Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (29)
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
negenentwintig
Een nationaal monument
Twee schimmen liepen op het strand van Texel. De een was de gematerialiseerde geest van Jan Wolkmens, de eens zo aardige knuffelbeer der Nederlandse Letteren die in woorden kon beitelen en billen kon beschrijven alsof het goudmijnen waren. De geest van Jan, als mens reeds vele jaren heen, spookte af en toe nog rond op Texel, vooral tijdens stormachtige nachten als de wind loeide en Jan wakker werd uit een eeuwigdurende droom.
Bij hem was Theodorus Donderop, een van de laatstlevende kabouters van de Wadden. Jarenlang had hij een ondergronds bestaan geleid in de konijnenholen van het eiland Vlieland. Theodorus was uit zijn hol gekomen, omdat hij het vaderland wilde redden van gristenen en socialisten, maar ook omdat hij het tijd vond worden om weer aan de slag te gaan als uitgever van fatsoenlijke boeken. Hij was het zand in zijn oren zat.
Omdat Theodorus te klein was om in zijn eentje het land te redden, had hij de wind, altijd de bondgenoot van kabouters, gevraagd hem naar de schim van Jan te blazen. Zo was geschied. Uit het stof der aarde en het zout van de zee was Jan herrezen en nu trokken ze samen op.
‘Zijn hier nog lekkere wijven met dikke billen?’ vroeg Jan toen ze samen naar de branding liepen.
‘Jan, je bent hier nu niet om over wijven te praten, maar om het land te redden.’
‘Ik sta altijd klaar,’ riep Jan. ‘Zeg maar wat ik doen moet, kleine muis.’
‘Jan, ik ben geen muis, maar een gewaardeerde ex-uitgever. En wat jij doen moet, dat is iets wat jou echt onsterfelijk zal maken. We moeten het land redden van Jan Mandarijn.’
‘Die slager uit Oss?’
‘Ja, die. We moeten het volk oproepen om ten strijde te trekken tegen Mandarijn. Het moet een kruistocht worden, met jou als nationale knuffelbeer voorop.’
‘Ik doe mee!’
‘Kom op dan!’ riep Theodorus blij. ‘We reizen naar het vasteland.’
Jan Wolkmens en Theodorus Donderop duwden een sloepje van het strand de zee in, stapten aan boord en grepen de peddels.
‘Waarom gaan we niet met de veerboot naar het vasteland?’ vroeg Jan. ‘Daar is altijd jenever aan boord.’
‘Overal zijn spionnen van Mandarijn,’ zei Theodorus. ‘We moeten ze niet op ons spoor brengen. Als ze jou zien, komen we niet eens aan op het vasteland.’
‘Dit is wel afzien.’
‘Zo’n geweldige reis met zo’n groots doel, daar horen ontberingen bij.’ Theodorus spuwde in zijn handen. ‘Denk eens aan de lange mars van Mao.’
‘Ja, dat was geweldig,’ riep Jan uit. ‘Dat wil ik ook.’
‘Ik heb altijd gedroomd van een grootse taak,’ zei Theodorus Donderop. ‘Een taak als deze, dat we met een groeiend leger naar de hoofdstad trekken om het vaderland te redden van de dictatuur.’
‘En word ik dan de baas?’
‘Jij wordt een nationaal monument,’ zei Theodorus.
‘We hebben Barrie toch al. In het Vondelpark.’
‘Onze nationale poseur,’ zei Theodorus met afgrijzen. ‘Hij is vooral bekend vanwege zijn dure overhemden. Maar het volk wil jou. Een robuuste kerel, met schijt aan iedereen en alles.’
‘Ja ja, ik snap jou wel. Jou zien ze over het hoofd. Soms twijfel ik aan jouw ideeën, maar dit keer zie je het goed.’
‘Je zult zien, het komt allemaal goed, net als altijd,’ zei Theodorus.
‘Maar weet je, eigenlijk heb ik niemand meer nodig,’ zei Jan. ‘Ik wil eigenlijk alleen maar mijn Tsarina terug.’
Voor Adriaan en de anderen: het volledige verhaal vanaf hoofdstuk 1…..HIER…..
Hoofdstuk 29 – Donderdag 22 april 2010 (vervolg vrijdag)
Adriaan en de anderen verschijnt op 7 mei 2010 bij Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen, Merel van der Gracht