Or see the index
SONSBEEK ’16: transACTION vindt nog tot en met 18 september plaats in Park Sonsbeek, de stad Arnhem en Museum Arnhem. Curator van deze elfde editie is het collectief ruangrupa. In Park Sonsbeek komen installaties waar deelnemende kunstenaars de gehele tentoonstellingsperiode ook lezingen, workshops en performances geven. In het centrum van Arnhem komen op enkele prominente plekken muurschilderingen, installaties en interventies die – als onderdeel van ruangrupa’s onderzoek naar bewoners en stad – de openbare ruimte een impuls geven.
In Museum Arnhem is gedurende SONSBEEK ’16 de tentoonstelling transHISTORY te zien. Deze groepstentoonstelling van tien internationale kunstenaars werpt een ander licht op de officiële, geautoriseerde geschiedenis. Ook in Museum Bronbeek is er een werk te zien én er wordt nauw samengewerkt met onder andere kunstacademie ArtEZ en lokale culturele partners zoals Motel Spatie, Focus Filmtheater, Generale Oost en Code Rood.
Artists
Park Sonsbeek
Alphons ter Avest • Cinema Caravan • City of the Children • Eko Prawoto • Folkert de Jong • Jan Rothuizen • Jatiwangi Art Factory (JaF) • Jeroen Glissenaar • Kevin van Braak • KUNSTrePUBLIK • Louie Cordero • Maze de Boer • Richard Bell • Rob Voerman • Rossella Biscotti • Shilpa Gupta co-produced by Buro Harro • Slavs & Tatars
Museum Arnhem: transHISTORY
Agung Kurniawan • Charles Lim • Eva Kot’átková • Jean-Gabriel Périot • Marco Paulo Rolla • Otobong Nkanga • Roy Villevoye & Jan Dietvorst • Tayeba Begum Lipi • Tiffany Chung • Zbigniew Libera
City of Arnhem
ARKIPEL & Focus Filmtheater • CAMP (Center for Art on Migration Politics) & Arnhem voor Vluchtelingen • Contact Gonzo & Arnhemse Meisjes/Generale Oost • Cut and Rescue • Fintan Magee • Iswanto Hartono • Locatie Spatie x Motel Spatie • Marishka Soekarna • Mark Salvatus • Michael Blum • Mixrice & Galerie De Vijf Ramen • Naamloozz • Nnamari • Sebastián Diaz Morales • Sivanski • Tranzitdisplay & CODE ROOD
ruru huis
Reinaart Vanhoe
Bronbeek
Juul Sadée
Stichting Sonsbeek Internationaal
Bovenbeekstraat 21
6811 CV Arnhem
+31 (0) 26 – 303 19 40
info@sonsbeek.org
www.sonsbeek.org
fleursdumal.nl magazine
More in: Art & Literature News, Dutch Landscapes, Exhibition Archive, FDM Art Gallery
tentoonstelling
van abbemuseum eindhoven
09/07/2016 – 15/01/2017
Guerrilla Girls 1985 – nu
Conservatoren: Christiane Berndes, Nina Svenson
kunst, feminisme en institutionale kritiek
De tentoonstelling Guerrilla Girls 1985-nu presenteert de ontstaansgeschiedenis van de activistische kunstenaarsgroep Guerrilla Girls en laat hun relevantie zien door de jaren heen en vandaag de dag.
Het uitgangspunt is de oprichting van de Guerrilla Girls in 1985. Dit gebeurde als reactie op een tentoonstelling An International Survey of Recent Painting and Sculpture die in 1984 plaatsvond in het MoMA. Deze tentoonstelling, samengesteld door curator Kynaston McShine, presenteerde werk van 169 kunstenaars. Slechts 13 hiervan waren vrouwelijk. De tentoonstelling pretendeerde een overzicht van de hedendaagse kunst te laten zien, maar liet vrouwelijke kunstenaars grotendeels buiten beschouwing. In reactie hierop volgde protest en de oprichting van de Guerrilla Girls. De Guerrilla Girls begonnen hun zogenaamde “weenie counts”; in de grote musea in New York telden ze het aantal mannelijke en vrouwelijke kunstenaars. Zo ontstonden hun posters die met data de representatie van vrouwen binnen de kunstwereld weergeven.
In het eerste jaar richtten de Guerrilla Girls zich vooral op het aankaarten van de man-vrouw verhoudingen binnen de kunstwereld. In 1986 echter begonnen ze al zaken van raciale aard in hun werk te incorporeren. Later zien we dat zich dit ook uitbreidt naar ‘queer’-gerelateerde issues. De Guerrilla Girls brengen hun boodschap in hun posters vaak op een humoristische wijze. De meest bekende poster van de Guerrilla Girls is gemaakt in 1989 en stelt de vraag “Do women have to be naked to get into U.S. museums? Only 3 % of the artists in the Met. Museum are women, but 83 % of the nudes are female”.
De posters zijn uitgegeven in een portfolio die is aangekocht door het Van Abbemuseum.
Verbinding met De collectie nu en De jaren 80. Begin van het nu?
De presentatie is onderdeel van de tentoonstelling De collectie nu en is te zien op de eerste verdieping van de nieuwbouw waar kunst uit de jaren 1965-1985 wordt getoond. De oprichting van de Guerrilla Girls is een belangrijk onderdeel van de geschiedenis van kunst, feminisme en institutionele kritiek. De presentatie haakt qua tijdbestek aan bij De Jaren 80. Begin van het nu?, te zien in de oudbouw van het museum.
Van Abbemuseum
Bilderdijklaan 10
5611 NH Eindhoven
Nederland
T: +31 40 238 1000
info@vanabbemuseum.nl
www.vanabbemuseum.nl
Openingstijden:
di t/m zo van 11:00 tot 17:00 uur, donderdag: 11:00 tot 21:00 uur.
Op dinsdag van 15:00 – 17:00 uur is het museum gratis te bezoeken.
fleursdumal.nl magazine
More in: Art & Literature News, AUDIO, CINEMA, RADIO & TV, DICTIONARY OF IDEAS, Exhibition Archive, FDM Art Gallery, Feminism, MUSEUM OF PUBLIC PROTEST, Sculpture, Urban Art, Visual & Concrete Poetry
Opwinding – een tentoonstelling van Rudi Fuchs – in Stedelijk Museum Amsterdam – nog t/m 2 oktober 2016
Het Stedelijk heeft oud-directeur Rudi Fuchs uitgenodigd om op de hem kenmerkende wijze een tentoonstelling te maken waarbij hij terugkijkt op zijn lange loopbaan als museumdirecteur en tentoonstellingsmaker. Fuchs was opeenvolgend directeur van het Van Abbemuseum in Eindhoven, het Gemeentemuseum Den Haag en het Stedelijk Museum Amsterdam, en leverde met zijn aankopen een belangrijke bijdrage aan de Collectie Nederland en aan het kunstbegrip in ons land. Opwinding bevat iconische aankopen van Fuchs, van onder meer Georg Baselitz, Jan Dibbets, Tracey Emin, Gilbert & George, Damien Hirst, Jannis Kounellis, Mario Merz, Piet Mondriaan, Bruce Nauman en A.R. Penck.
Rudi Fuchs maakte al vroeg in zijn carrière naam met een volstrekt eigenzinnige manier van tentoonstellen: hij maakte verrassende combinaties van werk van verschillende kunstenaars en stijlen. De overeenkomsten tussen tijdgenoten kon voor hem bijvoorbeeld belangrijk zijn: Daniel Buren tegenover Georg Baselitz en Gilbert & George tegenover Bruce Nauman. Hij richtte de zalen niet in op basis van kunsthistorische informatie, zijn keuzes waren gebaseerd op het kijken.
In de tentoonstelling staat de opwinding van het ontdekken en beter leren kennen van kunstwerken centraal. Fuchs neemt de bezoeker mee in zijn manier van kijken, die draait om tijd, geduld en zorgvuldigheid. Hij ziet het kunstwerk als een intense neerslag van hoe een kunstenaar kijkt naar wat hij aan het maken is – alles in het werk is immers het gevolg van de beslissingen die de kunstenaar neemt tijdens het maken. Zelf kijkt Fuchs met eenzelfde intensiteit naar het eindresultaat, naar het materiaal, de techniek, de kleuren en de maten, de compositie en de traditie waarin een kunstenaar werkt. Opwinding is een uitnodiging aan de bezoeker om in zijn eigen tempo op zoek te gaan naar de overeenkomsten, de verschillen, de rijkdom in kleur, compositie, materiaal en ideeën.
Rudi Fuchs (1942, Eindhoven) studeerde kunstgeschiedenis in Leiden, waar hij tot 1975 bleef werken en lesgeven. Vervolgens was hij directeur van het Van Abbemuseum in Eindhoven (1975-1987), het Haags Gemeentemuseum (1987-1993) en van het Stedelijk Museum Amsterdam (1993-2003). Buiten zijn directoraten was Fuchs ook internationaal actief. In 1983 had hij de artistieke leiding van Documenta 7, Kassel en van 1984 tot 1990 was hij de eerste artistiek directeur van het Museo d’Arte Contemporanea, Castello di Rivoli, Turijn. Fuchs schreef gedurende zijn loopbaan talrijke publicaties over eigentijdse kunstenaars, waaronder de afgelopen acht jaar een wekelijks essay in De Groene Amsterdammer. In 2006 verscheen van zijn hand de publicatie Rembrandt Spreekt.
# meer info website Stedelijk Museum
Stedelijk Museum
Postbus 75082
1070 AB Amsterdam
T +31 (0)20 5732 911
fleursdumal.nl magazine
More in: Art & Literature News, Exhibition Archive, Rudi Fuchs
Museum De Fundatie Zwolle t/m 18 september 2016
In 1955 ontmoette Karel Appel zijn muze. Machteld was een jonge vrouw met stijl, een mannequin die van boeken hield, een anker in zijn turbulente leven. In 1970 overleed ze, slechts 35 jaar oud.
Focuspunt in de kabinettentoonstelling ‘Machteld – De muze van Karel Appel’ is het monumentale portret dat Appel in 1962 van zijn grote liefde schilderde. Daarnaast is L’Oiseau Barbare uit 1961 te zien, een beschilderde olijfstronk in de vorm van een vogel. Beide werken komen uit de collectie van de architect Karel Sijmons en zijn vrouw Tony. Aan de hand van brieven en foto’s krijgt de bezoeker een uniek inzicht in de bijzondere relatie van het echtpaar met Karel en Machteld Appel. Dochter Babette Cremer-Sijmons bracht de documenten samen in een boek en haalde herinneringen op aan de vrouw die ook haar inspireerde.
Over Karel en Machteld Appel verscheen een publicatie van de hand van Babette Sijmons: “In de turbulente sfeer [rond Karel Appel], met woest paletmes en kwast was altijd de stille aanwezigheid te vinden in de vorm van Machteld, die – als zij niet hoefde te werken als vaste mannequin van Cristobal Balanciaga – een eiland van kalmte uitstraalde. Onverstoorbaar op de achtergrond las zij haar boeken en gaf af en toe de schilder zacht commentaar.”
De Muze van Karel Appel
door Babette Sijmons
64 pagina’s, 17 x 24 cm,
35 illustraties in kleur en 22 in zwart-wit,
Nederlands/Engels
ISBN 978 94 6262 073 5
€ 17,50
Museum de Fundatie
Blijmarkt 20
8011 NE Zwolle
Telefoon: 0572 388188
info@museumdefundatie.nl
# Meer informatie via website Museum de Fundatie
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, Art & Literature News, Exhibition Archive, Karel Appel, The Ideal Woman
Onder de titels Wilden en Nieuwe Wilden presenteren Museum de Fundatie en het Groninger Museum tot en met 18 september 2016 een dubbeltentoonstelling gewijd aan het 20ste-eeuwse expressionisme in Duitsland. In Museum de Fundatie staat het expressionisme uit het begin van de eeuw centraal, het Groninger Museum toont het neo-expressionisme uit de jaren ’80. Meer dan een halve eeuw scheidt de beide bewegingen, toch is er bij alle verschillen een duidelijke gemene deler: artistieke vrijheid zonder compromis.
Artistieke conventies en academische regels werden ingeruild voor subjectieve ervaringen. In Duitsland manifesteerde het expressionisme zich aan het begin van de twintigste eeuw in het werk van leden van de kunstenaarsgroeperingen ‘Brücke’ en ‘Der Blaue Reiter’. Met hun compromisloze visie veranderden kunstenaars als Alexej von Jawlensky, Wassily Kandinsky, Emil Nolde, Ernst Ludwig Kirchner, August Macke, Franz Marc en Max Pechstein voorgoed het gezicht van de moderne kunst. De expositie WILDEN – Expressionisme van ‘Brücke’ & ‘Der Blaue Reiter’, toont met zo’n 100 werken het eerste grote museale overzicht in Nederland van Duitse expressionistische schilderkunst.
Niet de buitenwereld maar de binnenwereld, daar ging het de expressionisten om. Kunst als uitdrukking van emotie en innerlijke beleving.
De baanbrekende kunst van het expressionisme was de weerslag van sociale en wetenschappelijke veranderingen in de jaren vóór en vlak na de Eerste Wereldoorlog in Duitsland. De oprukkende industrialisering, de explosief groeiende steden, de ‘ontgoddelijking’ van de samenleving – “God is dood”, zei Nietzsche –, de ontdekking van het onderbewuste en de opkomst van de psychoanalyse, alsook de ontwikkeling van de kwantummechanica en relativiteitstheorie zetten het vertrouwde mens- en wereldbeeld op zijn kop. Oude zekerheden vielen weg en een nieuwe, grotendeels (nog) onbekende realiteit diende zich aan. De unieke positie van de mens in de schepping werd betwijfeld. De expressionistische kunstenaars keerden zich tegen het materialistische vooruitgangsdenken, dat vooral zakelijk en rationeel was. Zij richtten zich voortaan op de geestelijke wereld die achter de materie schuilging en wilden de band tussen mens en natuur herstellen.
De expressionisten stonden kritisch tegenover het onpersoonlijke stadsleven en verheerlijkten de eenvoud van het platteland. Zogenaamd primitieve volkeren werden als de ware erfgenamen van het verloren paradijs tot voorbeeld genomen, zowel in leven als in kunst. Geen materialisme en burgerlijkheid, maar originaliteit en echt contact. In artistieke zin was het expressionisme een reactie op het inmiddels als gezapig betitelde impressionisme, dat – letterlijk – oppervlakkig werd bevonden door zijn focus op de buitenkant van de wereld. Kunstenaars van ‘Brücke’ en ‘Der Blaue Reiter’, opgericht in respectievelijk in 1905 in Dresden en in 1911 in München, hielden zich juist bezig met het innerlijk en met de oorspronkelijke, geestelijke eenheid van mensen, dieren en planten. Zij wilden niet de optische realiteit weergeven, maar de subjectieve ervaring van de mens in zijn natuurlijke omgeving. Bevrijd van de noodzaak zich te houden aan de werkelijkheid zochten de Duitse expressionisten naar alternatieve methoden om hun visie uit te dragen. Ongekend felle kleuren en krachtige vormen werden de dragers van ideeën en emoties. Nolde, Kirchner, Pechstein en andere leden van ‘Brücke’ bleven bij alle stilering vasthouden aan de herkenbaarheid van hun onderwerpen. Leden van ‘Der Blaue Reiter’, met name Jawlensky en Kandinsky, voerden hun streven naar vergeestelijking daarentegen zo hoog op dat zij de materiële wereld oplosten in een volledig voorstellingsloos beeld. Zodoende stonden zij mede aan de basis van de abstracte kunst.
Wilden – Expressionisme
van ‘Brücke’ en ‘Der Blaue Reiter’
t/m 18 september 2016
Museum de Fundatie
Blijmarkt 20
8011 NE Zwolle
Telefoon: 0572 388188
info@museumdefundatie.nl
# meer info website museum de fundatie
fleursdumal.nl magazine
More in: *War Poetry Archive, Art & Literature News, Exhibition Archive, EXPERIMENTAL POETRY, Expressionism, Expressionisme, Galerie Deutschland, PRESS & PUBLISHING
Repetitie Joseph the Beautiful, Odessa Theatre of Opera and Ballet, 1926. K. Goleizovsky, B. Erdman & S. Vasilenko / Kas’ian Goleizovsky Repository. Collectie Familie Goleizovsky, Moskou
Space Embodied, vanaf 12 juni te zien in Het Nieuwe Instituut, gaat over het streven naar een nieuwe, vrije mens, zoals gepropageerd door de Russische avant-garde. Space Embodied is een installatie over het lichaam in beweging: levensgrote projecties van dansers, een dansvloer, decorstukken en spiegels confronteren de bezoeker op een even directe als fysieke manier met het historische materiaal uit de jaren twintig van de vorige eeuw.
Voor veel kunstenaars in de vroege twintigste eeuw is ‘de nieuwe mens’ een belangrijk thema. Meer dan ooit tevoren wordt het menselijk lichaam het onderwerp van artistiek experiment. Zeker in Rusland, waar de revolutie de complete maatschappij en dus ook de kunst radicaal wil veranderen, richt de avant-garde zich op de totstandkoming van een nieuwe, vrije mens. Architecten, schilders, componisten, ontwerpers, filmers: binnen allerlei disciplines worden conventies doorbroken. Samenwerking tussen de vakgebieden is deel van deze nieuwe revolutionaire kunstpraktijk.
De geest van de revolutie beïnvloedt ook het ballet, een kunstvorm die bij uitstek om het menselijk lichaam draait. In de jaren twintig ontwikkelt de vrije dans zich stormachtig. De nieuwe choreografieën, aanvankelijk in Rusland geïntroduceerd door de Amerikaanse danseres Isadora Duncan, kiezen de natuurlijke beweging als alternatief voor de academische patronen van het klassieke ballet. Het lichaam dient te worden bevrijd van allerlei sociale en seksuele conventies. Deze experimentele benadering is ook terug te vinden in de kostuums en decors die de ruimte rond de dansers moet transformeren. En dankzij recent ontwikkelde fotografische en cinematografische technieken kunnen de opwindende vernieuwingen van toen nu worden vastgelegd.
De installatie Space Embodied concentreert zich op de erfenis van de Russische vrije dans, en vooral op de visuele taal die kunstenaars en fotografen daaraan gaven. Hun fascinatie was met name gericht op de relatie van het dansende lichaam tot de ruimte, de muziek en de politiek van het revolutionaire Rusland. De bloei van de vrije dans duurt maar kort. Al in de jaren dertig werden de meeste dansstudio’s op last van de communistische machthebbers gesloten, omdat ze te ‘formalistisch’ zouden zijn. Dat weerhield het Stalin-regime er later niet van om allerlei elementen uit de choreografieën te gebruiken in films en bij de massale gymnastische opvoeringen, die zo specifiek zijn voor dit politieke regime.
Grafisch ontwerpers Experimental Jetset en fotograaf Johannes Schwartz baseerden Space Embodied op oorspronkelijke decors. In drie delen (Space, Body en Movement) worden beelden getoond van de uitzonderlijk creatieve samenwerking tussen dansers en fotografen, scenografen en choreografen. De grondslag hiervoor ligt in een diepgaand onderzoek van de Italiaanse kunsthistorica Nicoletta Misler. Haar boek V Natsjale Bilo Telo (In het begin was er het lichaam) documenteert de veranderende blik op het menselijk lichaam in de Russische kunst van de periode 1900-1930.
12 juni 2016 t/m 8 januari 2017
Het Nieuwe Instituut
Space Embodied. The Russian Art of Movement 1920-1930
Het Nieuwe Instituut
Museumpark 25
3015 CB Rotterdam
Telefoon: 010-4401200
# Meer info website HET-NIEUWE-INSTITUUT
fleursdumal.nl magazine
More in: Art & Literature News, Constuctivisme, DANCE & PERFORMANCE, Exhibition Archive, THEATRE
Linda Arts
n.a.v. de nieuwe publicatie over haar werk: ‘LUX’
nog te zien t/m 26 juni 2016
Op zaterdag 23 april vond in het auditorium van De Pont de presentatie plaats van ‘LUX’, het nieuwste boek van de Tilburgse kunstenaar Linda Arts. LUX (de Latijnse benaming voor ‘licht’) is uitgegeven door 99Publishers/Uitgevers en bevat een overzicht van haar werk van de afgelopen zes jaar: schilderijen, werken op papier, muurschilderingen en lichtinstallaties. Het boek bevat tekstbijdragen van Angelique Spaninks en Hanneke de Man en is vormgegeven door Mart. Warmerdam.
Ter gelegenheid van de presentatie is er ook een kleine tentoonstelling ingericht nabij de bibliotheek van het museum die t/m 26 juni te zien blijft.
Museum De Pont
Wilhelminapark 1
5041 EA Tilburg
T 013 – 543 8300
E info(at)depont.nl
# meer info website Museum De Pont
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, Art & Literature News, Exhibition Archive, Linda Arts
Genese Dada
100 Jahre Dada Zürich
bis 10. Jul 2016
“Wie erlangt man die ewige Seligkeit? Indem man Dada sagt. Wie wird man berühmt? Indem man Dada sagt. Mit edlem Gestus und mit feinem Anstand. Bis zum Irrsinn, bis zur Bewusstlosigkeit.”
Hugo Ball
Über die Ausstellung
Am 5. Februar 1916 von Hugo Ball, Emmy Hennings, Marcel Janco, Tristan Tzara und Hans Arp im »Cabaret Voltaire« in Zürich gegründet, ist Dada eine der progressivsten Kunstbewegungen des 20. Jahrhunderts. Zum 100-jährigen Jubiläum lässt das Arp Museum Bahnhof Rolandseck die bedeutenden Geburtsorte Dadas wieder aufleben: die legendäre Künstlerkneipe »Cabaret Voltaire« und die bürgerliche »Galerie Dada«. Ausgehend von diesen beiden Polen revolutionierten die Dadaisten innerhalb kürzester Zeit die internationale Kunstwelt. Neben ihren eigenen Arbeiten zeigten sie dort Werke von internationalen Avantgarde-Künstlern wie Giorgio de Chirico, Pablo Picasso, Paul Klee und Elie Nadelman, die nun auch in der Ausstellung zu sehen sind. Die Kunstwerke werden in eine lebhafte Inszenierung eingebettet, die den vielsKünstlerinnen und Künstler der Ausstellung
Genese Dada. 100 Jahre Dada Zürich
Anonym (Meister der Magdalenen-Legende)
Hans Arp
Hugo Ball
Heinrich Campendonk
Giorgio De Chirico
Jacoba van Heemskerck
Richard Huelsenbeck
Marcel Janco
Paul Klee
Oscar Lüthy
August Macke
Francois-Joseph Martin
Elie Nadelmann
Max Oppenheimer
Pablo Picasso
Hilla Rebay
Otto Van Rees
Adya Van Rees-Dutilh
Arthur Segal
Sophie Taeuber
Tristan Tzarachichtigen gesellschaftlichen und intellektuellen Nährboden verdeutlicht, aus dem Dada entstanden ist. Themengebiete wie Psychologie, Literatur und politisch-soziokulturelle Revolte spiegeln dabei den Zeitgeist wider und machen die Entstehung von Dada anschaulich.
In Zusammenarbeit mit dem Cabaret Voltaire, Zürich
“Dada ist schön wie die Nacht, die einen jungen Tag in ihren Armen wiegt.”
Hans Arp
100 Jahre Dada: Das große Fest des kultivierten Un-Sinns
“Genese Dada. 100 Jahre Dada Zürich: Das Arp Museum feiert das große Dada-Jubiläum 2016 mit einer ebenso fulminanten wie substantiellen Ausstellung, die die Entstehung der für die Moderne so wichtigen Kunstrichtung anschaulich nachverfolgt. (Ausstellungsdauer bis 10. Juli 2016)
Einen zentralen Beitrag zum europaweit gefeierten Dada-Jahr stellt die große Ausstellung »Genese Dada. 100 Jahre Dada Zürich« (14. Februar bis 10. Juli 2016) im Arp Museum Bahnhof Rolandseck dar, die in Kooperation mit dem Direktor des Cabaret Voltaire in Zürich, Adrian Notz, erarbeitet wurde. »Wie aus einer künstlerischen Laune eine revolutionäre internationale Kunstrichtung wird und welche Rolle die beiden mit Rheinland-Pfalz verbundenen Künstlerpersönlichkeiten Hugo Ball und Hans Arp spielen, ist in dieser fantastischen Ausstellung mit größtem Vergnügen zu erleben«, kommentiert der rheinland-pfälzische Kulturstaatssekretär Walter Schumacher.
Am 5. Februar 1916 von Hugo Ball, Emmy Hennings, Marcel Janco, Tristan Tzara und Hans Arp im Cabaret Voltaire in Zürich gegründet, wurde Dada zu einer der zentralen Kunstbewegungen des 20. Jahrhunderts. Anlässlich des Jubiläums widmet sich das Arp Museum Bahnhof Rolandseck den Anfangsjahren der Kunstbewegung und erweckt die bedeutenden Entstehungsorte Dadas wieder zum Leben: die legendäre Künstlerkneipe »Cabaret Voltaire« und die eher bürgerlich orientierte »Galerie Dada«. »Als Gegengewicht zum dionysischen Cabaret wurde die apollinische Galerie eingesetzt. Nur durch die beiden Komponenten Cabaret Voltaire und Galerie Dada konnte die Unruh von Dada in Schwingung gebracht werden«, bewertet Adrian Notz.
Die Abkehr vom Krieg und die Entdeckung des Nichts
Im Wechselspiel zwischen den beiden gegensätzlichen Geburtsstätten entwickelte sich im damals äußerst kosmopolitischen Zürich – einer der Flüchtlingsmetropolen Europas – der Geist Dadas. Ein wichtiger Ausgangspunkt war der überzeugte Pazifismus der Protagonisten. Selbst die Künstler, die sich anfangs dem allgegenwärtigen Kriegstaumel nicht ganz entziehen konnten, sagten sich von ihm los und versuchten, die Geschehnisse jenseits der so sicher erscheinenden Gebirgsketten zu verdrängen. Gleichzeitig waren es die Grauen des Krieges, die alles Bestehende so nichtig erscheinen ließen – und das Nichts so zum neuen Gott erhoben.
Die große Revolte gegen die Traditionen und Konventionen – ohne politische Ideologie
Zugleich wurden die bürgerliche Gesellschaft und ihr gängiger Wertekanon, die den Ersten Weltkrieg hervorgebracht hatten, zur Zielscheibe des künstlerischen Protestes erklärt. Die etablierte Kunst als Teil dieser Gesellschaft wurde als reaktionär und überholt abgelehnt.
Stattdessen suchten die Dadaisten nach neuen Ausdrucksformen, in der darstellenden wie in der bildenden Kunst. In den legendären Soireen im Cabaret Voltaire wurde gedichtet, gesungen, hinter Masken getanzt und den anarchischen Kräften von Geist und Körper Tribut gezollt. Die bisweilen absurde dadaistische Performance war durchaus mehr als eine Narretei – und doch war sie kein Akt dezidierten politischen Protestes. Die Dadaisten verweigerten sich einer klaren Zuordnung zu einer politischen Haltung. Vielmehr war es die Macht der Ratio und ihrer vermeintlichen Strategien, die nun zum Urgrund aller kollektiven Verbrechen erklärt wurde. So erteilten die Künstler der Logik eine radikale Absage.
Befreiung der Sprache und Lob des Archaischen sowie der mystischen Naturverbundenheit
Der Abgesang auf die herrschenden Mächte und ihre Propaganda führte zu neuen Formen des sinnlichen, aber unsinnigen Sprachgebrauchs. In Simultan- und Lautgedichten suchten die Dadaisten die Grenzen des Vernunftdenkens zu überwinden. In mystischen Übungen diente das Unterbewusstsein als Quelle des unmittelbar Schöpferischen, wobei zeitgenössische Theorien und wissenschaftliche Schriften der Psychoanalyse, etwa von C. G. Jung, wichtige Impulse lieferten.
In ihrer Suche nach vorsprachlichen, urwüchsigen Ausdrucksformen und einer Sehnsucht nach der vorzivilisierten Natur spiegeln die Dadaisten einen Aspekt des Zeitgeistes. Die Lebensreformer und Nudisten, die etwa zeitgleich im schweizerischen Ascona auf dem Monte Verità im Einklang mit der Natur lebten und mit den Dada-Künstlern in regem Austausch standen, sind hier beispielhaft zu nennen.
Auch das starke Interesse an der afrikanischen Kunst, die mit dem so genannten Primitivismus weithin ihre Würdigung erfuhr, fügt sich hier ein. Von Klischees geprägt, wird die so genannte »Negerkunst« in europäischen Ausstellungen gefeiert und ihre Formensprache zu adaptieren versucht. Die exotischen Rhythmen wiederum lieferten Inspiration für theatralische Darbietungen und maskierte Tänze, in denen man das Unmittelbare, Spontane und Unkontrollierbare anstrebte, das mit den Kulturpraktiken primitiver Stämme assoziiert wurde.
Vom Zürcher Kabarett zur Internationalen Bewegung
Die »wilde« Initiationsphase im Cabaret Voltaire setzte sich in der benachbarten Galerie Dada fort. Mit dem Ortswechsel lässt sich jedoch auch eine gewisse Professionalisierung erkennen. Durch öffentliche Führungen und den Kontakt zu Journalisten sollte gezielt ein kunstaffines Publikum erreicht werden. Neben den Soireen wurden in der Galerie vermehrt Ausstellungen gezeigt, bei denen auch Werke namhafter internationaler Avantgarde-Künstler zu sehen waren. Die Ablehnung der etablierten Kunst durch die Dadaisten wandelt sich hier in das Bestreben, mittels Bezügen zum Surrealismus, Futurismus oder Kubismus den Anschluss an die internationale Kunstszene zu gewinnen. Die dadaistischen Manifeste und Schriften, die Hugo Ball und seine Mitstreiter publizierten, dienten dabei als Medium der Verbreitung. Es bildeten sich Dada-Zentren in Hannover, Berlin und Köln aber auch in Paris und New York, und Dada revolutionierte innerhalb kürzester Zeit die Kunstwelt.
Dada – kein Stil, sondern . . .
Die Ausstellung widmet sich intensiv dem intellektuellen und wissenschaftlichen Nährboden der Zeit, aus dem Dada hervorging. Themen wie Mystik, Psyche, Revolte, Philosophie und Literatur stehen dabei in engem Wechselspiel zu den verschiedenen künstlerischen Formen und Praktiken, die sich unter dem Einfluss der Dadaisten in eine gänzlich neue Richtung entwickelt haben – von Tanz, Theater, Poesie und Neuer Musik bis hin zu Masken und Kostümen, Collagen, Objekten, Gemälden und Grafiken. Entscheidend ist hierbei die im Ausstellungskatalog festgehaltene Schlussfolgerung des Dada-Kenners Tobia Bezzola, dass sich der Dadaismus nicht auf einen Stil reduzieren lasse. Anders als andere Ismen der modernen Avantgarden sei Dada nicht an einer spezifischen Form zu erkennen und an ihr zu charakterisieren. Als proklamierte »Stunde Null« in der Kunst stellt Dada somit einen Bruch mit einer chronologisch nachvollziehbaren Stilentwicklung dar, wie sie die Kunstgeschichte von der Neuzeit bis zur Postmoderne konstruiert. Damit wird die Dada-Bewegung zum Modellfall für nachfolgende Strömungen wie Fluxus oder auch die Performance- und Aktionskunst.
Von der Dada-Schleuse zur Rauminszenierung
In der Ausstellung werden Werke aus dem engeren Kreis der Zürcher Dadaisten (Hans Arp, Hans Richter, Marcel Janco u. a.) in ihrem künstlerischen Umfeld (Arthur Segal, Max Oppenheimer, Adya und Otto van Rees u. a.) präsentiert. Hinzu kommen Gemälde und grafische Arbeiten von Künstlerinnen und Künstlern der internationalen Avantgarde wie Heinrich Campendonk, Giorgio de Chirico, Paul Klee, August Macke, Elie Nadelman, Pablo Picasso und Hilla von Rebay, die auch in den historischen Dada-Ausstellungen zu sehen waren. Als Leihgeber konnten hierfür renommierte Sammlungen wie das Guggenheim Museum und das Museum of Modern Art, New York, das Kunsthaus Zürich, das Folkwang Museum, Essen, u. v. a. gewonnen werden.
Die Kunstwerke sind in eine anschauliche, multi-mediale Inszenierung eingebettet: Bevor die Besucher die Ausstellung betreten, durchlaufen sie eine Bild- und Klangcollage, die sogenannte »Dada-Schleuse«, die sich von den unterirdischen Tunneln über den Aufzug bis ins 1. Obergeschoss des Richard Meier-Baus erstreckt. In zwei Ausstellungskuben werden die räumliche Situation des Cabaret Voltaire und der Galerie Dada nachempfunden, so dass die unterschiedliche Atmosphäre der beiden Lokalitäten erkennbar wird. Um diese beiden Zentren gruppieren sich verschiedene Themenfelder, die die Entstehung von Dada anhand zahlreicher Kunstwerke und Zeitdokumente greifbar machen. Ergänzt wird die Präsentation durch den Film »Dada in Nuce« und durch von Adrian Notz entwickelte Diagramme, die wie das »Firmament Dada« die internationale Vernetzung der Bewegung deutlich machen.
Kuratiert wird die vielfältige Schau von Adrian Notz (Cabaret Voltaire, Zürich) und Astrid von Asten unterstützt von Sylvie Kyeck (beide Arp Museum Bahnhof Rolandseck).
Die Ausstellung wird begleitet von einem umfangreichen Katalog (deutsch/ englisch, Verlag Scheidegger & Spiess, Preis: 38 Euro), in dem unter anderem auch die Rolle Hans Arps bei der Entstehung von Dada erläutert wird. »Unser Hauspatron Hans Arp zählt zu den
Gründungsmitgliedern jener künstlerischen Bewegung, die 1916 von Zürich aus innerhalb kürzester Zeit das Kunstgeschehen weltweit nachhaltig veränderte,« so Dr. Oliver Kornhoff, Direktor des Arp Museums Bahnhof Rolandseck und künstlerischer Leiter des
Künstlerhauses Schloss Balmoral in Rheinland-Pfalz
# More info website Arp Museum Bahnhof Rolandseck
fleursdumal.nl magazine
Fotos
-Hugo Ball im kubistischen Kostüm, 1916, unbekannter Fotograf
-Dada-Tanz mit Maske (Sophie Taeuber oder Emmy Hennings?), ca. 1917 – Stiftung Arp e.V., Berlin/Rolandswerth, unbekannter Fotograf
-Hans Arp, Tristan Tzara, Hans Richter vor dem Hotel Elite, Zürich 1918 – Stiftung Arp e.V. Rolandswerth/Berlin, unbekannter Fotograf
-Marcel Janco, Plakat der Ersten Dada-Ausstellung in der Galerie Corray, 1917
More in: - Book News, Adya & Otto van Rees, Art & Literature News, Ball, Hugo, Dada, DADA, Dadaïsme, DANCE & PERFORMANCE, Exhibition Archive, THEATRE
ROOD! Heilstaatvisioenen uit de Sovjet Unie 1930-1941
VAN ABBEMUSEUM EINDHOVEN t/m 29.07.2016
Na de Russische revolutie van 1917 besloten de machthebbers in de nieuwe Sovjet-Unie hun ideeën op een unieke wijze te gaan uitdragen. De Sovjetideologie zou worden gepresenteerd via radicale avant-gardistische ontwerpen, gemaakt door de culturele elite van het land. Als vurige aanhangers van de nieuwe orde vormden schrijvers en beeldend kunstenaars als het ware een artistiek leger dat net als het Rode Leger ten dienste van de staat stond. Vooral in de jaren dertig was er geen natie ter wereld die zoveel eersteklas kunstenaars in dienst had voor propagandadoeleinden als de Sovjet-Unie. De tentoonstelling ROOD! in het Van Abbemuseum biedt van 3 mei tot en met29 juli 2016 een overzicht van meer dan 150 heilstaatvisioenen uit de Sovjet-Unie uit de periode 1930-1941.
De USSR in opbouw: De visualisering van het communistische gelijkheidsideaal was een van de hoofddoelstellingen van het tijdschrift De USSR in opbouw. Dit maandblad op groot formaat verscheen van januari 1930 tot mei 1941. Naast een Russische uitgave waren er edities in het Engels, Frans, Duits en vanaf 1938 ook in het Spaans. In de opmaak werden onder anderen foto’s en fotocollages gebruikt op een manier die radicaal vernieuwend was. Daarbij waren de grafische ontwerpen ingenieus en ook de typografie werd als het ware opnieuw gedefinieerd. Behalve fotografen als Sergej Senkin, Georgi Petroesov en Michail Seregin leverden nu wereldberoemde kunstenaars als El Lissitzky en Alexander Rodtsjenko belangrijke bijdragen aan het blad. Daarnaast was Lissitzky in 1935 ook de maker van het geweldige fotoalbum De industrie van het socialisme, een monument voor de industriële verworvenheden van de Sovjet-Unie. Samen met Vavara Stepanova maakte Rodtsjenko in 1938 het monumentale fotoalbum Moskou gereconstrueerd, waarin de modernisatie van de Russische hoofdstad naar voorbeeld van Parijs uitvoerig werd geïllustreerd en gedocumenteerd. Rodtsjenko nam zelf de foto’s, die net als de fotomontages, uitklap-platen, kaarten en diagrammen op elke nieuwe bladzijde voor een verrassing zorgden.
Paradeboeken: Tot de meest bijzondere en meest kostbare publicaties uit deze bloeitijd van de Russische propaganda behoren boeken met speciale opdrukken of zelfs metalen plaquettes en reliëfs op de omslag. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het boek Tankbestuurders, in 1936 ontworpen door Andrej Lavrov en een van de opvallendste stukken op de tentoonstelling in Zwolle. Met dergelijke luxe uitgaven was voor de ontwerpers of uitgevers geen geld te verdienen. De productie ervan was namelijk zo duur dat de boeken alleen gemaakt konden worden omdat de Russische regering ze in opdracht gaf en zich er financieel garant voor stelde. Niet voor niets worden ze daarom ook wel ‘paradeboeken’ genoemd. De primaire functie van de boeken was inderdaad dezelfde als die van een militaire parade, dat wil zeggen: pronken en indruk maken ter meerdere eer en glorie van de communistische heilstaat.
De opzienbarende Sovjet-vormgeving uit de jaren dertig groeide uit tot een inspiratiebron voor modernisten over de hele wereld. Zoals de expositie in Museum de Fundatie duidelijk maakt, reikte haar invloed ook tot in Nederland.
De kring rond Theo van Doesburg en De Stijl was zeer geïnteresseerd in de Russische avant-gardekunst, zowel qua vormgeving als in ideologische zin. Gerrit Rietveld was als grafisch ontwerper en typograaf verbonden aan het tijdschrift Nieuw Rusland, opgericht in 1928 als orgaan van het Genootschap Nederland-Nieuw Rusland. Cineast Joris Ivens volgde voor dit tijdschrift de ontwikkelingen op het gebied van de Russische film. In maart 1931 richtte de Communistische Partij Nederland de Vereniging Vrienden van de Sovjet-Unie op, die een jaar later het tijdschrift Feiten uit de Sovjetunie lanceerde. De omslagen van de publicaties zijn veel interessanter dan de door het Kremlin gedicteerde inhoud. Ze werden ontworpen door Nico de Haas en Cas Oorthuys van de Nederlandse vereniging van Arbeiders Fotografen, afgekort tot ArFot, die zich rechtstreeks door de Russische avant-gardisten lieten beïnvloeden.
Alle werken zijn afkomstig uit de LS collectie van het Van Abbemuseum.
Bij de tentoonstelling verschijnt een Engelstalige catalogus.
Curatoren: Albert Lemmens, Serge Stommels en Diana Franssen
Openingstijden Bibliotheek: De tentoonstelling vindt plaats in de bibliotheek, deze is geopend van dinsdag tot en met vrijdag van 11.00 tot 17.00 uur. Weekends gesloten.
Van Abbemuseum: Het Van Abbemuseum in Eindhoven is een van de meest toonaangevende musea voor hedendaagse kunst in Europa. Het museum heeft een uitgebreide internationale collectie van ruim 2700 kunstwerken, waaronder sleutelwerken van Lissitzky, Picasso, Kokoschka, Chagall, Beuys, McCarthy, Daniëls en Körmeling. Vragen op het gebied van kunst en samenleving stelt het museum op een experimentele manier aan de orde.
Openheid, gastvrijheid en kennisuitwisseling zijn voor het Van Abbemuseum van belang, en prikkelen bezoekers om over onderwerpen na te denken. Bijvoorbeeld over de rol van de collectie als cultureel ‘geheugen’, of over het museum als publieke ruimte. Door internationale samenwerking en uitwisseling is het Van Abbemuseum bovendien een plaats waar creatieve kruisbestuiving plaatsvindt. Een bron van verwondering, inspiratie en verbeelding.
Openingstijden Museum: Dinsdag t/m zondag 11.00–17.00 uur. Donderdag 11.00 – 21.00 uur.
Toegang: Volwassenen: € 12,00 / Groepen van 10 of meer personen: € 9,00 / Jongeren 13-18 jaar, studenten, CJP houders: € 6,00/ Kinderen t/m 12 jaar, Museumkaart: gratis / Familiepas (2 volwassenen en max. 3 kinderen tot 18 jaar): € 18,00. Iedere dinsdagmiddag tussen 15.00-17.00 uur: gratis toegang.
Van Abbemuseum,
Bilderdijklaan 10, Eindhoven.
www.vanabbemuseum.nl
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book Stories, Art & Literature News, Constructivism, De Stijl, Exhibition Archive, Theo van Doesburg
‘AFRIKA 010’ in het Wereldmuseum
Ontdek meer dan twee eeuwen Afrika in Rotterdam
Vanaf vrijdag 29 april 2016 presenteert het Wereldmuseum Rotterdam ‘AFRIKA 010′. Deze tentoonstelling omvat de meest opmerkelijke stukken uit de bijzondere Afrika-collectie van het Wereldmuseum, een collectie die al lange tijd niet in het museum te zien is geweest en bijna was verkocht, samen met enkele bruiklenen van andere Rotterdamse musea. De tentoonstelling toont de verrassende en dynamische veelzijdigheid van Afrika in het licht van verandering en vernieuwing. Ook legt het de nadruk op het onderlinge contact en de culturele wisselwerking tussen Afrika en Rotterdam.
De Afrika-collectie van het Wereldmuseum is op tal van manieren nauw met de stad Rotterdam verweven. De oudste Afrikaanse voorwerpen kwamen via het handelsnetwerk van Rotterdamse reders en handelaren direct in het museum terecht na de oprichting in 1883. De tentoonstelling brengt deze Rotterdams-Afrikaanse contacten in beeld door middel van unieke 19e -eeuwse objecten,
imposante krachtbeelden uit het Neder-Congo gebied, foto’s, kaarten en schilderijen. De collectie brengt de ‘clash of cultures’ die hier plaatsvond duidelijk in beeld.
Ook toont ‘AFRIKA 010’ de topstukken als bron van inspiratie op het gebied van kunst, vormgeving, architectuur, mode, sieraden en muziek: een indrukwekkende parade en een meeslepende kijkervaring. Daarnaast presenteert het Wereldmuseum absolute topstukken als beelden en maskers, voor een groot deel afkomstig uit de schenking van het echtpaar Piet en Ida Sanders. Hier zijn ook de meer recente aanwinsten van de collectie bezichtigen.
‘AFRIKA 010’ reikt verder, buiten de museummuren. Het Wereldmuseum werkt nauw samen met verschillende Rotterdamse organisaties en instellingen om de diversiteit van de Afrikaanse cultuur te belichten. We bieden de bezoekers en inwoners van Rotterdam een gevarieerd cultureel aanbod dat helemaal draait om de connectie tussen deze stad aan de Maas en Afrika. Een opmerkelijke installatie met zowel een Afrikaans als Rotterdams karakter wordt gemaakt door de in Rotterdam wonende Beninse kunstenaar Meschac Gaba en vormt de grande finale van de tentoonstelling.
Wereldmuseum Rotterdam, Willemskade 22-25, 3016 DM Rotterdam
Dinsdag t/m zondag van 10.30-17.30 uur
# Meer info op website WERELDMUSEUM ROTTERDAM
fleursdumal.nl magazine
More in: African Art, Art & Literature News, Exhibition Archive, Primitive Art
Musée de l’Orangerie, Paris
Apollinaire, the vision of the poet
Until 18 July 2016
The exhibition Apollinaire, the Eyes of the Poet looks at the period between 1902 and 1918 when Guillaume Apollinaire was active as an art critic. This period of fifteen years, seemingly a brief span, would in fact see a prodigious concentration of schools, manifestos, experiments and discoveries flourishing throughout the arts. Apollinaire’s character, his artistic sensitivity and his insatiable curiosity, made him a witness, a participant and a privileged intermediary in the turbulent times of the early 20th century. With a keen eye for discovering the art of his time, Apollinaire “defined once and for all the approach of artists like Matisse, Derain, Picasso and Chirico (…) using intellectual surveying techniques not seen since Baudelaire” Breton declared in 1952.
The aim of this exhibition is to recognise the important effect that this poet-critic’s discerning eye had on his era, in much the same way as Baudelaire and Mallarmé had on theirs.
Poet, critic, friend of artists and one of the first to discover African arts, Apollinaire proved to be a key player in the aesthetic revolution that led to the birth of modern art.
This exhibition aims to explore Apollinaire’s mental and aesthetic universe through a thematic display: from Douanier Rousseau to Matisse, Picasso, Braque and Delaunay, from Cubism to Orphism and Surrealism, from academic sources to modernity, from tribal arts to popular arts. One section will highlight in particular the poet’s links with Picasso.
The exhibition sits quite naturally in the Musée de l’Orangerie alongside the works collected by his friend Paul Guillaume, whom Apollinaire introduced into the avant-garde circles, and whose adviser he became.
Musée de l’Orangerie
Jardin des Tuileries
Place de la Concorde
Paris fr
+33 (0)1 44 77 80 07
+33 (0)1 44 50 43 00
Jours et horaires d’ouverture
Ouvert de 9h à 18h
Dernier accès : 17h15
Fermé le mardi
# Website: Le musée de l’Orangerie
fleursdumal.nl magazine
More in: Apollinaire, Guillaume, Archive A-B, Art & Literature News, Art Criticism, Exhibition Archive, FDM in Paris, SURREALISM
Tot en met 19 juni 2016 is in het Van Gogh Museum: Lichte zeden te zien, een tentoonstelling in samenwerking met Musée d’Orsay over de verbeelding van prostitutie in de Franse kunst in de periode 1850-1910. Het is voor het eerst dat dit onderwerp in een grote tentoonstelling voor het voetlicht wordt gebracht. Na de succesvolle etappe in Musée d’Orsay in Parijs, die onder de titel Splendeurs et Misères bijna 420.000 bezoekers trok, toont Lichte zeden in het Van Gogh Museum in Amsterdam hoe het thema prostitutie uiteenlopende kunstenaars bezighield. Ruim 100 schilderijen en werken op papier van meer dan 40 verschillende kunstenaars zijn te bewonderen, waaronder grote namen als Van Gogh, Degas, Toulouse-Lautrec en Picasso. De bruiklenen zijn afkomstig uit internationale musea en privécollecties, het overgrote deel van de werken is nooit eerder in Nederland getoond. Ook curieuze historische objecten zijn te zien, zoals politieregisters, pornografische foto’s, een 19de-eeuws pronkbed én het zweepje van een beroemde courtisane. Lezingen, workshops en de spraakmakende Vrijdagavonden in het museum (Vincent op Vrijdag) zorgen voor een spannend randprogramma.
Kop van een prostituee. Antwerpen, december 1885 Vincent van Gogh (1853 – 1890), olieverf op doek, 35.2 cm x 24.4 cm. Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Prostitutie was in de tweede helft van de 19de eeuw een favoriet onderwerp in de beeldende kunst. Geïnspireerd door Baudelaires oproep dat kunst het moderne leven moest weergeven, verbeeldden kunstenaars prostitutie als aspect van het eigentijdse stadsleven in Parijs. Ze schilderden tippelende vrouwen op de boulevards, rijke courtisanes in hun salon en afgeleefde prostituees in het bordeel. Het thema was actueel door de talrijke maatschappelijke discussies over de gevaren van prostitutie en de voor- en nadelen van regulering. Lichte zeden. Prostitutie in de Franse kunst, 1850-1910 laat zien wat kunstenaars tussen het Tweede Keizerrijk en de belle époque aantrok in dit complexe en gevoelige onderwerp. De expositie toont de wereld van de Parijse prostituees, vastgelegd door verschillende schilders en tekenaars: een wereld van contrasten, van luxe, make-up en glamour, maar ook van armoede, ziekte en ellende.
Uniek en voor het eerst in Nederland: Het is de eerste keer dat het thema prostitutie in een tentoonstelling zo uitgebreid wordt belicht. Lichte zeden. Prostitutie in de Franse kunst, 1850-1910 bevat meer dan 150 objecten, waaronder ruim 100 schilderijen, werken op papier, sculptuur en toegepaste kunst. Daaronder bevinden zich imposante en beroemde topstukken van grote namen als Édouard Manet, Edgar Degas, Henri de Toulouse-Lautrec, Pablo Picasso, Kees van Dongen, František Kupka en Vincent van Gogh, maar ook werken van minder bekende kunstenaars, zoals Louis Anquetin, Henri Gervex, Jean Béraud, Félicien Rops en Auguste Chabaud.
Beeldende kunst van hoog niveau wordt in Lichte zeden aangevuld met foto’s, boeken, tijdschriftillustraties en intrigerende en curieuze objecten zoals pornografisch fotomateriaal, een politieregister met foto’s van veroordeelde prostituees, een verguld en gedecoreerd pronkbed en het zweepje van de beroemde courtisane Valtesse de la Bigne. De bezoeker van de tentoonstelling wordt meegevoerd van de danszalen en cafés waar vrouwen hun klanten oppikten tot de gesloten wereld van de bordelen en de gevangenis waar illegale prostituees en vrouwen met geslachtsziektes werden opgesloten.
Lichte zeden. Prostitutie in de Franse kunst, 1850-1910 is vormgegeven door Clement & Sanôu, een Amsterdams vormgeversduo dat bekend is om zijn kostuum-, licht- en decorontwerpen voor opera, ballet en theater, zoals recent Mata Hari van Het Nationale Ballet.
Onzekerheid en dubbelzinnigheid: Lichte zeden is thematisch ingedeeld in vier hoofdstukken. De tentoonstelling begint met Onzekerheid en dubbelzinnigheid, waarin te zien is hoe schilders prostitutie in de openbare ruimte verbeeldden. Prostitutie was in Frankrijk vanaf het begin van de 19de eeuw gelegaliseerd. Men beschouwde het als een noodzakelijk kwaad, dat gecontroleerd en zoveel mogelijk afgeschermd moest worden om de goede zeden te beschermen en de verspreiding van geslachtsziekten tegen te gaan. Prostitutie was op straat alleen ’s avonds toegestaan (vanaf het aansteken van de gaslantaarns, l’heure du gaz) voor bij de politie geregistreerde prostituees, maar er werkten ook veel vrouwen clandestien. Op straat en in uitgaansgelegenheden was het onderscheid tussen een prostituee en een fatsoenlijke vrouw niet altijd direct duidelijk. Kunstenaars verwerkten subtiele verwijzingen naar deze ambiguïteit in hun schilderijen, zoals kleuren, houding, blikken of de interactie tussen de figuren.
Pracht en praal van de courtisanes: Het hoofdstuk Pracht en praal van de courtisanes toont werken waarop courtisanes zijn afgebeeld. Deze dure gezelschapsdames en sterren van de haute prostitution begonnen hun carrière vaak op de planken of als ‘gewone’ prostituee. Opgeklommen door het bed te delen met rijke mannen en politici, genoten zij een zekere status en pronkten met hun maatschappelijk succes door zich te laten portretteren in schilderijen, sculpturen of foto’s, die ze wijd en zijd verspreidden. De flamboyante courtisane werd aanbeden in het theater, geobserveerd door de pers en was zelfs een trendsetter in de mode. Een van de bekendste courtisanes was La Païva (1819-1884), die, geboren als Thérèse Lachmann in een arme Joodse familie in Moskou, naar Parijs trok waar zij zich opwerkte tot de meest succesvolle courtisane van de 19de eeuw. Befaamd waren de extravagante feesten en diners die zij voor de Parijse beau monde gaf en waar politici, adellijke heren en schrijvers als Gustave Flaubert en Emile Zola vaste gasten waren. Enkele meubels uit haar huis zijn in Lichte zeden te zien. Ook is er een 19de-eeuws verguld bed – gedecoreerd met een schildering van Leda en de zwaan en gebeeldhouwde engeltjes – dat waarschijnlijk in het bezit was van een courtisane of afkomstig is uit een van de vele bordelen in Parijs.
In het bordeel: van afwachten tot verleiden: Het volgende hoofdstuk in de tentoonstelling is In het bordeel: van afwachten tot verleiden, waarin de verborgen wereld van het bordeel wordt getoond – een dankbaar onderwerp voor kunstenaars op zoek naar moderne onderwerpen. Het bood hun de gelegenheid te experimenteren met een nieuwe, onconventionele weergave van het vrouwelijk naakt en te verbeelden wat zich afspeelde achter die gesloten deuren: het spel van afwachten tot verleiden, maar ook het dagelijks leven van de prostituees. Kunstenaars schilderden het eeuwige wachten op klanten, maar ook intieme, huiselijke scènes met de vrouwen in gesprek, aan de maaltijd of bij het wassen en aankleden, soms in het gezelschap van een klant.
Uitspattingen in kleur en vorm: Het laatste hoofdstuk ten slotte, Uitspattingen in kleur en vorm, belicht de moderne tijd vanaf de vorige eeuwwisseling tot 1910. Prostitutie is dan een vast thema geworden van de avant-garde. Het wordt niet meer verhuld maar expliciet in beeld gebracht, soms op karikaturale af, waarbij niet meer zozeer gaat om het onderwerp, maar om kleur, vorm en expressiviteit. De prostituee werd door deze nieuwe generatie schilders vooral afgebeeld als solitaire figuur, zonder de context van het bordeel. Sommigen vonden in de Parijse prostituee een aantrekkelijk onderwerp voor kleurrijke doeken van sensuele, losbandige vrouwen, anderen verbeeldden haar juist op een rauwe manier, als gevangene in een duistere wereld.
Prenten-Prostitutie-Privacy: Gelijktijdig met Lichte zeden wordt in het Prentenkabinet van de tentoonstellingsvleugel van het Van Gogh Museum een selectie 19de-eeuwse prenten getoond onder de titel Prenten-Prostitutie-Privacy. Deze intieme kunstwerkjes, zelfstandig of als illustratie van erotische teksten, vertrouwen de kijker als het ware op fluistertoon een geheimpje toe. Vrouwen van lichte zeden werden helemaal of half ontkleed afgebeeld in poses en situaties, die varieerden van suggestief tot expliciet seksueel. De prenten, gedrukt in kleine oplages, waren bedoeld voor een besloten kring van kunstenaars, uitgevers, handelaren en verzamelaars, die behoorden tot de decadente subcultuur binnen de Parijse hogere kringen. Zij bewaarden de losse prenten in mappen en bekeken ze in de beslotenheid van de eigen werkkamer of in de galerie. Erotiek werd gezien als een natuurlijke uiting van ‘de Franse geest’, zolang deze maar artistiek werd gebracht. Werken met een sensuele inhoud konden zo worden weggehouden van de overheidscensuur en andere moraalridders.
Nieuwe aanwinst: In de presentatie Prenten-Prostitutie-Privacy wordt ook een bijzondere nieuwe aanwinst van het Van Gogh Museum gepresenteerd: Het toilet, lezen na het bad, 1879-1883 van Edgar Degas (1834 – 1917). Degas maakte zijn erotische monotypieën (unieke afdrukken) van prostituees in de eerste plaats voor zichzelf. Hij smeerde een glasplaat volledig in met zwarte inkt en kraste en veegde tot de naakten uit het duister tevoorschijn kwamen. De tientallen ‘zwarte’ prenten werden pas na zijn dood ontdekt in zijn atelier. Het toilet, lezen na het bad is aangekocht met steun van de BankGiro Loterij, het Mondriaan Fonds en de Vereniging Rembrandt.
Catalogus: Bij de tentoonstelling verschijnt het rijk geïllustreerde boek Lichte zeden. Prostitutie in de Franse kunst, 1850-1910 (ook verkrijgbaar in een Engelse editie), Van Gogh Museum / Musée d’Orsay, 192 pagina’s, €19,95. Daarnaast is ook de Engelstalige catalogus Splendours and Miseries: Images of Prostitution in France, 1850-1910, Musée d’Orsay / Flammarion beschikbaar, 308 pagina’s, €45.
(Voor vrijdagavondprogramma & lezingenprogramma raadpleeg de website)
Tentoonstelling: Lichte Zeden
T/m 19 juni 2016
Van Gogh Museum
Museumplein 6, Amsterdam
Dagelijks open van 9 tot 18 uur,
op vrijdag tot 22 uur.
# Voor meer informatie en kaartverkoop zie website VAN GOGH MUSEUM
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, Art & Literature News, Émile Zola, Exhibition Archive, Gustave Flaubert, Vincent van Gogh, Vincent van Gogh
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature