Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (34)
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
vierendertig
Ik vergis me nooit
Barrie voelde zich eenzaam in het park. Koud en naakt onder zijn lauwerkrans, met alleen een paar veren, door voorbijgangers in zijn reet gestoken. Hij voelde zich nog naakter dan de Griekse god Hercules van wie hij zich een evenbeeld had aangemeten. Nu hij niet meer in het heden leefde, moest hij zijn geluk zien te vinden in het verleden. Dat was moeilijk voor hem. Hij was altijd een schrijver geweest die richting de toekomst wilde leven.
Barrie merkte dat iemand naar hem keek.
‘Ik ben het. Willem Frederik.’
Barrie herkende de zeikerige stem van Nederlands grootste zuurpruim en rilde.
‘Jij bent toch dood, Stermans?’
‘Jawel, maar ten dele,’ lachte Willem Frederik. ‘Zolang er schrijvers bang voor mij zijn, blijf ik onsterfelijk. Ik leef voort in vele geesten.’
‘Waar ben je?’
‘Op de maan.’
Barrie keek omhoog. Met zijn ruime blik, die hem zelfs in staat had gesteld om de hemel te ontdekken, ontwaarde hij Willem Frederik, in een ijzeren karretje, omringd door een vlakte vol stenen.
‘Wat doe je daar? Heb je een hulpscooter?’
‘Het is een ruimteding. God heeft me uit de hemel verbannen.’
‘God bestaat toch niet?’
‘Je zegt het,’ zei Willem Frederik ‘Ik heb er net nog met hem over gesproken, maar hij liet zich door mij niet overtuigen van het feit dat hij niet bestaat.’
‘Je hebt hem écht gesproken?’
‘Ja, maar Hij is het niet. God bestaat niet. Punt uit. Ik heb altijd gelijk. Dat moet God maar erkennen.’
‘Ik kan het niet volgen,’ zei Barrie. ‘Kun je niet gewoon toegeven dat je je hebt vergist.’
‘Ik vergis me nooit. En als ik me mocht vergissen, dan bestaat God in ieder geval niet voor mij. Het heelal is groot genoeg om ook buiten de hemel te kunnen voortleven. Als geest heb je niets nodig. Alleen boeken. Maar à propos, waarom ben jij niet in de hemel?’
‘Ik ben niet dood. Mijn lijf was sterfelijk, maar mijn ziel zit nog altijd in me. Heb je mijn boek De ontdekking van de hemel gelezen?’
Even bleef het stil. Het was een ontkenning.
‘Ik geef het toe,’ zei Barrie, ‘ik las jouw boeken ook nooit. Wij grote geesten hadden het altijd druk genoeg met onszelf.’
‘Ik heb altijd het meest verdiend aan de mensen die ik kapot schreef,’ grijnsde Willem Frederik. ‘Ze lazen mijn boeken om zich te ergeren. Al die weetwatten die zich professor noemen en die als halvegaren met petten en kwastjes door de universiteiten wandelen, dat soort lui.’
‘Nee, onder professoren was je niet geliefd.’
‘Het valt niet altijd mee, die eenzaamheid, hè,’ zei Willem Frederik.
‘Zo likt het volk je voeten en zo ben je vergeten,’ zei Barrie. ‘Maar ík niet, al schijten de duiven op mijn hoofd en groeit er mos op mijn kop.’
‘En op je lul ook.’
‘Mijn zijn’, noemde ik mijn edel deel vroeger,’ zei Barrie. ‘Toen ik nog leefde, had ik genoeg dametjes die mijn ballen wilden poetsen en die hun niet-zijn graag door mijn zijn wilden laten vullen. Nu lopen de knappe studentes Nederlands langs me heen zonder me te herkennen. Soms lachen ze.’
‘Ja, om je lul die recht vooruit staat, net als je onafscheidelijke pijp.’
‘Ik geef het toe, ik heb viagra gebruikt voordat ik in mijn blote kont model ging staan voor de beeldhouwer, die ik uit Griekenland had laten overkomen.’
‘Op de maan, zo helemaal alleen, is het ook niet alles,’ zei Willem Frederik. ‘Het enige voordeel van dit plekje is dat ik een goed uitzicht heb op de aarde.’
‘Zie je wat er in Amsterdam gebeurt?’
‘Alles. Met mijn observator zie ik elke steen in het plaveisel. Ik kan binnen kijken in Arti, in De Kring en in de Herenclub bij Joop Braaksel.’
‘Zie je ook bekenden?’
‘Levenden of doden? Die kunstenaarssociëteiten zijn opslagplaatsen van vergeten zielen. En de heren van de Herenclub die nog niet overleden zijn, dementeren. Interessanter is wat er op straat gebeurt.’
‘Ik hoor het tot hier. Een oproer, hè?’
‘Jij houdt daar toch van?’
‘Als het linkse rebellen zouden zijn,’ zei Barrie. ‘Maar voorbijgangers zeggen dat het een revolte van de oude orde is. Gristelijke fundamentalisten die van de biblebelt naar de stad zijn getrokken om alle andersdenkenden de harses in te slaan.’
‘Het is droevig,’ zei Willem Frederik. ‘Hadden wij ons vroeger maar beziggehouden met wezenlijke zaken in plaats van mekaar te bevechten op punten en komma’s. We hebben elkaar belachelijk gemaakt en daardoor zijn onze geschriften grotendeels vergeten.’
‘Die van jou wel,’ zei Barrie.
‘Kan-ie weer,’ zei Willem Frederik, die even aan het oog werd onttrokken door een zwarte wolk vol zuur water die voor de maan langs zeilde. ‘Ik heb toevallig van God zelf gehoord dat hij erg heeft genoten van De tranen der acacia’s.’
‘En God bestaat niet?’
‘Ach, misschien een beetje.’
‘Ik heb gehoord dat mensen van dat boek moesten huilen,’ zei Barrie. ‘Schreef je damesromans?’
‘Zie je, je begint weer,’ mopperde Willem Frederik ‘Nu wilde ik het goed maken, en dan begin jij me weer te beledigen.’
‘Ik kan niet liegen,’ zei Barrie. Hij rilde. Jammer dat Willem Frederik de waarheid nog steeds niet kon verdragen.
‘Krijg de klere!’ riep Willem Frederik met een stem die oversloeg van woede, een kwaadheid die Barrie als een bliksemschicht trof. Even leek zijn beeld in vuur en vlam te staan, maar het was de weerschijn van het vuurwerk dat een groep gristelijke fundies aan de poort van het Vondelpark had ontstoken.
Voor Adriaan en de anderen: het volledige verhaal vanaf hoofdstuk 1…..HIER…..
Hoofdstuk 34 – Donderdag 29 april 2010 (vervolg vrijdag)
Adriaan en de anderen verschijnt op 7 mei 2010 bij Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen, Merel van der Gracht