Or see the index
Wedstrijden. Altijd wedstrijden. Later deed Mels wedstrijden met zijn kind. Zie jij wat ik zie? Ze maakten eindeloze tochten. Toen Marjan nog klein was, wilde ze naar de horizon lopen. Steeds opnieuw, vooral als een hevige bui een regenboog in de lucht tekende, de kleuren pakkend van de zon.
Maar de weg naar de horizon was altijd versperd. Een rivier. Spoorrails. Een onneembare omheining. Schrikdraad rond een weiland, die je een doffe klap in je borst gaf als je hem aanraakte. Soms verdwaalden ze in de mist. Op de terugweg moest hij haar altijd dragen, was ze soms zo moe dat ze zittend op zijn schouders in slaap viel. Aan zulke prettige dingen denkt hij vaak, als hij ligt te wachten op het einde van de nacht.
Aan de laatste vakantie samen in Zwitserland. Hij, samen met Marjan. Lizet bleef toen al thuis. Lopen, klimmen, met handen en voeten de rotsen aftasten, daar hielden ze van. Naar de kleine mensen beneden in de dalen schreeuwen. Lekker schelden, gewoon voor de lol. Niemand die het hoorde. Gekke bekken trekken naar kleine figuren die het hooi keerden in de weilanden. Gedrag van kleine kinderen. Hij was klein met haar.
`Jij bent de clown en …’
`… Ik ben de violist.’
`Jij bent de beer en …’
`… Ik laat je dansen.’
`Jij bent mijn vader en …’
`… Ik bén ook je vader.’
`Ik ben een duif en jij bent een arend en jij vangt mij.’
`Wij zijn soldaten.’
`We schieten iedereen dood.’
Schietend stormden ze het bergpad af. Maar niemand keek op. Alleen gekken deden zoiets. Of vaders met kleine kinderen. Gekken liepen er bij bosjes rond in Zwitserland. Inteeltboerenkoppen. In hun paradijs kon je je uitleven. Marjan en hij waren samen gek. Gek van geluk. Als hij alleen was met zijn dochter, leerde hij haar wat schoonheid was.
Ontroering. De geur van nat gras. Tijm. Hooi. Oude sneeuw, die ijziger ruikt dan verse sneeuw. De lucht waaraan je kunt ruiken dat er sneeuw komt, ook al schijnt er al sinds dagen een lentezon. Ze was blij met zijn wijsheid. Ademde die in, zoals alleen een kind dat bewondering heeft voor haar vader dat kan.
Veertien was Marjan bij die laatste reis. Het was een teleurstelling dat ze het jaar daarna niet meer mee wilde. Daarna sloeg ze ook thuis geen acht meer op hem. Vanaf toen was hij voor haar een zeurpiet. Alles wat hij zei, deed ze af als onzin of als nutteloos gezwets. Dat waren de jaren waarin hij was begonnen te leren zwijgen. De jaren waarin hij moest toezien hoe alles om hem heen afgebroken werd. Zijn vrouw die afstand van hem nam. De dochter die zich van hem afkeerde en thuiskwam met de zoon van slager Kemp. Toen sloeg het noodlot toe. Het ongeluk. Een auto schepte hem op straat. Achter het stuur een jongen met haast. Híj bleef achter met een verlamd lijf.
Na een paar jaar in een revalidatiecentrum was hij thuisgekomen, op aandringen van Lizet. Omdat hij thuis beter af was. Maar ze was vooral de dagelijkse gang naar het centrum moe.
In de tijd dat hij afwezig was geweest, was Marjan van hem vervreemd. Hij had moeten leren om haar niet meer als zijn dochter te zien, maar als de verpleegster die hem één keer per dag kwam wassen en aankleden. Die nooit meer repte over de geur van hooi en die vergeten was hoe ze als idioten van de bergen naar beneden hadden geroepen. En hoe ze elkaar zo veel griezelige verhalen hadden verteld dat ze de spoken ook echt waren gaan zien. Witte wieven. Dolende zielen. Bang voor de zelf opgeroepen angst, kroop ze tegen hem aan. Nu leek ze zich zelfs voor de herinneringen te schamen. Zo was het stil tussen hen geworden.
In diezelfde tijd was de fabriek gesloten. Ook in zijn dorp overheerste de stilte.
Vaak heeft hij de artsen die hem hebben gered, vervloekt. Hoelang moet hij nog in dit ellendig lijf voort? Hij voelt zich een parasiet. Iemand die om alles moet vragen. Op alles moet wachten. En vaak zijn mond moet houden. Iemand die minder is dan een bedelaar.
Hij kan maar niet wennen aan de stilte in dit dorp dat vroeger altijd vol was van het geluid van de fabriek, ook ‘s nachts. Het was herrie die bij het dorp hoorde. Lawaai dat bij de mensen hoorde als hun eigen hartslag. De fabriek was het hart van het dorp. Hij hield ervan als van zichzelf. Hij haatte haar zoals hij zichzelf soms haatte. De meelfabriek was de bron van zijn leven, maar was ook de muur die heel zijn leven zijn vrijheid had beknot.
Als hij lang aan vroeger denkt, kan hij de geluiden van de molen terughalen in zijn hoofd. Dag en nacht was er het gebrom en gepiep van de machines. Het knarsen van de kettingen waaraan de zakken graan uit het magazijn naar de maalderij werden gehesen. En soms het gevloek van mannen die, als er een zak meel was opengebarsten, naar buiten vluchtten om aan het verstikkende stof te ontkomen. Hij hoort het lawaai nog vaak. Luisteren is een kunst die hij tot in perfectie beheerst. Hij kan terugluisteren in de tijd.
Ton van Reen: Het diepste blauw (004)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book Stories, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van
`Wedden dat ik het eerst bij de boot ben?’ roept Tijger.
`Om wat?’ vraagt Mels.
`Wat je geeft. Ik tel af. Eén, twee!’
Bij drie vliegen ze weg, als stenen uit een katapult. Tijger ligt direct voor.
Mels weet dat hij gaat verliezen. Dat hij net als altijd ook nú weer verliest. Maar hij wíl niet verliezen. Deze keer niet.
Hij bijt op zijn tanden en slaat met zijn armen. Hij haalt Tijger in, laat hem niet meer gaan. Verwonderd kijkt Tijger om, heel even. Het is genoeg om een misstap te doen. Hij raakt uit balans en verliest vaart. Mels gaat hem voorbij. Hij ziet alleen nog de boot. Hij hoort de woedende kreet van Tijger.
De teleurstelling die hij uitschreeuwt. Zo heeft hij hem nog nooit horen schreeuwen.
Voorovervallend tikt Mels als eerste de boot aan en plonst in het water.
`Mijn prijs’, hijgt hij, uit het water stappend, druipend als een natte kat.
`Van mij?’ zegt Tijger. `We hadden afgesproken dat jij mij …’
`Als jíj zou winnen. Deze keer moet jij betalen.’
`Wat wil je hebben?’
`Ik weet niet. Thija …’
`Wil je Thija hebben?’
`Thija mag zeggen wat ik heb verdiend.’
Ze heeft het gehoord. Ze stapt van haar fiets en legt hem in het gras.
`Mels mag jouw horloge’, zegt Thija. `Tot jij het terugwint.’
Tijger doet zijn horloge af en geeft het aan Mels.
`Ik win het zo weer terug’, zegt hij zelfverzekerd. `Straks, als we naar huis fietsen, doen we wie het eerst in het dorp is.’
`We zullen zien.’ Mels wil zo lang mogelijk van de overwinning genieten. `Tenslotte is het mijn horloge. Ik heb het gekregen toen ik de plechtige communie deed. Ik win alles terug.’
Ton van Reen: Het diepste blauw (003)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book Stories, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van
Mels schrikt wakker van de klap. Het venster rinkelt na. Hij luistert. Kwam de klap vanuit het huis? Een deur die dicht knalde? Inbrekers?
Een stuk metaal tikt tegen de goot. Het is de loshangende kabel van de oude fm-antenne die op het achterdak staat. Aan de overkant van de straat kleppert een touw tegen de vlaggenmast van slagerij Kemp. Een rot geluid waarvan hij vaak wakker ligt.
De wind blijft weg. Buiten is het weer stil.
Hij veegt het zweet van zijn voorhoofd. Zijn pyjama is nat. Angstzweet. Al honderden keren heeft hij hetzelfde gedroomd, zijn hele leven lang. Maar elke keer een beetje anders. Tijger, Thija en hij vertrekken in een klein vliegtuig uit het dorp, maar bij het opstijgen klapt het ding tegen de silo van de meelfabriek en spat uit elkaar. De reusachtige toren breekt open. Meel stuift rond en vormt een dikke deken over het dorp. Alles is wit, zover het oog reikt. Die eindeloze witte leegte, waarin alle leven gesmoord wordt, is steeds het einde van de droom.
Door de klap lijkt het nog donkerder in de kamer. Is het nog zwarter in de hoeken, waar dingen kunnen zijn die hij niet kan zien. Gevaren waartegen hij zich niet kan verdedigen. De hoek bij de badkamer, waar een indringer zich kan verschuilen. Het zwarte gat onder de schrijftafel, waar een rat zich kan verbergen, een beest dat op bed kan springen terwijl hij slaapt.
Hij is bang voor ratten. Soms hoort hij ze door de goot rennen, van het ene huis naar het andere. ‘s Nachts hebben ze vrij spel in het dorp. Nu de meelfabriek gesloten is, zijn het er wat minder, maar vroeger had de fabriek een rattenvanger in dienst die er soms tientallen op één dag ving. Levend zette hij ze in kooien rond de fabriek, waar hij ze liet verhongeren. Hun geklaag hielp niet. Voor elke gevangen rat kwamen er tien terug. Ze groeven holen in de oevers van de Wijer, nestelden in kelders en op zolders en vierden feest in de loze ruimtes onder de kerkvloer en in de onderaardse crypte waarin het beeld van de Bedroefde Moeder stond. ‘s Nachts kon hij ze hier in huis horen krijsen. Ongedierte hoorde bij de geschiedenis van het dorp en de fabriek. Het graan in de opslagplaatsen en het meel in de magazijnen trokken de ratten aan.
Hij haat het donker. De reddende dag is nog ver weg. Op de wekker is het vier uur, toch heeft hij het gevoel dat hij al te lang in bed ligt.
Hij probeert muisstil te blijven liggen. Elke nacht oefent hij in stilliggen. Tijdens deze trage uren, die tot de ochtend duren, leeft hij een ander leven. Om de moed erin te houden, probeert hij zichzelf van alles wijs te maken. Vooral dat het niet uitmaakt dat hij niet alles meer kan. Dat het niet geeft dat zijn lijf steeds meer van hem vervreemdt en dat het soms het lijf van een vreemde lijkt. Hij móét wel fantaseren, anders komt hij de nacht niet door.
Hij woekert met wat hij nog wél kan, in de hoop dat hij daarvoor wordt beloond. Maar de enige beloning die telt, is dat hij méér dingen kan. In werkelijkheid laat zijn lijf hem in de steek. Beetje bij beetje brokkelen zijn krachten af.
Hij kan het natte hemd niet uitdoen. Het moet drogen aan zijn lijf.
Hij slaat de deken terug. Dat is koeler, maar ook onveiliger. Nog meer onheilspellend zwart belaagt hem.
Voorzichtig voelt hij tussen zijn benen. Soms ontsnapt er een beetje urine. Gelukkig, nu niet. Lizet heeft een hekel aan natte onderbroeken. Telkens als het gebeurt, zeurt ze dat ze hem voortaan luiers aan wil doen. Dat weigert hij. Hij wil geen klein kind zijn. Zo behandeld worden, is voor hem de laatste stap naar het graf.
Ellendig dat hij zich nauwelijks kan bewegen. Alleen zijn armen luisteren nog. Zich afzettend tegen het hoofdeinde van het bed kan hij zich een paar centimeter naar beneden drukken, om zich daarna een paar centimeter op te trekken. Dat is de enige speelruimte die zijn lichaam heeft. Die moet hij tot het uiterste benutten. Omhoogtrekken. Omlaag duwen. Tien, twintig keer. Elke keer als hij wakker wordt, oefent hij zo zijn armen. Hij koestert zijn armen. Zijn armspieren moeten hard zijn als koorden. Dát moet blijven. Zijn armen geven hem het laatste restje zelfstandigheid. Als die het laten afweten, is hij aan totale verzorging overgeleverd. Dan wil hij niet meer leven. Maar hij is nog sterk. Hij weet zeker dat hij een steen doormidden kan slaan en meelzakken van honderd kilo kan tillen.
Hij drukt en trekt tot het bloed in zijn hoofd kolkt. Hij voelt zich wat beter. Bewegen heeft hem altijd goed gedaan. Vroeger al, met Thija en Tijger. Ook nu. Het verbetert de bloedtoevoer naar zijn hoofd. Dat maakt hem helderder. En rustig. Hij kan weer denken. Aan toen. De hele dag waren ze in de weer. Lopen. Eindeloze tochten maakten ze door de omgeving van het dorp. Elk bospad, elk veldweggetje kenden ze. Zwemmen, fietsen, rennen. Om te winnen. Wedstrijden. Tijger die altijd de eerste moest zijn.
Ton van Reen: Het diepste blauw (002)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book Stories, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van
Over de boeken van Ton van Reen schreef Aad Nuis in de Haagse Post: ‘Hij schrijft eigenlijk steeds sprookjes, waarbij de toon onverhoeds kan omslaan van Andersen op zijn charmantst in Grimm op zijn gruwelijkst.’ Reinjan Mulder schreef in NRC-Handelsblad: ‘Het proza van Ton van Reen is mooi als poëzie.’ En Gerrit Krol schreef in dezelfde krant: ‘Ton van Reen schrijft leerboeken voor schrijvers.’
`Ik heb gewonnen’, schreeuwt Tijger. Hijgend springen ze van hun fietsen en lopen de beek in. Tijger trekt zijn blouse en hemd uit en gooit zich nat. Mels en Thija doen hetzelfde.
`Je hebt al een beetje borsten’, zegt Mels.
`Ik begrijp niet hoe het kan’, zegt Thija.
`Mag ik eraan voelen?’
`Doe maar.’
Mels voelt.
`Ze zijn zacht.’
`Er zit melk in.’ Ze knijpt in de tepels. Er komen druppeltjes vocht uit.
`Proef maar.’
`Heksenmelk’, zegt Tijger.
Mels likt de druppeltjes van haar borst. Het smaakt zoetig.
`Wie eenmaal de melk van een heks heeft geproefd, kan zich nooit meer van haar losmaken’, zegt Tijger.
`Hoe weet jij dat nou?’ vraagt Thija.
`Dat zegt mijn moeder. Ze heeft dat ook wel eens, als ze naar de heksensabbat is geweest.’
`Jouw moeder?’
`Elke eerste zaterdagnacht van de maand vliegen alle heksen van het dorp naar het dak van de silo. Dan laten ze de duivel melk drinken.’
`Onzin.’
`Toch klopt het’, zegt Mels. `Grootvader Rudolf zegt dat vrouwen met rood haar heksen zijn. Tijgers moeder is rood. Je weet toch dat ze een voorkind is van grootvader Bernhard? Dat was toen een schandaal.’
`We leven niet meer in de Middeleeuwen’, zegt Thija.
`Pasgeleden zijn er nog heksen verbrand, op het weitje achter het kerkhof’, zegt Mels. `De as ligt er nog.’
`De kantonnier heeft een vuurtje gestookt van snoeihout’, zegt Tijger. `Ik heb het zelf gezien. Dode takken.’
`Niks. Witte beenderen waren het. Misschien de botten van ongedoopte kinderen.’
`Hou op!’
`Je bent bang dat jij ook verbrand wordt, net als je moeder.’
`Tijger heeft niet eens rood haar!’ zegt Thija.
`Pas jij maar op, iemand met zwart haar kan ook een heks zijn. Jouw ogen staan schuin. Dat is ook een kenmerk van heksen.’
`Zijn alle vrouwen in China dan heksen?’
`Waarschijnlijk wel.’ Voorzichtig streelt Mels nog eens over Thija’s kleine borsten. `Zijn alle meisjes in China zoals jij?’
`Dat weet ik niet meer. Het is zo lang geleden. Mijn moeder zegt dat de meisjes er vereerd worden als engelen. Ze hebben kleine voetjes omdat ze nooit lopen. Ze kunnen vliegen.’
`Als vogels?’
`Als vliegtuigjes.’
`Ik droom altijd dat we in een vliegtuig zitten en naar China vliegen’, zegt Mels. `Wij drie.’
`En wie is de piloot?’ vraagt Tijger.
`Jij.’
`Dat dacht ik al. Zoiets kan ik beter dan jij.’
`Dat is nu net het probleem’, zegt Mels. `Direct na het opstijgen klappen we tegen de silo van de meelfabriek. Door jouw schuld. En dan is alles voorbij.’
Het diepste blauw (001)
Een roman van Ton van Reen
wordt vervolgd
Eerder gepubliceerd bij Uitgeverij De Geus 2004
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book Stories, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Art & Literature News, Reen, Ton van
Foto aan de kroegwand
Klaar voor de foto
het moment dat de jager als buit wordt geschoten
door een toerist, behangen met trofeeën, veroverd op buit
Gedroogde organen, tanden, vellen en poten
alles verraadt de geur van de dood
amuletten om de goden gunstig te stemmen
en middeltjes om de buit te lokken
pijlen en bogen schietklaar voor het moment van geluk
de resten van een geweer, als onderscheiding gedragen
zoals een analfabeet zijn pen als een fetisj meedraagt
rond de heupen gedrapeerd riet
als camouflage, met geur als lokspoor
Spiegeltjes schitteren op borst en rug
om ongezien aanvallers te laten schrikken
van hun eigen aanblik
Ton van Reen
Ton van Reen: De naam van het mes. Afrikaanse gedichten. In 2007 verschenen onder de titel: De straat is van de mannen bij BnM Uitgevers in De Contrabas reeks. ISBN 9789077907993 – 56 pagina’s – paperback
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive Q-R, Reen, Ton van, Reen, Ton van, Ton van Reen
In de tijd waarin de roman Katapult, Oproer in Amsterdam speelt, de jaren zeventig van de vorige eeuw, was er nog hoop, ook al toont het verhaal niet het Amsterdam van de glamour maar het Amsterdam dat aan de rand staat van de verloedering.
Het is het verhaal van een dag uit het leven van een kleine groep mensen, een familie en hun vrienden, die in een grote stad toch in een uiterst kleine kring blijken te leven. Het lijkt dat ze ver staan van de boze en wonderlijke rampen die zich in de stad voltrekken en die ze niet kunnen benoemen, maar feitelijk ondervinden ze alle gebeurtenissen aan hun lijf.
Wat er in Katapult gebeurt, speelt zich alleen af in zwarte sprookjes, maar vaak hebben sprookjes meer met de werkelijkheid gemeen dan de exacte verslagen van gebeurtenissen. Wie denkt dat het onmogelijk is om met een katapult een brandende scherf van de zon te schieten, om zo hotel-restaurant Americain in de fik te zetten, moet dit boek maar niet lezen.
Katapult is vijfenveertig jaar geleden geschreven. Veel in Amsterdam lijkt nu nog hetzelfde, maar dat is schijn. Wie met dit boek door de stad loopt en de sporen zoekt van het Amsterdam van toen, ziet dat de mooie gevels er nog zijn en worden gefotografeerd door hordes toeristen uit de hele wereld, maar ook dat achter de fraaie gevels heel veel is weggehaald.
Nu zijn er supermarkten gevestigd en kantoren van advocaten, multinationals en brievenbusmaatschappijen die de stad en Nederland misbruiken om belasting te ontduiken. De gezinnen zoals die van Albert Meyer zijn grotendeels verdreven naar de Bijlmer, Purmerend en Almere.
Ook café De Engelbewaarder, aan de Kloveniersburgwal is er niet meer. Kastelein Bas, in wie de toenmalige uitbater en boekenliefhebber Bas Lubberhuizen herkend kan worden, leeft nog, maar de redacteuren van Vrij Nederland die er dagelijks hun kelkjes leeg dronken, zoals Martin van Amerongen en Joop van Tijn, zijn al jaren heen.
Net als Ischa Meier die er vaak kwam met zijn vrouwen, minnaressen en favoriete hoertjes en een zak vol boeken waarvan hij de flapteksten las. Ook stamklant Robert Jasper Grootveld, die model stond voor Crazy Horse is er niet meer, net als Simon Vinkenoog, de magiër van het vrije woord. Wel zijn gelijkgestemde filosofen als Roel van Duijn en Luud Schimmelpennink nog onder ons, maar hun ideeën worden nauwelijks nog begrepen.
In de gevoelswereld van schrijver Ton van Reen spelen de zelfgenoegzame leden van de georganiseerde samenleving een uiterst sinistere rol. Wreedheid, vreemdelingenhaat en bloeddorst liggen achter hun oppervlakkige en zo fatsoenlijk lijkende gedrag voortdurend op de loer.
De helden van Ton van Reen behoren zonder uitzondering tot de kwetsbaren en de slachtoffers: eenzame kinderen, hoeren, landlopers, kermisgasten en zonderlingen, mensen die echter een warmer hart hebben dan de directeuren van de Rabobank en de Tweede Kamerleden van de VVD.
Over de boeken van Ton van Reen schreef Aad Nuis in de Haagse Post: ‘Hij schrijft eigenlijk steeds sprookjes, waarbij de toon onverhoeds kan omslaan van Andersen op zijn charmantst in Grimm op zijn gruwelijkst.’ Reinjan Mulder schreef in NRC-Handelsblad: ‘Het proza van Ton van Reen is mooi als poëzie.’ En Gerrit Krol schreef in dezelfde krant: ‘Ton van Reen schrijft leerboeken voor schrijvers.’
Ton van Reen
Katapult
Oproer in Amsterdam
Roman
Gebrocheerd in omslag met flappen,
148 blz., € 14,50
ISBN 978 90 6265 978 4
oktober 2017
Uitgeverij In de Knipscheer
# Meer info op website Uitgeverij In de Knipscheer
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, - Bookstores, - Katapult, de ondergang van Amsterdam, Archive Q-R, Art & Literature News, David van Reen, David van Reen Photos, PRESS & PUBLISHING, Reen, Ton van, Reen, Ton van
Ton van Reen lanceert zijn nieuwste roman Dochters op vrijdag 3 november 2017 in het Wereldpaviljoen te Steyl
Het boek speelt grotendeels in Nederland, Duitsland en Zwitserland, maar het gaat vooral over Afrika.
Op de vlucht voor zijn verleden is de hoofdpersoon er gaan werken als correspondent voor De Volkskrant. Op de reis naar de bruiloft van zijn dochter in Zwitserland raakt hij in gesprek met een jonge vrouw. Voor beiden wordt het een louterende ontmoeting.
Peter Winkels zal Ton van Reen interviewen over zijn nieuwe boek en zijn levenslange band met Afrika. Al in de jaren zeventig was Ton initiatiefnemer en uitgever van de Afrikaanse Bibliotheek. Ook schreef hij talloze artikelen over Afrika in kranten als De Volkskrant. Het boek is ter plekke te koop.
Het boek wordt gepresenteerd op vrijdag 3 november, tijdens een gevarieerde avond van de Stichting Lalibela in het Wereldpaviljoen te Steyl-Tegelen. Tijdens de avond is er aandacht voor de stichting die tal van sociale projecten uitvoert in de gelijknamige plaats. De Stichting Lalibela is negentien jaar geleden opgericht door Ton van Reen en zijn twee jaar geleden overleden zoon David. (David van Reen 1969 – 2015)
Bestuurslid Marc van der Sterren zal vertellen over zijn projecten rond kleinschalige landbouw in Afrika.
De film over het leven en het werk van David in Ethiopië, gemaakt door Marijn Poels voor L1-tv voor het programma Limburg helpt, zal worden vertoond. De presentaties worden omlijst door de muzikale inbreng van de Syrische groep AROA AND FRIENDS.
Vrijdag 3 november 2017
Tijd: 20.00 tot 22.30
Inloop vanaf 19.30. Gratis entree
Wereldpaviljoen
Sint Michaëlstraat 6a
5935 BL Steyl
D O C H T E R S
Lennert Rosenberg, 59 jaar, journalist in Afrika voor de Volkskrant, reist met de nachttrein naar Zwitserland voor de bruiloft van zijn dochter Miriam. Aan het begin van de reis ontmoet hij Nena, een jonge vrouw, op weg naar haar ouders in Zwitserland.
Al vlug blijkt dat ze belangstelling hebben voor dezelfde dingen. Ondanks het grote leeftijdsverschil begrijpen ze elkaar.
Door urenlang oponthoud, er is iemand onder de trein gelopen, verkennen ze het nachtelijke Keulen. Als de trein na middernacht vertrekt, komt hij niet meer op tijd aan in Freiburg voor de aansluitende trein naar Bazel. Omdat ze lang moeten wachten, besluiten ze een dag in Freiburg te blijven, de stad waar de roots van Nena’s familie liggen.
Speelde Lennert even met het idee dat een verhouding met haar mogelijk zou zijn, nog net op tijd begrijpt hij dat zij geen minnaar zoekt, maar iemand die haar begrijpt. Doordat hij na zijn scheiding van zijn dochter Miriam is vervreemd, lijkt hij in Nena de dochter te vinden die hij heeft gemist. En zij vindt de vertrouwdheid van de vader die ze kwijt is.
Langzaam ontvouwt zich het levensverhaal van haar familie die in de oorlog naar Zwitserland is gevlucht. En het verhaal van haar vader die zijn best doet zijn Joodse verleden te verhullen en probeert een authentieke Zwitser te zijn.
Door haar verhalen gaan zijn ogen open voor zijn eigen geschiedenis die hij is ontvlucht door zich in Afrika te vestigen.
Hij viel in slaap en droomde dat hij een jongen was die samen met een man een lange weg afliep. Beiden waren ze naakt, maar de man droeg een rugzak.
‘Wat zit er in die rugzak?’ vroeg hij.
‘Mijn herinneringen,’ zei de man. ‘Later zijn ze voor jou.’
‘Kan ik dat dan allemaal onthouden?’
‘Je moet wel, zeker als je wilt weten wie je zelf bent. Je weet toch dat ik je vader ben?’
Toen pas herkende hij de man die hij zo vaak op foto’s had gezien.
Plotseling liep zijn vader naar de rand van een ravijn, gooide hem de rugzak toe en sprong naar beneden.
‘Ik wil hem niet!’ riep hij. ‘Kom terug!’
Hij durfde de zak niet op te rapen. Er kwam een spelend kind aan. Het opende de zak.
Ton van Reen schreef onder meer romans, kinder- en jeugdboeken en journalistiek werk, vaak over Afrika, in kranten zoals de Volkskrant, de GPD-kranten, en in tijdschriften.
Een aantal verhalen over de cultuurshock in Afrika werden gebundeld in WEENSE WALSEN IN MOMBASA. Ook schreef hij de novelle EEN OCHTEND IN CAIRO, een inleiding bij het werk van de Egyptische Nobelprijswinnaar Naguib Mahfoez.
Presentatie 3 november 2017
Wereldpaviljoen Steyl
Ton van Reen
Dochters
Nederland – Afrika
Roman
Gebrocheerd in omslag met flappen,
340 blz.
€ 19,50
Uitgeverij In de Knipscheer
ISBN 978 90 6265 963 0
# Meer info op website Uitgeverij In de Knipscheer
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, - Bookstores, Archive Q-R, Art & Literature News, David van Reen, David van Reen Photos, PRESS & PUBLISHING, Reen, Ton van, Reen, Ton van, Ton van Reen
Mannen van Mobil
De mannen van Mobil houden Afrika in beweging
in hun vuilrode overalls met het Mobillogo
hurken ze bij de roestige benzinepomp
waarvan de teller op een getal zonder einde staat
ze kaarten en roken scherpe Sportsmansigaretten
De benzine wordt aangevoerd met ezels
die wie weet waar vandaan komen
in ieder geval van ver over de berg
geduldig schenken de mannen van Mobil
de zakken benzine over in plastic waterflessen
en betalen de ezeldrijver met beloftes
Ze kaarten verder en roken Sportsmansigaretten
rond de middag vallen ze in slaap
hurkend tegen de geblakerde benzinepomp
tot iemand de mannen van Mobil wakker maakt
iemand die een paar flessen benzine koopt
van de mannen die Afrika in beweging houden
Van het geld kopen ze white cap beer
en hurken weer neer bij de benzinepomp
ze delen de kaarten en roken Sportsmansigaretten
Ton van Reen
Ton van Reen: De naam van het mes. Afrikaanse gedichten In 2007 verschenen onder de titel: De straat is van de mannen bij BnM Uitgevers in De Contrabas reeks. ISBN 9789077907993 – 56 pagina’s – paperback
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive Q-R, Reen, Ton van, Reen, Ton van, Ton van Reen
Ton van Reen
Het gras is van hem
Alle gras dat hij ziet is van hem
alle gras waar zijn oog op valt eigent hij zich toe
het gras tussen de stenen aan zijn voeten
het gras dat van steen naar steen kruipt
verder en verder
zo ver zijn oog reikt is alle gras van hem
Alles neemt hij
de hele grazige wereld die hij voor zich ziet
alle gras binnen zijn blikveld is van hem
Waar hij is, waar hij gaat is het gras van hem
hij hoort het zachte zuchten van zijn gras
Hij ruikt het ochtendgras
bewasemd door dauw
het groene gras dat zijn oog overweldigt
Ton van Reen: Het gras is van hem
Uit: De naam van het mes. Afrikaanse gedichten
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive Q-R, Natural history, Reen, Ton van, Reen, Ton van, Ton van Reen
God zij geloofd is er Pepsi
Welkom in St. Mery Hotel
we hebben pepsi: drie birr
we hebben brood met pepsi: vijf birr
daarom kent iedereen ons in Konso
soms hebben we mirinda
dan kunnen we u brood met mirinda aanbieden
kom terug als we mirinda hebben
maar we hebben altijd pepsi
‘s ochtends, ‘s middags en ‘s avonds
kunnen we u brood met pepsi aanbieden
want we hebben altijd pepsi
kijk maar naar de blauwe letters
op het witte pepsireclamebord
met de rode pepsivlag
en de rood-wit-blauwe pepsibal
iedereen in Konso weet het
iedereen is welkom in St. Mery hotel
voor een maaltijd met pepsi: vijf birr
god zij dank is er pepsi
anders at u bij ons alleen droog brood
maar gelukkig hebben wij brood met pepsi
pepsi is echt een uitkomst voor u
wij zijn er trots op, heel trots
dat wij altijd pepsi in huis hebben
jammer dat we juist vandaag geen pepsi hebben
en gisteren was er ook geen pepsi
en morgen misschien ook niet,
maar volgende week of zeker over twee weken
hebben wij pepsi in huis, heel zeker
kom over een paar weken terug in St. Mery Hotel
want we hebben altijd pepsi
Ton van Reen
Ton van Reen: De naam van het mes. Afrikaanse gedichten. In 2007 verschenen onder de titel: De straat is van de mannen bij BnM Uitgevers in De Contrabas reeks. ISBN 9789077907993 – 56 pagina’s – paperback
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive Q-R, FDM in Africa, Reen, Ton van, Reen, Ton van, Ton van Reen
Ton van Reen
Dode Vogel
Een dode vogel
in een droog landschap
De nagels in een laatste kramp
vastgeklemd rond de tak
houden hem overeind in de zon
Kleurige vleugels
bedekken zijn lege lijf
de witte oogkassen
door de wind leeggevreten
Hij is de wachter
die waarschuwt voor de dood
Ton van Reen: Dode Vogel
Uit: De naam van het mes. Afrikaanse gedichten In 2007 verschenen onder de titel: De straat is van de mannen bij BnM Uitgevers in De Contrabas reeks. ISBN 9789077907993 – 56 pagina’s – paperback
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive Q-R, Reen, Ton van, Reen, Ton van, Ton van Reen
Ton van Reen
Het Oor van de Maaier
Sjuu sjuu, het is de zeis
sjuu sjuu, het is de zeis door het koren
sjuu sjuu, het is de zeis
sjuu sjuu, het is de zeis door het koren
sjuu sjuu, het is de zeis
sjuu sjuu, het is de zeis door het koren
sjuu, het is de zeis
sjuu, het is de zeis door het koren
sjuu, het is de zeis
sjuu sjuu, het is de zeis
sjuu sjuu, het is de zeis door het koren
sjuu sjuu, het is de zeis
Ton van Reen: Het Oor van de Maaier
Uit: De naam van het mes. Afrikaanse gedichten
In 2007 verschenen onder de titel: De straat is van de mannen bij BnM Uitgevers in De Contrabas reeks. ISBN 9789077907993 – 56 pagina’s – paperback
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive Q-R, Reen, Ton van, Reen, Ton van, Ton van Reen
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature