Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (43)
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman
waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
drieënveertig
De feestvierders trokken zich weinig aan van de herrie buiten. In Amsterdam was altijd wel wat.
Hun gesprekken bereikten een hoog peil.
‘De Kerk propageert de liefde,’ zei Bodarius, bijna met een brok in zijn keel van ontroering.
‘Echte liefde is eigenliefde,’ antwoordde Adriaan. ‘Als je toegeeft aan de liefde voor jezelf, ben je ook goed voor de anderen.’
‘Juist,’ zei Bodarius. ‘Ik hou in de eerste plaats van mezelf.’
Het feest liep ten einde. Een paar feestvierders waren zo dronken dat ze vergaten in welk voornaam gezelschap ze zich bevonden. Ze zaten aan elkaar te plukken. Naomi had inmiddels meer bekijks dan de paus en moest enkele op het oog nette heren, de ministers van Zuiderzeewerken en van Sport en Volksontwikkeling, flink op hun vingers tikken.
Bodarius nam afscheid van zijn vrienden.
‘We zien mekaar morgen weer,’ beloofde Zijne Heiligheid.
‘Ik wacht op uw telefoontje.’ Adriaan zocht zijn jas.
Bij de balie kregen de gasten te horen dat er vanwege wanordelijkheden in de stad geen taxi’s reden. Gasten van ver werden kamers in Kras aangeboden, maar Adriaan wilde niet blijven. Hij was gehecht aan zijn eigen waterbed, gevuld met wijwater. Het hielp tegen reumatiek en de pourremetatorziekte, een vorm van geheugenverlies, waaraan veel schrijvers leden. Ze vergaten, gewild of ongewild, hele delen uit hun schrijversleven. Een kwelling voor schrijvers die tijdens de dictatuur hun rug recht probeerden te houden.
Het was al lang na middernacht toen Adriaan, Thomas, Naomi en Deesje het hotel verlieten.
Ze geloofden hun ogen niet. De Dam was bezet door de knuppelaars van de Mobiele Eenheid.
Zich zo onzichtbaar mogelijk makend voor de politie, slopen ze naar het Rokin, Deesje wat bangelijk op Adriaans schouder. De agenten deden of ze hen niet zagen, maar hadden wel blikken over voor Naomi.
Op het Rokin nam Thomas afscheid. Hij nodigde Adriaan uit om, als de tijden het weer zouden toelaten, een potje met hem te biljarten in Arti et Amicitiae, de sociëteit voor bejaarde heren van stand.
‘Ga jij maar met ons mee naar huis, Naomi,’ zei Adriaan. ‘Hoe korter de weg, hoe veiliger.’
Ver van de Dam was het straatbeeld wat rustiger, maar bij het Rembrandtplein schrokken ze van het konvooi tanks dat hen in tegenovergestelde richting passeerde en vele militairen die de veiligheid van de koningin-regentes tijdens haar rondrit door de stad moesten garanderen.
‘Morgen wordt het een bloedbad,’ zei Adriaan en sloeg een kruis.
‘Zielig voor Bodarius,’ zei Deesje. ‘Kras ligt precies in de vuurlijn.’
‘Ze zullen toch wel rekening met hem houden. Een paus, een staatshoofd, hem mag niets gebeuren.’
‘Precies daarom denk ik dat ze die tanks sturen,’ zei Deesje. ‘Om de paus te ontzetten. Als die fundies het in hun gristelijke koppen krijgen, roken ze de paus ook nog uit en hakken ze hem zijn kop af. Dan zijn ze hun oudste vijand alvast kwijt.’
‘Heilige Geest, spaar onze paus,’ bad Adriaan. ‘Hij is te jong en nog te kort paus om nu al te moeten sterven.’
‘Amen,’ zei Deesje. Ze keek omhoog. De sterren waren nog nooit zo ver weg geweest.
‘We leven in helse tijden,’ zei Adriaan.
‘Dat dacht je maar,’ zei Naomi. ‘Altijd botsen de meningen en proberen de mensen het gelijk aan hun kant te krijgen. Dat heb ik in de colleges geschiedenis wel geleerd. Er is alleen maar vrede als alle strijdende groepen te zwak zijn om het van elkaar te winnen.’
‘Zou kunnen,’ zei Adriaan. ‘Ik weet het niet. Ik ben nooit zwak.’
‘Mensen zijn mensenhaters,’ zei Deesje. ‘Ze zullen nooit ophouden elkaar te bestrijden. En het gaat alleen maar om theorieën. De stelligheid waarmee ze beweren dat God bestaat en wie Hij is en waarom Hij precies in hun straatje past en waarom Hij altijd juist hén beschermt en de anderen laat doodknuppelen. Zo staat het in het Oude Testament. In letters die in zand zijn geschreven en door de wind zijn verwaaid, vinden ze hun gelijk.’
‘Heeft Mandarijn het dan toch bij het juiste eind?’
‘Hij heeft hetzelfde gelijk als de religies,’ zei Naomi. ‘Die zijn uitgevonden door koningen en keizers om de mensen in bedwang te houden. De Romeinse keizer die het christendom invoerde, deed dat ook omdat hij zag dat hij zijn macht aan het verspelen was. Mensen die je het eeuwige leven belooft, kun je makkelijker onderdrukken.’
‘Leren jullie dat tegenwoordig op de universiteit?’ vroeg Adriaan.
‘Leerden jullie vroeger dan wat anders?’ vroeg Naomi. ‘De Holocaust, de koloniale oorlogen, daar heb jij toch zelf over geschreven?’
‘Het is waar,’ zei Adriaan, ‘maar het is vreselijk om het uit de mond van een zo jong iemand te horen. Hoe moet het met de toekomst?’
‘Dat kan reuze meevallen,’ zei Naomi, terwijl ze een colablikje voor zich uittrapte, wat een fel geluid in de straat veroorzaakte. ‘Ik ben er niet zo negatief over als Deesje. Als je het mij vraagt, staat de mensheid pas aan het begin van haar ontwikkeling. Er zijn nog miljoenen jaren nodig om onze hersens te laten evolueren, om mensen te worden die echt beschaafd zijn. Trouwens, iets anders, had Bodarius Tjeepie niet moeten vragen voor het feestje?’
‘Het was niet mogelijk geweest, in de staat waarin zij verkeert,’ zei Adriaan. ‘Ze leeft al jaren buiten. Ze ruikt naar aarde.’
‘Ze is wel heel vreemd geworden,’ gaf Naomi toe.
Ze gingen Adriaans huis binnen. Deesje sprong voor hen uit.
Binnen bleven ze nog een paar uur doorpraten, bij het genot van kersenbonbons, gesopt in glaasjes armagnac. Zachtjes praatten ze over de dingen des levens. De liefde. Voortplanting. De dood. Religie. De honger in de wereld. Multivitamines tegen rimpels. Franse kaas. Precies de onderwerpen waar intellectuelen altijd over spraken als ze dronken waren.
In huis was het zo stil dat ze een eenzame rat aan de plinten hoorden knagen. Was het Oek die op bezoek wilde komen? Of een van zijn nieuwsgierige nakomelingen? En ze hoorden een licht gepiep. Maar dat geluid kenden ze. Het was de ademhaling van de slapende schrijfster Mallotte Puntmuts, dichtbij, aan de andere kant van de muur, maar toch heel ver weg.
Hoofdstuk 43 – Woensdag 10 november 2010 (vervolg donderdag)
Adriaan en de anderen: Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis.nl = kempis poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen