Museum De Paviljoens Almere
De Nederlandse identiteit?
Marien Schouten, Job Koelewijn, David Jablonowski et al
27 mei – 17 oktober 2010
Op 27 mei 2010 opent om 17.00 uur in Museum De Paviljoens de eerste tentoonstelling in het kader van het meerjarige project De Nederlandse identiteit? met werk van de kunstenaars Marien Schouten (Andel, 1956), Job Koelewijn (Spakenburg, 1962) en David Jablonowski (Bochum, 1982). Met De Nederlandse identiteit? wil Museum De Paviljoens parallelle geschiedenissen in de Nederlandse kunst na 1960 zichtbaar maken. Een integraal deel van dit project is een mapping van bijzondere en belangrijke kunstwerken in de openbare ruimte en openbare collecties die tot de eindmanifestatie in 2012 steeds verder wordt uitgebreid.
et al
Elk verhaal over (kunst)geschiedenis is een constructie. In de tentoonstellingen binnen het project De Nederlandse identiteit? toont Museum De Paviljoens een selectie kunstenaars en kunstwerken van waaruit netwerken en verschillende verhaallijnen in de recente kunstgeschiedenis worden aangekaart. Een integraal onderdeel van dit project is een mapping van bijzondere en belangrijke kunstenaars, inspiratiebronnen, kunstwerken, tentoonstellingsmakers, tentoonstellingen, publicaties, verzamelaars, gebeurtenissen, instituten en steden. Deze mapping wordt steeds verder uitgebreid en ondergaat continu perspectiefwisselingen.
Nonlineair editing: it’s an ongoing process!
In 2002 legde Macha Roesink met Nonlinear Editing, haar eerste tentoonstelling als directeur van Museum De Paviljoens, de basis voor de toekomstige programmering. Met deze term uit de filmwereld benadrukt De Paviljoens dat andere invalshoeken en zienswijzen leiden tot andere interpretaties van de (kunst)geschiedenis en de relatie tot het heden. De geschiedenis kan steeds opnieuw geredigeerd worden. Dit principe is leidend in het project De Nederlandse identiteit?.
De Nederlanse identiteit?
Met De Nederlandse identiteit? wil Museum De Paviljoens parallelle geschiedenissen in de Nederlandse kunst na 1960 zichtbaar maken. Maatschappelijke ontwikkelingen als migratie, interculturaliteit, new towns en de (post)koloniale geschiedenis van Nederland in een internationaal perspectief spelen hierbij een belangrijke rol. Een integraal onderdeel van dit project is een mapping van bijzondere en belangrijke kunstenaars, inspiratiebronnen, kunstwerken, tentoonstellingsmakers, tentoonstellingen, publicaties, verzamelaars, gebeurtenissen, instituten en steden. Deze mapping wordt tot de eindmanifestatie van het project in het najaar van 2012 steeds verder uitgebreid en ondergaat continu perspectiefwisselingen. De titel van het project is ontleend aan de kunsthistorische publicatie De Nederlandse identiteit in de kunst na 1945, die in 1984 verscheen onder redactie van Geurt Imanse bij de gelijknamige tentoonstelling in het Stedelijk Museum Amsterdam.
De Nederlandse identiteit? Marien Schouten, Job Koelewijn, David Jablonowski et al
27 mei t/m 17 oktober 2010
De Nederlandse identiteit? Moniek Toebosch, Alicia Framis, Jennifer Tee, Gabriel Lester et al 30 oktober 2010 t/m 3 april 2011
fleursdumal.nl magazine
More in: Art & Literature News, Dutch Landscapes
Anna Achmatova
(1889 – 1966)
Muza
Kogda ja noč’ju ždu ee prixoda,
Žizn’, kažetsja, visit na voloske.
Cto pocesti, cto junost’, cto svoboda
Pred miloj gost’ej s dudockoj v ruke.
I vot vošla. Otkinuv pokryvalo,
Vnimatel’no vzgljanula na menja.
Ej govorju: “Ty l’ Dantu diktovala
Stranicy Ada?” Otvecaet: “Ja”.
(1924)
Muse
When, at night, I waited for her, impatient,
Life seemed to me, as if hanging by a thread.
What just means liberty, or youth, or approbation,
When compared with the gentle piper’s tread?
And she came in, threw out the mantle’s edges,
She declined to me with a sincere heed.
I said to her, “Did you dictate the Pages
Of Hell to Dante?” She answered: “Yes, I did.”
(1924)
Anna Andrejevna Achmatova poetry
(Анна Андреевна Ахматова)
fleursdumal.nl magazine
More in: Achmatova, Anna, Archive A-B
Berlin, East Side Gallery
The East Side Gallery is located between Ostbahnhof and Oberbaumbrücke.
The Gallery was restored in 2008/2009, just in time for the celebration of
the 20th anniversary of the fall of the Berlin Wall in November 2009.
Nachrichten aus Berlin
Von unser Korrespondent Anton K.:
East Side Gallery Berlin
fleursdumal.nl magazine
More in: Galerie Deutschland, Graffity, Nachrichten aus Berlin
W i l l e m B i l d e r d i j k
(1756-1831)
‘t S t e r v e n s b o o t j e n
Marcus IV, 40
Eeuwig hongren naar genoegen
Met een onverzade drift,
Eeuwig naar genot te zwoegen,
Is den stervling ingegrift.
Ja die drift in onverzaadbaar,
Door Natuur ons ingeleid;
Maar de stroom is ondoorwaadbaar
Die ons van dat voorwerp scheidt.
Zoo wy ’t hier van verr’ontwaren,
’t Is een ijdel hartewee:
Want doorzwemmen van die baren
Brengt de menschenkracht niet meê.
Vruchtloos blinkt het ons in de oogen
By een helder morgenlicht;
Aan den oever neêrgebogen,
Wenden wy het aangezicht.
Dan is ’t, vlijtig schelpjens rapen
Van den lagen waterkant,
Naar de gladde keitjens gapen
Van het opgewelde zand:
Dan is ’t, ijvrig rietjens snijden,
Blazen op den hollen halm,
En zich kinderlijk verblijden
In den uitgedreven galm:
Dan is ’t, op zijn sluiten trotsen,
Uren, dagen, jaren lang,
En met de Echo van de rotsen
Twisten om den bovenzang.
Dus op ’t oevergras gezeten,
In die werkelooze lust,
Wordt heel de Overkant vergeten,
En het hart in slaap gesust.
Eindlijk zien wy ’t bootjen naderen,
Dat ons overvoeren moet:
Nu bevriest ons ’t bloed in de aderen,
Op het aanzien van den vloed.
« Och, dat vaartuig met zijn hobbelen
Is zoo rank en ziet zoo zwart;
’t Water schijnt zoo op te bobbelen;
’t Wordt zoo aaklig om mijn hart.
« ’t Sloeg eens om! het mocht eens zinken!
Och daar was geen redden aan;
’t Ware een hulpeloos verdrinken;
’t Denkbeeld is niet uit te slaan.
« Waar het nog een aardig schuitjen,
Fraai geschilderd naar den eisch,
Met een aangenaam katuitjen;
Ja, dan ging ik graag op reis.
« Maar ik hoor de wind zoo ruischen;
’t Water spookt zoo in het rond;
’k Zie het zoo in golven bruischen; —
Och ik ga gewis te grond. » —
Arme sukkel! wees te vreden;
Met dien Veerman geen gevaar.
En — gejammerd of gebeden,
’t Uur van overtocht is daar. —
« Och, ik zat hier zoo genoeglijk
In te slapen in dit groen;
En het kwam my wel zoo voeglijk,
Morgen d’ overtocht te doen.
« Ja, ik wensch wel daar te wezen
Waar het zoo vol blijdschap is;
Maar, hoe hoog het wordt geprezen,
’t Smart my, wat ik daarvoor mis. » —
Foei, onnoozle! Eerst was ’t klagen:
Hier, hier hadt gy huis noch haard;
Zat in wind- en regenvlagen;
En — ge dacht u beter waard.
Nu is ’t aarz’len by ’t vertrekken,
Kermen dat de tijd verscheen;
Waarom wilt gy ’t u bedekken,
’k Zie door dat vermommen heen.
Wilt ge de oorzaak van my weten,
Wat u ’t hart zoo angstig jaagt?
’t Voelt nu ’t dwaze zelfvermeten,
Waat ge u-zelf in hebt behaagd.
Nu is ’t twijfelmoedig schroomen
Dat gy daar verworpen wordt,
Dat uw ziel heeft ingenomen;
Dat is ’t alles waar ’t aan schort.
Doch schep moed! dit wanvertrouwen,
(Valt ge in d’ arm van die u riep,)
Zal u voor dat lot behouern,
Vaar gerust door ’t grondloos diep!
1825
Willem Bilderdijk gedichten
k e m p i s p o e t r y m a g a z i n e
More in: Bilderdijk, Willem
Gemeentemuseum Den Haag
J a n D i b b e t s
22 mei t/m 12 september 2010
Het boegbeeld van de conceptuele kunst, Jan Dibbets wordt in het voorjaar van 2010 vertegenwoordigd met een tentoonstelling in het Gemeentemuseum Den Haag. Hier toont Dibbets zijn meest recente serie Horizons, gebaseerd op zijn werk Sectio Aurea (1972), wat is opgenomen in de collectie van het Gemeentemuseum. De serie vormt een installatie, waarin Dibbets niet alleen het belang van zijn eerdere werk onderstreept, maar ook verder experimenteert met het oorspronkelijke idee. In een steeds wisselende spanning tussen perspectief en horizon brengt Dibbets de beschouwer in verwarring. Tegelijkertijd kun je in het grote aantal variaties binnen de serie, de zoektocht naar de perfecte horizon waarnemen.
Met onder anderen Sol Lewitt, Lawrence Weiner en Joseph Kosuth behoort Jan Dibbets tot de voorhoede van de conceptuele kunst. Het belang van zijn oeuvre voor de naoorlogse Nederlandse kunst behoeft geen bewijs. Werk van Dibbets was te zien op de baanbrekende tentoonstellingen Op losse schroeven van Wim Beeren (Amsterdam, 1969) en When attitudes become form van Harald Szeemann (Bern en Londen, 1996). Bovendien gaf Dibbets vanaf 1968 ook les op Ateliers ’63, waardoor hij generaties Nederlandse kunstenaars blijvend heeft geïnspireerd en beïnvloed.
In deze tentoonstelling met recent werk zijn twee series te zien: New Horizons / Land + Sea en Sectio Aurea. De series zijn gebaseerd op het werk Sectio Aurea (gulden snede) uit 1972, dat zich nu in de collectie Gemeentemuseum bevindt. Dibbets heeft zich in zijn oeuvre vaak geconcentreerd op het Nederlandse landschap. Met gemanipuleerde beelden van land en zee laat hij het Nederlandse landschap zijn wat het eigenlijk niet is: glooiend, zoals in zijn serie Dutch mountains. Ook in de nieuwe series speelt Dibbets met de platheid van Nederland, met een wisselend viewpoint en een steeds wisselende uitsnede van de foto. Soms is de wisseling bijna nihil maar heeft dan toch een vervreemdende uitwerking op de beschouwer. In de series worden telkens de horizonten van een landschap en een zeegezicht met elkaar gecombineerd.
Het Gemeentemuseum brengt met trots tentoonstellingen van kunstenaars met een volwassen oeuvre, hoewel de trend van vandaag de dag de nadruk legt op jonge kunst. Deze tentoonstelling past in de traditie van het Gemeentemuseum; dat erin gelooft dat het late werk van kunstenaars een nieuwe zienswijze kan opleveren. Een belangrijk voorbeeld hierbij is het laatste werk van Mondriaan, de Victory Boogie Woogie.
De tentoonstelling Jan Dibbets – Horizons is achtereenvolgens te zien in Parijs (Musée d’Art moderne de la Ville de Paris), Den Haag, Chemnitz (Kunstsammlungen Chemnitz) en Heilbronn (Kunstverein Heilbronn). Bij de tentoonstelling verschijnt een catalogus in kleur, met bijdragen van onder anderen Rudi Fuchs en Erik Verhagen en vormgegeven door Rutger Fuchs (€29,80).
fleursdumal.nl magazine
More in: Dutch Landscapes, Exhibition Archive
H e i n r i c h H e i n e
(1797-1856)
Lied des Gefangenen
Als meine Grossmutter die Lise behext,
Da wollten die Leut sie verbrennen.
Schon hatte der Amtmann viel Tinte verkleckst,
Doch wollte sie nicht bekennen.
Und als man sie in den Kessel schob,
Da schrie sie Mord und Wehe;
Und als sich der schwarze Qualm erhob,
Da flog sie als Rab in die Hoehe.
Mein schwarzes, gefiedertes Grossmuetterlein!
O komm mich im Turme besuchen!
Komm, fliege geschwind durchs Gitter herein,
Und bringe mir Kaese und Kuchen.
Mein schwarzes, gefiedertes Grossmuetterlein!
O moechtest du nur sorgen,
Dass die Muhme nicht auspickt die Augen mein,
Wenn ich luftig schwebe morgen.
Heinrich Heine Gedichte
kempis poetry magazine
More in: Heine, Heinrich
41ste Poetry International Festival Rotterdam
11 – 18 juni 2010
Rotterdamse Schouwburg
Van 11 tot en met 18 juni a.s. presenteert Poetry International het 41ste Poetry International Festival Rotterdam in de Rotterdamse Schouwburg. Dichters uit de hele wereld – van Afghanistan tot de Verenigde Staten, van Brazilië tot Zuid Korea, van Soedan tot Rusland – dragen die week hun poëzie voor tijdens de vele internationale programma’s. Het 41ste Poetry International Festival gaat op zoek naar de grens tussen poëzie en proza. Ook krijgt poëzie uit de Verenigde Staten veel aandacht. Bovendien presenteert het festival vele speciale programma’s zoals een live-documentaire over de poëzie van Wislawa Szymborska met unieke filmbeelden gemaakt bij de Nobelprijswinnares thuis; een avond overtweetalige dichters naar aanleiding van de vertalingen van de Engelstalige sonnetten van de Portugese dichter Fernando Pessoa die binnenkort verschijnen bij Uitgeverij De Arbeiderspers; een programma over de epiek van Herman Gorter; een special over het eeuwenoude epos Layla en Madjnun, de Perzisch Arabische voorlopers van Shakespeares Romeo en Julia; en Eg er vinden, een theatervoorstelling van Jon Fosse – als dichter te gast op het festival en tevens een van de meest gespeelde toneelschrijvers van het moment – gespeeld door het Nationalteatret uit Oslo.
Het festival start op vrijdag 11 juni met Amerika! Amerika!, een avond met Rotterdamse dichters over de nostalgie van de Holland-Amerikalijn en de band tussen Rotterdam en de Verenigde Staten. Een doorlopende poëzieparade biedt op zaterdag 12 juni een vooruitblik op de week en vormt daarmee de officiële opening van het festival.
24 Dichters uit de hele wereld komen naar Rotterdam. Hun voordrachten vormen het hart van het 41ste Poetry International Festival. Daarnaast werken zij mee aan diverse speciale programma’s:
Eugenijus Ališanka (Litouwen), Al-Saddiq Al- Raddi (Soedan), Ursula Andkjær Olsen (Denemarken), Jon Fosse (Noorwegen), António Gamoneda (Spanje), Christian Hawkey (Verenigde Staten), Kim Hyesoon (Zuid Korea), Hiromi Ito (Japan), Lêdo Ivo (Brazilië), Katia Kapovich (Rusland / Verenigde Staten), Marc Kregting (Nederland), Hasso Krull (Estland), Tomas Lieske (Nederland), Ewa Lipska (Polen),
Carlos López Degregori (Peru), Thomas McCarthy (Ierland), Kamran Mir Hazar (Afghanistan), Hassan El Ouazzani (Marokko), Michael Palmer (Verenigde Staten), Valérie Rouzeau (Frankrijk), Erik Spinoy (België), Nyk de Vries (Nederland / Friesland), C.K. Williams (Verenigde Staten) en Ron Winkler (Duitsland).
Entree naar eigen waardering
Voor het derde jaar hanteert Poetry International het principe van Entree naar eigen waardering. Voor alle programma’s geldt: Het publiek bepaalt – achteraf – wat het betaalt. Poetry International heft hiermee financiële drempels zoveel mogelijk op en maakt het zo voor nieuw publiek makkelijker kennis te maken met het festival. In 2009 trok het festival mede door dit initiatief 60% meer bezoekers dan het jaar ervoor.
Poëzie en proza
Poëzie wordt vaak gezien in het gezelschap van andere kunstvormen. Poëzie met beeldende kunst, muziek, dans of theater, voorbeelden genoeg. Minder in het oog springt de combinatie met fictioneel proza, toch de kunstvorm die het nauwst aanpoëzie verwant is en waarmee poëzie samen de literatuur vormt. En zie je ze samen, dan zijn heftige discussies vaak niet ver weg: ‘Er is toch nog wel verschil aan te wijzen tussen proza en poëzie, of hoe zit dat?’, riep Frits Bolkenstein onlangs nog toen hij de overige juryleden van de Ida Gerhadtprijs in verwarring achterliet. Proza en poëzie; hetzelfde gereedschap, een andere vorm. Toch, de strikte scheiding tussen poëzie en proza lijkt imaginair en daar waar de twee elkaar ontmoeten, ontstaat een nieuwe groene weide voor dichters, romanciers en festivals. Voor Poetry International opent het in ieder geval de mogelijkheid programma’s te presenteren over verhalende, epische lyriek, over prozagedichten en readymades, over poëzie in romanpassages, wanneer de focus op de taal het verhaal voor even naar de achtergrond verdringt. Voor programma’s over romans die dichters inspireerden en gedichten die romanciers inspireerden. Programma’s over de autonome schoonheid van een stuk tekst.
Tijdens het 41ste Poetry International Festival gaan dichters en prozaschrijvers door voordracht, interview en debat op zoek naar overeenkomsten, verschillen en invloeden over en weer. Op zondag 13 juni ontmoeten schrijvers van poëzie, romans of of beide elkaar in een debat hierover. Op maandag 14 juni gaat een special dieper in op de invloed van romans op de poëzie van enkele van de festivaldichters.
Poëzie uit de VS
Vandaag de dag is een ongelooflijk groot aantal Amerikaanse dichters actief in een zeer levendige scène aldaar. Hoewel Amerikaanse poëzie zich in het thuisland mag verheugen op enorme aandacht in kranten en op websites is het zelden te zien in een internationale context. Vooral 9/11 droeg bij aan het adagium ‘Amerikaanse poëzie voor de Amerikanen’, een houding die uitwisseling van poëzie met de rest van de wereld in de weg stond. Het ontbreken van een Amerikaans domein op het Poetry International WEB, het internationaal opererende digitale poëzietijdschrift van Poetry International, voelde tot voor kort nog als een groot gemis. Tot voor kort, want per 1 maart 2010 is het ‘gat’ gedicht en
bereikte de eerste Amerikaanse bijdrage op poetryinternational.org duizenden lezers. Voor Poetry International redenom de Amerikaanse poëzie tijdens het 41ste festival extra te belichten met een special over Wallace Stevens en voordrachten van de dichters C.K. Williams, Michael Palmer, Christian Hawkey en Katia Kapovich. Er is een Poetry Talk over vertalingen van het werk van Updike en de band tussen Rotterdam en de VS wordt belicht tijdens Amerika! Amerika!, een avond met Rotterdamse dichters.
Speciale programma’s
Het 41ste Poetry International festival presenteert een groot aantal specials over bijzondere dichters en thema’s. Dit jaar kunt u avonden verwachten over de epiek van Herman Gorter en over het eeuwenoude Perzisch Arabische epos Layla en Madjnun. Een live-documentaire belicht de poëzie van Wislawa Szymborska en haar vriendschap met stadgenoot Ewa Lipska aan de hand van unieke filmbeelden die regisseur John Albert Jansen bij de Nobelprijswinnares thuis maakte. De beelden bieden een preview op de documentaire over Szymborska die tijdens het Poetry International Festival in 2011 in première zal gaan. De serie vertalingen van de Engelse sonnetten van Fernando Pessoa van de hand van de in 2008 overleden August Willemsen en Maarten Asscher is aanleiding voor een special over Pessoa en over dichters die in
meerdere talen dichten. De Noorse festivaldichter Jon Fosse is naast dichter ook een van ’s werelds meest gespeelde toneelschrijvers. Zijn voorstelling Eg er vinden wordt voor het festival opnieuw gespeeld door het Nationalteatret uit Oslo.
Kinderprogramma
Op zondag 13 juni in de middag presenteert Poetry International een kinderprogramma rondom het Perzisch Arabische epos Layla en Madjnun over diep verlangen en onbereikbare liefde. Het programma wordt gepresenteerd door actrice en kinderboekenschrijfster Karen van Holst Pellekaan, onder meer bekend als Bep Brul uit Loenatik.
De C. BUDDINGH’-Prijs
Jaarlijks reikt Poetry International tijdens het festival de C. Buddingh’-prijs uit voor het beste Nederlandstalige poëziedebuut. Op dit moment leest de jury – literatuurwetenschapper Frans Willem Korsten, vertaalster Mariolein Sabarte Belacortu en Marc Kregting, ook als dichter te gast op het festival – alle debuutbundels die het afgelopen jaar verschenen. Debuten die tussen 1 maart 2009 en 1 april 2010 uitkwamen dingen mee. De genomineerden worden begin april bekendgemaakt, de winnaar tijdens het festival.
Bijzondere samenwerkingen
WORM ontwikkelt met Poetry International een hoorspel, gebaseerd op teksten van de Deense dichter Ursula Andkjær Olsen. Samen met de WORMRADIO crew – Henk Bakker, Nina Hitz en Lukas Simonis – zal de dichter het hoorspel tijdens het festival live uitvoeren.
In samenwerking met dichter en beeldend kunstenaar Maria Barnas ontwikkelt het festival een nieuwe visie op poëzie en beeldende kunst. Tijdens het festival is daarvan een pilot te zien.
Regisseur Peter Sonneveld – artistiek leider van Bonheur Theaterbedrijf Rotterdam – regisseert al vele jaren poëzietheater voor het festival. Met studenten van de toneelopleiding van Arthez Hogeschool voor de kunsten Arnhem ensceneert hij de prozaverzen uit ‘Spoon River Anthology’ van Edgar Lee Masters. Één op één krijgt het publiek straks de intiemste geheimen van de overleden bewoners van Spoon River ingefluisterd.
Samen met het Fonds voor de Letteren en het Fonds BKVB presenteert Poetry International digitale poëzie, dit jaar onder de titel Poëzie op het Scherm, het resultaat van samenwerking tussen dichters en vormgevers van nieuwe media.
fleursdumal.nl magazine
More in: Art & Literature News, POETRY ARCHIVE, Poetry International
Joris-Karl Huysmans
(1849-1907)
Le Drageoir aux épices (1874)
V. La Reine Margot
J’avais travaillé toute la journée; me sentant un peu las, je sortis pour fumer un cigare. Le hasard conduisit mes pas, à Grenelle, devant une guinguette à cinq sous d’entrée avec droit à une consommation.
On danse dans un jardin planté d’arbres et de becs de gaz. L’orchestre s’est installé au fond, sur une petite estrade, et un municipal adossé à un arbre fume une cigarette et jette un regard indifférent sur la tourbe malpropre qui grouille à ses cotés. Je contemple curieusement les habitués du bal. Quel monde! des ouvriers gouailleurs, la casquette sur l’oreille, les mains crasseuses évasant la poche, les cheveux plaqués sur les tempes, la bouche avariée exsudant le jus noirâtre du brûle-gueule; des femmes mafflues, opaques, vêtues de robes élimées, de linge roux et gras, coiffées de crinières ébouriffées, exhalant les senteurs rancies d’une pommade achetée au rabais chez un épicier ou dans un bazar.
Tandis que j’examine ce fourmillement de vauriens et de drôlesses, le silence se fait tout à coup, et, à un signal du chef d’orchestre, la flûte siffle, les cuivres mugissent, la grosse caisse ronfle, le basson bêle, et hommes, femmes vont, viennent, s’élancent, reculent, s’étreignent, se lâchent, se tordent, se disloquent et lancent la jambe en l’air.
J’en avais assez vu; je me levais pour sortir, quand parut, au détour d’une allée, une créature d’une étrange beauté.
On eût dit un portrait du Titien, échappé de son cadre. L’amas de ses cheveux bruns, légèrement ondés sur le front, faisait comme un repoussoir à la morne pâleur de son visage. Les yeux bien fendus scintillaient bizarrement, et la bouche, d’un rouge cru, ressortait sur ce teint blanc comme un caillot de sang tombé dans du lait. Son costume était simple: une robe noire, décolletée amplement, découvrant des épaules grasses. Aucune bague ne serrait ses doigts, aucune pendeloque n’étirait ses oreilles; seuls, de minces filets d’or ruisselaient sur sa gorge nue, qu’éclairaient de lueurs vertes des émeraudes incrustées dans un médaillon d’or fauve.
Comment était-elle ici? Comment elle, si belle, si élégante, coudoyait-elle cette plèbe immonde? Mais ce n’est pas possible, cette femme n’habite pas Grenelle! son amant n’est pas ici! Je cherchais à résoudre cette énigme, quand une espèce d’ouvrier pâle, narquois, mâchonnant un bout de cigarette, une cravate rouge flottant sur une blouse décolletée, s’approcha d’elle et colla ses lèvres peaussues sur sa mignonne bouche rose. Elle lui rendit son baiser, et l’empoignant à plein corps se mit à valser. Il la serrait dans ses bras, et elle, la tête rejetée en arrière, les lèvres mi-closes, moirées de frissons de lumière, se pâmait voluptueusement sous les brûlants effluves de son regard.
Etait-ce possible! cet homme était son amant! Eh oui, c’était son amant! C’est une fille entretenue par un jeune homme riche, beau, bien élevé, qui l’adore et qu’elle exècre parce qu’il est riche, beau, bien élevé, et qu’il est entêté d’elle jusqu’à la folie! Celui qu’elle aime, le voilà! c’est ce goujat rabougri. Ah! celui-là ne la traite pas avec respect, n’obéit pas à ses caprices, ne lui parle pas un langage passionné; celui-là l’insulte, la fouaille, et elle frémit de crainte et de désir, quand elle subit ses brutales caresses!
Une nausée me montait aux lèvres, je m’enfuis, et tout en marchant, je comparais le désenchantement que je venais d’éprouver à celui que je ressentais lorsque j’aimai d’un amour si tendre la reine Marguerite de Navarre. Quel rêve! quelle débauche d’extase! Aimer et être aimé d’une reine, belle à ravir, passionnée, intelligente, instruite! O ma reine, ma noble charmeresse, ma divine Margot, que je t’ai aimée! Hélas! toi aussi tu m’as trompé; des mémoires authentiques attestent que tu as eu pour amants ton cuisinier, ton laquais et un sieur Pomony, un chaudronnier d’Auvergne.
Et pourtant, ô ma belle mignotte, mon rêve adoré, que tes chroniqueurs t’avaient faite noble et fière! Je t’aimais, je pleurais avec toi, alors que, défaillante, noyée de larmes, tu allais dans un charnier recueillir la tête sanglante du pauvre La Mole.
Ah! misérable reine, ce n’était pas un amour sublime, une douleur immense qui te serrait la gorge et faisait jaillir de tes grands yeux un fleuve de larmes; c’étaient les obsessions brûlantes, les tumultes charnels d’une insatiable salacité!
Eh! qu’importe, après tout, pauvre aimée ? tu as expié tes crimes; va, dors en paix ton long sommeil, ô la plus vile des reines, ô la plus belle des prostituées!
kempis poetry magazine
More in: -Le Drageoir aux épices, Huysmans, J.-K.
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature