New

  1. Bert Bevers: Regen
  2. The Snow-Storm by Ralph Waldo Emerson
  3. Eliza Cook: Song for the New Year
  4. D. H. Lawrence: New Year’s Eve
  5. Bert Bevers: Arbeiterstadt
  6. O. Henry (William Sydney Porter): The Gift of the Magi. A Christmas story
  7. Emily Pauline Johnson: A Cry from an Indian Wife
  8. Bluebird by Lesbia Harford
  9. Prix Goncourt du premier roman (2023) pour “L’Âge de détruire” van Pauline Peyrade
  10. W.B. Yeats: ‘Easter 1916’
  11. Paul Bezembinder: Nostalgie
  12. Anne Provoost: Decem. Ongelegenheidsgedichten voor asielverstrekkers
  13. J.H. Leopold: O, als ik dood zal zijn
  14. Paul Bezembinder: Na de dag
  15. ‘Il y a’ poème par Guillaume Apollinaire
  16. Eugene Field: At the Door
  17. J.H. Leopold: Ik ben een zwerver overal
  18. My window pane is broken by Lesbia Harford
  19. Van Gogh: Poets and Lovers in The National Gallery London
  20. Eugene Field: The Advertiser
  21. CROSSING BORDER – International Literature & Music Festival The Hague
  22. Expositie Adya en Otto van Rees in het Stedelijk Museum Schiedam
  23. Machinist’s Song by Lesbia Harford
  24. “Art says things that history cannot”: Beatriz González in De Pont Museum
  25. Georg Trakl: Nähe des Todes
  26. W.B. Yeats: Song of the Old Mother
  27. Bert Bevers: Großstadtstraße
  28. Lesbia Harford: I was sad
  29. I Shall not Care by Sara Teasdale
  30. Bert Bevers: Bahnhofshalle
  31. Guillaume Apollinaire: Aubade chantée à Laetare l’an passé
  32. Oscar Wilde: Symphony In Yellow
  33. That Librarian: The Fight Against Book Banning in America by Amanda Jones
  34. When You Are Old and grey by William Butler Yeats
  35. Katy Hessel: The Story of Art without Men

Categories

  1. AFRICAN AMERICAN LITERATURE
  2. AUDIO, CINEMA, RADIO & TV
  3. DANCE & PERFORMANCE
  4. DICTIONARY OF IDEAS
  5. EXHIBITION – art, art history, photos, paintings, drawings, sculpture, ready-mades, video, performing arts, collages, gallery, etc.
  6. FICTION & NON-FICTION – books, booklovers, lit. history, biography, essays, translations, short stories, columns, literature: celtic, beat, travesty, war, dada & de stijl, drugs, dead poets
  7. FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor's choice, etc.
  8. LITERARY NEWS & EVENTS – art & literature news, in memoriam, festivals, city-poets, writers in Residence
  9. MONTAIGNE
  10. MUSEUM OF LOST CONCEPTS – invisible poetry, conceptual writing, spurensicherung
  11. MUSEUM OF NATURAL HISTORY – department of ravens & crows, birds of prey, riding a zebra, spring, summer, autumn, winter
  12. MUSEUM OF PUBLIC PROTEST
  13. MUSIC
  14. NATIVE AMERICAN LIBRARY
  15. PRESS & PUBLISHING
  16. REPRESSION OF WRITERS, JOURNALISTS & ARTISTS
  17. STORY ARCHIVE – olv van de veestraat, reading room, tales for fellow citizens
  18. STREET POETRY
  19. THEATRE
  20. TOMBEAU DE LA JEUNESSE – early death: writers, poets & artists who died young
  21. ULTIMATE LIBRARY – danse macabre, ex libris, grimm & co, fairy tales, art of reading, tales of mystery & imagination, sherlock holmes theatre, erotic poetry, ideal women
  22. WAR & PEACE
  23. WESTERN FICTION & NON-FICTION
  24. ·

 

  1. Subscribe to new material: RSS

Jef van Kempen over Antony Kok

Antony Kok

(1882-1969)

experimenteel dichter

Door Jef van Kempen

Antony Kok werd op 18 april 1882 in Rotterdam geboren, als zoon van Pieter Kok en Sophia Hagen. Zijn vader was adjunct-commies bij de Staatsspoorwegen. Antony Kok overleed op 29 oktober 1969 te Haarlem.

Het grootste deel van zijn jeugd woonde Antony Kok in het Limburgse Maasbree. Na zijn middelbare schooltijd trad hij in het voetspoor van zijn vader door in 1899 ook bij de Staatsspoorwegen te gaan werken. Na eerst in ‘s-Hertogenbosch en Oisterwijk als klerk-telegrafist te hebben gewerkt kwam hij in 1908 naar Tilburg, waar hij het na verloop van tijd tot chef-commies zou brengen. De eerste tien jaar woonde Kok, die zijn hele leven ongehuwd bleef, op kamers boven slagerij De Brouwer in de Tuinstraat. Hij zou in Tilburg later nog vier maal verhuizen.

In 1914 raakte Antony Kok bevriend met de Amsterdamse schrijver en schilder Theo van Doesburg, die tijdens de mobilisatie in de omgeving van Tilburg was gelegerd. Samen organiseerden zij in 1915 tweemaal een Soirée Intime, waarbij Van Doesburg gedichten voordroeg en Kok piano speelde. Onder invloed van Van Doesburg experimenteerde Kok dat jaar, als een van de eersten in Nederland, met het schrijven van klankpoëzie. In die tijd ontstonden ook plannen voor het oprichten van een eigen tijdschrift, waarin zij hun opvattingen over de moderne beeldende kunst en literatuur zouden kunnen ventileren. Dat tijdschrift werd De Stijl, dat van 1917 tot 1932 verscheen en ook internationaal gezien een van de belangrijkste organen zou blijken voor de vernieuwing van met name beeldende kunst en architectuur. Behalve Van Doesburg en Kok behoorden tot de oprichters ook de schilders Huszàr, Van der Leck en Mondriaan, en de architecten Oud en Wils. Zij wilden de beeldende kunst ontdoen van alle overbodige versieringen en zich beperken tot het gebruik van de rechte lijn en de primaire kleuren.

Antony Kok debuteerde in 1917 met zijn gedicht Excelsior in het tijdschrift Eenheid. In hetzelfde tijdschrift publiceerde hij later nog de gedichten De Rozelaar (1917) en Gods Licht (1918). Verder werd in 1917 Koks experimentele gedicht De Wisselwachter in het tijdschrift Holland Express afgedrukt.

In het eerste nummer van De Stijl van oktober 1917 nam Van Doesburg een beschouwing van zijn Tilburgse vriend op met de titel: De moderne schilderij in het interieur. Antony Kok zou in de loop van de tijd meer beschouwend proza in De Stijl publiceren, zoals Scheppen (1918), Denkextracten. Over organische schoonheid en Kunst en ontroering. Synthetische analyse (1919). Hij was ook een van de ondertekenaars van de door Stijl-medewerkers gepubliceerde manifesten over beeldende kunst (1918) en literatuur (1920). Van Kok werden in het tijdschrift De Stijl maar twee gedichten opgenomen: in 1921 Stilte + stem (Vers in W) en in 1923 het acht jaar eerder geschreven Nachtkroeg. De beide gedichten, die voor het grootste deel bestonden uit klanknabootsende woorden, werden niet alleen door Theo van Doesburg, maar ook door Piet Mondriaan en Kurt Schwitters beschouwd als een belangrijke bijdrage tot de vernieuwing van de dichtkunst. Schwitters nam het gedicht Stilte + stem (Vers in W) ook op in zijn eigen tijdschrift Merz. Geïnspireerd door Schwitters schreef Kok in 1923 een aantal dadaïstische gedichten, die echter pas na zijn dood werden gepubliceerd. Het overlijden van Theo van Doesburg in 1931 betekende het einde van het tijdschrift De Stijl. In 1932 zou er nog een laatste aflevering verschijnen met daarin een In memoriam van de hand van Kok; dat zou tevens zijn laatste publikatie zijn. De omvangrijke briefwisseling tussen Van Doesburg en Kok is een van de belangrijkste bronnen met betrekking tot de geschiedenis van de beweging rond het tijdschrift De Stijl.

Antony Kok stond bekend als een bedachtzaam en vrijgevig man. Hij was een groot kunstminnaar en een mecenas, niet alleen voor bijvoorbeeld Piet Mondriaan maar ook voor regionale kunstenaars. In de jaren na het overlijden van zijn vriend Theo van Doesburg schreef hij nog zelden gedichten, maar legde zich geheel toe op het schrijven van aforismen. Tot aan zijn dood zou hij er vele duizenden schrijven, die hijzelf echter nooit heeft gepubliceerd. In 1942 ging Antony Kok met pensioen bij de spoorwegen. De jaren daarna zou hij zijn belangstelling voor het spiritisme en de filosofie verder cultiveren en zich in 1946 aansluiten bij de beweging van De Rozekruisers. Terwille van die beweging verhuisde hij in 1952 naar Haarlem. In deze stad maakte Kok kennis met de schilder Kees Verweij, die ruim veertig portretten van hem maakte. De tekeningen, die door Kok van een titel waren voorzien, werden tentoongesteld, onder andere in het Stedelijk Museum Amsterdam en het Van Abbemuseum in Eindhoven (1954-1955).

Op 29 oktober 1969 overleed Antony Kok op 87-jarige leeftijd. De meeste publikaties van en over zijn werk kwamen na zijn dood tot stand. Als gevolg van de toegenomen belangstelling voor zijn werk en zijn persoon, werd begin 1985 in de Stadsschouwburg/Kultureel Sentrum van Tilburg nog een grote tentoonstelling aan de ‘Dichter bij De Stijl’ gewijd.

Bronnen:
Marco Entrop, ‘Antony Kok, de dichter van ‘Nachtkroeg’, in: Het Oog in ‘t Zeil, jrg. 1, 1984
W. de Graaf, ‘Over Antony Kok – een ingewijde buitenstaander’, in: Met weinig woorden, Woubrugge, 1984
A. Hopmans, Kunst is spiegeling. Kees Verweij, een studie naar zijn oeuvre, Haarlem, 1989
Jef van Kempen en Rolf Janssen, ‘Antony Kok, Tilburgs dichter en denker’, in: Actum Tilliburgis, jrg. 13, 1982
W. Tromp en J.A. Dautzenberg, Kok van ‘De Stijl’: Spoorwegbeambte te Tilburg, Oosterbeek, 1989
Antony Kok: Gedichten en aforismen, bezorgd en van een nawoord voorzien door Jef van Kempen, Art Brut Tilburg, 2000
Van Doesburgarchief, (schenking Van Moorsel), Rijksinstituut voor Kunsthistorische Documentatie ‘s-Gravenhage
Nederlands Leterkundig Museum en Documentatiecentrum ‘s-Gravenhage
Gemeentearchief, Tilburg

Dit artikel verscheen eerder in: J. van Oudheusden e.a. (red.), Brabantse biografieën. Levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Noordbrabanders, deel 1 (Uitgeverij Boom en Stichting Brabantse Regionale Geschiedbeoefening, Meppel/Amsterdam)
kemp=mag poetry magazine

More in: Antony Kok, Jef van Kempen

H.J. Dolmans gelegenheidsdichter

H.J. DOLMANS

(1840-1899)

gelegenheidsdichter

Door Jef van Kempen

Henricus Johannes Dolmans werd op 18 mei 1840 in Maarssen geboren als zoon van Johannes Gerardus Dolmans en Maria Alida van Klaveren. Hij overleed te Tilburg op 12 december 1899.

De vader van H.J. Dolmans was van 1829 tot aan zijn dood in 1856 burgemeester van Maarssen en stond bekend als een sociaal bewogen katholiek. Dolmans had een zuster, de vijf jaar oudere Maria Dorothea. Na het overlijden van haar man keerde de weduwe terug naar haar geboorteplaats Amsterdam.
H.J. Dolmans volgde van 1853 tot 1859 als intern de door de jezuïeten geleide gymnasiumopleiding in Katwijk aan de Rijn en de hoogste klas van het klein seminarie in Culemborg. Op 27 september 1859 trad hij in het noviciaat van de orde van de jezuïeten in Ravenstein.  Na twee jaar noviciaat en een jaar retorica studeerde Dolmans filosofie in Culemborg. Van 1863 tot aan zijn uittreden uit de orde, op 7 april 1866, was hij klassenleraar aan de jezuïetencolleges in Katwijk aan de Rijn en Sittard. H.J. Dolmans trad, naar eigen zeggen, op het laatste moment uit de orde, omdat hij zich niet waardig voelde tot het priesterschap verheven te worden. De orde van de jezuïeten zou hij wel zijn hele leven trouw blijven, zoals blijkt uit het feit dat boven bijna al zijn manuscripten het jezuïtische motto Ad Maiorem Dei Gloriam voorkomt. Ook zouden door zijn bemiddeling veel jonge Brabanders tot een college van deze orde worden toegelaten.
In 1872 nam de ex-jezuïet met zijn 75-jarige moeder zijn intrek in Hotel De Gouden Leeuw, dicht bij Maria Dolmans, die als Zuster van Liefde in het moederhuis van haar congregatie aan de Oudedijk verbleef. Voor de moeder is het verblijf in Tilburg van korte duur geweest; zij verleed nog datzelfde jaar.

H.J. Dolmans manifesteerde zich in zijn nieuwe woonplaats al meteen als dichter. Zijn Elegie Bij het Graf mijner moeder liet hij in druk verschijnen bij N. Luijten, die ook uitgever was van De Tilburgsche Courant. Twee jaar later vertrok zijn zuster Maria met een aantal medezusters naar Amerika, bij welke gelegenheid Dolmans zijn gedicht Bij de eerste stichting in Amerika der Zusters Congregatie van O.L.V. van Barmhartigheid te Tilburg bij dezelfde uitgever liet drukken. Zijn gedichten, die qua dichttrant de invloed van Da Costa verraden, maakten kennelijk grote indruk op de Tilburgse bevolking, want spoedig schreef hij op verzoek het ene gedicht na het andere, voor een belangrijk deel funeraire poëzie. Zijn grafgedichten waren bedoeld om tijdens de teraardebestelling te worden voorgedragen – iets wat de dichter zelf deed – of eventueel later aan familie en relaties in gedrukte vorm te worden uitgereikt. Dit laatste was uiteraard voorbehouden aan het meer welgestelde deel van de Tilburgse bevolking. Waar dit niet gebeurd is, heeft Dolmans de handschriften trouw bewaard.
In 1876 keerde voor de dichter het tij. Hij was er in geslaagd het niet onaanzienlijke familiefortuin, dat hij sinds de dood van zijn moeder beheerde, in vier jaar verloren te laten gaan. Nu kon hij zich niet meer zoals voorheen geheel onbezoldigd wijden aan het schrijven van gedichten, en werd hij zelfs gedwongen Hotel de Gouden Leeuw te verlaten en een baan als notarisklerk te accepteren in het Gelderse Groesbeek. Het is voor zover bekend de eerste en laatste keer geweest dat Dolmans een reguliere betrekking had. In 1879 was hij al weer terug in Tilburg, waar hij zich op een adres in de nabijheid van Hotel de Gouden Leeuw vestigde. Hoe de dichter – dit beroep werd zelfs in zijn overlijdensakte vermeld – vanaf die tijd in zijn levensonderhoud voorzag, is niet helemaal duidelijk. Weliswaar werkte Dolmans twintig jaar lang mee aan de Tilburgsche Courant, maar dat deed hij volgens die krant steeds belangeloos. Het is aannemelijk dat hij te hooi en te gras wat betaald kreeg voor zijn gelegenheidsgedichten, die hij niet alleen voor particulieren schreef maar ook voor instellingen en verenigingen. Verder publiceerde hij ook gedichten in onder andere De Maas- en Roerbode, De Tijd en de Katholieke Illustratie. Dolmans moet echter de laatste twintig jaar van zijn leven in grote armoede hebben geleefd. Tot degenen die hem ondersteunden, behoorden ook de fraters van Tilburg. Superior De Beer liet Dolmans ieder jaar een gedicht schrijven ter gelegenheid van de verjaardag van zijn priesterwijding. De dichter werd daarvoor betaald in de vorm van een nieuw kostuum.

De literaire nalatenschap van H.J. Dolmans, te vinden in het Tilburgse gemeentearchief en het Generaal Archief van de fraters, omvat vele honderden gedichten, zowel overdrukjes van de verzen die hij publiceerde in kranten en tijdschriften, als gebrocheerde uitgaven en handschriften. Door de onderwerpen, begrafenissen en gedenkdagen, tentoonstellingen, priesterfeesten, bruiloften, consecraties van kerken, stichtingen en jubilea van verenigingen en instituten, geven de (vaak zeer lange) gedichten een aardig beeld van het openbare leven in het katholieke zuiden van het laatste kwart van de vorige eeuw. Behalve gelegenheidsgedichten schreef Dolmans ook religieuze poëzie en liedteksten; tot een bundeling daarvan is het nooit gekomen.
Zijn zelfgekozen armoedige bestaan als dichter bezorgde hem bij zijn stadgenoten de reputatie van een zonderling. Toch bestond er ook respect voor de dichter, vooral voor zijn standvastige optreden in de verdediging van de Rooms-Katholieke kerk tegen aanvallen in de niet-katholieke pers. Hoe uitgesproken zijn opvattingen konden zijn, bewees Dolmans bijvoorbeeld in 1880 toen hij naar aanleiding van een aantal geruchtmakende moorden actie voerde voor de herinvoering van de tien jaar eerder afgeschafte doodstraf.
Op 12 december 1899 overleed H.J. Dolmans, 59 jaar oud.
De Tilburgsche Courant drukte enige dagen na zijn overlijden zijn laatste gedicht af. Dolmans had het met verstijfde hand op zijn doodsbed geschreven. Slechts de eerste strofe viel nog te ontcijferen. Het bleek zijn eigen grafgedicht te zijn.

Bronnen:
Gemeente-archief Tilburg
Gemeente-archief Maarssen
Generaal Archief Fraters Tilburg
Archief Generalaat der Zusters van Liefde
Archief van de Nederlandse provincie der jezuïeten
‘In memoriam H.J. Dolmans’, in: Tilburgsche Courant, 17 decem­ber 1899
Dick Dekker, ‘De burgemeesters van Maarssen (II) J.G. Dolmans 1829-1856’, in: Historische kring Maarssen, jrg 10 (1983), nr 2, 32-34
De auteur bereidt een uitgebreide publikatie voor over leven en werken van H.J. Dolmans

Gepubliceerd in: J. van Oudheusden e.a. red., Brabantse Biografieën 2. Levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Noordbrabanders. Amsterdam, 1994.

 

kemp=mag poetry magazine

More in: Henri Dolmans, Jef van Kempen

Graf Walter Breedveld

De dood had niets benauwends

25ste sterfdag Walter Breedveld

Door Jef van Kempen

“De generaal voelde een vreemde ontroering in zijn hart opkomen en zijn verbeelding groeide. Hij zag den oude met den geest, het blauwbleeke gezicht en de waskleurige handen teekenden scherp af tegen het blanke doodskleed; de gesloten oogen werden overhuifd door zware wenkbrauwen, de mond was als door een klem gesloten.” (De avond van Rogier de Kortenaer, 1937)
Piet van den Bogaert (1901-1977) was een Bossche bakkerszoon die als personeelschef bij Vroom & Dreesman in Tilburg werkte. Hij was vader van 9 kinderen. Hij moet een onvermoeibaar werker zijn geweest. De meeste mensen zullen hem kennen als Walter Breedveld, schrijver van dertig romans en honderden verhalen en artikelen. Zijn werk gaat over gewone Brabantse mensen en de dood speelt steeds een belangrijke rol.
“Nu kwamen de buurtkinderen stil en nieuwsgierig binnenslippen met bloemen en kransen voor het doode kindje. Het lijkje stond opgebaard in de huiskamer. Giel liet ze een voor een binnenkomen; de roomsche kinderen sprenkelden wijwater en sloegen een kruis, de protestantsche vouwden de handen en bogen het hoofd; er kwamen zeer veel protestantsche kinderen. Toen het uur voorbij was, was de kamer vol bloemengeur.” (Gerda Göppertz, 1939)
De passages over de dood behoren tot de mooiste van zijn werk.
“De gekmakende pijn hief het denkvermogen op; een wee gevoel trok rond zijn hart. Zijn armen hoog geheven viel hij achterover in het wild bewogen water.” (Een schip vergaat, 1937)
Een ernstige ziekte maakte dat hij de laatste jaren van zijn leven niet meer kon schrijven. Dat heeft hem veel pijn gedaan. Walter Breedveld overleed op 18 december 1977, dat is volgende week precies 25 jaar geleden. Hij werd begraven op de begraafplaats aan de Bredascheweg in Tilburg.
“De dood had niets benauwends, geen angstgevoelens riep hij op. De basis van zijn leven was onder hem weggeslagen, hij verlangde niet meer verder te leven. De dood gaf rust.” (Hexspoor, 1954)
Zijn graf is niet moeilijk te vinden, het ligt recht achter de Calvarieberg.
(Brabants Dagblad 2002)

fleursdumal.nl magazine

More in: Jef van Kempen, Literaire sporen, Walter Breedveld

| Previous »

Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature