New

  1. Bert Bevers: Regen
  2. The Snow-Storm by Ralph Waldo Emerson
  3. Eliza Cook: Song for the New Year
  4. D. H. Lawrence: New Year’s Eve
  5. Bert Bevers: Arbeiterstadt
  6. O. Henry (William Sydney Porter): The Gift of the Magi. A Christmas story
  7. Emily Pauline Johnson: A Cry from an Indian Wife
  8. Bluebird by Lesbia Harford
  9. Prix Goncourt du premier roman (2023) pour “L’Âge de détruire” van Pauline Peyrade
  10. W.B. Yeats: ‘Easter 1916’
  11. Paul Bezembinder: Nostalgie
  12. Anne Provoost: Decem. Ongelegenheidsgedichten voor asielverstrekkers
  13. J.H. Leopold: O, als ik dood zal zijn
  14. Paul Bezembinder: Na de dag
  15. ‘Il y a’ poème par Guillaume Apollinaire
  16. Eugene Field: At the Door
  17. J.H. Leopold: Ik ben een zwerver overal
  18. My window pane is broken by Lesbia Harford
  19. Van Gogh: Poets and Lovers in The National Gallery London
  20. Eugene Field: The Advertiser
  21. CROSSING BORDER – International Literature & Music Festival The Hague
  22. Expositie Adya en Otto van Rees in het Stedelijk Museum Schiedam
  23. Machinist’s Song by Lesbia Harford
  24. “Art says things that history cannot”: Beatriz González in De Pont Museum
  25. Georg Trakl: Nähe des Todes
  26. W.B. Yeats: Song of the Old Mother
  27. Bert Bevers: Großstadtstraße
  28. Lesbia Harford: I was sad
  29. I Shall not Care by Sara Teasdale
  30. Bert Bevers: Bahnhofshalle
  31. Guillaume Apollinaire: Aubade chantée à Laetare l’an passé
  32. Oscar Wilde: Symphony In Yellow
  33. That Librarian: The Fight Against Book Banning in America by Amanda Jones
  34. When You Are Old and grey by William Butler Yeats
  35. Katy Hessel: The Story of Art without Men

Categories

  1. AFRICAN AMERICAN LITERATURE
  2. AUDIO, CINEMA, RADIO & TV
  3. DANCE & PERFORMANCE
  4. DICTIONARY OF IDEAS
  5. EXHIBITION – art, art history, photos, paintings, drawings, sculpture, ready-mades, video, performing arts, collages, gallery, etc.
  6. FICTION & NON-FICTION – books, booklovers, lit. history, biography, essays, translations, short stories, columns, literature: celtic, beat, travesty, war, dada & de stijl, drugs, dead poets
  7. FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor's choice, etc.
  8. LITERARY NEWS & EVENTS – art & literature news, in memoriam, festivals, city-poets, writers in Residence
  9. MONTAIGNE
  10. MUSEUM OF LOST CONCEPTS – invisible poetry, conceptual writing, spurensicherung
  11. MUSEUM OF NATURAL HISTORY – department of ravens & crows, birds of prey, riding a zebra, spring, summer, autumn, winter
  12. MUSEUM OF PUBLIC PROTEST
  13. MUSIC
  14. NATIVE AMERICAN LIBRARY
  15. PRESS & PUBLISHING
  16. REPRESSION OF WRITERS, JOURNALISTS & ARTISTS
  17. STORY ARCHIVE – olv van de veestraat, reading room, tales for fellow citizens
  18. STREET POETRY
  19. THEATRE
  20. TOMBEAU DE LA JEUNESSE – early death: writers, poets & artists who died young
  21. ULTIMATE LIBRARY – danse macabre, ex libris, grimm & co, fairy tales, art of reading, tales of mystery & imagination, sherlock holmes theatre, erotic poetry, ideal women
  22. WAR & PEACE
  23. WESTERN FICTION & NON-FICTION
  24. ·

 

  1. Subscribe to new material: RSS

Willem Bilderdijk: De waereld

W i l l e m   B i l d e r d i j k

(1756-1831)

D e   w a e r e l d

Wat zijt ge, ô samenstel van onbegrijplijkheden?
ô Schaakling van gewrocht en oorzaak zonder end?
Wier mooglijkheid de geest te naauwernood rekent;
Wier dadelijk bestaan een nacht is voor de reden!

ô Afgrond! dien ’t besef geen weg windt in te treden!
Wat zijt ge? Een bloote schijn, het zintuig ingeprent?
Een indruk van ’t verstand, waarom ’t zich vruchtloos wendt?
Een denkbeeld, dat we ons zelf uit ijdle meening smeden?

Of zijt ge in tegendeel een wezen buiten my?
Bestaat ge? is dat bestaan geen enkle droomery?
Of is ’t een wijziging van eenig ander wezen?

Dus vraagde ik reis op reis, tot God my ’t andwoord gaf.
Hy sprak: ’t bestaan is ’t mijn’; wat is, hangt van my af,
De Waereld is mijn stem, en roept u, my te vreezen.

 

Willem Bilderdijk gedichten

kempis poetry magazine

More in: Bilderdijk, Willem

Project Muurgedichten Leiden: Jagadada van Antony Kok opnieuw aangebracht

Foto Ed Visser

PROJECT MUURGEDICHTEN LEIDEN

Openbare Basisschool De Morskring

Damlaan 1 2332 XG Leiden

In april 2010 is het muurgedicht Jagadada van Antony Kok, dat met de sloop van de gymzaal van Basisschool De Morskring in Leiden in de zomer van 2004 is verdwenen, opnieuw aangebracht.

Voor informatie zie website: Muurgedichten Leiden

Antony Kok (1882 – 1969) – gedicht Jagadada 1923


fleursdumal magazine

More in: Antony Kok, Antony Kok, Kok, Antony, Street Art, Urban Art

Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (39)

Adriaan en de anderen

Een toekomstroman waarin de literatuur wordt gered

en het Huis van Oranje tot bloei komt

door Merel van der Gracht

 

negenendertig

Een wijze, oude vrouw

Ondanks hun fanatieke verzet werden de fundies door de Damstraat teruggedrongen naar het hart van de opstand, de Dam.

Tjeepie, die begreep dat ze zo plots een bron van inspiratie was geworden voor de gristelijke jongeren, groeide in haar rol. Ze vuurde hen aan en tot haar verbazing accepteerden de fundies haar leiding.

Ze was blij. Dit waren jongeren die nog respect hadden voor een wijze, oude vrouw. Ze zou een deel van haar theorieën over het verval van normen en waarden in de maatschappij moeten herzien. De zekerheden van de Statenbijbel waren blijkbaar zo gek nog niet.

Ze greep een knuppel en hief die dreigend naar de politie. Enigszins verbaasd hielden de agenten even pas op de plaats, wat de fundies de tijd gaf zich te verzamelen rond het monument op de Dam.

Vanaf deze plek, te midden van de stenengooiende jongeren, zag Tjeepie pas hoe haar stad bij avond was. Het was haar vroeger nooit opgevallen. Dat kon ook niet, want toen ze nog jong was, stond ze elke avond achter de tap bij café De Kwelling. Als ze dan midden in de nacht naar huis wankelde, had ze geen oog meer voor schoonheid.

Tegenwoordig kwam ze na zonsondergang niet meer in de stad, hield ze zich verscholen in het park, de tijd verpratend met een paar vaste bewoners zoals Barrie, of schrijvend aan haar levenswerk. Niet eerder had ze gezien dat de stad in de afgelopen jaren een bolwerk was geworden van regeringsterreur. De maatschappij had zich teruggetrokken achter tralies, stalen rolluiken en staketsels, maar de gevels van het Koninklijke Paleis en De Bijenkorf waren onveranderd mooi.

‘Ken ik je ergens van, mevrouw?’ vroeg Turk aan haar.

‘Ik zit vaak in het park,’ zei ze wat voorzichtig.

‘Ik hou ook van de natuur,’ zei Turk. ‘Maar als hopman van de fundies houdt de politie me voor het grootste rapalje dat er in Nederland rondloopt.’

‘Je lijkt me juist heel aardig.’

‘Dank je. Ik en mijn mensen zijn alleen maar onaardig als ze aan onze vrijheid en ons geloof komen. In óns vinden ze de duivel tegenover zich als ze onze zondagen willen afschaffen en als ze onze protestantse scholen willen sluiten.’

‘Mandarijn moet met zijn poten van ons erfgoed afblijven,’ zei Tjeepie fel.

‘U staat ook nog steeds achter het geloof der vaderen?’

‘Als een blok,’ zei Tjeepie, bijna vergetend dat ze in Limburg rooms was opgevoed.

‘Wij hebben er alles voor over,’ zei Turk. ‘Desnoods ons leven.’

‘Dat respecteer ik. Zo was ik in mijn jeugd ook. De pastoor stelde me ten voorbeeld. Hij liet me knielen voor de hele groep. Ik weigerde.’

Turk keek haar wat bevreemd aan.

‘Wij zijn juist diepgelovig,’ zei hij.

‘Ik nu ook,’ zei Tjeepie, begrijpend dat ze een fout had gemaakt door te praten over haar ruzie met de pastoor.

‘We trekken ons terug,’ zei Turk. ‘Voor vandaag is het mooi geweest. Het grote feest is morgen. Koninginnedag. Het grote werk. Morgen moeten we fit zijn.’

Langzaam trokken de gristelijke jongeren zich terug en verdwenen in de pijpenlaatjes rond de Dam.

‘Zie ik u morgen weer?’ vroeg Turk.

‘Zeker,’ zei Tjeepie.

‘Dat verheugt ons.’ Turk verdween.

Even later stond Tjeepie helemaal alleen op het plein. Ze liet de knuppel vallen. Een politieman kwam op haar af.

‘Mevrouwtje, gaat u toch naar huis.’

‘Goed, goed.’

Tjeepie zag dat er in Kras een feestje aan de gang was. Door de grote ramen kon ze naar binnen kijken. Ze ontwaarde Adriaan en Deesje, Bodarius en een hele rits anderen die ze kende van vroeger. Ze begreep dat het een feestje was voor de paus die vandaag was aangekomen. Waarom was zij niet uitgenodigd? Schaamde men zich tegenwoordig voor haar?

Ze liep naar de deur van Grand Hotel Krasnapolsky en belde aan.

De portier keek naar buiten door een spionnetje.

‘Wij geven niet aan bedelaars,’ zei de man. Hooghartig hield hij de deur gesloten.

Tjeepie begreep dat ze buitengesloten was.

Ze zwoer wraak. Ze zou van zich laten horen.


Hoofdstuk 39 – Donderdag 6 mei 2010 (vervolg vrijdag)

Adriaan en de anderen verschijnt op 7 mei 2010 bij Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90

E-mail: merelvandergracht X kempis.nl  ( X = @ )

kempis poetry magazine

More in: -Adriaan en de Anderen, Merel van der Gracht

Amy Levy: A London Plane-Tree

Amy Levy

(1861-1889)


A London Plane-Tree

Green is the plane-tree in the square,
The other trees are brown;
They droop and pine for country air;
The plane-tree loves the town.

Here from my garret-pane, I mark
The plane-tree bud and blow,
Shed her recuperative bark,
And spread her shade below.

Among her branches, in and out,
The city breezes play;
The dun fog wraps her round about;
Above, the smoke curls grey.

Others the country take for choice,
And hold the town in scorn;
But she has listened to the voice
On city breezes borne.


Amy Levy poetry

fleursdumal.nl magazine

More in: Amy Levy, Levy, Amy

Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (38)

Adriaan en de anderen

Een toekomstroman waarin de literatuur wordt gered

en het Huis van Oranje tot bloei komt

door Merel van der Gracht

 

achtendertig

De Geschriften van Thomas à Kempis

De heer Bas Fijne Was van Fijnstrijkerij Erven R.K. Fens en Meerman had altijd klassieke muziek opstaan als hij aan het werk was. Hij had een grote collectie cd’s met de beste uitvoeringen van Italiaanse meesters, geërfd van de baas. Op muziek van Vivaldi kon je lekker strijken. Luisterend naar de vioolconcerten was het Bas soms of hij deel werd van het orkest en zijn strijkijzer de eerste viool speelde.

De heer Fijne Was hield van zijn vak.

Rond tien uur was Bas klaar met de superplies, de slaaphemden en het ondergoed van Zijne Heiligheid. Hij wikkelde alles in fijn papier, bedrukt met schilderwerken van Leonardo da Vinci. De gefortuneerde klanten hielden van deze verfijning.

Hij trok zijn mooie donkerblauwe kamgaren pak aan, geërfd van zijn grootvader van moederskant, Teunis Kwekkeboom, de uitvinder van de vleeskroket. Voor de spiegel borstelde hij de roos van zijn schouders, plakte de dunne haren met wat spuug op zijn schedel en keurde zichzelf bijna goed.

Hij pakte het door hemzelf gerestaureerde meesterwerk De Geschriften van Thomas à Kempis in eerste druk op handgeschept papier, met een band in linnenpersing, om cadeau te doen aan Zijne Heiligheid, belde een taxi en liep naar buiten. Tevreden keek hij nog even naar de etalage waarop hij onlangs de woorden Atelier voor boekrestauratie en Fijnstrijkerij Erven R.K. Fens en Meerman had laten aanbrengen. In gouden letters.

Hij bleef in de deuropening staan wachten. Hij hoorde rumoer. Wat jammer dat er herrie in de stad was op zo’n fijne avond.


Hoofdstuk 38 – Woensdag 5 mei 2010 (vervolg donderdag)

Adriaan en de anderen verschijnt op 7 mei 2010 bij Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90

E-mail: merelvandergracht X kempis.nl  ( X = @ )

kempis poetry magazine

More in: -Adriaan en de Anderen, Merel van der Gracht

Hans Hermans: Westerbork Concentration Camp

Hans Hermans photos:

Westerbork Concentration Camp

May 4, 2010

fleursdumal.nl magazine

More in: Hans Hermans Photos, Holocaust, WAR & PEACE

Overzichtstentoonstelling Gustave van de Woestijne in MSK Gent

art z

MSK GENT

Gustave van de Woestijne

26.03.2010 – 27.06.2010

Kunstschilder Gustave Van de Woestijne (1881-1947) was een van de meest oorspronkelijke vertegenwoordigers van de moderne kunst in België. Als symbolist en bewonderaar van de middeleeuwse kunst, maar ook als geestesgenoot van de modernistische stromingen zoals het expressionisme en het neorealisme, creëerde hij een oeuvre dat in zijn tijd weinig mensen onverschillig liet. Van de Woestijne vestigde zich in 1900 met zijn broer, de dichter Karel, in Sint-Martens-Latem. De herhaalde bezoeken met zijn broer aan de beroemde tentoonstelling van de Vlaamse Primitieven in Brugge in 1902, heeft zijn stijl sterk beïnvloed. Vermoedelijk in navolging van Pieter Bruegel de Oudere, plaatst Van de Woestijne zijn religieuze taferelen dikwijls in de landelijke Leiestreek. In deze retrospectieve komen alle aspecten van deze veelzijdige kunstenaar aan bod aan de hand van 145 kunstwerken die geselecteerd zijn in verscheidene musea en privé verzamelingen.

fleursdumal.nl magazine

More in: Historia Belgica, Woestijne, Karel van de

Herinneringscentrum Kamp Westerbork: foto’s Harrie Janssens

Herinneringscentrum Kamp Westerbork 

Midden in Drenthe ligt een plek met een geschiedenis. Hier worden de levens van honderdduizend Nederlandse joden in herinnering gehouden. Op het terrein van kamp Westerbork met reconstructies en monumenten, en in het museum. Op deze site vindt u uitgebreide informatie over de geschiedenis van kamp Westerbork, het kampterrein en de monumenten en het museum, het Herinneringscentrum Kamp Westerbork.

In het museum van het Herinneringscentrum Kamp Westerbork wordt over het leven van slachtoffers en overlevenden van het kamp verteld. Persoonlijke verhalen in tentoonstellingen en films maken het verhaal van kamp Westerbork ook voor kinderen toegankelijk. Filmbeelden uit 1944, een gedeeltelijk ingerichte barak, een uit de trein geworpen laatste afscheidsgroet, een grote maquette van het kamp, tekeningen van spelende kinderen geven een beeld en een gevoel van dit sprekende verleden.

De meer dan honderdduizend namen van de slachtoffers worden in het museum continue geprojecteerd. Naast tentoonstellingen worden er vele activiteiten in het museum georganiseerd.

Photos Harrie Janssens

kempis poetry magazine

More in: Harrie Janssens Photos, Holocaust, WAR & PEACE

Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (37)

Adriaan en de anderen

Een toekomstroman waarin de literatuur wordt gered

en het Huis van Oranje tot bloei komt

door Merel van der Gracht

 

zevenendertig

Meer geest dan mens

De hele avond roeide Theodorus door. Jan, die meer geest dan mens was, kon hem nauwelijks helpen.

‘Varen we wel goed?’ vroeg Jan soms.

‘Zeker,’ zei Theodorus opgewekt. ‘Dat daarboven is het Zuiderkruis en daar staat Orion. We hoeven er maar gewoon tussendoor te blijven varen. Vanuit mijn konijnenpijp op Vlieland ligt Den Helder precies in het midden.’

‘Jij weet altijd alles.’

‘Toen ik je uitgever was, heb ik je tot een van de populairste Nederlanders gemaakt. Je was zo’n beetje de Popie Jopie onder de schrijvers. Zelfs mensen die nooit lazen, kochten je boeken vanwege de omslagen. Blote meiden voor op het salontafeltje.’

‘Ja ja,’ zei Jan tevreden. ‘Ik heb meer bijgedragen aan de seksuele revolutie dan de NVSH en het COC samen.’

‘Daarom zullen de mensen jou nu ook als een bevrijder verwelkomen.’

‘We zullen zien,’ zei Wolkmens. ‘Jammer dat we geen jenever aan boord hebben. Mijn tong voelt aan als leer.’

‘Dat hoort bij de ontberingen,´ zei Theodorus. ´Maar een emmertje water zou wel smaken´

´Kop op,´ zei Jan. ´Nog een paar uur, dan zijn we in Den Helder.’

‘Het roeien valt me zwaar. Eigenlijk ben ik te klein en te zwak voor zulk soort werk.’

‘Toch vraag ik me af of we goed zitten,’ zei Jan. ‘Het lijkt wel of het licht boven Den Helder steeds verder weg is.’

‘Dat komt door waterdamp. En omdat het donker wordt.’

‘Maar door het donker moeten we het licht juist steeds beter zien.’

‘Je bent kippig,’ zei Theodorus, wiens bril zoutbeslagen was.‘Ik ruik Noord-Holland: koeienstront en oude kaas.’

Een regenbuitje overviel hen.

Dankbaar hield Theodorus zijn mond wijd open, om enkele spetters op te vangen.

De druppels gaven hem weer moed. Hij had nog steeds niet in de gaten dat al zijn werk vruchteloos was. Zonder het te weten, dreven ze met de stroom mee door het Marsdiep en de Texelstroom, steeds verder in de verkeerde richting.

 

Hoofdstuk 37 – Dinsdag 4 mei 2010 (vervolg woensdag)

Adriaan en de anderen verschijnt op 7 mei 2010 bij Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90

E-mail: merelvandergracht X kempis.nl  ( X = @ )

kempis poetry magazine

More in: -Adriaan en de Anderen, Merel van der Gracht

William Wordsworth: Power of Music

W i l l i a m   W o r d s w o r t h

(1770-1850)

 

P o w e r   o f   M u s i c

 

An Orpheus! An Orpheus!–yes, Faith may grow bold,

And take to herself all the wonders of old;–

Near the stately Pantheon you’ll meet with the same,

In the street that from Oxford hath borrowed its name.

 

His station is there;–and he works on the crowd,

He sways them with harmony merry and loud;

He fills with his power all their hearts to the brim–

Was aught ever heard like his fiddle and him!

 

What an eager assembly! what an empire is this!

The weary have life and the hungry have bliss;

The mourner is cheared, and the anxious have rest;

And the guilt-burthened Soul is no longer opprest.

 

As the Moon brightens round her the clouds of the night,

So he where he stands is a center of light;

It gleams on the face, there, of dusky-faced Jack,

And the pale-visaged Baker’s, with basket on back.

 

That errand-bound ‘Prentice was passing in haste–

What matter! he’s caught–and his time runs to waste–

The News-man is stopped, though he stops on the fret,

And the half-breathless Lamp-lighter he’s in the net!

 

The Porter sits down on the weight which he bore;

The Lass with her barrow wheels hither her store;–

If a Thief could be here he might pilfer at ease;

She sees the Musician, ’tis all that she sees!

 

He stands, back’d by the Wall;–he abates not his din;

His hat gives him vigour, with boons dropping in,

From the Old and the Young, from the Poorest; and there!

The one-pennied Boy has his penny to spare.

 

O blest are the Hearers and proud be the Hand

Of the pleasure it spreads through so thankful a Band;

I am glad for him, blind as he is!–all the while

If they speak ’tis to praise, and they praise with a smile.

 

That tall Man, a Giant in bulk and in height,

Not an inch of his body is free from delight;

Can he keep himself still, if he would? oh, not he!

The music stirs in him like wind through a tree.

 

There’s a Cripple who leans on his Crutch; like a Tower

That long has lean’d forward, leans hour after hour!–

Mother, whose Spirit in fetters is bound,

While she dandles the babe in her arms to the sound.

 

Now, Coaches and Chariots, roar on like a stream;

Here are twenty souls happy as Souls in a dream:

They are deaf to your murmurs–they care not for you,

Nor what ye are flying, or what ye pursue!

 

William Wordsworth poetry

kempis poetry magazine

More in: Wordsworth, William

J.-K. Huysmans: 03 – Camaieu rouge (Le Drageoir aux épices)

Joris-Karl Huysmans

(1849-1907)

Le Drageoir aux épices (1874)

 

III. Camaieu rouge

La chambre était tendue de satin rose broché de ramages cramoisis, les rideaux tombaient amplement des fenêtres, cassant sur un tapis à fleurs de pourpre leurs grands plis de velours grenat. Aux murs étaient appendus des sanguines de Boucher et des plats ronds en cuivre fleuronnés et niellés par un artiste de la Renaissance.

Le divan, les fauteuils, les chaises, étaient couverts d’étoffe pareille aux tentures, avec crépines incarnates, et sur la cheminée que surmontait une glace sans tain, découvrant un ciel d’automne tout empourpré par un soleil couchant et des forêts aux feuillages lie de vin, s’épanouissait, dans une vaste jardinière, un énorme bouquet d’azaléas carminées, de sauges, de digitales et d’amarantes.

La toute-puissante déesse était enfouie dans les coussins du divan, frottant ses tresses rousses sur le satin cerise, déployant ses jupes roses, faisant tournoyer au bout de son pied sa mignonne mule de maroquin. Elle soupira mignardement, se leva, étira ses bras, fit craquer ses jointures, saisit une bouteille a large ventre et se versa, dans un petit verre effilé de patte et tourné en vrille, un filet de porto mordoré.

A ce moment, le soleil inonda le boudoir de ses fleurs rouges, piqua de scintillantes bluettes les spirales du verre, fit étinceler, comme des topazes brûlées, l’ambrosiaque liqueur et, brisant ses rayons contre le cuivre des plats, y alluma de fulgurants incendies. Ce fut un rutilant fouillis de flammes sur lequel se découpa la figure de la buveuse, semblable à ces vierges du Cimabué et de l’Angelico, dont les têtes sont ceintes de nimbes d’or.

Cette fanfare de rouge m’étourdissait; cette gamme d’une intensité furieuse, d’une violence inouïe, m’aveuglait; je fermai les yeux et, quand je les rouvris, la teinte éblouissante s’était évanouie, le soleil s’était couché!

Depuis ce temps, le boudoir rouge et la buveuse ont disparu; le magique flamboiement s’est éteint pour moi.

L’été, cependant, alors que la nostalgie du rouge m’oppresse plus lourdement, je lève la tête vers le soleil, et là, sous ses cuisantes piqûres, impassible, les yeux obstinément fermés, j’entrevois, sous le voile de mes paupières, une vapeur rouge; je rappelle mes souvenirs et je revois, pour une minute, pour une seconde, l’inquiétante fascination, l’inoubliable enchantement.

kempis poetry magazine

More in: -Le Drageoir aux épices, Huysmans, J.-K.

Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (36)

Adriaan en de anderen

Een toekomstroman waarin de literatuur wordt gered

en het Huis van Oranje tot bloei komt

door Merel van der Gracht


zesendertig

In Amsterdam kon alles

Tjeepie trok haar kar door het Vondelpark, op zoek naar haar vaste slaapplek tussen de struiken.

Ze hoorde de knallen in de stad. Het leek wel oorlog.

Het verbaasde haar. Zo’n agressief lawaai kende ze niet. Ze wist wel dat er vroeger, in de jaren zestig, toen ze zelf nog veilig bij haar moeder in Limburg woonde, rellen en opstootjes waren geweest, maar toen was ze nog een naïef klein meisje dat altijd braaf wilde zijn en Wit Ratje werd genoemd, omdat ze zo klein bleef, hoewel ze alle lekkers uit de boterhamtrommeltjes van haar klasgenoten bietste. Ze had toen net zo’n jongensachtig rattenkopje als de Witte, de hoofdpersoon in de gelijknamige roman van Ernest Claes, de favoriete schrijver van haar moeder.

Later hadden Luud en Barrie haar over de revolte verteld, aan de biertap van café De Kwelling, toen ze daar als werkstudentje de glazen vulde van de heren schrijvers. De opstand van de provo’s, een beweging van jongelui die het keurslijf van de nette burgermaatschappij beu waren en er met happenings geweldloos tegen protesteerden.

Luud was er nog altijd trots op. Voor hem was het een teleurstelling dat onder de ministers-presidenten Blubbers, Sok en Bakellende de klok was teruggedraaid naar de jaren vijftig en dat die hele fluwelen revolutie van toen niets meer had opgeleverd dan nog meer bloot en porno op de Wallen en darkrooms in de cafés in de binnenstad.

Het lawaai wekte haar nieuwsgierigheid. Haar bloed ging er sneller van stromen.

Ze verborg haar kar tussen de struiken en liep het park uit.

‘Weet jij wat er aan de hand is?’ vroeg Barrie toen Tjeepie zijn beeltenis passeerde. ‘Is er oorlog?’

‘Jeen idee. Ik ja een kijkje nemen. Straks zal ik je alles vertellen.’

‘Misschien is Roel van Puin met zijn linkse bende weer bezig,’ zei Barrie.

‘Roel die tejenwoordij boekjes sjrijft over besjilderde Jrunningse klompen en dakpannen?’

‘Ja, hij. Als de geschiedenis was gelopen zoals die had moeten lopen, was Roel al tien jaar president en koning tegelijk.’

‘Hij was toj tejen het koningshuis?’

‘Tegen de Oranjes, maar niet tegen sprookjes.’

‘Jij hoorde toj ook bij die linkse bende,’ zei Tjeepie. ‘Jij was toj ook projressief?’

‘Ik heb de echte slag gemist,’ zei Barrie. ‘Ik was in die jaren al net iets te oud om links te zijn. Mijn wilde haren waren er al af. Toen had ik al die toupet met lokken. Maar het is waar, ik had erbij moeten horen. Net als Sartre, die meedeed toen de studenten in Parijs in opstand kwamen. Ik heb de boot gemist. Het zat niet in mijn aard me te manifesteren tussen het plebs. Daarom heb ik mezelf later maar uitgeroepen tot de ideoloog van pro-provo. Dat was chique.’

‘Je had het allemaal kunnen noteren,’ zei Tjeepie. ‘De sjrijver is de verslajjever van zijn tijd.’

‘Juist in die jaren had ik het erg druk,’ zei Barrie. ‘De vrije liefde, weet je. Die kwam net op. Al die meisjes die scripties over mijn boeken schreven. Burgerprinsesjes. Ik heb ze allemaal ontmaagd. Ze wilden het graag. Het was een mooie tijd.’

‘Je zou er nu voor in de jevanjenis komen.’

‘De wereld was toen vrij. In Amsterdam kon alles. Ik heb geprofiteerd van de vrijheid die ik als pro-provo met mijn eigen boeken had opgeroepen. Bovendien moet een schrijver niet alleen ideeën zaaien, maar een man met een grote geest moet ook oogsten, en zich voortplanten bovendien.’

‘Je hebt heel wat alimentatie betaald, hè.’

‘Jammer dat mijn kinderen zich niet hebben ontpopt tot grote geesten. Ik had moeten wachten. Als ik tien jaar jonger was geweest, had ik me laten klonen. Dan weet je wat je krijgt. Kinderen die je samen met een vrouw hebt, krijgen helaas ook de genen van die vrouw. Dan is het maar afwachten.’

‘Zo kan hij wel weer,’ zei Tjeepie.

Ze slofte het park uit.

Bij de poort zag ze het peloton ME-ers dat in slagorde naar het Leidseplein trok. Gehelmde mannen, de koppen beschermd door schilden, hun laarzen stampend op de keien.

Gedreven door haar nieuwsgierigheid liep Tjeepie er achteraan, hoogst benieuwd naar de oorzaak van het oproer. Had Ajax verloren?

Bij de schouwburg zag ze het al. Groepen gristelijke fundies, makkelijk te herkennen aan het kruis op hun borst, hadden barricades opgeworpen van omgekiepte auto’s. Ze braken bakstenen tussen de tramrails uit en bekogelden de politie ermee. Ramen en straatlampen sneuvelden. Keiharde muziek schalde door de straat: een versneld gedraaide cd van het Urker Mannenkoor, klanken die de jongeren enorm ophitsten.

De ME-ers trokken op achter hun schilden, dwars door de stenenregen, en sloegen de fundies die ze te pakken kregen de politiebusjes in.

Verbijsterd keek Tjeepie naar de gevechten. Kon het zijn dat er oorlog was in een stad waar zij zoveel van hield? Nee. Het moest allemaal één groot misverstand zijn.

‘Ik zal soep voor jullie koken!’ riep ze bezwerend naar de strijdende partijen. Niemand hoorde haar.

Langzaam trok de Mobiele Eenheid op en veegde de Damstraat schoon.

De indrukken die door Tjeepies hoofd spookten, maakten de schrijfster in haar wakker. De woorden dwarrelden door haar geest. Dit was het moment waarop ze blijkbaar had moeten wachten: het moment dat haar schrijfader openging.

‘Rot op,’ siste een politieman tegen haar.

Tjeepie hoorde het niet. Als in trance kwam ze terecht tussen de vechtende partijen. De stenen vlogen haar om de oren.

Een klap op haar schouder. Ah! Dat deed pijn.

Een van de fundies trok haar mee, achter een muurtje. Een fundiemeisje onderzocht haar schouder. Gelukkig, niet meer dan een opkomende bult. Het meisje plakte er een pleister op.

‘Jullie zijn lief,’ zei Tjeepie, die warm werd van het gevoel dat er iemand voor haar zorgde. Direct waren haar negatieve gedachten over de fundies verdwenen. Vanaf nu zou ze er graag bij willen horen, bij deze groep positief ingestelde jongeren, die zelfs respect toonden voor een oudere, in het leven verdwaalde vrouw.

‘Ik doe mee,’ zei ze ferm. Haar bloed begon te koken. De kick! Opeens begreep ze dat ze moest vechten voor de goede zaak.

Ze nam een steen in de hand en gooide.

Naast haar stond Tinus uit Urk, gewoonlijk Turk genoemd. Ze herkende hem van krantenfoto’s.

‘Goed zo, dame,’ zei Turk goedkeurend.

Flitsen. Een paar persfotografen hadden het vechtende oude vrouwtje gezien en fotografeerden haar uitvoerig.

Tjeepie straalde. Voor het oog van de camera had ze altijd geglorieerd. Ze was een tijd uit de schijnwerpers geweest, maar ze wist dat de leegte nu voorbij was. Het voelde goed.

De jongeren rond haar brulden goedkeurend. Onverwacht hadden ze een nieuwe mascotte: een oud vrouwtje in vodden, dat net als Miss France op de barricaden stond. Een nieuwe kenau.

Een paar fundies namen haar op de schouders en droegen haar rond.

Ze hoopte dat Bodarius het zou zien. Zij, als een protesterende Madonna, voorop in de strijd met de gristelijke fundies.

Zij, die wonderen herkende sinds ze ooit een nacht het bed had gedeeld met de befaamde journalist Ikke Mij, die honderden boeken had besproken waarvan hij alleen de flapteksten had gelezen. Hij had haar eerste boek bij alle omroepen en bladen gepusht, en zo was ze na een dampende nacht een ster geworden. De kluizenares van het Vondelpark werd door die ene steen naar de politie te gooien een voorbeeld voor alle gristelijke Nederlanders.

Ze wist het: je moest niet altijd alles voor lief nemen, maar als de tijd gekomen was, moest je van je afslaan. Wat voelde dat lekker, een steen in je hand. Het was net zoiets als een driftig geschreven pamflet over de hogere waarden van literatuur, zoals haar boekje Het ongeluk van de eenzaamheid.

 

Hoofdstuk 36 – Maandag 3 mei 2010 (vervolg dinsdag)

Adriaan en de anderen verschijnt op 7 mei 2010 bij Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90

E-mail: merelvandergracht X kempis.nl  ( X = @ )

kempis poetry magazine 

More in: -Adriaan en de Anderen, Merel van der Gracht

« Read more | Previous »

Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature