Or see the index
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
zevenendertig
Meer geest dan mens
De hele avond roeide Theodorus door. Jan, die meer geest dan mens was, kon hem nauwelijks helpen.
‘Varen we wel goed?’ vroeg Jan soms.
‘Zeker,’ zei Theodorus opgewekt. ‘Dat daarboven is het Zuiderkruis en daar staat Orion. We hoeven er maar gewoon tussendoor te blijven varen. Vanuit mijn konijnenpijp op Vlieland ligt Den Helder precies in het midden.’
‘Jij weet altijd alles.’
‘Toen ik je uitgever was, heb ik je tot een van de populairste Nederlanders gemaakt. Je was zo’n beetje de Popie Jopie onder de schrijvers. Zelfs mensen die nooit lazen, kochten je boeken vanwege de omslagen. Blote meiden voor op het salontafeltje.’
‘Ja ja,’ zei Jan tevreden. ‘Ik heb meer bijgedragen aan de seksuele revolutie dan de NVSH en het COC samen.’
‘Daarom zullen de mensen jou nu ook als een bevrijder verwelkomen.’
‘We zullen zien,’ zei Wolkmens. ‘Jammer dat we geen jenever aan boord hebben. Mijn tong voelt aan als leer.’
‘Dat hoort bij de ontberingen,´ zei Theodorus. ´Maar een emmertje water zou wel smaken´
´Kop op,´ zei Jan. ´Nog een paar uur, dan zijn we in Den Helder.’
‘Het roeien valt me zwaar. Eigenlijk ben ik te klein en te zwak voor zulk soort werk.’
‘Toch vraag ik me af of we goed zitten,’ zei Jan. ‘Het lijkt wel of het licht boven Den Helder steeds verder weg is.’
‘Dat komt door waterdamp. En omdat het donker wordt.’
‘Maar door het donker moeten we het licht juist steeds beter zien.’
‘Je bent kippig,’ zei Theodorus, wiens bril zoutbeslagen was.‘Ik ruik Noord-Holland: koeienstront en oude kaas.’
Een regenbuitje overviel hen.
Dankbaar hield Theodorus zijn mond wijd open, om enkele spetters op te vangen.
De druppels gaven hem weer moed. Hij had nog steeds niet in de gaten dat al zijn werk vruchteloos was. Zonder het te weten, dreven ze met de stroom mee door het Marsdiep en de Texelstroom, steeds verder in de verkeerde richting.
Hoofdstuk 37 – Dinsdag 4 mei 2010 (vervolg woensdag)
Adriaan en de anderen verschijnt op 7 mei 2010 bij Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen, Merel van der Gracht
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
achtendertig
De Geschriften van Thomas à Kempis
De heer Bas Fijne Was van Fijnstrijkerij Erven R.K. Fens en Meerman had altijd klassieke muziek opstaan als hij aan het werk was. Hij had een grote collectie cd’s met de beste uitvoeringen van Italiaanse meesters, geërfd van de baas. Op muziek van Vivaldi kon je lekker strijken. Luisterend naar de vioolconcerten was het Bas soms of hij deel werd van het orkest en zijn strijkijzer de eerste viool speelde.
De heer Fijne Was hield van zijn vak.
Rond tien uur was Bas klaar met de superplies, de slaaphemden en het ondergoed van Zijne Heiligheid. Hij wikkelde alles in fijn papier, bedrukt met schilderwerken van Leonardo da Vinci. De gefortuneerde klanten hielden van deze verfijning.
Hij trok zijn mooie donkerblauwe kamgaren pak aan, geërfd van zijn grootvader van moederskant, Teunis Kwekkeboom, de uitvinder van de vleeskroket. Voor de spiegel borstelde hij de roos van zijn schouders, plakte de dunne haren met wat spuug op zijn schedel en keurde zichzelf bijna goed.
Hij pakte het door hemzelf gerestaureerde meesterwerk De Geschriften van Thomas à Kempis in eerste druk op handgeschept papier, met een band in linnenpersing, om cadeau te doen aan Zijne Heiligheid, belde een taxi en liep naar buiten. Tevreden keek hij nog even naar de etalage waarop hij onlangs de woorden Atelier voor boekrestauratie en Fijnstrijkerij Erven R.K. Fens en Meerman had laten aanbrengen. In gouden letters.
Hij bleef in de deuropening staan wachten. Hij hoorde rumoer. Wat jammer dat er herrie in de stad was op zo’n fijne avond.
Hoofdstuk 38 – Woensdag 5 mei 2010 (vervolg donderdag)
Adriaan en de anderen verschijnt op 7 mei 2010 bij Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen, Merel van der Gracht
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
negenendertig
Een wijze, oude vrouw
Ondanks hun fanatieke verzet werden de fundies door de Damstraat teruggedrongen naar het hart van de opstand, de Dam.
Tjeepie, die begreep dat ze zo plots een bron van inspiratie was geworden voor de gristelijke jongeren, groeide in haar rol. Ze vuurde hen aan en tot haar verbazing accepteerden de fundies haar leiding.
Ze was blij. Dit waren jongeren die nog respect hadden voor een wijze, oude vrouw. Ze zou een deel van haar theorieën over het verval van normen en waarden in de maatschappij moeten herzien. De zekerheden van de Statenbijbel waren blijkbaar zo gek nog niet.
Ze greep een knuppel en hief die dreigend naar de politie. Enigszins verbaasd hielden de agenten even pas op de plaats, wat de fundies de tijd gaf zich te verzamelen rond het monument op de Dam.
Vanaf deze plek, te midden van de stenengooiende jongeren, zag Tjeepie pas hoe haar stad bij avond was. Het was haar vroeger nooit opgevallen. Dat kon ook niet, want toen ze nog jong was, stond ze elke avond achter de tap bij café De Kwelling. Als ze dan midden in de nacht naar huis wankelde, had ze geen oog meer voor schoonheid.
Tegenwoordig kwam ze na zonsondergang niet meer in de stad, hield ze zich verscholen in het park, de tijd verpratend met een paar vaste bewoners zoals Barrie, of schrijvend aan haar levenswerk. Niet eerder had ze gezien dat de stad in de afgelopen jaren een bolwerk was geworden van regeringsterreur. De maatschappij had zich teruggetrokken achter tralies, stalen rolluiken en staketsels, maar de gevels van het Koninklijke Paleis en De Bijenkorf waren onveranderd mooi.
‘Ken ik je ergens van, mevrouw?’ vroeg Turk aan haar.
‘Ik zit vaak in het park,’ zei ze wat voorzichtig.
‘Ik hou ook van de natuur,’ zei Turk. ‘Maar als hopman van de fundies houdt de politie me voor het grootste rapalje dat er in Nederland rondloopt.’
‘Je lijkt me juist heel aardig.’
‘Dank je. Ik en mijn mensen zijn alleen maar onaardig als ze aan onze vrijheid en ons geloof komen. In óns vinden ze de duivel tegenover zich als ze onze zondagen willen afschaffen en als ze onze protestantse scholen willen sluiten.’
‘Mandarijn moet met zijn poten van ons erfgoed afblijven,’ zei Tjeepie fel.
‘U staat ook nog steeds achter het geloof der vaderen?’
‘Als een blok,’ zei Tjeepie, bijna vergetend dat ze in Limburg rooms was opgevoed.
‘Wij hebben er alles voor over,’ zei Turk. ‘Desnoods ons leven.’
‘Dat respecteer ik. Zo was ik in mijn jeugd ook. De pastoor stelde me ten voorbeeld. Hij liet me knielen voor de hele groep. Ik weigerde.’
Turk keek haar wat bevreemd aan.
‘Wij zijn juist diepgelovig,’ zei hij.
‘Ik nu ook,’ zei Tjeepie, begrijpend dat ze een fout had gemaakt door te praten over haar ruzie met de pastoor.
‘We trekken ons terug,’ zei Turk. ‘Voor vandaag is het mooi geweest. Het grote feest is morgen. Koninginnedag. Het grote werk. Morgen moeten we fit zijn.’
Langzaam trokken de gristelijke jongeren zich terug en verdwenen in de pijpenlaatjes rond de Dam.
‘Zie ik u morgen weer?’ vroeg Turk.
‘Zeker,’ zei Tjeepie.
‘Dat verheugt ons.’ Turk verdween.
Even later stond Tjeepie helemaal alleen op het plein. Ze liet de knuppel vallen. Een politieman kwam op haar af.
‘Mevrouwtje, gaat u toch naar huis.’
‘Goed, goed.’
Tjeepie zag dat er in Kras een feestje aan de gang was. Door de grote ramen kon ze naar binnen kijken. Ze ontwaarde Adriaan en Deesje, Bodarius en een hele rits anderen die ze kende van vroeger. Ze begreep dat het een feestje was voor de paus die vandaag was aangekomen. Waarom was zij niet uitgenodigd? Schaamde men zich tegenwoordig voor haar?
Ze liep naar de deur van Grand Hotel Krasnapolsky en belde aan.
De portier keek naar buiten door een spionnetje.
‘Wij geven niet aan bedelaars,’ zei de man. Hooghartig hield hij de deur gesloten.
Tjeepie begreep dat ze buitengesloten was.
Ze zwoer wraak. Ze zou van zich laten horen.
Hoofdstuk 39 – Donderdag 6 mei 2010 (vervolg vrijdag)
Adriaan en de anderen verschijnt op 7 mei 2010 bij Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen, Merel van der Gracht
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
veertig
Zijne Heiligheid houdt van oud papier
Fijnstrijker Bas Fijne Was van Fijnstrijkerij Erven R.K. Fens en Meerman, tevens atelier voor boekrestauratie, arriveerde bij Kras, beloonde de chauffeur rijkelijk met de in jassen, broeken en overhemden gevonden munten en zilveren broeksknopen, en stapte naar binnen.
Bij Kras was het net zo druk als voorheen op het boekenbal.
De hulpbisschop van Rome Monseigneur Everardus de Jong, de rechterhand van de paus, zag hem binnenkomen.
‘Fijn dat u er direct werk van heeft gemaakt,’ zei Everardus.
‘Kan ik Zijne Heiligheid nog ontmoeten?’ vroeg de heer Fijne Was.
‘Zeker. De receptie is weliswaar afgelopen, maar Zijne Heiligheid onderhoudt zich nu met zijn beste vrienden.’
‘Adriaan laat zijn wasjes ook bij mij strijken,’ zei de heer Fijne Was die de grijze schrijver al had ontwaard, samen met Bodarius. ‘U kunt mij bij Zijne Heiligheid aankondigen als een oude vriend.’
‘Is dat zo?’
‘Ik heb hem het vak van boekrestaurateur geleerd. Toen wij nog jong waren en hij Antoine heette, heb ik hem geleerd oude bijbels te restaureren. Zijne Heiligheid houdt van oud papier.’
Ze liepen naar het groepje met de paus als middelpunt.
‘Ah, meneer Fijne!’ riep Bodarius uit.
‘Fijne Was,’ verbeterde Everardus.
‘Wat leuk dat u er ook bent.’
‘Ik heb uw hemden gestreken,’ zei de heer Fijne Was. ‘En alle superplies. Ze geuren fris en vers.’ Hij kuste de ring aan de hem toegestoken hand. ‘Mag ik u vertellen dat enkele superplies aan vervanging toe zijn? Er zitten gele vlekken op.’
‘Lichte brandvlekken van het wierookvat,’ bevestigde Bodarius. Hij greep in zijn zak en haalde er een medaille aan een lintje uit. ‘Meneer Fijne, ik bedoel Fijne Was, ik was er bij toen de stichter van uw zaak, de heer R.K. Fens, in 2007 op het boekenbal een hoge koninklijke onderscheiding kreeg uitgereikt.’
‘Dat u dat nog weet,’ stamelde de heer Fijne Was. ‘Kees werd toen benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, vanwege zijn verdienste voor het Nederlandse boek.’
‘En omdat u, zijn waardige opvolger, nog geen lintje heeft ontvangen, krijgt u de pauselijke onderscheiding Pro Eclesia et Pontifice. Dat heeft u verdiend. De Kerk weet uw werk hogelijk te waarderen.’ Hij speldde de heer Fijne Was de hoge onderscheiding op. ‘En bij dezen benoem ik u tevens tot Geheim Kamerheer. U hebt vanaf nu altijd vrije toegang tot mijn linnenkasten. En als u weer in Rome bent, mag u logeren in het huis van de Maagdelijke Zusters van de Pauselijke Huishouding.’
‘Ik voel me zeer vereerd,’ zei de heer Fijne Was en kuste de gouden medaille, met aan de ene kant een portret van de paus en aan de andere kant een afbeelding van een mager Afrikaans kind dat wordt gedoopt.
‘Mag ik u iets aanbieden?’ vroeg de heer Fijne Was aan de paus en overhandigde hem De Geschriften van Thomas à Kempis op handgeschept papier in band met linnenpersing, zijnde de eerste druk, door hem zelf gerestaureerd, in 1572 op de eigen handpers vervaardigd door Laurens Janszoon Coster te Haarlem.
De paus was verguld met het bijzondere boek, alle bladzijden fraai verlucht met kleurige ingeplakte tekeningen. Een juweel van vakmanschap.
Adriaan keek jaloers toe. Hij zelf was nog steeds geen ridder. En voor de Kerk was hij niet meer dan een novice. Hij keek op tegen mensen als de heer Fijne Was, een man die, ondanks zijn nederige baan, al zoveel meer bereikt had in zijn dienstbare leven.
Hoofdstuk 40 – Vrijdag 7 mei 2010 (slot)
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
Vanaf vandaag ligt het boek ADRIAAN EN DE ANDEREN in de boekhandel.
Een mooi moment voor Kempis.nl om met de voorpublicatie van deze uitzonderlijke toekomstroman over de redding van de literatuur, de bloei van het Huis van Oranje en het succes van het Nederlandse voetbal te stoppen.
Vanaf nu kunt u het boek in één ruk uitlezen.
Test uw literaire kennis. U kunt meedoen aan de wedstrijd: raad de namen van de personen die verborgen zijn achter pseudoniemen. Wie zijn Adriaan, Barrie, Tjeepie, Giet, Movo, Deesje en 94 andere schrijvers en bekende Nederlanders?
En wie is Merel van der Gracht, de auteur van het boek? Ontdek het zelf. Het wedstrijdformulier is verkrijgbaar bij de boekhandel en is ook te downloaden bij: www.compaanuitgevers.nl
ADRIAAN EN DE ANDEREN telt 287 bladzijden, kost € 17.90 en is verkrijgbaar bij alle boekhandels in Nederland en België (ISBN: 978-94-903740-6-8).
Kempis.nl wenst u veel leesplezier
kempis poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen, Merel van der Gracht
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman
waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
eenenveertig
Een eenzame ziel zwierf door de buitenwijken van de stad. Het was de ooit zo daadkrachtige heer Foppert Uitterlaan, directeur en uitgever van de verdwenen uitgeverij De Woedende Wesp. Hij was op zoek naar jong talent voor zijn nieuwe, nog op te richten uitgeverij, die hij onder de oude naam wilde stichten, zodra de dictatuur ten val was gekomen. Om de verveling het hoofd te bieden reciteerde hij uit zijn favoriete boek Ik heb altijd gelijk, van Willem Frederik Stermans, waardoor concurrerend uitgeversbedrijf Van Voorschot vroeger veel geld had verdiend. Misschien waren die gouden jaren niet voorgoed voorbij en zouden de mensen na het verdwijnen van de dictatuur weer naar boeken grijpen. Boeken van nieuwe schrijvers. En van oude schrijvers die schreven over hoe verschrikkelijk het was geweest ten tijde van de dictatuur onder Mandarijn.
Er zou een schrijver moeten opstaan die een meesterwerk over die tijd schreef. Een nieuwe Goelag Archipel, over Kamp Vledder, waar jonge kunstenaars en schrijvers dwangarbeid moesten verrichten. Of een schrijver als Konsalik die een hele serie bestsellers over de Tweede Wereldoorlog had voortgebracht. Dat had een klusje kunnen zijn voor Movo. Jammer dat hij seniel was.
Foppert was hoopvol gestemd. De bewegingen die hij overal waarnam in de stad leken op de voorboden van een revolutie. Maar bracht deze revolutie wel wat goeds? Als de gristenen aan de macht kwamen, werd dan niet de ene dictatuur ingeruild voor een andere?
Hij keek omhoog naar de sobere flatgebouwen. Konden hier talenten opbloeien? Konden talenten groeien en rijpen op die galerijen in die eenvormige stapelwoningen? Vroeger hadden getalenteerde schrijvers meestal een turbulente jeugd gehad, en misschien was dat nog wel zo. Zielen vol ongenoegen en schrijfdrang. Maar wat kon je in jezusnaam aan lezenswaardigs schrijven over een gekwelde jeugd in een kleurloze wijk als Amsterdam-Noord?
Droomkind had De Avonden geschreven over een dodelijk saaie jeugd in een stadswijk. Waren er nog steeds uitzonderlijke talenten die opgroeiden in een dodelijk saai milieu?
Hoofdstuk 41 – Maandag 8 november 2010 (vervolg dinsdag)
Adriaan en de anderen: Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis.nl = kempis poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman
waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
tweeënveertig
De dames Hartjes waren klaar met de lezing. Alles wat er over bloemen te zeggen viel, was zes keer gezegd. De rijke dames van de P.C. Hooftstraat en de vrouwtjes en ex-vrouwtjes van de Ajax-spelers waren met geuren en kleuren in hun hoofd naar huis of naar hun bistrootjes vertrokken.
De dames Hartjes dronken een borreltje gereformeerd water met veel alcohol, en zagen dat ze de laatsten waren in het lokaal.
Ze verlieten het pand. Hun hakken zwikten.
‘Getverderrie,’ riep Maartje uit. ‘Onverlaten hebben stenen uit het trottoir gehaald.’
‘De straat is een puinhoop,’ zei Keesje. ‘Ik walg steeds meer van de stad. Elk jaar wordt de straat een paar keer opgebroken door een oproer.’
‘Ik heb er spijt van dat ik tien jaar geleden niet naar Zwitserland ben verhuisd,´ zei Maartje. ´Het is daar beschaafd en altijd lekker rustig. De mensen zijn rijk. Wie arm, opstandig of psychotisch is, wordt platgespoten.’
‘In Zwitserland kun je altijd heerlijk slapen,’ viel Keesje haar bij.
‘Misschien moeten we er opnieuw over gaan denken om te vertrekken.’
‘Ik heb nog een huisje in Friesland,’ zei Keesje.
‘Daar kan het in de winter kil optrekken.’ Maartje huiverde.
‘In Zwitserland ook.’
‘Misschien moeten we verhuizen naar Malta,’ zei Maartje. ‘Daar zijn de mensen schatrijk geworden van de Europese subsidies. En het is er altijd, ook in de winter, rond de tweeëntwintig graden.’
‘Mooi,’ zei Keesje. ‘Tussen rijke mensen voel ik me altijd thuis.’
Hoofdstuk 42 – Dinsdag 9 november 2010 (vervolg woensdag)
Adriaan en de anderen: Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis.nl = kempis poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman
waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
drieënveertig
De feestvierders trokken zich weinig aan van de herrie buiten. In Amsterdam was altijd wel wat.
Hun gesprekken bereikten een hoog peil.
‘De Kerk propageert de liefde,’ zei Bodarius, bijna met een brok in zijn keel van ontroering.
‘Echte liefde is eigenliefde,’ antwoordde Adriaan. ‘Als je toegeeft aan de liefde voor jezelf, ben je ook goed voor de anderen.’
‘Juist,’ zei Bodarius. ‘Ik hou in de eerste plaats van mezelf.’
Het feest liep ten einde. Een paar feestvierders waren zo dronken dat ze vergaten in welk voornaam gezelschap ze zich bevonden. Ze zaten aan elkaar te plukken. Naomi had inmiddels meer bekijks dan de paus en moest enkele op het oog nette heren, de ministers van Zuiderzeewerken en van Sport en Volksontwikkeling, flink op hun vingers tikken.
Bodarius nam afscheid van zijn vrienden.
‘We zien mekaar morgen weer,’ beloofde Zijne Heiligheid.
‘Ik wacht op uw telefoontje.’ Adriaan zocht zijn jas.
Bij de balie kregen de gasten te horen dat er vanwege wanordelijkheden in de stad geen taxi’s reden. Gasten van ver werden kamers in Kras aangeboden, maar Adriaan wilde niet blijven. Hij was gehecht aan zijn eigen waterbed, gevuld met wijwater. Het hielp tegen reumatiek en de pourremetatorziekte, een vorm van geheugenverlies, waaraan veel schrijvers leden. Ze vergaten, gewild of ongewild, hele delen uit hun schrijversleven. Een kwelling voor schrijvers die tijdens de dictatuur hun rug recht probeerden te houden.
Het was al lang na middernacht toen Adriaan, Thomas, Naomi en Deesje het hotel verlieten.
Ze geloofden hun ogen niet. De Dam was bezet door de knuppelaars van de Mobiele Eenheid.
Zich zo onzichtbaar mogelijk makend voor de politie, slopen ze naar het Rokin, Deesje wat bangelijk op Adriaans schouder. De agenten deden of ze hen niet zagen, maar hadden wel blikken over voor Naomi.
Op het Rokin nam Thomas afscheid. Hij nodigde Adriaan uit om, als de tijden het weer zouden toelaten, een potje met hem te biljarten in Arti et Amicitiae, de sociëteit voor bejaarde heren van stand.
‘Ga jij maar met ons mee naar huis, Naomi,’ zei Adriaan. ‘Hoe korter de weg, hoe veiliger.’
Ver van de Dam was het straatbeeld wat rustiger, maar bij het Rembrandtplein schrokken ze van het konvooi tanks dat hen in tegenovergestelde richting passeerde en vele militairen die de veiligheid van de koningin-regentes tijdens haar rondrit door de stad moesten garanderen.
‘Morgen wordt het een bloedbad,’ zei Adriaan en sloeg een kruis.
‘Zielig voor Bodarius,’ zei Deesje. ‘Kras ligt precies in de vuurlijn.’
‘Ze zullen toch wel rekening met hem houden. Een paus, een staatshoofd, hem mag niets gebeuren.’
‘Precies daarom denk ik dat ze die tanks sturen,’ zei Deesje. ‘Om de paus te ontzetten. Als die fundies het in hun gristelijke koppen krijgen, roken ze de paus ook nog uit en hakken ze hem zijn kop af. Dan zijn ze hun oudste vijand alvast kwijt.’
‘Heilige Geest, spaar onze paus,’ bad Adriaan. ‘Hij is te jong en nog te kort paus om nu al te moeten sterven.’
‘Amen,’ zei Deesje. Ze keek omhoog. De sterren waren nog nooit zo ver weg geweest.
‘We leven in helse tijden,’ zei Adriaan.
‘Dat dacht je maar,’ zei Naomi. ‘Altijd botsen de meningen en proberen de mensen het gelijk aan hun kant te krijgen. Dat heb ik in de colleges geschiedenis wel geleerd. Er is alleen maar vrede als alle strijdende groepen te zwak zijn om het van elkaar te winnen.’
‘Zou kunnen,’ zei Adriaan. ‘Ik weet het niet. Ik ben nooit zwak.’
‘Mensen zijn mensenhaters,’ zei Deesje. ‘Ze zullen nooit ophouden elkaar te bestrijden. En het gaat alleen maar om theorieën. De stelligheid waarmee ze beweren dat God bestaat en wie Hij is en waarom Hij precies in hun straatje past en waarom Hij altijd juist hén beschermt en de anderen laat doodknuppelen. Zo staat het in het Oude Testament. In letters die in zand zijn geschreven en door de wind zijn verwaaid, vinden ze hun gelijk.’
‘Heeft Mandarijn het dan toch bij het juiste eind?’
‘Hij heeft hetzelfde gelijk als de religies,’ zei Naomi. ‘Die zijn uitgevonden door koningen en keizers om de mensen in bedwang te houden. De Romeinse keizer die het christendom invoerde, deed dat ook omdat hij zag dat hij zijn macht aan het verspelen was. Mensen die je het eeuwige leven belooft, kun je makkelijker onderdrukken.’
‘Leren jullie dat tegenwoordig op de universiteit?’ vroeg Adriaan.
‘Leerden jullie vroeger dan wat anders?’ vroeg Naomi. ‘De Holocaust, de koloniale oorlogen, daar heb jij toch zelf over geschreven?’
‘Het is waar,’ zei Adriaan, ‘maar het is vreselijk om het uit de mond van een zo jong iemand te horen. Hoe moet het met de toekomst?’
‘Dat kan reuze meevallen,’ zei Naomi, terwijl ze een colablikje voor zich uittrapte, wat een fel geluid in de straat veroorzaakte. ‘Ik ben er niet zo negatief over als Deesje. Als je het mij vraagt, staat de mensheid pas aan het begin van haar ontwikkeling. Er zijn nog miljoenen jaren nodig om onze hersens te laten evolueren, om mensen te worden die echt beschaafd zijn. Trouwens, iets anders, had Bodarius Tjeepie niet moeten vragen voor het feestje?’
‘Het was niet mogelijk geweest, in de staat waarin zij verkeert,’ zei Adriaan. ‘Ze leeft al jaren buiten. Ze ruikt naar aarde.’
‘Ze is wel heel vreemd geworden,’ gaf Naomi toe.
Ze gingen Adriaans huis binnen. Deesje sprong voor hen uit.
Binnen bleven ze nog een paar uur doorpraten, bij het genot van kersenbonbons, gesopt in glaasjes armagnac. Zachtjes praatten ze over de dingen des levens. De liefde. Voortplanting. De dood. Religie. De honger in de wereld. Multivitamines tegen rimpels. Franse kaas. Precies de onderwerpen waar intellectuelen altijd over spraken als ze dronken waren.
In huis was het zo stil dat ze een eenzame rat aan de plinten hoorden knagen. Was het Oek die op bezoek wilde komen? Of een van zijn nieuwsgierige nakomelingen? En ze hoorden een licht gepiep. Maar dat geluid kenden ze. Het was de ademhaling van de slapende schrijfster Mallotte Puntmuts, dichtbij, aan de andere kant van de muur, maar toch heel ver weg.
Hoofdstuk 43 – Woensdag 10 november 2010 (vervolg donderdag)
Adriaan en de anderen: Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis.nl = kempis poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman
waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
vierenveertig
Midden in de nacht voelde Erwin Krentenbrood de aandrang om te plassen. Hij gooide de klamme deken van zich af en slofte op zijn blote voeten naar de toiletten.
In een van de kamertjes, speciaal ingericht voor mensen die ’s nachts niet konden slapen, zag hij Movo van Brabant bezig, een pen schaatsend over het papier van een schrijfblok. Merkwaardige man, die bolle met zijn moeilijke voeten.
In het toilet trof hij zijn broer Ronald aan.
‘Heppie ook zo’n trek in ‘n peuk?’
‘Konnie slaop’n,’ zei Ronald. ‘Een naore dreum.’
‘Die heppik altied,’ zei Erwin. ‘Ik dreum vaok da ik trainer ben van ’t vrouw’nteam van Ajax. Heel griezelig.’
‘Zeg da wel,’ zei Ronald. ‘Ik dreumde da ik trainer was bie Barcelona. En toen de ploeg moest aontreed’n veur de wedstried teeg’n Real Madrid, stond’n er elf geraomtes in ‘t veld. Met doodskopp’n.’
‘Wa zoe da beteek’n’n? Je wit toch da dreum’n altied iets veurspell’n?’
‘Een van die geraomtes was Johan,’ zei Ronald. ‘’n Ander was jij.’
‘Denkie dat wie binn’nkort dood zien?’
‘Nee, zeker nie,’ zei Ronald. ‘Johan is onsterfelijk. Wie toch ook een beetje?’
‘Ik las in De Telegraof dat er een boek uutkomt waorin wie twee ook veurkoom’n,’ zei Erwin, die altijd al de slimste van de twee was geweest en die zelfs een beetje kon lezen. ‘Allemaol grote naom’n.’
‘Wat schrieven ze euver ons?’
‘‘t Kan niks anders zien dan wa ze altied euver ons schriev’n,’ zei Ronald. ‘Iets nieuws is er euver ons niet te meld’n.’
‘Misschien da we hier zitt’n, ’s nachts, op het schijthuis van het Leger des Heils. Da is nieuws veur de mens’n. Da we ’s nachts een peuk will’n reuk’n.’
‘Welnee. Da is iets wat de mens’n nie eens will’n weet’n. Volgens mij voeg’n onze supporters weinig toe aon de geschiedschrijving van Nederland.’
‘Jao, heel weinig. Ik wit nie eens of wie nog supporters hebb’n. We hebb’n toch ooit een fanclub in Grunningen ´had?’
‘Die mens’n zien al jaor’n dood. Supporters zien zuupers.’
‘Maor da boek?’
‘Ach, zo’n boek. Wat heppie nou aon ’n boek?’
‘Ik ha vruuger thuus ‘n boek,’ zei Erwin. ‘Da lag altied onder de taofelpoot die een bietje te kort was. ‘n Boek teeg’n het wiebel’n.’
‘Wa stond ‘rin?’
‘Domme vraog. Ik kon er toch nie in kiek’n? ‘t Lag altied onder die taofelpoot.’
Vakkundig rolde Erwin een sigaret en schoof de buil shag naar zijn broer.
‘Hier, neem er eentje van mie.’ Erwin stak op en begon te hoesten.
Hoofdstuk 44 – Donderdag 11 november 2010 (vervolg vrijdag)
Adriaan en de anderen: Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis.nl = kempis poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman
waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
vijfenveertig
Keesje nam afscheid van Maartje en ging naar haar appartementje in het Mariottgebouw, nabij het Leidseplein. Het was het seniorencomplex voor rijke oudjes. Maartje had nog geen slaap. Ze wilde nog even buiten blijven, om een sigaret te roken.
‘Ik zie je straks wel, in bed.’ Keesje verdween naar haar knusse woninkje dat drieduizend euro huur per maand kostte, zonder de servicekosten.
Maartje hoorde de klokken één keer slaan. Eén uur.
Slenterend langs de gracht stak ze een sigaret op. Ze was een beetje vertwijfeld, maar ze wist niet precies waardoor. Het was zo maar een gevoel, dat haar vaker aangreep als ze de maan in de gracht zag spiegelen. Twijfel. Was dit alles wat het leven haar te bieden had? Had ze er ooit over gedroomd een avond te mogen kletsen voor rijke idiote wijven?
In een opwelling van woede gooide ze haar pruik en oorbellen in de gracht en vermande zich. Van het ene op het andere moment was ze weer Maarten.
Zo, met zijn kale hoofd, voelde Maarten zich weer de opstandeling, de recalcitrante schrijver die hij vroeger was geweest. De vlerk die Maassluis zo in beroering had gebracht dat de ouderlingen hem het liefst op de brandstapel hadden gezet.
Hij was te lang ondergedoken geweest in het bestaan van zijn alter ego Maartje. Het was zó gemakkelijk om Maartje te spelen en succes te oogsten met rotboeken over kutonderwerpen. In zijn vroegere schrijversleven maakte hij romans over gehersenspoelde domineesdochters, diepgravende verhalen die hemzelf en zijn lezeressen in vervoering brachten. Maar nadat die door Mandarijn waren verboden, was het niet makkelijk geweest om bestsellers te moeten vervaardigen over het kweken van viooltjes, perkplanten en komkommers. Boekhandels mochten alleen nog dit soort onzinnige boeken verkopen.
Opeens wist hij het: boeken over de liefde! Dat was wat de mensen wilden lezen. Liefde. Dat was wat protestanten nooit hadden gekend. In donkere tijden als nu kon liefde uitkomst brengen. Een roman over een arme dokter in Maassluis die verliefd werd op een rijke boerendochter uit de polder bij Schipluiden. En haar vader was er natúúrlijk tegen. Tot hij met een dronken kop, na een vergadering met ouderlingen en de dominee, tegen een boom knalde en de jonge dokter toevallig langs kwam fietsen en hem het leven redde. Geweldig. Het boek zou knallen. Zelfs Mandarijn zou het willen lezen. Het eerste exemplaar was voor hem!
Maarten had zichzelf hervonden. Hij was werkelijk creatief.
Hoofdstuk 45 – Vrijdag 12 november 2010 (vervolg maandag)
Adriaan en de anderen: Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis.nl = kempis poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman
waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
zesenveertig
Toen Tjeepie terug was in het Vondelpark, kierde het eerste licht al door de bomen.
Nu pas, nu ze zo plots weer nieuwe vrienden had gekregen, drong het in alle hevigheid tot haar door dat haar vroegere vrienden haar waren afgevallen. Ze lieten haar niet eens bij Kras binnen, terwijl ze als schrijfster altijd een ster was geweest bij optredens in de wintertuin van Kras. Kwam het door haar nieuwe staat van leven als natuurmens?
Ze ging even op het stoepje zitten, bij Barrie.
‘Je ziet er moe uit,’ zei de grote schrijver. ‘Zware nacht gehad?’
‘Het jaat,’ zei ze en hing haar plastic tas met exemplaren van het Tijdschrift voor Filosofie aan zijn bronzen lul. ‘Er was oorloj op de Dam.’
‘Een goeie plek voor een vechtpartij. Herrieschoppers kunnen zich mooi verschuilen achter het oorlogsmonument.’
‘Er was een feestje in Kras,’ zei Tjeepie. ‘Met de paus. Ze lieten me niet eens binnen.’
‘Roem blijft niet eeuwig,’ zei Barrie.
‘Jij was toch altijd beroemd?’
‘Ja ik. Uiteraard. Maar nu ik niet meer in het aardse besta, weet ik dat ik verkeerde doelen heb nagestreefd. Dat spijt me. Ik besef dat roem vergankelijk is. Veel liever dan een groot schrijver en de dief van duizend maagdenvliezen, zou ik een brave huisvader zijn geweest. Te laat.’
‘Over jouw toverstok zullen ze ook noj een tijdje praten.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Al die meisjes die je in bed had. Ze zullen het, als ze jrootmoeder zijn, doorvertellen aan hun kleinkinderen. Het sprookje van de jeweldije fluitspeler.’
‘Dat is wel het minste,’ grinnikte Barrie.
‘Maar mij valt het niet mee om verjeten te zijn,’ zei Tjeepie in een vlaag van zelfkennis. ‘Jij was in ieder jeval noj beroemd toen je stierf. Ik ben al verjeten terwijl ik noj leef.’
‘Misschien had ik nooit schrijver moeten worden,’ zei Barrie.
‘Jij niet?’
‘Kluizenaar, dat besef ik nu. Dan had ik pas echt ontdekt wat de hemel was.’
‘Jouw boek heeft toj veel mensen de wej naar de hemel jewezen?’
‘Maar als ze die weg gevolgd hebben, zijn ze wel in de hel terechtgekomen. Ik heb nu spijt van al mijn boeken. Toen ik geboren werd, waren er al genoeg boeken. Ik had me kunnen beperken tot het lezen van Augustinus en de andere kerkvaders.’
‘Bah, Aujustinus,’ zei Tjeepie. ‘Hij was een ejte vrouwenhater. Hij beklaajde zij erover dat de sjepping zo imperfect was dat hij een moeder nodij had om mens te kunnen worden. Vrouwen waren voor hem noj minder dan ezels.’
‘Kijk, Orion,’ wees Barrie. Hij keek naar de sterrenhemel. ‘Weet je dat de Egyptenaren de piramides bouwden naar een werkplan dat zijn gelijkenis had in de stand van de sterren? Ze maakten een kopie van het firmament.’
‘Jij bejint al net zo te kletsen als vroeger Eksterooj,’ zei Tjeepie.
‘Ach, hij, hemelse ziel. Nu leest hij zijn telefoonboeken vol ratelgedichten voor aan de engelen.’
‘Toj jammer dat jij nét niet de Nobelprijs hebt jekregen. Wie zo lang op iets hoopt, verdient het ook.’
‘Prijzen zijn helemaal tegen mijn principes,’ zei Barrie. ‘Tenminste, zo denk ik er nú over. Blij dat ik die prijs nooit heb gekregen. Ik heb nu al te veel veren in mijn reet. Het kriebelt.’
‘Zo draajt ieder zijn kruis,’ zei Tjeepie wijs.
De ochtendzon trok de laatste donkere watten van de nacht uit de bomen. De eerste stralen vielen rillend in de vijver, die vol zat met naar licht happende vissen.
‘Een najt overjeslajen,’ gaapte Tjeepie. ‘Net als vroejer. Heerlijk.’
‘Ja, nachtbrakers waren we.’
‘Ik moet toj noj wat slapen,’ zei Tjeepie. ‘Een paar uurtjes plat heb ik zeker nodij. Het is Koninjinnedaj. Ik moet op tijd teruj naar de Dam en een stekkie vinden, om mijn boeken uit te venten.’
‘Schrijvers blijven beroepsbedelaars,’ zei Barrie minachtend. ‘Als intellectueel stond ik daar altijd boven. Ik hak liever een hand af dan dat ik hem opsteek om dubbeltjes te vangen.’
‘Arrojant blijf je wel,’ zei Tjeepie. Ze duwde haar karretje verder.
‘Hee, je vergeet je tas. Kun je dat ding van mijn lul halen?’
‘Het Zijn van het Alles,’ lachte Tjeepie. ‘Jouw sjeppend instrument.’
‘Ik heb hem in volle glorie in gips gedrukt,’ zei Barrie trots. ‘Dat was de mal. Zo’n grote lul had mijn beeldhouwer nooit eerder gezien. Hij genoot ervan.’
‘Op de middelbare sjool heb ik er een opstel over jesjreven,’ zei Tjeepie. ‘Hij is wel jroot, dat jeef ik toe.’
‘Had je een goed punt voor het opstel? Een tien?’
‘Helaas, nee. De leraar Nederlands had zelf maar een klein jeval. Hij was gesjapen voor kleine meisjes, maar hij was alleen maar jaloers op jou. Hij zei dat ik overdreef. Hij jaf me een drie.’
Tjeepie schoof haar AH-karretje tussen de struiken en vouwde de geplastificeerde dozen open.
Ze voelde zich gelukkig toen ze daar lag, in de dozen, in haar eigen kleine universum, helemaal alleen, midden in de stad, tussen de struiken, met alleen wat vogels en een paar verdwaalde konijnen om zich heen.
Plotseling vielen haar ogen op de letters van haar kartonnen plafonnetje. Max Havelaarbananen? Verhip. Deed die man ook in bananen? Van school wist ze alleen nog dat hij in koffie deed.
Hoofdstuk 46 – Maandag 15 november 2010 (vervolg dinsdag)
Adriaan en de anderen: Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis.nl # kempis poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman
waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
zevenenveertig
Adriaan droomde onrustig. Zelfs in zijn slaap bewonderde hij kloosterlingen, maar dat hijzelf als jonge novice werd opgesloten in een kloostercel vol martelinstrumenten vond hij toch vreemd. En dat hij aan handen en voeten vastgebonden lag, was nog minder aangenaam.
Hij hoorde mensen door de gang schuifelen maar wist niet of het monniken of beulen waren.
De deur ging open. Een knappe jongeman in een spannende slip, mooi gebruind, in zijn hand een zweepje, kwam binnen en sloot de deur achter zich.
Hij herkende Arjan Mieters, de befaamde criticus van de Wolkenkrant, bij vrouwen bekend vanwege zijn zachtaardige ogen en zigeunerkop.
‘Zo, nu heb ik je eindelijk voor mezelf,’ zei Arjan ondeugend. ‘Laat nu maar eens horen wat schrijvers nooit mogen doen.’
‘Ten eerste, teksten van anderen overschrijven,’ zei Adriaan, hopend op een klapje.
‘Heb jij dat nooit gedaan, Adriaantje?’
‘Nee, eerlijk, nooit.’
‘Een klein beetje?’
‘Nee.’
‘Voor leugentjes word je gestraft, Adriaantje.’
Het zweepje striemde zijn billen.
‘Een ietsepietsie maar,’ zei Adriaan. ‘Een paar regeltjes. Een paar woordjes maar.’
Opnieuw voelde hij de striemende zweep. Een beetje harder. Au! Het deed echt pijn.
Hij schoot wakker en greep het staartje van de droom vast. Wat had die droom te betekenen? Vertelde God hem via de droom dat Hij hem riep tot het kloosterleven? Of dat Hij hem, Adriaan, had uitverkoren om martelaar te worden voor het geloof?
Hoofdstuk 47 – Dinsdag 16 november 2010 (vervolg woensdag)
Adriaan en de anderen: Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis.nl # kempis poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman
waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
achtenveertig
Verlicht door de morgenzon werd Deesje wakker. Ze zag Naomi op de bank liggen, een glimlach rond haar mond. Ze sliep als een roos. Wat was dat kind mooi!
Deesje sprong van haar slaapkussen en sprong op de klink van Adriaans slaapkamerdeur. Hij vloog open.
Adriaan lag op zijn rug, zijn mond open. Hij leek wat te roepen. Had hij weer een enge droom? Afijn, hij zou het haar straks wel allemaal vertellen. Zoals altijd. En als hij alles had verteld, zei hij altijd: ‘En nu Deesje, mag jij er een fijn boek van maken.’ Zo gul was hij.
Ze was nieuwsgierig naar de toestand in de stad. Zou ze even gaan kijken? Adriaan en Naomi werden nog lang niet wakker.
Ze sprong op het aanrecht en wipte behendig door het open raam naar het achterplatje. Ze rekte zich uit en gaapte, alsof ze de zon wilde laten zien hoe scherp haar tanden waren.
Ze trippelde over platjes, zag dat buurvrouw Mallotte Puntmuts in yogahouding achter haar raam zat te mediteren, stak haar staart op en liet Mallotte haar kattengat zien.
Ze kroop door een paar goten, wipte naar beneden en rende met ware doodsverachting door het vroege verkeer van de Lairessestraat. Ze klom in een boom omhoog, sprong in een goot, hoorde een stel jonge koolmeesjes piepen, hapte ze in drie tellen naar binnen, stoof over een rij daken, balanceerde behendig door het ochtendverkeer en bereikte het centrum van de stad. Ze boerde. De jonge meesjes waren een iets te stevig ontbijt, maar wel veel beter dan de bonbons van Adriaan.
Vanaf de dakgoot van het confectiehuis De Witte aan de Dam had ze een goed overzicht. Het plein was nog niet door publiek bezet.
Werklieden waren al bezig met alles schoon te vegen, legden straatklinkers goed en plaatsten vlaggenmasten.
De stad werd voorbereid op Koninginnedag. Niets mocht nog herinneren aan de veldslag die zich hier de afgelopen nacht had afgespeeld. De koningin-regentes moest een vredige stad te zien krijgen, met een bevolking die massaal achter haar stond. Wat natuurlijk ook zo was.
Hoofdstuk 48 – Woensdag 17 november 2010 (vervolg donderdag)
Adriaan en de anderen: Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis.nl # kempis poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature