In this category:

Or see the index

All categories

  1. AFRICAN AMERICAN LITERATURE
  2. AUDIO, CINEMA, RADIO & TV
  3. DANCE & PERFORMANCE
  4. DICTIONARY OF IDEAS
  5. EXHIBITION – art, art history, photos, paintings, drawings, sculpture, ready-mades, video, performing arts, collages, gallery, etc.
  6. FICTION & NON-FICTION – books, booklovers, lit. history, biography, essays, translations, short stories, columns, literature: celtic, beat, travesty, war, dada & de stijl, drugs, dead poets
  7. FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor's choice, etc.
  8. LITERARY NEWS & EVENTS – art & literature news, in memoriam, festivals, city-poets, writers in Residence
  9. MONTAIGNE
  10. MUSEUM OF LOST CONCEPTS – invisible poetry, conceptual writing, spurensicherung
  11. MUSEUM OF NATURAL HISTORY – department of ravens & crows, birds of prey, riding a zebra, spring, summer, autumn, winter
  12. MUSEUM OF PUBLIC PROTEST
  13. MUSIC
  14. NATIVE AMERICAN LIBRARY
  15. PRESS & PUBLISHING
  16. REPRESSION OF WRITERS, JOURNALISTS & ARTISTS
  17. STORY ARCHIVE – olv van de veestraat, reading room, tales for fellow citizens
  18. STREET POETRY
  19. THEATRE
  20. TOMBEAU DE LA JEUNESSE – early death: writers, poets & artists who died young
  21. ULTIMATE LIBRARY – danse macabre, ex libris, grimm & co, fairy tales, art of reading, tales of mystery & imagination, sherlock holmes theatre, erotic poetry, ideal women
  22. WAR & PEACE
  23. WESTERN FICTION & NON-FICTION
  24. ·




  1. Subscribe to new material: RSS

Merel van der Gracht

«« Previous page · Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (25) · Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (26) · Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (27) · Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (28) · Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (29) · Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (30) · Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (31) · Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (32) · Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (33) · Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (34) · Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (35) · Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (36)

»» there is more...

Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (25)

Adriaan en de anderen

Een toekomstroman waarin de literatuur wordt gered

en het Huis van Oranje tot bloei komt

door Merel van der Gracht

 

vijfentwintig

Kwinkslagen

In het zaaltje achter café Reijnders hadden zich de donerende leden van leesclub Ons genoegen, een privéclub van middenstandsvrouwen uit de P.C. Hooftstraat, aangevuld met vrouwen van Ajax-spelers die het alfabet machtig waren, verzameld voor een voordracht van de schrijvende damesnichten Hartjes.

De avond werd voorgezeten door Peter Steen, de grote gids voor lezers die dwars door alle literaturen heen verbanden wist te leggen en boeken in soorten bij elkaar wist onder te brengen in lijstjes, gemodelleerd naar de ordening van diersoorten en bloemgeslachten. Met vragen als: Weet je dat Joosje Zwanenzang een buitenechtelijk kind van Roland Holst is en dat Neelie-Maria Pin dus zijn halfzus is? En dat zijn broer Alexander een halfbroer is en diens vader een geboren baron Van Voorst tot Voorst en Verder is? Vragen zoals Adriaan van Bis ze vroeger op tv aan jonge schrijvers stelde.

Het oude heertje Maarten Hartjes had zich als vrouw verkleed, haar alter ego Maartje, compleet met pruik en oorbellen. Haar nicht Keesje Hartjes droeg een jurk van uit boeken gescheurde vellen, met veiligheidsspelden aan elkaar geregen.

De dames lazen voor uit hun brievenroman, waarin ze aan elkaar kond deden van ontdekkingen in de eigen moestuin. Zo las Maartje met haar hoge krakende stem heel aandoenlijk voor over wormen in de winterwortels. En Keesje las over de houtworm die ze op stille avonden in het dakspant van haar huis hoorde knagen aan haar ondergang.

Peter Steen, sinds zijn bekering tot de r.-k. Kerk heel wat zachter van toon dan in zijn vorige loopbaan, toen hij in Vlaamse krantjes menig debuterend schrijver met smaak onderuithaalde, orakelde dat alle woorden die uit de pen van de dametjes vloeiden, hoogwaardige literatuur waren. Ook in dit nieuwe tijdperk. Zeker nu Maartje, na vroeger in haar boeken vele ouderlingen en dominees afgevallen te zijn, weer helemaal de Gereformeerde Bonders van Maassluis-Noord was toegedaan. Regelmatig offerde ze wat centjes van de huurpenningen die ze inde voor haar grachtenpanden aan de zending in het vroegere roomse Limburg en Brabant. Keesje, vroeger op en top agnost, zwom een beetje mee in de geldstroom van haar nicht.

Het publiek schaterlachte om de kwinkslagen van de oudjes die, ondanks hun gevorderde leeftijd, nog altijd zo’n grote plaats innamen in de harten van vele contribuanten van leesclubs in den lande.

Ze spitsten vooral de oren toen Maartje begon te vertellen over het verwerken van judaspenningen in bruidsboeketten. Dat was machtig interessant voor de Ajax-vrouwtjes die van trouwen wel pap lustten en gemiddeld drie keer scheidden voor hun achtentwintigste. De slimmeriken onder hen vroegen zich af of Maartje het over haar eigen bruidsboeket had. Had ze er judaspenningen in verwerkt om subtiel aan te geven dat het haar alleen om de penningen ging? Een andere vraag was: Was het háár bruiloft of zíjn bruiloft? Was hij als man in het huwelijk getreden met een vrouw, of als vrouw met een man? Was Maartje als nicht met een neef gehuwd of was hij als neef met zijn nicht gaan samenwonen?

Voor Adriaan en de anderen: het volledige verhaal vanaf hoofdstuk 1…..HIER…..

 

Hoofdstuk 25 – Vrijdag 16 april 2010 (vervolg maandag)

Adriaan en de anderen verschijnt op 7 mei 2010 bij Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90

E-mail: merelvandergracht X kempis.nl  ( X = @ )

kempis poetry magazine

More in: -Adriaan en de Anderen, Merel van der Gracht


Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (26)

Adriaan en de anderen

Een toekomstroman waarin de literatuur wordt gered

en het Huis van Oranje tot bloei komt

door Merel van der Gracht

 

zesentwintig

De last van onsterfelijkheid

Na zijn overlijden was Willem Frederik Stermans op een lange zwerftocht door het heelal geraakt. Met een koffertje vol eigen boeken, enkele stelletjes ondergoed en versteende tubes tandpasta, zwierf hij van ster naar ster, op zoek naar een verblijfplaats voor de eeuwigheid. Maar de sterren, waarnaar hij op vele zomeravonden had zitten staren, bleken onherbergzaam, kil en leeg. Er was niets en niemand om tegen tekeer te gaan. Niemand om de pen tegen op te nemen. Geen mens op wie hij zich kwaad kon maken. In de ruimte van het eeuwige leven was hij vooral alleen. Hij vond het zelf wel wat vreemd dat hij er zo slecht tegen kon: op aarde had hij zich altijd afgezonderd en had hij iedereen die in zijn blikveld kwam uit zijn wereldje verdreven. Na zijn dood, dat besefte hij, was hij anders geworden.

Willem Frederik was een beetje moedeloos. Hij had er nooit op gerekend dat hij na zijn dood nog zou bestaan en als een zwerver door het heelal moest reizen. Nu bleek dat de last van onsterfelijkheid zwaar was, moest hij een mooie plek voor het lezen van zijn formidabele prachtboeken zien te vinden. Al was het maar om de tijd te doden, tot hij eindelijk, misschien over een paar honderd jaar, bij de dames Wolff en Deken en de heren Slauerhoff, Roland Holst en de onlangs overleden tijdelijke ster Bruun, kon worden bijgezet. Oh, hoe zalig zou het zijn om geheel te zijn vergeten. Nu begreep hij pas dat zijn collega’s Joop Harten en Steven Mangracht het geluk van te-zijn-vergeten al tijdens hun leven deelachtig waren geworden. Waar vond hij rust? Zijn tubes tandpasta waren al jaren zo hard als beton.

Plotseling zag hij een ster die groter was dan de andere sterren, die hij eerder had bereisd.

Hij klampte zich vast aan een lichtstraal en gleed ernaar toe. Dichterbij gekomen, zag hij een lichtgevende gouden poort.

HEMELPOORT stond er in koeienletters op. Vette kapitalen, net zo ergerlijk groot als vroeger op de omslagen van de romans van Jan Wolkmens die trachtten te verhullen dat de inhoud van zijn boeken kleintjes was.

‘Dit kan echt niet,’ mompelde Willem Frederik voor zich heen. ‘Elk weldenkend mens weet dat de hemel niet bestaat. De een of andere griezelige professor uit Groningen heeft me onder hypnose gebracht om me te pesten. Een trap na.’

Hij stapte op de poort af, klopte aan, toch benieuwd naar wat er ging gebeuren.

Een oude man met een baard deed open.

‘Welkom in de hemel,’ zei de man.

‘Wie bent u?’

‘Dat weet zelfs het kleinste kind,’ zei de oude man narrig.

‘Ja maar,’ stamelde Willem Frederik, ‘dat is enkel een verhaaltje. De hemel bestaat niet.’

‘En wat is dit dan?’ vroeg Petrus, liet hem binnen en gunde hem een blik op bloeiende tuinen met geurende bloemen, klaterende watervallen en meertjes met badende engeltjes.

‘Dit moet autosuggestie zijn,’ zei Willem Frederik. ‘Ik ben op zoek naar een geschikte plek waar ik eindeloos mijn meesterwerken kan lezen. Zo’n mooie plek als dit moet het zijn. Maar de hemel?’

‘Jij bent net als Thomas,’ zei Petrus. ‘Kom mee, dan stel ik je voor aan God.’

Willem Frederik kon zijn ogen en zijn oren nog steeds niet geloven. Het liefst zou hij hier blijven, het was een bekoorlijke plek, en de dametjes die hier rondliepen zagen er ook allemaal goed uit, maar zijn innerlijke stem zei hem dat dit allemaal niet écht kon zijn.

Op een bankje zat een man van Willem Frederiks leeftijd, verdiept in een boek.

‘Ik heb iemand voor U,’ zei Petrus. ‘Hij is een beetje raar.’

‘Wie bent u?’ vroeg de man opkijkend.

‘Ik ben een dolende ziel op zoek naar rust,’ zei Willem Frederik. ‘Wie bent u?’

‘Ik ben God.’

‘God bestaat niet,’ zei de schrijver hard. ‘U kunt zeggen wat u wilt, maar God bestaat écht niet. En ík heb altijd gelijk.’

‘Flikker hem de poort uit,’ zei God tegen Petrus. ‘Zo’n zuurbak wil ik helemaal niet in mijn Paradijs hebben.’

‘Waar stuur ik hem naartoe?’ vroeg Petrus.

‘Laat hem maar naar de maan gaan,’ zei God. Hij pakte zijn boek op en las verder.

‘Kom mee,’ zei Petrus.

‘Mag… mag… ik u nog wat vragen?’ vroeg Willem Frederik.

‘Nou ja, voor deze keer.’

‘Wat leest u daar?’

‘Een heel goed boek,’ zei God. ‘Het is geschreven door ene Willem Frederik Stermans. Het heet De tranen der acacia’s. Het is geweldig. Deze man is echt onsterfelijk.’

‘Dus toch!’ riep Willem Frederik uit. ‘Die Willem Frederik Stermans dat ben ík! Ik ben dus echt onsterfelijk.’

‘Jaag hem weg,’ zei God korzelig tegen Petrus. ‘Die vent is echt een beetje gek. Hij lijdt nog aan hoogmoedswaanzin ook. Hij zal ook wel denken dat hij Napoleon is. Schop hem de poort uit.’

‘Maar maar, ik ben écht Willem Frederik Stermans!’ riep Willem Frederik ontdaan.

‘Als je het écht bent, is het des te erger,’ zei God wat pinnig. ‘Dat een grote geest mijn bestaan ontkent, is onvergeeflijk.’

‘Maar als ik dan toch…,’ probeerde de schrijver zijn zielenheil te redden, en hij loerde naar de mooie engelen die in hun blootje onder een waterval stonden.

‘Ik heb nog groter geesten uit het Paradijs weggestuurd,’ zei God. ‘Lucifer. Die duivel voelde zich aan mij gelijk. Maar hij was niet eens zo’n groot zondaar als jij, die mijn bestaan gewoon ontkent. Verdwijn!’

Petrus pakte Willem Frederik bij de arm.

Ze liepen terug naar de hemelpoort.

Willem Frederik voelde al een beetje berouw, vooral toen een paar mooie serafijnen aan hem voorbijvlogen en hij de warme appeltaart rook die net was gebakken.

‘Als dit alles echt bestaat, is al mijn schrijven voor niets geweest,’ klaagde Willem Frederik. ‘En dat kan niet.’ Toen hij die woorden had uitgesproken, hervond hij zichzelf weer. Hij bleef bij zijn gelijk. Dit alles was fictie, een waan, zoals toen hij eens voor de gein LSD had genomen, samen met vriendje Sijmen Eksteroog. Droombeelden. Dit kón gewoon niet waar zijn! Basta!

Ze waren terug bij de poort.

‘Die kant op,’ zei Petrus.

Heel ver weg zag Willem Frederik de sikkel van de maan. Hij wist dat het daar koud en eenzaam was.

Petrus reikte hem een zonnestraal aan.

‘Nou, hou je vast. We zetten je af op de maan.’ Hij sloot de hemelpoort.

Met de snelheid van het licht vloog Willem Frederik door de ruimte. Even later plofte hij neer op de maan.

Hij keek om zich heen. Een kale steenvlakte. Maar wat was dat? Ha! Er stond een karretje. Dat hadden ruimtevaarders ooit achtergelaten.

Hij klom er in. Hij kon er net in zitten.

In een kastje vond hij een sterke kijker. Hij richtte hem naar de aarde. Tot zijn verbazing keek hij recht in het hart van zijn ooit zo geliefde én gehate Amsterdam.

 

Voor Adriaan en de anderen: het volledige verhaal vanaf hoofdstuk 1…..HIER…..


Hoofdstuk 26 – Maandag 19 april 2010 (vervolg dinsdag)

Adriaan en de anderen verschijnt op 7 mei 2010 bij Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, Aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90

E-mail: merelvandergracht X kempis.nl  ( X = @ )

kempis poetry magazine

More in: -Adriaan en de Anderen, Merel van der Gracht


Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (27)

Adriaan en de anderen

Een toekomstroman waarin de literatuur wordt gered

en het Huis van Oranje tot bloei komt

door Merel van der Gracht


zevenentwintig

Prins der letteren

Starend in de spiegel, zijn grijze haren ordenend, werd Adriaan opeens getroffen door een golf van melancholie. Door het verouderende gezicht heen, met de kortgeknipte haren en het kalende achterhoofd, zag hij het jonge gezicht met de beeldige krullen, dat hem zo beroemd had gemaakt bij moeders die hem als hun ideale schoonzoon hadden gezien en die op de koop toe hadden genomen dat hij homo was.

Hoe hadden de mensen altijd over hem gedacht? Welke wonderlijke eigenschappen hadden ze hem toegeschreven vanwege zijn mooie krullende haar? Waardoor was hij zo lang een prins der letteren geweest, hoewel de kramp in zijn vingers waarmee hij zijn boeken had geschreven in alle zinnen terug te vinden was? Was het terecht dat hij nooit tot de echte top van de literatuur was gerekend? Dat hij, na zo lang prins te zijn geweest, nooit de koning van de Nederlandse Letteren was geworden?

Hoe lang kon hij zichzelf recht in de ogen blijven kijken, zonder aan zichzelf te twijfelen? Meestal, als hij dit spelletje deed, en hij deed het al zijn leven lang, hield hij het niet meer dan een paar minuten vol. Langzaam afstand nemend van die ander in de spiegel, tot hij niet meer wist wie de persoon was die hij in de ogen keek. Dat was natuurlijk een spelletje dat ook anderen zouden spelen. Wie van de schrijvers en kunstenaars in zijn vriendenstal waren helemaal oprecht? Iedereen was toch wel eens bang voor zichzelf, net zoals hij nu een beetje bang was voor zijn eigen spiegelbeeld?

Hij besloot het nu langer vol te houden. Dit angstmoment moest hij overwinnen, om weer meer vertrouwen in zichzelf te krijgen. Om weer te worden als de jongen die over zijn toekomst droomde. Toen, in de jaren dat hij rondhuppelde als jong student, was hij echt zichzelf. Als hij weer zo kon zijn, dan werd hij weer gelukkig.

Maar ook nu lukte het hem weer niet om zichzelf lang in de ogen te kijken. Ook nu werd de ander een vijand, een spiegelbeeld met een eigen leven. Een onbekende.

De ander die hem aanstaarde was de golem die hem ooit zou wurgen.


Voor Adriaan en de anderen: het volledige verhaal vanaf hoofdstuk 1…..HIER…..


Hoofdstuk 27 – Dinsdag 20 april 2010 (vervolg woensdag)

Adriaan en de anderen verschijnt op 7 mei 2010 bij Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90

E-mail: merelvandergracht X kempis.nl  ( X = @ )

kempis poetry magazine

More in: -Adriaan en de Anderen, Merel van der Gracht


Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (28)

Adriaan en de anderen

Een toekomstroman waarin de literatuur wordt gered

en het Huis van Oranje tot bloei komt

door Merel van der Gracht

 

achtentwintig

Virtuele wereld

Naomi stond voor de spiegel en deed haar make-up. Vanavond zou ze er extra goed uitzien in haar paarse jurkje. Gelukkig had ze nog ergens paarse oorbellen liggen en de paarse lippenstift maakte het beeld perfect.

‘Je ziet eruit als de secretaresse van een kardinaal,’ zei Luud. ‘Jammer dat ik niet mee mag.’

‘Ja, jammer. Jammer ook dat nog steeds niemand ziet dat jij een genie bent.’

‘Mijn tijd komt weer,’ knarste Luud.

‘Maak je niet druk. Jij verdient goud aan de portretten van Maxima.’

‘Eens word ik een winnaar.’

‘Dat is knap gezegd. Er is wel eerst een revolutie voor nodig. Hoe lang duurt een dictatuur?’

‘Gemiddeld dertig jaar.’

‘Jan Mandarijn is pas vijf jaar aan de macht. Dan gaan we dus nog vijfentwintig jaar gebukt onder zijn regime.’

‘Dan ben ik dik honderd,’ schrok Luud. ‘Misschien zijn er dan geen fietsen meer.’

‘Nee?’

‘Als de ontwikkelingen zo doorgaan, dan kan iedereen thuisblijven. Dan kan iedereen altijd contact houden met iedereen, waar ook ter wereld.’

‘Komen de blikjes kattenvoer dan ook automatisch naar mij toe?’ vroeg Koosje.

‘Zeker. De zelfcontrolerende en de zelfdenkende koelkast bestelt zelf. Niemand hoeft nog de straat op. Alleen de bezorgers. Tot die ook niet meer hoeven. Dan wordt alles je huis binnengeblazen door de buizenpost.’

‘De wereld wordt wel heel erg anders,’ verzuchtte Naomi.

‘Precies. Een gevangenis. Elk woonhuis een cel. We hoeven nergens meer naartoe. Alles is altijd om ons heen. De hele wereld is virtueel. Alleen de werkelijkheid niet.’

‘Dan gaat dus niemand meer op reis?’

‘Nee, dat is niet meer nodig.’

‘En de vliegtuigen?’

‘Die worden afgeschaft.’

‘En de auto’s?’

‘Ook. Weg.’

‘Goh, dan wordt de wereld ook heel erg schoon,’ zei Naomi.

‘Juist,’ zei Luud. ‘Zelfs de melk in de koelkast is een kweek die in een bak water staat en almaar nieuwe melk produceert.’

‘Ik heb liever melk van de koe.’

‘Dan zijn er geen koeien meer. Alle voeding die je nodig hebt, zit in een paar pillen. Je hoeft alles alleen maar aan te lengen met water. In de waterleiding zitten alle stoffen die je nodig hebt om gezond te blijven, tot je honderd bent. Op je honderdste verjaardag sluiten ze de waterleiding bij je thuis af en dan ga je na een week dood. Je wordt door de buizenpost naar het crematorium gezogen en op de video worden je goede daden belicht door Jan Mandarijn persoonlijk. Alle woorden die hij spreekt zijn voor Jan en alleman hetzelfde. Niemand weet dan nog of het de echte Jan Mandarijn is en of hij nog leeft…’

‘Hou nou even je mond. Je daast door, zoals…’

‘De dokters maken uit wat je eet. En Mandarijn kan tegen de dokters zeggen dat ze die ene meneer wat meer van dit en een ander iemand wat meer van dat moeten geven.’

‘Zo erg?’ Naomi huiverde.

‘Dan kan hij iedereen drogeren. Hij zal stofjes in de pillen doen die de mensen tevreden en blij houden. Dat zal dan wel moeten, want iedereen is dan altijd alleen. De enige mens die ze nog zien, is de man die de voordeuren dichtmetselt, want niemand hoeft dan nog naar buiten.’

‘Wat eng,’ riep Naomi uit. ‘Je maakt me bang. Ik wil de straat op. Ik wil zelf de vogels zien en horen.’

‘Geen mens zal dat dan nog van je snappen. Weet je wat het met jou is? Je bent nog superjong maar toch ben je van vroeger. Jij denkt dat je alles zelf kunt.’

‘Jij dan niet?’

‘Ja, ik ook,’ zei Luud. ‘Wij zijn één ziel.’


Voor Adriaan en de anderen: het volledige verhaal vanaf hoofdstuk 1…..HIER…..

 

Hoofdstuk 28 – Woendag 21 april 2010 (vervolg donderdag)

Adriaan en de anderen verschijnt op 7 mei 2010 bij Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90

E-mail: merelvandergracht X kempis.nl  ( X = @ )

kempis poetry magazine

More in: -Adriaan en de Anderen, Merel van der Gracht


Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (29)

Adriaan en de anderen

Een toekomstroman waarin de literatuur wordt gered

en het Huis van Oranje tot bloei komt

door Merel van der Gracht

 

negenentwintig

Een nationaal monument

Twee schimmen liepen op het strand van Texel. De een was de gematerialiseerde geest van Jan Wolkmens, de eens zo aardige knuffelbeer der Nederlandse Letteren die in woorden kon beitelen en billen kon beschrijven alsof het goudmijnen waren. De geest van Jan, als mens reeds vele jaren heen, spookte af en toe nog rond op Texel, vooral tijdens stormachtige nachten als de wind loeide en Jan wakker werd uit een eeuwigdurende droom.

Bij hem was Theodorus Donderop, een van de laatstlevende kabouters van de Wadden. Jarenlang had hij een ondergronds bestaan geleid in de konijnenholen van het eiland Vlieland. Theodorus was uit zijn hol gekomen, omdat hij het vaderland wilde redden van gristenen en socialisten, maar ook omdat hij het tijd vond worden om weer aan de slag te gaan als uitgever van fatsoenlijke boeken. Hij was het zand in zijn oren zat.

Omdat Theodorus te klein was om in zijn eentje het land te redden, had hij de wind, altijd de bondgenoot van kabouters, gevraagd hem naar de schim van Jan te blazen. Zo was geschied. Uit het stof der aarde en het zout van de zee was Jan herrezen en nu trokken ze samen op.

‘Zijn hier nog lekkere wijven met dikke billen?’ vroeg Jan toen ze samen naar de branding liepen.

‘Jan, je bent hier nu niet om over wijven te praten, maar om het land te redden.’

‘Ik sta altijd klaar,’ riep Jan. ‘Zeg maar wat ik doen moet, kleine muis.’

‘Jan, ik ben geen muis, maar een gewaardeerde ex-uitgever. En wat jij doen moet, dat is iets wat jou echt onsterfelijk zal maken. We moeten het land redden van Jan Mandarijn.’

‘Die slager uit Oss?’

‘Ja, die. We moeten het volk oproepen om ten strijde te trekken tegen Mandarijn. Het moet een kruistocht worden, met jou als nationale knuffelbeer voorop.’

‘Ik doe mee!’

‘Kom op dan!’ riep Theodorus blij. ‘We reizen naar het vasteland.’

Jan Wolkmens en Theodorus Donderop duwden een sloepje van het strand de zee in, stapten aan boord en grepen de peddels.

‘Waarom gaan we niet met de veerboot naar het vasteland?’ vroeg Jan. ‘Daar is altijd jenever aan boord.’

‘Overal zijn spionnen van Mandarijn,’ zei Theodorus. ‘We moeten ze niet op ons spoor brengen. Als ze jou zien, komen we niet eens aan op het vasteland.’

‘Dit is wel afzien.’

‘Zo’n geweldige reis met zo’n groots doel, daar horen ontberingen bij.’ Theodorus spuwde in zijn handen. ‘Denk eens aan de lange mars van Mao.’

‘Ja, dat was geweldig,’ riep Jan uit. ‘Dat wil ik ook.’

‘Ik heb altijd gedroomd van een grootse taak,’ zei Theodorus Donderop. ‘Een taak als deze, dat we met een groeiend leger naar de hoofdstad trekken om het vaderland te redden van de dictatuur.’

‘En word ik dan de baas?’

‘Jij wordt een nationaal monument,’ zei Theodorus.

‘We hebben Barrie toch al. In het Vondelpark.’

‘Onze nationale poseur,’ zei Theodorus met afgrijzen. ‘Hij is vooral bekend vanwege zijn dure overhemden. Maar het volk wil jou. Een robuuste kerel, met schijt aan iedereen en alles.’

‘Ja ja, ik snap jou wel. Jou zien ze over het hoofd. Soms twijfel ik aan jouw ideeën, maar dit keer zie je het goed.’

‘Je zult zien, het komt allemaal goed, net als altijd,’ zei Theodorus.

‘Maar weet je, eigenlijk heb ik niemand meer nodig,’ zei Jan. ‘Ik wil eigenlijk alleen maar mijn Tsarina terug.’

 

Voor Adriaan en de anderen: het volledige verhaal vanaf hoofdstuk 1…..HIER…..


Hoofdstuk 29 – Donderdag 22 april 2010 (vervolg vrijdag)

Adriaan en de anderen verschijnt op 7 mei 2010 bij Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90

E-mail: merelvandergracht X kempis.nl  ( X = @ )

kempis poetry magazine 

More in: -Adriaan en de Anderen, Merel van der Gracht


Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (30)

Adriaan en de anderen

Een toekomstroman waarin de literatuur wordt gered

en het Huis van Oranje tot bloei komt

door Merel van der Gracht

 

dertig

Sprookjes voor kinderen

‘Hee hallo.’

Willem Frederik Stermans, in literaire kringen ook wel Willempie Zwavelzuur genoemd, keek op. Naast hem stond een kleine kobold.

‘Wie ben jij?’

‘Ik ben Mannetje Maan,’ zei de kleine man. ‘Zo noemen de kinderen die van me dromen me. Of Puk.’

‘Zo, dag Puk,’ zei Willem Frederik.

‘Wie ben jij?’ vroeg Puk.

‘Noem mij maar Muk,’ zei Willem Frederik een beetje grimmig.

‘Dan hoeven we alleen nog maar op zoek naar Moortje,’ zei Puk.

‘Ken jij de verhalen van Puk en Muk en Moortje ook?’ vroeg Willem Frederik wat verbaasd.

‘Jazeker. ‘s Nachts vliegen hier vaak kinderen rond. Die komen voorlezen. Ze vertellen me verhalen.’

‘Ook de romans van Willem Frederik Stermans?’

‘Nee. Ik heb geen oor voor boeken voor grote mensen. Die zijn me meestal te zuur. Vertel me, wat doe je op de maan? Het is al lang geleden dat hier volwassen mensen zijn geweest. Heb je wat misdaan dat God je naar de maan heeft verbannen?’

‘Die ouwe zak wilde dat ik erkende dat hij echt bestaat.’

‘Hij bestaat toch ook?’

‘Maar ik heb het altijd ontkend. Ik zal nooit toegeven dat ik me vergis, want ik vergis me nooit.’

‘Dan zou je dus aan God gelijk zijn,’ zei Puk.

‘Hoe kan ik gelijk zijn aan iemand die niet bestaat?’

‘Ik ben bang dat je lijdt aan een gebrek aan verbeelding.’

‘Kan niet,’ zei Willem Frederik ‘Ik heb twintig boeken geschreven. Dikke pillen. Bestsellers.’

‘Die lijken me dan uiterst saai.’

‘Ze zijn veel geroemd.’

‘Misschien door mensen zonder fantasie,’ zei Puk. ‘Geef mij maar sprookjes voor kinderen. Daarin vind je de diepste gedachten.’

‘Ik schreef juist voor professoren. Voor mensen met hersens.’

‘Vakidioten bedoel je. Jammer. Ik had liever gehad dat je me een sprookje kwam vertellen.’

‘Je wordt op je wenken bediend,’ zei Willem Frederik.

Inderdaad. Een meisje van een jaar of acht was van de aarde naar de maan gevlogen en dartelde wat rond.

‘Hee lieverd, wie ben jij?’

‘Ik ben prinses Ariane van Oranje,’ zei het kind.

‘Ben je aan het dromen?’ vroeg Puk.

‘Ik droom dat ik naar de maan vlieg en dat ik een verhaal vertel aan Mannetje Maan.’

‘Vertel maar op.’

‘Toen ik nog niet geboren was, was ik een vlinder,’ vertelde het wicht. ‘In mamma’s buik was alles heel mooi. Een grote tuin met bloemen. Altijd hoorde ik klop klop klop.’

De klop op de deur, van Ina Boudier-Bakker, bah, dat boek leest niemand meer,’ zei Willem Frederik zuur.

‘Stil,’ zei Mannetje Maan.

‘En toen ontdekte ik wat het was,’ vervolgde het meisje. ‘Het was het hart van mijn moeder. Doordat het klopte, bleef alles in beweging en groeide alles. Daarom was alles zo mooi.’

‘Een mooi sprookje,’ zei Puk.

‘Ik vind er niks aan,’ zei Willem Frederik. ‘Het zou pas wat zijn als ik het zelf had geschreven.’

‘Dat kan niet,’ zei Puk. ‘Alleen kinderen kunnen zoiets bedenken. Grote mensen als jij vinden dit zo kinderachtig dat ze het niet eens kúnnen bedenken. Maar ik weet zeker dat er geen mooiere sprookjes zijn dan die over moeders en kinderen.’

‘Ik vlieg weer terug naar mijn bed,’ zei Ariane. Ze gooide hun een paar kushandjes toe en vloog, als een vallende ster zo snel, terug naar de aarde.

‘Ontroerend,’ zei Puk en keek het prinsesje na. Hij zag hoe ze door een raam van het paleis op de Dam naar binnen vloog.

‘Zij is een dochter van Maxima.’

‘Mooi hè,’ zei Puk. ‘Alles wat de koningin-regentes aanraakt, verandert in goud. Zelfs haar kinderen hebben gouden harten.’

‘Je praat of je haar kent.’

‘Zeker ken ik haar. Toen ze zelf nog een kind was, vloog ze hier ook vaak rond en vertelde ze mij haar dromen.’

‘Heb je hier ook wel eens echte mensen ontmoet? Volwassenen?’

‘Lang geleden. Een paar maanwandelaars. Ze hebben dit karretje achtergelaten. Ik heb met ze gesproken.’

‘Daar hebben ze nooit iets over verteld.’

‘Logisch. Jullie aardmensen zouden gedacht hebben dat ze waren gaan dazen. Maar ik ben blij met dit karretje. En die kijker van hen is heel goed. Ik heb de wereld goed kunnen bestuderen.’

‘En wat vind je ervan?’

‘Ze maken er wel een zootje van,’ zei Puk. ‘Een paar honderd jaar geleden sloegen de mensen elkaar ook de koppen in, maar sinds er auto’s rijden en er vliegtuigen zijn, stoken ze de hele aardbol op. Je ziet het leven verzuren.’


Voor Adriaan en de anderen: het volledige verhaal vanaf hoofdstuk 1…..HIER…..


Hoofdstuk 30 – Vrijdag 23 april 2010 (vervolg maandag)

Adriaan en de anderen verschijnt op 7 mei 2010 bij Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90

E-mail: merelvandergracht X kempis.nl  ( X = @ )

kempis poetry magazine 

More in: -Adriaan en de Anderen, Merel van der Gracht


Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (31)

Adriaan en de anderen

Een toekomstroman waarin de literatuur wordt gered

en het Huis van Oranje tot bloei komt

door Merel van der Gracht

 

eenendertig

Een jonkvrouwe

Tjeepie vond zichzelf terug op de stoep in de buurt van het Concertgebouw. Haar hoofd maalde nog wat na. In gedachten was ze nog een beetje in Limburg.

De dingen van vroeger kwamen steeds vaker terug in haar hoofd. Als ze droomde over de bossen en de kastelen in haar Limburgse geboortedorp, voelde ze zich een jonkvrouwe en had ze er geen idee meer van wie ze werkelijk was: een oud vrouwtje dat leefde in een doos.

Soms, als ze helder was en erover nadacht, begreep ze dat ze de ontberingen alleen maar kon volhouden door die steeds langere droommomenten.

Ze trok zich op aan haar handkar. Bij het zien van de onverkochte afleveringen van het Tijdschrift voor Filosofie, met haar foto op de cover, was ze plots weer helemaal in het heden. Ze hervond zichzelf. Vooruit, niet dromen over vroeger, maar over de toekomst. Opeens wist ze het weer zeker: er wachtte haar nog een leven vol successen.


Voor Adriaan en de anderen: het volledige verhaal vanaf hoofdstuk 1…..HIER…..

Hoofdstuk 31 – Maandag 26 april 2010 (vervolg disndag)

Adriaan en de anderen verschijnt op 7 mei 2010 bij Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90

E-mail: merelvandergracht X kempis.nl  ( X = @ )

kempis poetry magazine 

More in: -Adriaan en de Anderen, Merel van der Gracht


Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (32)

Adriaan en de anderen

Een toekomstroman waarin de literatuur wordt gered

en het Huis van Oranje tot bloei komt

door Merel van der Gracht

 

tweeëndertig

Als een dochter

Nog voor achten stond de taxi voor Naomi’s deur te toeteren. Door Adriaan geregeld. Galant als hij was, hield hij het portier voor haar open. Hij had zich in een zwart zijden pak gestoken, met zilveren galons langs de broekspijpen, zodat hij eruit zag als een admiraal. En Deesje had een paarse strik om, waaraan een gouden medaille van het Heilig Hart bungelde. Ze glansde als nooit tevoren. Ze had haar haren ingevet met kiwi-hoogglanspoets en ze had een gouden knijpbrilletje op, wat haar een tegendraadse, intellectuele uitstraling gaf.

‘Mmm, chique,’ zei Adriaan bewonderend toen hij naast Naomi kwam zitten. Even voelde hij aan de zachte zijde. ‘Zo mooi paars. Ik heb altijd al geweten, Naomi, dat je smaak hebt. Keurig.’

‘Dank je,’ glunderde ze.

‘Daarom, om mijn smaak, heb je míj toch ook tot huispoes gekozen,’ zei Deesje die lui uitgestrekt op de hoedenplank lag.

‘Ja, jij hebt ook talent,’ zei Adriaan die de jaloerse ondertoon in haar stem had gehoord.

‘Fijn dat je me meeneemt.’ Naomi kuste zijn hand.

‘Een buitenkansje voor je. Je intrede in de echte wereld. Je zult zien: vanavond is het net als op het debutantenbal. De chique mensen brengen hun kinderen mee om ze te showen en te introduceren in hun netwerk.’

‘Jij brengt me in jouw wereld binnen alsof ik echt je dochter ben,’ zei Naomi met een brok in haar keel.

‘Zeker. Je bent mij als een dochter in de schoot gevallen. Ik heb er geen moment spijt van.’

Naomi herinnerde zich de dag dat ze Adriaan voor het eerst had gezien. Ze zat op het Atheneum van het Bisschoppelijk College in Roermond, waar in haar jeugd ook Tjeepie Paumen school was gegaan. Die dag ging ze helemaal naar Amsterdam om Adriaan te interviewen voor een spreekbeurt. Ze waren direct van elkaar gecharmeerd, de grijze, vaderlijke schrijver en het zestienjarige wicht.

Haar echte vader had ze nooit gekend. Haar moeder had zich nooit over hem uitgesproken, maar ze wist dat hij een hoge priester van het bisdom Roermond was. Hij zou nooit toegeven dat hij ‘het’ had gedaan met een meisje uit Marokko dat aan de Universiteit van Maastricht medicijnen studeerde. Nog voor haar bevalling was haar moeder getrouwd met een asielzoeker uit Somalië, maar die had zich snel uit de voeten gemaakt toen bleek dat het kind licht van tint was. Zo licht dat zijn Somalische vrienden zouden kunnen zien dat hij niet de echte vader was.

Naomi had een vader nooit gemist. Pas de ontmoeting met Adriaan had haar doen ervaren hoe prettig het was een vader te hebben, iemand bij wie ze haar hart kon uitstorten.

Adriaan had direct doorzien dat ze grote literaire talenten bezat en zij had serieuze belangstelling voor zijn werk: kortom, ze was precies de dochter die hij zich altijd had gewenst. Hij zorgde dat ze in Amsterdam kon gaan studeren en een appartementje kreeg in de flat waar ook zijn vrienden Luud en diens kater Koosje woonden. Een flatgebouw vol studententypen, verdoolde kunstenaars, verlopen schrijvers en andere intellectuelen.

Onderweg naar Krasnapolsky werd de taxi een paar maal gecontroleerd door agenten. Blijkbaar waren ze op zoek naar raddraaiers, maar één blik op het deftige gezelschap en vooral op de bekende kop van Adriaan was genoeg. Ze zagen meteen dat de paus en de koningin niets te vrezen hadden van dit tweetal en het snoezige poesje.

 

Voor Adriaan en de anderen: het volledige verhaal vanaf hoofdstuk 1…..HIER…..


Hoofdstuk 32 – dinsdag 27 april 2010 (vervolg woensdag)

Adriaan en de anderen verschijnt op 7 mei 2010 bij Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90\

E-mail: merelvandergracht X kempis.nl  ( X = @ )

kempis poetry magazine 

More in: -Adriaan en de Anderen, Merel van der Gracht


Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (33)

Adriaan en de anderen

Een toekomstroman waarin de literatuur wordt gered

en het Huis van Oranje tot bloei komt

door Merel van der Gracht

 

drieëndertig

Toen waren we jongens

Bij Kras liepen Adriaan en Naomi over de rode loper naar binnen, precies zoals dat vroeger ging bij het boekenbal, wanneer Adriaan, behorend tot de fine fleur van de Nederlandse Letteren, werd binnengeleid onder het stralende licht van tv-ploegen die het andere en nietige schrijversvolk vertrapten om de grootheden in beeld te krijgen.

Binnen was de sfeer aangepast aan het hoge bezoek. De hal was versierd met lichtgevende kruisbeelden en aan het plafond hingen honderden kerstengelen, geluidloos blazend op kristallen bazuinen. Er klonk plechtige kerkmuziek, soms overstemd door het gezoem van het Volendammer Mannenkoor, gestoken in hun oubollige klederdracht.

Paus Bodarius ontving de invités in de stemmige wintertuin van Kras. Gezeten in een pluchen zetel hield hij zijn gasten zijn beringde hand voor en liet hun zijn pauselijke ring kussen.

‘Adriaan, blij dat je gekomen bent,’ fluisterde Bodarius toen de bejaarde schrijver voor hem knielde en de ring kuste. ‘Weet je nog, onze gezellige avonden op De Kring, toen we ons dol dronken en niet meer wisten of het morgen of avond was?’

‘Vergeet niet de nachten dat we doorzakten in de Fiacre,’ fluisterde Adriaan zacht. ‘Met Theo Stok, Paultje Haan en Ron Verheen.’

‘Toen waren we jongens,’ fluisterde Bodarius.

‘En toen jij ging streaken in De Kring. De mensen hadden nog nooit zo’n mooie blote kont gezien.’

‘Foei,’ fluisterde Bodarius lachend. ‘Dit is geen taal voor een vriend van de paus. Let op dat niemand ons hoort. De gelovigen denken dat ik als kind altijd met de blote knieën op het zeil zat, voor het kruisbeeld.’

‘En dat je dan met een zweepje op je blote billen kreeg?’

‘Ik was ook maar een mens, Adriaan. Herken ik daar ons roomse poesje Deesje niet?’

Deesje gaf de paus een pootje.

‘Welkom Deesje,’ zei de paus. ‘Voor jou heb ik extra fijne kreeft en krab in huis gehaald. Ik weet nog dat je daar zo van hield.’

‘Ik snak ernaar,’ zei Deesje. ‘Adriaan geeft me alleen maar bonbons en flikken van extra bittere chocolade.’

‘Is hij nog steeds zo gulzig?’

‘Hij eet de bonbons per kilozak.’

De paus verschoof zijn aandacht naar Naomi.

‘En zij? Onze donkere schoonheid?’

‘Ik beschouw haar als mijn dochter,’ fluisterde Adriaan. ‘Ze is zomaar komen aanwaaien. Ze maakte een interview met me en kwam me uithoren. Ik heb het met haar getroffen. Net als met Deesje. Een stoeipoes en een dochter die veel van me houden, wat wil een man meer?’

‘Een andere man,’ floepte Bodarius eruit.

‘Naomi is een veelbelovende studente,’ zei Adriaan blozend.

‘Ze ziet er in ieder geval veelbelovend uit,’ zei Bodarius. ‘Alles perfect en op de goede plaats.’

Naomi boog, waarbij de paus een inkijk kreeg in haar frisse decolleté. Hij zag haar roze tepeltjes. Ze kuste zijn ring.

Bodarius zegende haar en monseigneur Everardus besprenkelde hen met wijwater dat een beetje naar rosé rook.

Door receptionisten in livrei werden ze weggeleid naar een zijzaal waar een paar honderd gasten, onder wie kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders en politici, al aanwezig waren en zich te goed deden aan een keur aan uitgelezen hapjes.

Verbaasd zag Adriaan dat ook Jan Mandarijn aanwezig was. Natuurlijk, hij moest wel. Niet omdat de paus de paus was, maar omdat hij ook aan het hoofd stond van de kerkelijke staat, moest de minister-president aanwezig zijn. Adriaan zag de verbeten trek op het gezicht van de kalende premier. Bodarius had hem fijntjes bij de poten.

Adriaan bemachtigde een tafeltje waarop een grote schaal bonbons prijkte. Een ongekende voorraad, zelfs voor hem.

Een ober bracht een schaaltje garnalen voor Deesje. Voor haar was de avond al geslaagd.

Adriaan vond het een feest dat de Bekende Nederlanders, alleen maar bekend vanwege hun bekend-zijn, niet waren uitgenodigd. De meeste aanwezigen waren boekenvreters, bijbelvorsers en filosofen. Bij een feest zag hij hen zelden nog, eigenlijk waren ze allemaal al lang door Mandarijn uitgerangeerd. Alleen bij een receptie die de ware aard van Mandarijn moest verbloemen, mochten ze opdraven, zodat Mandarijn kon laten zien hoe tolerant en cultureel hij was. De intellectuelen bevonden zich nu echt ‘onder ons’.

Hij zag de voormalige premiers Jan Peter Bakellende, Willem Sok, Ruud Blubbers en Dries Vannacht, enkele politici van het tweede garnituur die roomser waren dan de paus: Camiel Treurnicht en het onsterfelijke dametje Maria Hoefsmid, een levende mummie. Maar er waren, en dat verried de zo in cultuur geïnteresseerde paus, vooral schrijvers. Met, vooraanstaand, altijd in het oog van de camera, Beesje Hazelnoot, de Nobelprijswinnaar, en Belleke Noordkanaal, de krullenvrouw.

Nu de stemming informeler werd, liep de paus gezellig keuvelend rond. Hij wist zelfs een grapje te debiteren tegen Mandarijn en die moest daar hartelijk om lachen. Dat was het talent van Bodarius: hij wist zelfs zijn vijanden voor zich te winnen.

Allengs schoof Bodarius aan bij de gasten die zich rond Adriaan hadden verzameld, zoals de schrijvers van het tijdschrift Wij, nieuwe katholieken: Thomas Schoonzoon en Willem-Jan Otter die, mede door de drank, aan het filosoferen waren geslagen over de toekomst van de Kerk.

‘Het zijn mooie tijden voor het katholicisme,’ zei Bodarius die hun woorden opving. ‘De tegenkrachten hebben de wind tegen. Steeds meer mensen worden rooms of zijn weer rooms. Vooral onze intellectuelen.’

‘De onderdrukking was altijd in het voordeel van de Kerk,’ zei Adriaan. ‘Polen is nog nooit zo katholiek geweest als onder het communistisch bewind. Katholiek-zijn betekent: tegengas geven.’

‘Precies,’ glimlachte Bodarius fijntjes terwijl hij Naomi losjes door het haar streelde. ‘Jij Adriaan, jij bent toch ook tegen onderdrukking? Jij bent toch ook een overloper naar Rome?’

‘En jij, Thomas?’ vroeg Adriaan.

‘Ik heb het roomse in mijn genen,’ zei Thomas Schoonzoon. ‘Ik ben altijd rooms geweest, maar wel lichtvoetig.’

‘De Kerk moet de oude weg bewandelen,’ zei Deesje. ‘De Kerk moet zich langzaam aanpassen, zoals ze dat altijd gedaan heeft.’ Ze keek heel wijs door haar brilletje. ‘De Kerk is nergens uniform. Hier in Europa heeft ze toch ook alle feesten, zoals Kerstmis en Pasen, van de heidense bevolking overgenomen?’

‘Je bedoelt dat wij dichter moeten aanleunen tegen het socialisme van Mandarijn?’ zei Bodarius.

‘De Kerk heeft de gelovigen nooit anders gezien dan als een kudde schapen die geleid moet worden.’

‘Zo is het wel,’ gaf Bodarius toe, zijn arm om het middel van Naomi.

‘Precies zo denkt Mandarijn er ook over,’ zei Deesje. ‘Geef ze alles, zodat ze te lui worden om te denken en je hebt ze onder controle. Een volk dat brood en spelen heeft, zwijgt.’

‘Dus water bij de wijn?’ vroeg Bodarius.

‘Ja, zo,’ zei Deesje. ‘Niet bij de miswijn natuurlijk, want het moet een feest blijven om katholiek te zijn. Maar laat ze hun gang gaan. Tenslotte kunnen ze alles biechten. Hoe meer vrijheid je ze geeft en hoe dichter je ze, schijnbaar, betrekt bij de roomse club, hoe meer macht je over ze hebt.’

‘Feitelijk komt het erop neer dat je ze fijntjes laat weten dat ze de beest mogen uithangen,’ zei Adriaan. ‘Door de biecht komt toch alles weer goed en houden ze uitzicht op de hemel.’

‘Juist,’ zei Bodarius. ‘De Kerk houdt je altijd binnenboord. Zelfs al neuk je God in de gedaante van een ezel, zoals vroeger Droomkind schreef. Hij is niet als ketter op de brandstapel terechtgekomen, maar door de Kerk zelf als een halve heilige begraven.’

‘Een meesterlijke vondst van Droomkind, voor die tijd,’ zei Adriaan. ‘Het is vijftig jaar geleden, toen mocht alles, maar nu zullen de mensen het blasfemie en sodomie noemen.’

‘Interessanter is dat Mandarijn met zijn beleid de mensen onbedoeld naar de kerken drijft,’ zei Deesje. ‘Als hij ze tot één kudde heeft gevormd, hoef je, als paus, maar één ding meer in de aanbieding te hebben dan hij.’

‘Dat heb ik,’ zei Bodarius, terwijl hij Naomi op schoot probeerde te trekken. ‘Wíj hebben de hemel.’

Terwijl ze zo gezellig stonden te kletsen hoorden ze af en toe sirenes van politiewagens en hevige herrie op straat.

‘Wat mag dat lawaai toch zijn?’ vroeg Bodarius.

‘Het zijn de fundies,’ zei Adriaan. ‘Jonge gristenen uit Urk en van de Veluwe. En Brabanders en Volendammers. Ze zijn gewelddadig. Ze stichten brand en vallen andersdenkenden aan.’

‘Ik heb ze al eens mogen toespreken,’ zei Thomas. ‘Bijbelvaste jongeren. Mandarijn wordt er gek van omdat ze van Nederland een gristelijke staat willen maken.’

‘Is het gevaar eindelijk bezworen dat Nederland een islamitische staat wordt, met de sharia, dan krijg je dit weer,’ zei Adriaan.

‘Ben jij niet voor lijfstraffen?’ vroeg Bodarius.

‘Zweepjes wel, maar geen zwepen en afgehakte handen.’

‘Met jongeren zoals de fundies moeten de kerken blij zijn,’ zei Bodarius. ‘Maar hoe zijn ze zo fel geworden?’

‘Na de maatregelen van Mandarijn om het bijzonder onderwijs op te heffen en alle scholen openbaar te maken, sloeg de vlam in de pan bij de protestanten. Je gelooft het niet als je de fundies ziet. Ze lopen erbij als de provo’s van de jaren zestig, maar ze hebben totaal andere ideeën, geïnspireerd op de Statenbijbel.’

‘Houdt Mandarijn rekening met ze?’

‘Dat heeft hij lang gedaan,’ zei Thomas. ‘Zo lang hij hen nodig had. Nu slaat hij erop.’

‘Geweld mag je niet met geweld bestrijden,’ zei Bodarius. ‘Maar het beleid van Mandarijn is juist gunstig voor ons.’

‘Hoe bedoel je?’

‘Als de mensen genoeg hebben van het geweld van de rooien en als ze zien dat ook de gristenen gewelddadig zijn, lopen ze over naar ons. Van de kudde die hen onderdrukt naar de kudde die hun vrijheden geeft. Als wij nu de deuren van de kerk wijd open zetten, zijn ze met een netje te vangen.’

‘De katholieke fuik,’ zei Thomas. ‘Als je de ketenen iets minder hard in het vlees laat snijden, denken de roomse schapen dat ze vrij zijn.’

‘En verlost,’ vulde Adriaan aan.

‘Jeetje,’ lachte Bodarius. ‘Ik had niet verwacht dat mijn pauselijke reis naar Nederland zo vruchtbaar zou zijn.’

Ze goten kelkjes oranjebitter achterover, ter ere van de koningin-regentes, bij wie ze morgen te gast zouden zijn.

De drank hakte erin. De stemming werd losser.

‘Hoe is het met Tjeepie?’ vroeg Bodarius opeens.

‘Mis je haar?’ vroeg Adriaan verrast.

‘Ze was gezellig.’

‘Ze leeft op straat. Ze is aan lager wal geraakt.’

‘Het viel te voorspellen,’ zei Bodarius. ‘Tjeepie was altijd een drankorgel.’

‘Nou, dan was ze bij dit feestje precies op haar plaats geweest,’ zei Deesje.

‘En Movo?’ vroeg Bodarius. ‘Ik had hem toch ook uitgenodigd?’

‘Hij is helemaal daas,’ zei Adriaan. ‘Hij logeert bij het Leger des Heils.’

‘Als hij maar niet begint aan het herschrijven van de Bijbel,’ zei Bodarius. Hij sloeg van schrik een kruis.

‘Heeft hij al gedaan,’ zei Adriaan. ‘De Slegte is er bijna aan failliet gegaan.

 

Voor Adriaan en de anderen: het volledige verhaal vanaf hoofdstuk 1…..HIER…..

 

Hoofdstuk 33 – Woensdag 28 april 2010 (vervolg donderdag)

Adriaan en de anderen verschijnt op 7 mei 2010 bij Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90

E-mail: merelvandergracht X kempis.nl  ( X = @ )

kempis poetry magazine

More in: -Adriaan en de Anderen, Merel van der Gracht


Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (34)

Adriaan en de anderen

Een toekomstroman waarin de literatuur wordt gered

en het Huis van Oranje tot bloei komt

door Merel van der Gracht

 

vierendertig

Ik vergis me nooit

Barrie voelde zich eenzaam in het park. Koud en naakt onder zijn lauwerkrans, met alleen een paar veren, door voorbijgangers in zijn reet gestoken. Hij voelde zich nog naakter dan de Griekse god Hercules van wie hij zich een evenbeeld had aangemeten. Nu hij niet meer in het heden leefde, moest hij zijn geluk zien te vinden in het verleden. Dat was moeilijk voor hem. Hij was altijd een schrijver geweest die richting de toekomst wilde leven.

Barrie merkte dat iemand naar hem keek.

‘Ik ben het. Willem Frederik.’

Barrie herkende de zeikerige stem van Nederlands grootste zuurpruim en rilde.

‘Jij bent toch dood, Stermans?’

‘Jawel, maar ten dele,’ lachte Willem Frederik. ‘Zolang er schrijvers bang voor mij zijn, blijf ik onsterfelijk. Ik leef voort in vele geesten.’

‘Waar ben je?’

‘Op de maan.’

Barrie keek omhoog. Met zijn ruime blik, die hem zelfs in staat had gesteld om de hemel te ontdekken, ontwaarde hij Willem Frederik, in een ijzeren karretje, omringd door een vlakte vol stenen.

‘Wat doe je daar? Heb je een hulpscooter?’

‘Het is een ruimteding. God heeft me uit de hemel verbannen.’

‘God bestaat toch niet?’

‘Je zegt het,’ zei Willem Frederik ‘Ik heb er net nog met hem over gesproken, maar hij liet zich door mij niet overtuigen van het feit dat hij niet bestaat.’

‘Je hebt hem écht gesproken?’

‘Ja, maar Hij is het niet. God bestaat niet. Punt uit. Ik heb altijd gelijk. Dat moet God maar erkennen.’

‘Ik kan het niet volgen,’ zei Barrie. ‘Kun je niet gewoon toegeven dat je je hebt vergist.’

‘Ik vergis me nooit. En als ik me mocht vergissen, dan bestaat God in ieder geval niet voor mij. Het heelal is groot genoeg om ook buiten de hemel te kunnen voortleven. Als geest heb je niets nodig. Alleen boeken. Maar à propos, waarom ben jij niet in de hemel?’

‘Ik ben niet dood. Mijn lijf was sterfelijk, maar mijn ziel zit nog altijd in me. Heb je mijn boek De ontdekking van de hemel gelezen?’

Even bleef het stil. Het was een ontkenning.

‘Ik geef het toe,’ zei Barrie, ‘ik las jouw boeken ook nooit. Wij grote geesten hadden het altijd druk genoeg met onszelf.’

‘Ik heb altijd het meest verdiend aan de mensen die ik kapot schreef,’ grijnsde Willem Frederik. ‘Ze lazen mijn boeken om zich te ergeren. Al die weetwatten die zich professor noemen en die als halvegaren met petten en kwastjes door de universiteiten wandelen, dat soort lui.’

‘Nee, onder professoren was je niet geliefd.’

‘Het valt niet altijd mee, die eenzaamheid, hè,’ zei Willem Frederik.

‘Zo likt het volk je voeten en zo ben je vergeten,’ zei Barrie. ‘Maar ík niet, al schijten de duiven op mijn hoofd en groeit er mos op mijn kop.’

‘En op je lul ook.’

‘Mijn zijn’, noemde ik mijn edel deel vroeger,’ zei Barrie. ‘Toen ik nog leefde, had ik genoeg dametjes die mijn ballen wilden poetsen en die hun niet-zijn graag door mijn zijn wilden laten vullen. Nu lopen de knappe studentes Nederlands langs me heen zonder me te herkennen. Soms lachen ze.’

‘Ja, om je lul die recht vooruit staat, net als je onafscheidelijke pijp.’

‘Ik geef het toe, ik heb viagra gebruikt voordat ik in mijn blote kont model ging staan voor de beeldhouwer, die ik uit Griekenland had laten overkomen.’

‘Op de maan, zo helemaal alleen, is het ook niet alles,’ zei Willem Frederik. ‘Het enige voordeel van dit plekje is dat ik een goed uitzicht heb op de aarde.’

‘Zie je wat er in Amsterdam gebeurt?’

‘Alles. Met mijn observator zie ik elke steen in het plaveisel. Ik kan binnen kijken in Arti, in De Kring en in de Herenclub bij Joop Braaksel.’

‘Zie je ook bekenden?’

‘Levenden of doden? Die kunstenaarssociëteiten zijn opslagplaatsen van vergeten zielen. En de heren van de Herenclub die nog niet overleden zijn, dementeren. Interessanter is wat er op straat gebeurt.’

‘Ik hoor het tot hier. Een oproer, hè?’

‘Jij houdt daar toch van?’

‘Als het linkse rebellen zouden zijn,’ zei Barrie. ‘Maar voorbijgangers zeggen dat het een revolte van de oude orde is. Gristelijke fundamentalisten die van de biblebelt naar de stad zijn getrokken om alle andersdenkenden de harses in te slaan.’

‘Het is droevig,’ zei Willem Frederik. ‘Hadden wij ons vroeger maar beziggehouden met wezenlijke zaken in plaats van mekaar te bevechten op punten en komma’s. We hebben elkaar belachelijk gemaakt en daardoor zijn onze geschriften grotendeels vergeten.’

‘Die van jou wel,’ zei Barrie.

‘Kan-ie weer,’ zei Willem Frederik, die even aan het oog werd onttrokken door een zwarte wolk vol zuur water die voor de maan langs zeilde. ‘Ik heb toevallig van God zelf gehoord dat hij erg heeft genoten van De tranen der acacia’s.’

‘En God bestaat niet?’

‘Ach, misschien een beetje.’

‘Ik heb gehoord dat mensen van dat boek moesten huilen,’ zei Barrie. ‘Schreef je damesromans?’

‘Zie je, je begint weer,’ mopperde Willem Frederik ‘Nu wilde ik het goed maken, en dan begin jij me weer te beledigen.’

‘Ik kan niet liegen,’ zei Barrie. Hij rilde. Jammer dat Willem Frederik de waarheid nog steeds niet kon verdragen.

‘Krijg de klere!’ riep Willem Frederik met een stem die oversloeg van woede, een kwaadheid die Barrie als een bliksemschicht trof. Even leek zijn beeld in vuur en vlam te staan, maar het was de weerschijn van het vuurwerk dat een groep gristelijke fundies aan de poort van het Vondelpark had ontstoken.


Voor Adriaan en de anderen: het volledige verhaal vanaf hoofdstuk 1…..HIER…..


Hoofdstuk 34 – Donderdag 29 april 2010 (vervolg vrijdag)

Adriaan en de anderen verschijnt op 7 mei 2010 bij Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90

E-mail: merelvandergracht X kempis.nl  ( X = @ )

kempis poetry magazine

More in: -Adriaan en de Anderen, Merel van der Gracht


Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (35)

Adriaan en de anderen

Een toekomstroman waarin de literatuur wordt gered

en het Huis van Oranje tot bloei komt

door Merel van der Gracht

 

vijfendertig

Het volgende boek

Tegen tienen zochten de meeste zwervers hun bed op.

Movo liep naar de slaapzaal. Het was er wat fris. Hij besloot zijn overjas aan te houden en kroop onder de dekens.

Hij probeerde zijn gedachten te ordenen en alleen maar te denken aan het volgende boek dat hij wilde voltooien. Boven het plaveisel enkel glas, dat hij had gepland als appendix bij zijn meesterwerk Onder het plaveisel enkel hasj.

Zijn gedachten werden verstoord door kreten van waanzinnigen die, nog midden in het afkickproces, werden toegelaten tot de slaapzaal. Ontwenningsverschijnselen veroorzaakten huilbuien, hallucinaire praatjes en schreeuwpartijen.

Boven alles uit klonk de harde stem van Bartje Sjap, die onophoudelijk zijn grappigste gedichtjes reciteerde, met een ernst alsof zijn leven er vanaf hing. Movo begreep het wel: zijn leven lang had Bartje een schrijversleven gefingeerd. Het lachgrage literaire publiek van de grachtengordel was daar in gaan geloven, maar nu zijn rijmpjes op de literaire index waren geplaatst, geloofde alleen Bartje zelf er nog in.

Gelukkig deelde kolonel Groothart-Huizinga kalmerende pilletjes uit, zodat iedereen tien minuten later lag te slapen. Het was net of ze allemaal een klap met een moker hadden gehad.

Ook Movo kwam tot rust. Alle pagina’s die hij nog moest schrijven, dwarrelden door zijn hoofd en vielen in de grote kookpot boven het open vuur in de keuken van zijn grootmoeder in de Kempen.

Met de smaak van potazie in zijn mond en met een gelukzalige glimlach rond zijn lippen, viel Movo in slaap.

 

Voor Adriaan en de anderen: het volledige verhaal vanaf hoofdstuk 1…..HIER…..


Hoofdstuk 35 – Vrijdag 30 april 2010 (vervolg maandag)

Adriaan en de anderen verschijnt op 7 mei 2010 bij Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90

E-mail: merelvandergracht X kempis.nl  ( X = @ )

kempis poetry magazine 

More in: -Adriaan en de Anderen, Merel van der Gracht


Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (36)

Adriaan en de anderen

Een toekomstroman waarin de literatuur wordt gered

en het Huis van Oranje tot bloei komt

door Merel van der Gracht


zesendertig

In Amsterdam kon alles

Tjeepie trok haar kar door het Vondelpark, op zoek naar haar vaste slaapplek tussen de struiken.

Ze hoorde de knallen in de stad. Het leek wel oorlog.

Het verbaasde haar. Zo’n agressief lawaai kende ze niet. Ze wist wel dat er vroeger, in de jaren zestig, toen ze zelf nog veilig bij haar moeder in Limburg woonde, rellen en opstootjes waren geweest, maar toen was ze nog een naïef klein meisje dat altijd braaf wilde zijn en Wit Ratje werd genoemd, omdat ze zo klein bleef, hoewel ze alle lekkers uit de boterhamtrommeltjes van haar klasgenoten bietste. Ze had toen net zo’n jongensachtig rattenkopje als de Witte, de hoofdpersoon in de gelijknamige roman van Ernest Claes, de favoriete schrijver van haar moeder.

Later hadden Luud en Barrie haar over de revolte verteld, aan de biertap van café De Kwelling, toen ze daar als werkstudentje de glazen vulde van de heren schrijvers. De opstand van de provo’s, een beweging van jongelui die het keurslijf van de nette burgermaatschappij beu waren en er met happenings geweldloos tegen protesteerden.

Luud was er nog altijd trots op. Voor hem was het een teleurstelling dat onder de ministers-presidenten Blubbers, Sok en Bakellende de klok was teruggedraaid naar de jaren vijftig en dat die hele fluwelen revolutie van toen niets meer had opgeleverd dan nog meer bloot en porno op de Wallen en darkrooms in de cafés in de binnenstad.

Het lawaai wekte haar nieuwsgierigheid. Haar bloed ging er sneller van stromen.

Ze verborg haar kar tussen de struiken en liep het park uit.

‘Weet jij wat er aan de hand is?’ vroeg Barrie toen Tjeepie zijn beeltenis passeerde. ‘Is er oorlog?’

‘Jeen idee. Ik ja een kijkje nemen. Straks zal ik je alles vertellen.’

‘Misschien is Roel van Puin met zijn linkse bende weer bezig,’ zei Barrie.

‘Roel die tejenwoordij boekjes sjrijft over besjilderde Jrunningse klompen en dakpannen?’

‘Ja, hij. Als de geschiedenis was gelopen zoals die had moeten lopen, was Roel al tien jaar president en koning tegelijk.’

‘Hij was toj tejen het koningshuis?’

‘Tegen de Oranjes, maar niet tegen sprookjes.’

‘Jij hoorde toj ook bij die linkse bende,’ zei Tjeepie. ‘Jij was toj ook projressief?’

‘Ik heb de echte slag gemist,’ zei Barrie. ‘Ik was in die jaren al net iets te oud om links te zijn. Mijn wilde haren waren er al af. Toen had ik al die toupet met lokken. Maar het is waar, ik had erbij moeten horen. Net als Sartre, die meedeed toen de studenten in Parijs in opstand kwamen. Ik heb de boot gemist. Het zat niet in mijn aard me te manifesteren tussen het plebs. Daarom heb ik mezelf later maar uitgeroepen tot de ideoloog van pro-provo. Dat was chique.’

‘Je had het allemaal kunnen noteren,’ zei Tjeepie. ‘De sjrijver is de verslajjever van zijn tijd.’

‘Juist in die jaren had ik het erg druk,’ zei Barrie. ‘De vrije liefde, weet je. Die kwam net op. Al die meisjes die scripties over mijn boeken schreven. Burgerprinsesjes. Ik heb ze allemaal ontmaagd. Ze wilden het graag. Het was een mooie tijd.’

‘Je zou er nu voor in de jevanjenis komen.’

‘De wereld was toen vrij. In Amsterdam kon alles. Ik heb geprofiteerd van de vrijheid die ik als pro-provo met mijn eigen boeken had opgeroepen. Bovendien moet een schrijver niet alleen ideeën zaaien, maar een man met een grote geest moet ook oogsten, en zich voortplanten bovendien.’

‘Je hebt heel wat alimentatie betaald, hè.’

‘Jammer dat mijn kinderen zich niet hebben ontpopt tot grote geesten. Ik had moeten wachten. Als ik tien jaar jonger was geweest, had ik me laten klonen. Dan weet je wat je krijgt. Kinderen die je samen met een vrouw hebt, krijgen helaas ook de genen van die vrouw. Dan is het maar afwachten.’

‘Zo kan hij wel weer,’ zei Tjeepie.

Ze slofte het park uit.

Bij de poort zag ze het peloton ME-ers dat in slagorde naar het Leidseplein trok. Gehelmde mannen, de koppen beschermd door schilden, hun laarzen stampend op de keien.

Gedreven door haar nieuwsgierigheid liep Tjeepie er achteraan, hoogst benieuwd naar de oorzaak van het oproer. Had Ajax verloren?

Bij de schouwburg zag ze het al. Groepen gristelijke fundies, makkelijk te herkennen aan het kruis op hun borst, hadden barricades opgeworpen van omgekiepte auto’s. Ze braken bakstenen tussen de tramrails uit en bekogelden de politie ermee. Ramen en straatlampen sneuvelden. Keiharde muziek schalde door de straat: een versneld gedraaide cd van het Urker Mannenkoor, klanken die de jongeren enorm ophitsten.

De ME-ers trokken op achter hun schilden, dwars door de stenenregen, en sloegen de fundies die ze te pakken kregen de politiebusjes in.

Verbijsterd keek Tjeepie naar de gevechten. Kon het zijn dat er oorlog was in een stad waar zij zoveel van hield? Nee. Het moest allemaal één groot misverstand zijn.

‘Ik zal soep voor jullie koken!’ riep ze bezwerend naar de strijdende partijen. Niemand hoorde haar.

Langzaam trok de Mobiele Eenheid op en veegde de Damstraat schoon.

De indrukken die door Tjeepies hoofd spookten, maakten de schrijfster in haar wakker. De woorden dwarrelden door haar geest. Dit was het moment waarop ze blijkbaar had moeten wachten: het moment dat haar schrijfader openging.

‘Rot op,’ siste een politieman tegen haar.

Tjeepie hoorde het niet. Als in trance kwam ze terecht tussen de vechtende partijen. De stenen vlogen haar om de oren.

Een klap op haar schouder. Ah! Dat deed pijn.

Een van de fundies trok haar mee, achter een muurtje. Een fundiemeisje onderzocht haar schouder. Gelukkig, niet meer dan een opkomende bult. Het meisje plakte er een pleister op.

‘Jullie zijn lief,’ zei Tjeepie, die warm werd van het gevoel dat er iemand voor haar zorgde. Direct waren haar negatieve gedachten over de fundies verdwenen. Vanaf nu zou ze er graag bij willen horen, bij deze groep positief ingestelde jongeren, die zelfs respect toonden voor een oudere, in het leven verdwaalde vrouw.

‘Ik doe mee,’ zei ze ferm. Haar bloed begon te koken. De kick! Opeens begreep ze dat ze moest vechten voor de goede zaak.

Ze nam een steen in de hand en gooide.

Naast haar stond Tinus uit Urk, gewoonlijk Turk genoemd. Ze herkende hem van krantenfoto’s.

‘Goed zo, dame,’ zei Turk goedkeurend.

Flitsen. Een paar persfotografen hadden het vechtende oude vrouwtje gezien en fotografeerden haar uitvoerig.

Tjeepie straalde. Voor het oog van de camera had ze altijd geglorieerd. Ze was een tijd uit de schijnwerpers geweest, maar ze wist dat de leegte nu voorbij was. Het voelde goed.

De jongeren rond haar brulden goedkeurend. Onverwacht hadden ze een nieuwe mascotte: een oud vrouwtje in vodden, dat net als Miss France op de barricaden stond. Een nieuwe kenau.

Een paar fundies namen haar op de schouders en droegen haar rond.

Ze hoopte dat Bodarius het zou zien. Zij, als een protesterende Madonna, voorop in de strijd met de gristelijke fundies.

Zij, die wonderen herkende sinds ze ooit een nacht het bed had gedeeld met de befaamde journalist Ikke Mij, die honderden boeken had besproken waarvan hij alleen de flapteksten had gelezen. Hij had haar eerste boek bij alle omroepen en bladen gepusht, en zo was ze na een dampende nacht een ster geworden. De kluizenares van het Vondelpark werd door die ene steen naar de politie te gooien een voorbeeld voor alle gristelijke Nederlanders.

Ze wist het: je moest niet altijd alles voor lief nemen, maar als de tijd gekomen was, moest je van je afslaan. Wat voelde dat lekker, een steen in je hand. Het was net zoiets als een driftig geschreven pamflet over de hogere waarden van literatuur, zoals haar boekje Het ongeluk van de eenzaamheid.

 

Hoofdstuk 36 – Maandag 3 mei 2010 (vervolg dinsdag)

Adriaan en de anderen verschijnt op 7 mei 2010 bij Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90

E-mail: merelvandergracht X kempis.nl  ( X = @ )

kempis poetry magazine 

More in: -Adriaan en de Anderen, Merel van der Gracht


Older Entries »« Newer Entries

Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature