrouwen. Al op jeugdige leeftijd zwierf hij rond in Frankrijk, om zich na een leven van twaalf ambachten en dertien ongelukken te vestigen in Amsterdam. Walter Breedveld schreef daarover: ‘Brabant kent weinig bohémiens; Frans Babylon, die pretendeert er een te zijn, is het meer omdat hij het per se wil zijn dan dat hij het van nature is.’ Van zijn Brabantse literaire collega’s moest Babylon het niet hebben.
Op woensdag 21 augustus 1968 nam Frans Babylon de trein van Amsterdam naar Zandvoort. Hij had een enkele reis gekocht. Op het strand kleedde hij zich uit, legde zijn kleren op een keurig stapeltje en liep de zee in. Het was zijn derde zelfmoordpoging. Diezelfde avond spoelde zijn lichaam aan op het strand bij Bloemendaal. Wie het gedicht Existentie van Frans Babylon leest zal zich niet verbazen dat uitgerekend dit gedicht na zijn dood het meest is geciteerd. Over de voorspellende waarde ervan is uitgebreid geschreven door o.a. Jeroen Brouwers en Wim Zaal.
Ik weet dat leven meest verdragen is
maar soms kan ik me wezenlijk verblijden
in ‘t weten, dat de dood me zal bevrijden
uit mijn doorzichtige gevangenis.
Misschien lag ik in deze levensnood
wel liever op de dorre bodem dood
dan altijd rond te zwemmen van verlangen.
Veel van wat Frans Babylon aan poëzie heeft nagelaten, is niet houdbaar gebleken. Maar het mooiste van zijn werk verdient het zeker om niet te worden vergeten. De uitgave van een goede editie van zijn beste werk, zou een eerste stap kunnen zijn.
In memoriam fratris
Een knaap nog, met serene dromen,
die hij verbeten, fier behield,
want hij verlangde gans bezield
in God te worden opgenomen.
Hij proefde angstig ’s levens druiven
en kussen, droef om hun tekort,
“Misschien dat ik nog monnik word,”
zei hij voor ’t laatste afscheid-wuiven.
En toen een avond was bezonken
in ’t jeugdland met zijn wijd verschiet,
wou hij weer zwemmen bij het riet,
maar is in de eeuwigheid verdronken.
O ouderpaar, verwanten, vrinden
en meisje, dat zijn beeld behoedt,
vertrouwt dat hij ons nu voorgoed
als hemels edelknaap zal binden.
(Gedachtenisprentje Leo Obers, 1951)
Meinacht
je bleek en welig lichaam bloeide binnen
de arabesken van je tederheid
volkomen open in de maanlichtvrede
des Meinachts met de zoetheid van jasmijn
en koelte van beregend gras
je bruine ogen kneedden melancholisch
en moe met toegespitste vingers
het nieuwe beeld van mij dat uit de oerklei
van mijn beminnen autonoom verrees
maar pas door jouw afrondend strelen
tot zijn voltooiing kwam
tot in mijn bloed door ’t overdadig bloeien
van jou in deze lentenacht bedwelmd
verlangde ik naar ’t ingetogen geuren
van de jasmijnen
maanlicht
in ’t aardedonker van je schoot
o lief
(Privé-feest, 1955)
Wintermorgen
In deze lichte morgensneeuw
van mijn abrupt ontwaken
verschijnt je vol en zacht gezicht
geruisloos vlokken witte woorden
van goedheid in mijn wezen neer
ik vind geen antwoord geen verweer
ik sta vergrauwd en wat ontredderd
te kleumen in je glimlach lief
en jij omvat mij primitief
behoedend zonder mij te raken
jij weet mij weer tot mens te maken
(Eigen credo, 1958)
Mijn muze
Nog altijd draagt mijn muze haar korsetje
van tucht en rijmdwang, ook al knelt het strak
en heeft zij aan de strenge normen lak,
gewend aan menig bandeloos verzetje.
Zo bloot en dartel in ’t gespreide bedje
heeft zij voor kapriolen zeer een zwak,
maar pleegt toch volgens de regels van het vak
ons minnespel op maten van ’t sonnetje.
Door haar kan ik de tucht en ontucht rijmen
in zwakke strofen zonder veel geheimen;
de vrijheid triomfeert dank zij de dwang.
Mijn speelse muze prikkelt om te vlijmen
en laat zich dan –per slot- door sperma lijmen,
al duurt genot slechts veertien regels lang.
(Distels en doornen. Humor- en hekelsonnetten, 1959)
Lichten in nevel
als zich traag de avondnevel
weer in amsterdam verdicht
loop ik eenzaam langs de gevels
zoekend naar een vergezicht.
dubbelzinnig zijn reklames
punten voor mijn evenwicht;
achter de miljoenen ramen
leven mensen in het licht.
in zo’n ruime nevelavond
voel ik mij in ’t diepst gericht
naar de wezens die gehavend
geven hoe ze zijn ontwricht.
en bij één der voze grachten
-waar elk licht in damp vergaat-
smoor ik schamel kleine klachten
in een goede schoot van ’t kwaad.
en ik keer door lege stegen
waar ooit breero zwierf van pijn
godverlaten doodgezwegen
door de nevel van het Zijn.
(Lichten in nevel, 1966)
Jef van Kempen: Liever op de dorre bodem dood
Frans Babylon (1924-1968)
(Brabant Cultureel, december 2006)
kemp=mag poetry magazine
More in: Frans Babylon, Jef van Kempen
GERARDUS MAJELLA
door Jef van Kempen
Op het eerste gezicht is het niet meer dan een versleten linnen zakje, bruin met rode stiksels. Vaag is nog de afbeelding van een kruis te zien. En van een hart. Er moet een stukje stof in zitten, dat door de heilige zelf werd gedragen. Het is een relikwie van Gerardus Majella, die ik veertig jaar lang heb bewaard. Van de ene op de andere dag werd ik ongeneeslijk ziek bevonden en weggestopt in de spelonken van een ziekenhuis. “Benijdt hem zijn geluk niet als God het nu eens anders beslist”, waren de weinig troostvolle woorden die mijn heeroom aan mijn ouders schreef, om ze op mijn dood voor te bereiden.
Ook mijn grootvader was een godvruchtig man, hoewel God hem veelvuldig op de proef had gesteld. Twee vrouwen dood in het kraambed en op z’n eentje zes kinderen grootgebracht. Maar hij was uit een ander hout gesneden dan mijn heeroom. In mijn herinnering lijkt mijn grootvader op Peppone, de burgemeester en temperamentvolle opponent van Don Camillo in de films met Fernandel. Waar de medische stand het liet afweten en mijn heeroom mijn lot al had bezegeld, wist hij raad. Hij had een blindelings vertrouwen in Gerardus Majella, de jong gestorven Italiaanse heilige, die gold als de patroonheilige van “hopeloze zaken”. “En als ‘t plechtig uur zal naderen, het laatste plechtig uur der dood; als ‘t koude bloed reeds stolt in d’adren, Gerardus! helpt ons in de nood”. Deze weinig opwekkende tekst van een devotieprentje is mij altijd bijgebleven.
Mijn grootvader liet de relikwie van Gerardus aan mijn ziekbed bezorgen. Ze moest onder mijn kussen worden gelegd. Ze heeft er maanden lang haar werk gedaan. Maar dat was nog maar de halve maatregel. Op een bloedhete zomerdag stapte mijn grootvader, in zijn beste pak, op de fiets, en ging op bedevaart naar het heiligdom van Gerardus Majella in het Limburgse Wittem. Hij had daar gebeden, schreef hij, dat zijn kleinzoon zou blijven leven. Hij had daar gesmeekt, dat hij zelf zijn plaats wilde innemen. Hij was maar een oude man. Hij kon met een gerust hart sterven.
De zomer was voorbij. De kerk van de parochie Trouwlaan, toegewijd aan Gerardus Majella, was tot de laatste plaats bezet. Ik zat op de voorste bank. Er werd een mis opgedragen ter ere van mijn wonderbaarlijke genezing, die werd toegeschreven aan de voorspraak van Gerardus. De priester roemde zijn goede werken en zijn laatste wonder in het bijzonder.
Ik voelde ieders ogen op mij gericht. En ik voelde mij schuldig. Gerardus Majella bleek onverbiddelijk. Mijn grootvader was er niet bij. Zijn oude hart had het begeven.
(Uit: Jef van Kempen, OLV van de Veestraat en andere verhalen, Art Brut, 2001)
kemp=mag poetry magazine
More in: Archive K-L, CATHEDRALS, Jef van Kempen
Theo van Doesburg pionier van de nieuwe kunst
IK HEB DEZER DAGEN VELE ONTROERINGEN GEHAD
door Jef van Kempen
‘Dit tijdschriftje wil zijn eene bijdrage tot de ontwikkeling van het nieuwe schoonheidsbewustzijn. Het wil den modernen mensch ontvankelijk maken voor het nieuwe in de Beeldende Kunst’. De eerste aflevering van het tijdschriftje verscheen in oktober 1917. Het droeg als naam: De Stijl. Maandblad voor de beeldende vakken en was voornamelijk het werk van één man: Theo van Doesburg.
De plannen voor De Stijl had hij al in 1914 in Tilburg gesmeed, samen met de spoorwegbeambte Antony Kok. Toen de Amsterdamse kunstenaar Theo van Doesburg in augustus 1914, aan het begin van de Eerste Wereldoorlog, naar Tilburg werd gezonden als gemobiliseerd militair, verkeerde zijn leven in een crisis. Zijn huwelijk met de dichteres Agnita Feis was stuk gelopen en op het moment dat hij als kunstenaar nieuwe wegen wilde inslaan gooide de oorlog roet in het eten. In werkelijkheid zou deze periode een keerpunt betekenen. In Tilburg maakte de energieke en temperamentvolle Van Doesburg vele nieuwe vrienden, waarvan de dichters Evert Rinsema en Antony Kok vrienden voor het leven zouden blijken te zijn. De Tilburgse kantoorbediende Lena Milius werd in 1917 zijn tweede vrouw. Uit zijn brieven blijkt dat Van Doesburg goede herinneringen bewaarde aan zijn diensttijd in Brabant: ‘Ik heb dezer dagen vele ontroeringen gehad. (…) Dat dáár zijn op dat uur in die kamer te Tilburg, mèt dat gevoel van mijn vrienden om me te hebben, ontroerde me. (…) Hoe prachtig was dat daar toch in Brabant.’ Bijna een decennium later werd een geslaagd feest nog omschreven als‘ouderwetsch Tilburgsch’.
Het nieuwe maandblad De Stijl gaf de schilder, architect, schrijver, dichter en typograaf Theo van Doesburg de mogelijkheid om zijn ideeën over ‘de nieuwe beelding’ te ventileren. De beeldende kunsten moesten worden ontdaan van alle franje. Schilderen naar de natuur was voortaan uit den boze. Het gebruik van de rechte lijn en van primaire kleuren werd hét uitdrukkingsmiddel van een nieuwe generatie. Tot zijn medestanders behoorden kunstenaars als Mondriaan, Van der Leck, Oud en Rietveld. Door medewerking van o.a. Arp, Richter en Schwitters ontstond een internationale kunstbeweging, die zich ook sterk maakte voor de vernieuwing van de literatuur en de muziek. Voor Van Doesburg betekende de oprichting van De Stijl het begin van een turbulente periode. De Stijl zou hem door heel Europa voeren. Hij hield lezingen, trad op, gaf les en verkondigde de idealen van de nieuwe beweging onder meer in Weimar, Berlijn, Straatsburg, Praag, Madrid en Barcelona. Hij werd er afwisselend bejubeld en weggehoond. Door zijn rechtlijnige en temperamentvolle optreden maakte Van Doesburg even makkelijk vrienden als vijanden. ‘Innerlijk ben ik te zacht, heb in blind vertrouwen en enthousiasme, allen te zeer liefgehad om met een passieve vriendschap te kunnen eindigen. Daar komt bij dat ik geestelijk niemand noodig heb, terwijl, omgekeerd allen op mijn geestelijke activiteiten parasiteren, zoowel vrienden als vijanden’. Niet alleen voortdurend geldgebrek maakte zijn kunstenaarschap tot een hard bestaan maar ook zijn nooit aflatende drang tot het verleggen van zijn artistieke grenzen. ‘Men denkt als het werk af is dat het gemaakt is zonder ontroering. De ontroeringen echter die aan een blauw en rood als in mijn Decomposition 1 1920 voorafgaan zijn bovennormaal. Geen enkele reële emotie is daarna een maatstaf. Ik geloof in de schilderkunst’.
In 1923 had hij zich definitief in Parijs gevestigd met de zeventien jaar jongere pianiste Nelly van Moorsel. Zijn huwelijk met Lena Milius was enkele jaren eerder gestrand. Lena zou wel de administratie van De Stijl blijven verzorgen en hem met raad en daad bijstaan. Na veel conflicten en teleurstellingen verscheen de laatste aflevering van De Stijl in 1928. ‘Scheppen is de meest troostlooze en teleurstellende bezigheid, waarmede God den mensch gekastijd heeft’ noteerde Van Doesburg in zijn dagboek. In zijn laatste jaren werd hij gekweld door astma, een oude kwaal. Op 7 maart 1931 overleed Theo van Doesburg, 47 jaar oud, in Davos aan een hartaanval. Bij de crematie waren alleen Lena Milius en Nelly van Moorsel aanwezig. In 1932 zou het tijdschrift De Stijl nog éénmaal verschijnen, geheel gewijd aan zijn oprichter. Architect J.J.P. Oud besloot zijn herinneringen met de woorden: ‘Wat Van Doesburg in alle geschakeerdheid van zijn wezen -in de felheid van zijn verweer, zoowel als in het overstelpende van zijn invallen- bij zijn leven geweest is, zal bij ons daarom ook na zijn dood voortdurend blijven: een onuitputtelijke bron van verfrissching’.
(Brabants Dagblad, 28 mei 1999)
6 Portraits: Theo van Doesburg, Antony Kok, Piet Mondriaan, Kurt Schwitters, Lena Milius & Nelly van Moorsel by Jef van Kempen Published in: Het Brabants Dagblad, 1999-2000
kemp=mag poetry magazine
www.antonykok.nl
More in: Doesburg, Theo van, Essays about Van Doesburg, Kok, Mondriaan, Schwitters, Milius & Van Moorsel, EXPRESSIONISM, DADA & DE STIJL, SURREALISM, Jef van Kempen, Theo van Doesburg
Memento Mori 1
fleursdumal.nl magazine for art & literature
More in: Danse Macabre
On vanity
It is vanity then to seek after, and to trust in, the riches
that shall perish. It is vanity, too, to covet honours, and to
lift up ourselves on high. It is vanity to follow the desires of
the flesh and be led by them, for this shall bring misery at the
last. It is vanity to desire a long life, and to have little
care for a good life. It is vanity to take thought only for the
life which now is, and not to look forward to the things which
shall be hereafter. It is vanity to love that which quickly
passeth away, and not to hasten where eternal joy abideth.
(Thomas a Kempis: Imitatio Christi, Book 1, chapter I)
Thomas a Kempis (Thomas van Kempen)
ca. 1380 – july 25, 1471
kemp=mag poetry magazine
More in: MONTAIGNE, Thomas a Kempis
fleursdumal.nl magazine for art & literature
More in: Danse Macabre, Galerie des Morts
to be continued
fleursdumal.nl magazine
More in: Ex Libris, Jef van Kempen, Jef van Kempen Photos & Drawings, Kempen, Jef van
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature