New

  1. Sara Teasdale: I Shall Not Care
  2. Fame is a bee by Emily Dickinson
  3. Ask me no more by Alfred Lord Tennyson
  4. Keith Douglas: How to Kill
  5. Christine de Pisan: Comme surpris
  6. Conrad Ferdinand Meyer: In der Sistina
  7. Emma Lazarus: Age and Death
  8. William Blake’s Universe
  9. Natalie Amiri & Düzen Tekkal: Nous n’avons pas peur. Le courage des femmes iraniennes
  10. Much Madness is divinest Sense by Emily Dickinson
  11. Death. A spirit sped by Stephen Crane
  12. Song: ‘Sweetest love, I do not go’ by John Donne
  13. Michail Lermontov: Mijn dolk (Vertaling Paul Bezembinder)
  14. Anne Bradstreet: To My Dear and Loving Husband
  15. Emmy Hennings: Ein Traum
  16. Emma Doude Van Troostwijk premier roman: ¨Ceux qui appartiennent au jour”
  17. Marriage Morning by Alfred Lord Tennyson
  18. Christine de Pisan: Belle, ce que j’ay requis
  19. Marina Abramović in Stedelijk Museum Amsterdam
  20. Spring by Christina Georgina Rossetti
  21. Kira Wuck: Koeiendagen (Gedichten)
  22. Paul Bezembinder: Na de dag
  23. Wound Is the Origin of Wonder by Maya C. Popa
  24. Woman’s Constancy by John Donne
  25. Willa Cather: I Sought the Wood in Winter
  26. Emma Lazarus: Work
  27. Sara Teasdale: Evening, New York
  28. Freda kamphuis: ontrecht
  29. Ulrich von Hutten: Ein Klag über den Lutherischen Brand zu Mentz
  30. Julia Malye: La Louisiane (Roman)
  31. Late, Late, so Late by Alfred, Lord Tennyson
  32. DEAR AWKWARDNESS tentoonstelling AVA NAVAS in PARK
  33. A Wintry Sonnet by Christina Georgina Rossetti
  34. Les oies sauvages par Guy de Maupassant
  35. Thomas Hardy: Snow in the Suburbs

Categories

  1. AFRICAN AMERICAN LITERATURE
  2. AUDIO, CINEMA, RADIO & TV
  3. DANCE & PERFORMANCE
  4. DICTIONARY OF IDEAS
  5. EXHIBITION – art, art history, photos, paintings, drawings, sculpture, ready-mades, video, performing arts, collages, gallery, etc.
  6. FICTION & NON-FICTION – books, booklovers, lit. history, biography, essays, translations, short stories, columns, literature: celtic, beat, travesty, war, dada & de stijl, drugs, dead poets
  7. FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor's choice, etc.
  8. LITERARY NEWS & EVENTS – art & literature news, in memoriam, festivals, city-poets, writers in Residence
  9. MONTAIGNE
  10. MUSEUM OF LOST CONCEPTS – invisible poetry, conceptual writing, spurensicherung
  11. MUSEUM OF NATURAL HISTORY – department of ravens & crows, birds of prey, riding a zebra, spring, summer, autumn, winter
  12. MUSEUM OF PUBLIC PROTEST
  13. MUSIC
  14. PRESS & PUBLISHING
  15. REPRESSION OF WRITERS, JOURNALISTS & ARTISTS
  16. STORY ARCHIVE – olv van de veestraat, reading room, tales for fellow citizens
  17. STREET POETRY
  18. THEATRE
  19. TOMBEAU DE LA JEUNESSE – early death: writers, poets & artists who died young
  20. ULTIMATE LIBRARY – danse macabre, ex libris, grimm & co, fairy tales, art of reading, tales of mystery & imagination, sherlock holmes theatre, erotic poetry, ideal women
  21. WAR & PEACE
  22. ·

 

  1. Subscribe to new material: RSS

Julia Origo poetry: Saints

 

Julia Origo (1965-2005) Poetry

 

 

 

origo

 

Saints

 

what

happened to Joan

of Arc? who disappeared

during the night maybe you saw

that brief controversy: The Red Death

The Red Death, The Final Blast,

Saint Joan, I remember

at least one

more

time.

 

From: Transfusion, 1987

 

kemp=mag poetry magazine

More in: Origo, Julia

Objet trouvés

More in: ·

J.-K. Huysmans en de goede zeden

MET HET OOG OP DE KWETSING VAN DE GOEDE ZEDEN
Joris-Karl Huijsmans en een zigeunerkamp in Tilburg

Door Jef van Kempen

Op een mooie augustusavond in 1873 arriveerde, met veel rumoer, een grote groep zigeuners op het Piusplein in Tilburg. Volgens de Tilburgsche Courant: “ boezemden dezelve wegens hunne smeerigheid en havelooze kleederdragt (sommige waren slechts gedeeltelijk met lompen gedekt) een waren afkeer in.” De Parijse schrijver Joris-Karl Huijsmans (1848-1907) logeerde die maand bij zijn oom, de kunstschilder en tekenleraar Constantijn Huijsmans, die aan het Piusplein een woning met atelier had. Joris-Karl Huijsmans stond aan het begin van een glansrijke literaire carrière, als schrijver van geruchtmakende boeken als A Rebours en Là -Bas. Hij was bevriend met Emile Zola en Paul Verlaine. Enkele jaren later legde Huijsmans zijn ervaringen in Tilburg vast in een verhaal: Un campement de Bohémiens (Een zigeunerkamp).

In tegenstelling tot zijn collega van de Tilburgsche Courant had de jonge Franse schrijver genoten van het schouwspel: Vrouwen met flonkerende ogen, met blinkende tanden, gekleed in onbeschrijflijke lompen, in haveloze hemden die door hun scheuren naakt blank vlees lieten doorschemeren. (…) Prachtig was dit schelmenkamp bij het schijnsel van het vuur. De gezichten lichtten plotseling op bij het knetteren van houtblokken, en van allen leek de licht gekleurde huid als van een vloeibaar goud doordrongen.

Enkele dagen later, bij de aftocht van de zigeuners, schreef de krant vol venijn: “Wij wenschen hun een goede reis, in de hoop hen nooit weer terug te zien, niet alleen wegens hunne brutale bedelarij, maar vooral met het oog op de kwetsing van de goede zeden.” Huijsmans had vooral oog voor een mooie zigeunerin: Ik wandelde rond de tenten, toen een jonge vrouw van een aanbiddelijke schoonheid, mijn hand greep en zei: “Mijnheer, geef me tien stuivers!” Ik aarzelde, dat beken ik, toen ze zich een weinig bukkend mijn hand kuste met haar geheel met wondermooie tanden versierde mond, als druppels kwikzilver die dartelen in een rozeblad! Die augustusnacht zou hij van haar dromen. Op de plaats waar de zigeuners destijds bivakkeerden, staat nu een wanstaltige Amerikaanse hamburgertent.

(Gepubliceerd in: Het Brabants Dagblad, 2002)

 

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive K-L, J.-K. Huysmans, Jef van Kempen, Joris-Karl Huysmans, Literaire sporen

Jef van Kempen over Frans Babylon

 

Frans Babylon (1924-1968)

LIEVER OP DE DORRE BODEM DOOD

door Jef van Kempen

  

Pieter, Leo en Frans Obers kwamen uit een Deurnes katholiek gezin met dertien kinderen. De vader handelde in rijwielen.Pieter Obers was 13 jaar oud toen hij op 11 maart 1945 aan een hersenvliesontsteking overleed. Hij werd begraven op het kerkhof naast de Willibrorduskerk in Deurne. Zijn broers Leo en Frans zouden in hetzelfde graf worden bijgezet. Leo verdronk op 23 augustus 1951 in de Helenavaart en Frans op 21 augustus 1968 in de Noordzee bij Zandvoort. Ze waren 21 en 44 jaar oud. Een noodlottig ongeval, zei men toen. Zelfmoord van twee manisch depressieve dichters, zegt men nu.

Leo schreef gedichten onder het pseudoniem Leon van Kelpenaar, zoals een gedicht voor zijn overleden broer Pieter:

Het leven van den dood vlaagt in den wind:

In rozestruiken suizelen rotte blaren

En fluisteren van den doodsnood van het kind.

 

Hij schreef ook enkele gedichten voor zijn zes jaar oudere broer Frans:

Maar ‘t is de doem, die ons ten dood benart,

te weten, dat wij jagen op een schim.

(…)

Want ieder zoekt eenzelvig d’ oeverrand,

waarvan de spiegeling hem is gebleven

totdat de goede dood hem overmant.

Leo had een grote bewondering voor Frans, die in die tijd al enige bekendheid genoot als de dichter-bohémien Frans Babylon. De broers waren erg op elkaar gesteld. ‘In zijn bijzijn was ik altijd bang om hem te kwetsen in gehechtheden en illusies, die ik verloren had (of waande)’, zou Frans later over zijn broer schrijven. Het verhaal gaat dat hij flauwviel, toen hij het bericht van de dood van Leo kreeg. ‘In het kanaal van vader’s jeugd en de onze werd zijn zelfvertrouwen gebroken, zijn hunkering onvoorzien vervuld’, schreef Frans een maand na de dood van zijn broer in de bundel: In memoriam Leon van Kelpenaar. De bundel bevat een bloemlezing uit de nagelaten gedichten van Leo, maar ook enkele gedichten van Frans:

Ik bid, bij bloemen die je graf bevonken,

nu levenslang je lichaam werd verzonken:

dat wij, verrezen, in dit kerkhofgras

het weerzien mogen vieren, vreugdedronken.

Frans Babylon publiceerde meer dan twintig dichtbundels, aanvankelijk daarin gestimuleerd door zijn dorpsgenoot de schrijver Anton Coolen en zijn leraar Nederlands Gerard Knuvelder. Maar zij zouden hem later allebei laten vallen om zijn gehaastheid en zijn gebrek aan diepgang.

Babylon voelde zich aangetrokken tot een leven als bohémien, de zwerver met een obsessie voor drank en vrouwen. Al op jeugdige leeftijd zwierf hij rond in Frankrijk, om zich na een leven van twaalf ambachten en dertien ongelukken te vestigen in Amsterdam. Walter Breedveld schreef daarover: ‘Brabant kent weinig bohémiens; Frans Babylon, die pretendeert er een te zijn, is het meer omdat hij het per se wil zijn dan dat hij het van nature is.’ Van zijn Brabantse literaire collega’s moest Babylon het niet hebben.

Op woensdag 21 augustus 1968 nam Frans Babylon de trein van Amsterdam naar Zandvoort. Hij had een enkele reis gekocht. Op het strand kleedde hij zich uit, legde zijn kleren op een keurig stapeltje en liep de zee in. Het was zijn derde zelfmoordpoging. Diezelfde avond spoelde zijn lichaam aan op het strand bij Bloemendaal. Wie het gedicht Existentie van Frans Babylon leest zal zich niet verbazen dat uitgerekend dit gedicht na zijn dood het meest is geciteerd. Over de voorspellende waarde ervan is uitgebreid geschreven door o.a. Jeroen Brouwers en Wim Zaal.

Ik weet dat leven meest verdragen is

maar soms kan ik me wezenlijk verblijden

in ‘t weten, dat de dood me zal bevrijden

uit mijn doorzichtige gevangenis.

 

Misschien lag ik in deze levensnood

wel liever op de dorre bodem dood

dan altijd rond te zwemmen van verlangen.

Veel van wat Frans Babylon aan poëzie heeft nagelaten, is niet houdbaar gebleken. Maar het mooiste van zijn werk verdient het zeker om niet te worden vergeten. De uitgave van een goede editie van zijn beste werk, zou een eerste stap kunnen zijn.

 

In memoriam fratris

Een knaap nog, met serene dromen,

die hij verbeten, fier behield,

want hij verlangde gans bezield

in God te worden opgenomen.

 

Hij proefde angstig ’s levens druiven

en kussen, droef om hun tekort,

“Misschien dat ik nog monnik word,”

zei hij voor ’t laatste afscheid-wuiven.

 

En toen een avond was bezonken

in ’t jeugdland met zijn wijd verschiet,

wou hij weer zwemmen bij het riet,

maar is in de eeuwigheid verdronken.

 

O ouderpaar, verwanten, vrinden

en meisje, dat zijn beeld behoedt,

vertrouwt dat hij ons nu voorgoed

als hemels edelknaap zal binden.

(Gedachtenisprentje Leo Obers, 1951)

 

Meinacht

je bleek en welig lichaam bloeide binnen

de arabesken van je tederheid

volkomen open in de maanlichtvrede

des Meinachts met de zoetheid van jasmijn

en koelte van beregend gras

 

je bruine ogen kneedden melancholisch

en moe met toegespitste vingers

het nieuwe beeld van mij dat uit de oerklei

van mijn beminnen autonoom verrees

maar pas door jouw afrondend strelen

tot zijn voltooiing kwam

 

tot in mijn bloed door ’t overdadig bloeien

van jou in deze lentenacht bedwelmd

verlangde ik naar ’t ingetogen geuren

van de jasmijnen

maanlicht

in ’t aardedonker van je schoot

o lief

(Privé-feest, 1955)

 

Wintermorgen

In deze lichte morgensneeuw

van mijn abrupt ontwaken

verschijnt je vol en zacht gezicht

 

geruisloos vlokken witte woorden

van goedheid in mijn wezen neer

 

ik vind geen antwoord geen verweer

 

ik sta vergrauwd en wat ontredderd

te kleumen in je glimlach lief

 

en jij omvat mij primitief

behoedend zonder mij te raken

 

jij weet mij weer tot mens te maken

(Eigen credo, 1958)

 

Mijn muze

Nog altijd draagt mijn muze haar korsetje

van tucht en rijmdwang, ook al knelt het strak

en heeft zij aan de strenge normen lak,

gewend aan menig bandeloos verzetje.

 

Zo bloot en dartel in ’t gespreide bedje

heeft zij voor kapriolen zeer een zwak,

maar pleegt toch volgens de regels van het vak

ons minnespel op maten van ’t sonnetje.

 

Door haar kan ik de tucht en ontucht rijmen

in zwakke strofen zonder veel geheimen;

de vrijheid triomfeert dank zij de dwang.

 

Mijn speelse muze prikkelt om te vlijmen

en laat zich dan –per slot- door sperma lijmen,

al duurt genot slechts veertien regels lang.

(Distels en doornen. Humor- en hekelsonnetten, 1959)

 

Lichten in nevel

als zich traag de avondnevel

weer in amsterdam verdicht

loop ik eenzaam langs de gevels

zoekend naar een vergezicht.

 

dubbelzinnig zijn reklames

punten voor mijn evenwicht;

achter de miljoenen ramen

leven mensen in het licht.

 

in zo’n ruime nevelavond

voel ik mij in ’t diepst gericht

naar de wezens die gehavend

geven hoe ze zijn ontwricht.

 

en bij één der voze grachten

-waar elk licht in damp vergaat-

smoor ik schamel kleine klachten

in een goede schoot van ’t kwaad.

 

en ik keer door lege stegen

waar ooit breero zwierf van pijn

godverlaten doodgezwegen

door de nevel van het Zijn.

(Lichten in nevel, 1966)

 

Jef van Kempen: Liever op de dorre bodem dood

 

Frans Babylon (1924-1968)

(Brabant Cultureel, december 2006)

kemp=mag poetry magazine

More in: Frans Babylon, Jef van Kempen

Gerardus Majella

 

GERARDUS MAJELLA

door Jef van Kempen

Op het eerste gezicht is het niet meer dan een versleten linnen zakje, bruin met rode stiksels. Vaag is nog de afbeelding van een kruis te zien. En van een hart. Er moet een stukje stof in zitten, dat door de heilige zelf werd gedragen. Het is een relikwie van Gerardus Majella, die ik veertig jaar lang heb bewaard. Van de ene op de andere dag werd ik ongenees­lijk ziek bevonden en wegge­stopt in de spelonken van een ziekenhuis. “Benijdt hem zijn geluk niet als God het nu eens anders be­slist”, waren de weinig troostvolle woorden die mijn heeroom aan mijn ouders schreef, om ze op mijn dood voor te bereiden.

Ook mijn grootvader was een godvruchtig man, hoewel God hem veelvuldig op de proef had gesteld. Twee vrouwen dood in het kraambed en op z’n eentje zes kinderen grootgebracht. Maar hij was uit een ander hout gesneden dan mijn heeroom. In mijn herinnering lijkt mijn grootvader op Peppone, de burgemeester en temperamentvolle opponent van Don Camillo in de films met Fernan­del. Waar de medische stand het liet afweten en mijn heeroom mijn lot al had bezegeld, wist hij raad. Hij had een blindelings vertrouwen in Gerardus Majel­la, de jong gestorven Italiaanse heilige, die gold als de patroonheilige van “hopeloze zaken”. “En als ‘t plechtig uur zal naderen, het laatste plechtig uur der dood; als ‘t koude bloed reeds stolt in d’adren, Gerardus! helpt ons in de nood”. Deze weinig opwekkende tekst van een devotieprentje is mij altijd bijgebleven.

gerardus

 

Mijn grootvader liet de relikwie van Gerardus aan mijn ziekbed bezorgen. Ze moest onder mijn kussen worden gelegd. Ze heeft er maanden lang haar werk gedaan. Maar dat was nog maar de halve maatre­gel. Op een bloedhete zomerdag stapte mijn grootva­der, in zijn beste pak, op de fiets, en ging op bede­vaart naar het heiligdom van Gerardus Majella in het Limburgse Wittem. Hij had daar gebeden, schreef hij, dat zijn kleinzoon zou blijven leven. Hij had daar gesmeekt, dat hij zelf zijn plaats wilde innemen. Hij was maar een oude man. Hij kon met een gerust hart sterven.

De zomer was voorbij. De kerk van de parochie Trouwlaan, toege­wijd aan Gerardus Majella, was tot de laatste plaats bezet. Ik zat op de voorste bank. Er werd een mis opgedra­gen ter ere van mijn wonder­baar­lijke genezing, die werd toegeschreven aan de voorspraak van Gerardus. De priester roemde zijn goe­de werken en zijn laatste wonder in het bijzonder.

Ik voelde ieders ogen op mij gericht. En ik voelde mij schuldig. Gerardus Majella bleek onverbiddelijk. Mijn grootvader was er niet bij. Zijn oude hart had het begeven.

(Uit: Jef van Kempen, OLV van de Veestraat en andere verhalen, Art Brut, 2001)

 kemp=mag poetry magazine

More in: Archive K-L, CATHEDRALS, Jef van Kempen

Jef van Kempen over Theo van Doesburg

Theo van Doesburg pionier van de nieuwe kunst

IK HEB DEZER DAGEN VELE ONTROERINGEN GEHAD

door Jef van Kempen

‘Dit tijdschriftje wil zijn eene bijdrage tot de ontwikkeling van het nieuwe schoonheidsbewustzijn. Het wil den modernen mensch ontvankelijk maken voor het nieuwe in de Beeldende Kunst’. De eerste aflevering van het tijdschriftje verscheen in oktober 1917. Het droeg als naam: De Stijl. Maandblad voor de beeldende vakken en was voornamelijk het werk van één man: Theo van Doesburg.

De plannen voor De Stijl had hij al in 1914 in Tilburg gesmeed, samen met de spoorwegbeambte Antony Kok. Toen de Amsterdamse kunstenaar Theo van Doesburg in augustus 1914, aan het begin van de Eerste Wereldoorlog, naar Tilburg werd gezonden als gemobiliseerd militair, verkeerde zijn leven in een crisis. Zijn huwelijk met de dichteres Agnita Feis was stuk gelopen en op het moment dat hij als kunstenaar nieuwe wegen wilde inslaan gooide de oorlog roet in het eten. In werkelijkheid zou deze periode een keerpunt betekenen. In Tilburg maakte de energieke en temperamentvolle Van Doesburg vele nieuwe vrienden, waarvan de dichters Evert Rinsema en Antony Kok vrienden voor het leven zouden blijken te zijn. De Tilburgse kantoorbediende Lena Milius werd in 1917 zijn tweede vrouw. Uit zijn brieven blijkt dat Van Doesburg goede herinneringen bewaarde aan zijn diensttijd in Brabant: ‘Ik heb dezer dagen vele ontroeringen gehad. (…) Dat dáár zijn op dat uur in die kamer te Tilburg, mèt dat gevoel van mijn vrienden om me te hebben, ontroerde me. (…) Hoe prachtig was dat daar toch in Brabant.’ Bijna een decennium later werd een geslaagd feest nog omschreven als‘ouderwetsch Tilburgsch’.

Het nieuwe maandblad De Stijl gaf de schilder, architect, schrijver, dichter en typograaf Theo van Doesburg de mogelijkheid om zijn ideeën over ‘de nieuwe beelding’ te ventileren. De beeldende kunsten moesten worden ontdaan van alle franje. Schilderen naar de natuur was voortaan uit den boze. Het gebruik van de rechte lijn en van primaire kleuren werd hét uitdrukkingsmiddel van een nieuwe generatie. Tot zijn medestanders behoorden kunstenaars als Mondriaan, Van der Leck, Oud en Rietveld. Door medewerking van o.a. Arp, Richter en Schwitters ontstond een internationale kunstbeweging, die zich ook sterk maakte voor de vernieuwing van de literatuur en de muziek. Voor Van Doesburg betekende de oprichting van De Stijl het begin van een turbulente periode. De Stijl zou hem door heel Europa voeren. Hij hield lezingen, trad op, gaf les en verkondigde de idealen van de nieuwe beweging onder meer in Weimar, Berlijn, Straatsburg, Praag, Madrid en Barcelona. Hij werd er afwisselend bejubeld en weggehoond. Door zijn rechtlijnige en temperamentvolle optreden maakte Van Doesburg even makkelijk vrienden als vijanden. ‘Innerlijk ben ik te zacht, heb in blind vertrouwen en enthousiasme, allen te zeer liefgehad om met een passieve vriendschap te kunnen eindigen. Daar komt bij dat ik geestelijk niemand noodig heb, terwijl, omgekeerd allen op mijn geestelijke activiteiten parasiteren, zoowel vrienden als vijanden’. Niet alleen voortdurend geldgebrek maakte zijn kunstenaarschap tot een hard bestaan maar ook zijn nooit aflatende drang tot het verleggen van zijn artistieke grenzen. ‘Men denkt als het werk af is dat het gemaakt is zonder ontroering. De ontroeringen echter die aan een blauw en rood als in mijn Decomposition 1 1920 voorafgaan zijn bovennormaal. Geen enkele reële emotie is daarna een maatstaf. Ik geloof in de schilderkunst’.

In 1923 had hij zich definitief in Parijs gevestigd met de zeventien jaar jongere pianiste Nelly van Moorsel. Zijn huwelijk met Lena Milius was enkele jaren eerder gestrand. Lena zou wel de administratie van De Stijl blijven verzorgen en hem met raad en daad bijstaan. Na veel conflicten en teleurstellingen verscheen de laatste aflevering van De Stijl in 1928. ‘Scheppen is de meest troostlooze en teleurstellende bezigheid, waarmede God den mensch gekastijd heeft’ noteerde Van Doesburg in zijn dagboek. In zijn laatste jaren werd hij gekweld door astma, een oude kwaal. Op 7 maart 1931 overleed Theo van Doesburg, 47 jaar oud, in Davos aan een hartaanval. Bij de crematie waren alleen Lena Milius en Nelly van Moorsel aanwezig. In 1932 zou het tijdschrift De Stijl nog éénmaal verschijnen, geheel gewijd aan zijn oprichter. Architect J.J.P. Oud besloot zijn herinneringen met de woorden: ‘Wat Van Doesburg in alle geschakeerdheid van zijn wezen -in de felheid van zijn verweer, zoowel als in het overstelpende van zijn invallen- bij zijn leven geweest is, zal bij ons daarom ook na zijn dood voortdurend blijven: een onuitputtelijke bron van verfrissching’.

(Brabants Dagblad, 28 mei 1999)

6 Portraits: Theo van Doesburg, Antony Kok, Piet Mondriaan, Kurt Schwitters, Lena Milius & Nelly van Moorsel by Jef van Kempen Published in: Het Brabants Dagblad, 1999-2000

kemp=mag poetry magazine

www.antonykok.nl

More in: Doesburg, Theo van, Essays about Van Doesburg, Kok, Mondriaan, Schwitters, Milius & Van Moorsel, EXPRESSIONISM, DADA & DE STIJL, SURREALISM, Jef van Kempen, Theo van Doesburg

Memento Mori

 

 

 

 

 

Memento Mori 1

fleursdumal.nl magazine for art & literature

More in: Danse Macabre

Thomas a Kempis: Imitatio Christi

On vanity

It is vanity then to seek after, and to trust in, the riches

that shall perish. It is vanity, too, to covet honours, and to

lift up ourselves on high. It is vanity to follow the desires of

the flesh and be led by them, for this shall bring misery at the

last. It is vanity to desire a long life, and to have little

care for a good life. It is vanity to take thought only for the

life which now is, and not to look forward to the things which

shall be hereafter. It is vanity to love that which quickly

passeth away, and not to hasten where eternal joy abideth.

(Thomas a Kempis: Imitatio Christi, Book 1, chapter I)

Thomas a Kempis (Thomas van Kempen)

ca. 1380 – july 25, 1471

kemp=mag poetry magazine

More in: MONTAIGNE, Thomas a Kempis

Danse Macabre

fleursdumal.nl magazine for art & literature

More in: Danse Macabre, Galerie des Morts

Ex libris jef van kempen

 

to be continued

website Jef van Kempen

www.jefvankempen.nl

fleursdumal.nl magazine

More in: Ex Libris, Jef van Kempen, Jef van Kempen Photos & Drawings, Kempen, Jef van

| Previous »

Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature