New

  1. Sara Teasdale: I Shall Not Care
  2. Fame is a bee by Emily Dickinson
  3. Ask me no more by Alfred Lord Tennyson
  4. Keith Douglas: How to Kill
  5. Christine de Pisan: Comme surpris
  6. Conrad Ferdinand Meyer: In der Sistina
  7. Emma Lazarus: Age and Death
  8. William Blake’s Universe
  9. Natalie Amiri & Düzen Tekkal: Nous n’avons pas peur. Le courage des femmes iraniennes
  10. Much Madness is divinest Sense by Emily Dickinson
  11. Death. A spirit sped by Stephen Crane
  12. Song: ‘Sweetest love, I do not go’ by John Donne
  13. Michail Lermontov: Mijn dolk (Vertaling Paul Bezembinder)
  14. Anne Bradstreet: To My Dear and Loving Husband
  15. Emmy Hennings: Ein Traum
  16. Emma Doude Van Troostwijk premier roman: ¨Ceux qui appartiennent au jour”
  17. Marriage Morning by Alfred Lord Tennyson
  18. Christine de Pisan: Belle, ce que j’ay requis
  19. Marina Abramović in Stedelijk Museum Amsterdam
  20. Spring by Christina Georgina Rossetti
  21. Kira Wuck: Koeiendagen (Gedichten)
  22. Paul Bezembinder: Na de dag
  23. Wound Is the Origin of Wonder by Maya C. Popa
  24. Woman’s Constancy by John Donne
  25. Willa Cather: I Sought the Wood in Winter
  26. Emma Lazarus: Work
  27. Sara Teasdale: Evening, New York
  28. Freda kamphuis: ontrecht
  29. Ulrich von Hutten: Ein Klag über den Lutherischen Brand zu Mentz
  30. Julia Malye: La Louisiane (Roman)
  31. Late, Late, so Late by Alfred, Lord Tennyson
  32. DEAR AWKWARDNESS tentoonstelling AVA NAVAS in PARK
  33. A Wintry Sonnet by Christina Georgina Rossetti
  34. Les oies sauvages par Guy de Maupassant
  35. Thomas Hardy: Snow in the Suburbs

Categories

  1. AFRICAN AMERICAN LITERATURE
  2. AUDIO, CINEMA, RADIO & TV
  3. DANCE & PERFORMANCE
  4. DICTIONARY OF IDEAS
  5. EXHIBITION – art, art history, photos, paintings, drawings, sculpture, ready-mades, video, performing arts, collages, gallery, etc.
  6. FICTION & NON-FICTION – books, booklovers, lit. history, biography, essays, translations, short stories, columns, literature: celtic, beat, travesty, war, dada & de stijl, drugs, dead poets
  7. FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor's choice, etc.
  8. LITERARY NEWS & EVENTS – art & literature news, in memoriam, festivals, city-poets, writers in Residence
  9. MONTAIGNE
  10. MUSEUM OF LOST CONCEPTS – invisible poetry, conceptual writing, spurensicherung
  11. MUSEUM OF NATURAL HISTORY – department of ravens & crows, birds of prey, riding a zebra, spring, summer, autumn, winter
  12. MUSEUM OF PUBLIC PROTEST
  13. MUSIC
  14. PRESS & PUBLISHING
  15. REPRESSION OF WRITERS, JOURNALISTS & ARTISTS
  16. STORY ARCHIVE – olv van de veestraat, reading room, tales for fellow citizens
  17. STREET POETRY
  18. THEATRE
  19. TOMBEAU DE LA JEUNESSE – early death: writers, poets & artists who died young
  20. ULTIMATE LIBRARY – danse macabre, ex libris, grimm & co, fairy tales, art of reading, tales of mystery & imagination, sherlock holmes theatre, erotic poetry, ideal women
  21. WAR & PEACE
  22. ·

 

  1. Subscribe to new material: RSS

Ton van Reen: Vallende Ziekte deel 1

Een nieuw verhaal van

T O N   V A N   R E E N

V a l l e n d e   z i e k t e

deel 1

Van de sacristie loop ik langs de twee biechtstoelen, naar de Mariakapel, achter in de kerk. Bij de laatste biechtstoel van kapelaan Vaessen die ze bij ons de neger noemen omdat hij kroeshaar heeft en omdat hij altijd met de handen in de zakken loopt alsof hij steeds jeuk aan zijn ballen heeft, ligt een omgevallen vaas met bloemen, een beetje vreemd op deze plek en ook weer niet, want zuster Mazaweta die de bloemen verzorgt lijdt aan de vallende ziekte en soms krijgt ze een aanval op momenten dat het niet kan. Ze zal wel in de biechtstoel zitten, ik kijk niet, om bij te komen en zich te fatsoeneren. Ik kijk niet. Mazaweta wil nooit geholpen worden, want zusters die hulpbehoevend worden moeten naar de kamertjes boven in het klooster, waar ze opgeborgen blijven voor de rest van hun leven en doodgaan en dan nemen jonge zusters hun naam over en dan bestaan ze niet meer. Ik moet er vaak de communie brengen, omdat pater Dietvorst die de mis doet in de kapel van de nonnen te oud en te stram is om de steile trap naar de zolder op te gaan, dan leg ik de hosties bij de zusters op de tong en dan zeggen ze amen, meer zeggen ze nooit, want ze zijn al jaren lang al bijna dood. Zuster Mazaweta wil niet naar de sterfkamers. Ik begrijp haar. Ik help haar door haar niet te helpen. En mij vertrouwt ze.

Het is al een paar weken geleden dat ze voor de laatste keer is gevallen, maar dat het vandaag zou gebeuren, wist ik al toen ik de kerk binnenkwam voor de mis en naar de sacristie liep. De pastoor stond druk te gebaren tegen zuster Mazaweta, met zijn kop rood van drift, alles moest anders, alle witte bloemen moesten terug naar de kapel en alle kleurige bloemen uit de kapel terug naar het altaar, en daar werd ze zo zenuwachtig van. Ze wil ook nooit dat iemand haar helpt met die zware bloemenvazen waar een emmer water in kan, want dat betekent dat ze die niet meer zelf kan dragen en dan kan de pastoor wel eens denken dat ze te zwak is voor haar baantje van kosteres. Er zijn genoeg jongere nonnen die op haar taak loeren, dat zegt iedereen. Als ik gedurfd had, had ik tegen de pastoor willen zeggen dat hij zijn bek moest houden maar hij slaat en dat alle bloemen er goed bij stonden, ze staan altijd goed zoals zuster Mazaweta ze neerzet. De heiligen worden er altijd mooier van en ze lachen altijd meer naar zuster Mazaweta dan naar hem of naar kapelaan Vaessen, maar van de pastoor moet altijd alles anders. Vandaag ook weer. Als ze valt is het zijn schuld. Altijd. Als hij er niet is gaat het bijna altijd goed. Hij zegt nooit dat het mooi is zoals ze het altaar, de kapel en de beelden van de heiligen versiert, terwijl ze zo haar best doet en iedereen tevreden is. Hij is nooit tevreden. Je mag niet hopen dat een mens doodgaat, maar hij verdient het. Van mij mag kapelaan Vaessen pastoor worden, dan zijn wij vrij, dan mogen de misdienaars elke dag miswijn zuipen. Hem interesseert het toch geen bal wat jongens doen. Hij is altijd op de huishoudschool waar hij godsdienstles geeft of bij de meisjes van de Jonge Garde. Hij houdt van meisjes. Dat zegt iedereen.

Moeder zit geknield in een bank in de Mariakapel, een kerkje op zich, met het Wonderdadige Beeld van Onze Lieve Vrouwe van Zeven Smarten. Vandaag schijnt de zon en zit Maria dik onder het kleurige licht van de glas-in-loodramen die als natte strepen olieverf op haar glanzende kleren blijven plakken, een beetje vreemd omdat het licht dat door het blauwe raampje schijnt een stuk van Sint Anna’s onderrok is en precies op Maria’s rode jurk blijft liggen. En het ovaal gele venster, waarin het gezicht van Sint Anna is omrand door grijs lood, valt precies op Maria’s gezicht, waardoor ze er op een vreemde manier heel ‘s zomers uitziet, terwijl het in de kerk ijskoud is. Dat zomerse aan haar is een wonder, het is alsof ze het altijd goed naar haar zin heeft, misschien heeft ze daarom van die dikke wangen, net als de boerenmeisjes uit het Looi die elke morgen zwart roggebrood gesopt in spekvet eten. Ik vind dat ook heel lekker, maar mijn broer kan niet tegen de lucht, en daarom eten we het bijna nooit, alleen maar als hij niet thuis is en dan nog kankert hij als hij thuiskomt omdat hij spek ruikt en moet overgeven. Hij geeft altijd over omdat hij op maandagochtend is geboren. Met zulke kinderen is altijd wat mis.

(wordt vervolgd)

© ton v reen

Ton van Reen: Vallende Ziekte deel I

kemp=mag poetry magazine

More in: Reen, Ton van, Ton van Reen

Wann weinten die Männer?

Wann weinten die Männer?

Der Keller des Hauses 3, in dem ehemaligen städtische

 

Hospital an den Prenzlauer Allee in Berlin, wurde nach

dem zweiten Weltkrieg durch den sowjetischen

Geheimdienst NKWD und das Ministerium für

Staatssicherheit der DDR, benutzt als Haftstätte.

 

Für die Opfer ist ein Denkzeichen eingerichtet.

 

 

Nachrichten aus Berlin

Unser Korrespondent Anton K. berichtet:

Wann weinten die Männer?

fleursdumal.nl magazine

 

More in: Galerie Deutschland, Nachrichten aus Berlin

Clemens Brentano: Romanzen vom Rosenkranz

C l e m e n s   B r e n t a n o

(1778-1842)

Romanzen vom Rosenkranz

Viel war ich krank, kam wenig an die Sonne,

Die bunte Decke war mein Frühlinggarten,

Der Mutter Pflege war mir Frühlingswonne.

Ich konnte oft den Abend nicht erwarten,

Wenn sie die Wundermärchen uns gesungen,

Daß rings die Kinder in Erstaunen starrten.

Und keines ist mir so ins Herz gedrungen,

Als von des süßen Jesus schweren Leiden,

Wie des Herodes Kindermord mißlungen,

Maria durch Ägypten mußte reiten,

Und was sie da erfuhr in schweren Nöten,

Da focht ich in Gedanken gen die Heiden.

Und sah ihr Blut in allen Abendröten. —

Oft kam ein alter Diener mich besuchen,

Mit kräftgen Reden meine Zeit zu töten,

Die Tasche leer vom oft versprochnen Kuchen,

Ein Meister im Versprechen und Beteuern,

Was oft sich falsch bewärt; dazu ohn Fluchen

Konnt er mit seinen Augen Glaub erneuern.

Vom Antichrist tät er mir prophezeien,

Und hat zum Held gen ihn in Abenteuern

Vor allem mich mit einem Schlag geweihet,

Den scherzhaft er mir auf das Haupt gegeben;

Doch meine Seele ihn des Ernstes zeihet;

Nichts traf so ernsthaft mich in meinem Leben;

Der Antichrist erfüllet mich mit Schrecken,

Und täglich mußt ich vor dem Trüger beben.

Ich sah ihn stets gen mich die Hand ausstrecken:

Allmächtiger, erleuchte meine Tage

Und wolle mich vor meinem Feind verstecken!

Und da dem Alten ich die Angst so klage,

Sprach er: “Wenn du drei Tage ohne Weinen

Geduldig bleibst, ich dich zur Kirche trage,

Da sollst du dir ein großer Held erscheinen,

Man wird dich singend bei dem Eintritt grüßen.”

Ich glaubte ihm. Bei aller Krankheit Peinen

Ließ keine Trän ich von den Augen fließen.

Und als die Stunde endlich war erschienen,

Ward ich geschmückt vom Kopf bis zu den Füßen.

Ich ließ mich stolz, gleich einem Herrn, bedienen;

Der Alte selbst trug mich auf seinen Armen

Und machte übertrieben ernste Mienen.

Ich fühlte mich von Sonnenschein erwarmen,

Und als wir uns dem alten Kloster nahten,

Gab an der Pforte ich den frommen Armen,

Die barhaupt bittend uns entgegentraten,

Was ich besaß: sechs neue blanke Heller.

Mein Träger ging auf wohlbekannten Pfaden;

Er zeigte links hinab: “Dies ist dein Keller”,

Sprach er, “da hast du deine vollen Fässer

Mit allen Sorten besten Muskateller!”

Ich glaubte ihm, und mit dem blanken Messer

Uns da ein schwarz und weißer Mönch begegnet.

Der Alte sprach: “Nun sieh, stets kommt es besser!”

Und als: “Wer war es?” ich ihm scheu entgegnet —

“Dies war dein heilger Pater Küchenmeister,

Was er am Spieße brät, das ist gesegnet.

Er ist aus Schwaben und Marcellus heißt er;

Er soll den Antichrist zum Spieße stecken,

Er ist ein Zauberer, beschwöret Geister.”

Nun hörte ich durch blühnde Gartenhecken

Die Orgel aus der Kirche rührend klingen;

Mich faßte da ein nie gefühlt Erschrecken.

Als endlich zu der Kirche wir eingingen,

Des Weihrauchs süße Wolken mich umwallten,

An hohen Säulen goldne Engel hingen,

Der vielen Bilder seltsame Gestalten,

So stille und so kühl die hohen Bogen,

Wie unsre Schritte in den Hallen schallten,

Die Orgeltöne jubilierend zogen,

Und wie die Mönche zu den Stühlen schlichen —

So wunderbar hat nie mein Herz geflogen.

Der Alte machte mir des Kreuzes Zeichen,

Mit Weihewasser er mich tüchtig sprengte,

Befahl mir dann, zu horchen und zu schweigen.

Die Seele sich in meine Ohren drängte.

Als laut im Chor sie meinen Namen sagen,

Entzücken sich mit tiefer Angst vermengte.

Die Worte mir wie Feu’r zur Seele klangen:

“|O clemens, o pia, o dulcis virgo Maria!|”

Ein ewiges Gefühl hab ich empfangen.

Ruft man mich Clemens, sprech ich still: “|o pia!|

In meiner letzten Stund dich mein erbarme;

|O clemens, o pia, o dulcis virgo Maria,|

Empfange meine Seel in deine Arme!”

Poem of the week

September 14, 2008

kemp=mag poetry magazine

 

More in: Archive A-B

Monica Richter poetry: What

Monica Richter poetry:

 What

(from: Roots 1968)

kemp=mag poetry magazine

 

More in: Monica Richter, Richter, Monica

Joep Eijkens: Strange places 5

Joep Eijkens photos

S t r a n g e   P l a c e s   5

Joep Eijkens photos: Strange Places 5

© j. eijkens

fleursdumal.nl magazine

More in: Joep Eijkens Photos

Tymen Trolsky & Jasper Mikkers & Guido Gezelle

 

T y m e n   T r o l s k y   &

J a s p e r   M i k k e r s   &

G u i d o   G e z e l l e

In de jaren zeventig publiceerde de Tilburgse schrijver en en dichter Jasper Mikkers, onder het pseudoniem Tymen Trolsky, twee romans en vier dichtbundels, die de nodige opschudding veroorzaakten. In literaire tijdschriften als ‘Raster’, ‘Maatstaf’ en ‘Revisor’ verscheen het ene gedicht na het andere van dit nieuwe onbekende talent. Jarenlang heeft het literaire wereldje in Nederland zich bezig gehouden met de vraag wie er achter de naam Trolsky schuil ging. Er werd gesuggereerd, dat het Gerrit Komrij zou zijn, of Martin Ros.

Na de onthulling van zijn pseudoniem heeft Jasper Mikkers nog uitsluitend onder eigen naam gepubliceerd.

Een van zijn laatste boeken is de verhalenbundel ‘De kleine jongen en de rivier’ (Bezige Bij, 1994). De verhalen zijn sterk autobiografisch. In het laatste verhaal gaat de hoofdpersoon, Henri Pafort, zoon van de veldwachter, naar het seminarie om priester te worden. Inmiddels heeft Jasper Mikkers bijna een nieuwe roman voltooid, die handelt over de periode waarin Henri Pafort in het seminarie verbleef.

Dat deze roman sterk autobiografisch getint is, zal duidelijk zijn als men weet dat ook Jasper Mikkers zeven jaren op het seminarie van de paters Capucijnen in Oosterhout heeft doorgebracht. Toen hij vijfien jaar was en in de derde klas zat begon Mikkers met het schijven van gedichten. Zijn eerste gedichten waren vrije verzen, waarbij hem enkele gedichten van Campert en Kouwenaar voor ogen stonden, die hij had gelezen in een blad voor de verkennerij.

Op zijn zeventiende jaar werd in de les het gedicht ‘De rave’ (VD T213) van Guido Gezelle behandeld. Dit gedicht, dat grote indruk maakte op de jonge student, kwam voor in een boek voor het vak Nederlands, tekstverklaring (‘Nederlands na 1600’, Dr. J. Karsemeijer en Dr. G. Kazemier, uitg. J.B. Wolters).

In die tijd was Jasper Mikkers hevig verliefd op een meisje, dat hij tijdens zijn vakantie had leren kennen. Onder invloed van Gezelles gedicht bedacht Mikkers ‘s nachts, in zijn chambret op de slaapzaal, een liefdesgedicht van twaalf strofen van vier regels. Het was onmogelijk om de tekst op te schrijven en hij repeteerde het gedicht net zo lang tot hij het helemaal van buiten kende. De seminarist was zo bang de regels te vergeten, dat hij tot half zes ‘s ochtends wakker bleef, steeds zijn nieuwe gedicht repeterend. Het gedicht bestaat niet meer. Jasper Mikkers heeft het persoonlijk aan het meisje Dolores overhandigd. Hij heeft haar nooit meer terug gezien.

Maar die nacht, vertelde Japer Mikkers mij, dat hij zijn eerste liefdesgedicht schreef, trad voor de eerste keer zijn hartstocht voor de poëzie naar voren. En als er één doorslagge­vende reden is voor het feit dat hij schrijft, moet die in die nacht gevonden worden.

In 1974 verscheen Trolsky’s dichtbundel: ‘Liederen van weemoed, wanhoop en waanzin’. Voor die bundel schreef hij het gedicht ‘Guido Gezelle en ik’. Het is een herinnering aan zijn beide eerste grote liefdes: het meisje Dolores en de poëzie van Guido Gezelle.

 

 

GUIDO GEZELLE EN IK

l i t e r a t u u r l e s

 

Eerst Guido, zei ik

ja, eerst Guido, zei jij:

de bladerkens hangen wankel

te rinkelen van licht

belletjes van libelletjes de vleugels

witte fladderende vleermuizenteentjes

 

En nou jij, zei jij

nou ik dus:

rupsen marcheren over ‘t planken bruggetje

als over de snaren van ‘n viool

schreeuwend van woede staat ‘t mos

met ‘n riek naar algen te gooien

met uiterste krachtsinspanning tracht

‘n dennenaald ‘n eikel

uit z’n dop te lichten

‘n luis lacht lomp omdat ik in ‘n vlaag

van waanzin langzaam lig te zingen.

 

(Rijmtijd. Mededelingen van de Guido Gezellekring, april 1999)

kemp=mag poetry magazine

More in: Guido Gezelle, Jasper Mikkers, Jef van Kempen

Lesen in Berlin 4

 Nachrichten aus Berlin:

Unser Korrespondent Anton K. berichtet

fleursdumal.nl magazine

More in: Nachrichten aus Berlin, The Art of Reading

Rijke Levens van Ton van Reen beste roman

foto jef van kempen

Rijke Levens

van Ton van Reen

wint verkiezing

Beste Katholieke Roman


8 september 2008

De bundel Rijke Levens van de Nederlandse auteur Ton van Reen heeft overtuigend de verkiezing van de Beste Katholieke Roman Aller Tijden van de website katholieknederland.nl gewonnen.

In de bundel Rijke Levens zijn acht romans, verhalen en novellen verzameld die tussen 1985 en 1999 door Van Reen zijn geschreven. De redactie vroeg zich daarom aanvankelijk af of nominaties van bundels niet afgewezen zouden moeten worden. Maar volgens redacteur Christian van der Heijden bleek uit de motivatie van de inzenders dat zij Rijke Levens als een eenheid beschouwen. Vandaar dat het boek als roman mocht meedingen.

Op de tweede plaats is Het geheim van Ashley van David MacLaren geëindigd. MacLaren (een pseudoniem van de Nederlander René Huyskes) verslaat daarmee op het nippertje The Power and the Glory van Graham Greene.

1   Rijke levens – Ton van Reen

2   Het geheim van Ashley – David MacLaren

3   The power and the glory – Graham Greene

4   Brideshead revisited – Evelyn Waugh

  Journal d’un Curé de campagne – George Bernanos

6   To every man a penny – Bruce Marshall

7   Mystiek lichaam – Frans Kellendonk

8   De kellner en de levenden – Simon Vestdijk

9   Het lied van Bernadette – Franz Werfel

10  Merijntje Gijzen – A.M. de Jong


(Bron: www.katholieknederland.nl)

fleursdumal magazine

More in: Ton van Reen

Harrie Janssens Photos 1955-2008

Harrie Janssens photos

Tilburg 1955-2008

© h janssens

 

kemp=mag poetry magazine

More in: Harrie Janssens Photos

J.-K. Huysmans: Sonnet Liminaire

J.-K. Huysmans

1848-1907


SONNET LIMINAIRE

Croquis de concert et de bals de barrière;
La reine Marguerite, un camaïeu pourpré;
Des naïades d’égout au sourire éploré,
Noyant leur long ennui dans des pintes de bière;

Des cabarets brodés de pampres et de lierre;
Le poète Villon, dans un cachot, prostré;
Ma tant douce tourmente, un hareng mordoré,
L’amour d’un paysan et d’une maraîchère:

Tels sont les principaux sujets que j’ai traités:
Un choix de bric-à-brac, vieux médaillons sculptés,
Emaux, pastels pâlis, eau-forte, estampe rousse,

Idoles aux grands yeux, aux charmes décevants,
Paysans de Brauwer, buvant, faisant carrousse,
Sont là. Les prenez-vous? A bas prix je les vends.


Poem of the week

September 7, 2008

 kemp=mag poetry magazine

More in: Archive G-H, Huysmans, Joris-Karl, Joris-Karl Huysmans

Goropius Becanus en de taal van God

Goropius Becanus

en de taal van God

Door Jef van Kempen

In welke taal sprak God tot Adam en Eva in het paradijs? Wat is onze oertaal? Die vraag heeft vele theologen, filosofen en taalgeleerden eeuwenlang hoofdbrekens gekost. Van Maarten Luther tot Umberto Eco. Sprak God Hebreeuws of juist Arabisch? Naargelang het land van herkomst werd de taal van God geclaimd door Grieken, Fransen, Duitsers en Chinezen. Een van de meest curieuze theorieën over de vraag naar onze oertaal komt van een Brabander.

Jan Gerartsen van Gorp werd in 1519 geboren in Gorp, een gehucht bij Hilvarenbeek. Hij zou beroemd worden onder zijn Latijnse naam Johannes Goropius Becanus. Nadat hij was opgevallen als briljante leerling aan de school van de Broeders des Gemenen Levens in Den Bosch werd hij in 1538 toegelaten tot de universiteit van Leuven. Daar studeerde Goropius klassieke talen en filosofie. In 1550 promoveerde hij tot doctor in de medicijnen. Na enkele jaren in Brussel lijfarts te zijn geweest aan het hof van koning Karel V werd hij in 1554 aangesteld als stadsarts van Antwerpen. In deze functie had hij meer mogelijkheden om zich te wijden aan zijn grote liefde, de taalwetenschap. In 1569 verscheen bij Plantijn zijn omvangrijke studie: Origines Antwerpianae. Volgens Goropius waren vooraanstaande figuren uit het Oude Testament zoals Adam en Eva, Noach en Methusalem van Vlaamse origine. Het paradijs zou in de buurt van Antwerpen hebben gelegen en dat maakte de Nederlandse taal tot de oudste van de wereld. De naam van Adam zou zijn samengesteld uit de woorden ‘haat’ en ‘dam’ (een dam tegen de haat) en Eva uit ‘eeuw’ en ‘vat’ (een vat voor alle eeuwen). Het boek zou door enkelen worden geprezen en door velen verguisd. Na de dood van Goropius in 1572 waren zijn theorieën snel weer vergeten.

In Gorp en Rovert, een van de mooiste landgoederen van Brabant, gelegen tussen Goirle en Hilvarenbeek is nog steeds de oude Kempische boerderij De Leenhof te vinden, het geboortehuis van Goropius. Vlakbij ligt de paradijsbrug over de Rovertsche Leij en was vroeger de herberg ‘In het paradijs’ te vinden. Dat kan geen toeval zijn.

(Brabants Dagblad, 6 november 2003)

Jef van Kempen: Goropius Becanus en de taal van God

kemp=mag poetry magazine

More in: Jef van Kempen, Oude meesters

Reading London 1

R e a d i n g    L o n d o n

KEMP=MAG IN LONDON

Reading London: part 1

© kemp=mag poetry magazine

More in: FDM in London

« Read more | Previous »

Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature