Or see the index
B O E K E N
m e t e e n
H A P P Y E N D
Walter Breedveld over Gerard Knuvelder
door Jef van Kempen
Walter Breedveld (1901-1977) was lange tijd ongekend populair als schrijver van Brabantse volksboeken. Maar Breedveld deed meer. Zo maakte hij in 1959 en 1960 ruim vijftig portretten van Brabantse kunstenaars voor De Gelderlander. Een korte serie belicht deze andere kant van Breedveld. Vandaag: Gerard Knuvelder (1902-1982).
Als elfjarige schreef Gerard Knuvelder al zijn eerste stukken voor de krant. Hij werd daarin gestimuleerd door zijn vader, een Arnhemse winkelier die zich had opgewerkt tot journalist.
Tijdens zijn studie Nederlands aan de R.K. Leergangen in Tilburg, leerde Knuvelder de bevlogen katholieke literator en onderwijsman Dr. Moller kennen. Het werd een vriendschap voor het leven. Na Moller werd Gerard Knuvelder hoofdredacteur van het tijdschrift Roeping en in die hoedanigheid heeft hij vele jonge katholieke schrijvers de kans gegeven om te publiceren. “Een kalme, doch zeldzaam militante man, vol droge humor, die in de loop der jaren al heel wat beginnende auteurs op het paard heeft geholpen” schreef Walter Breedveld over hem. Een van die beginnende auteurs, vóór de Tweede Wereldoorlog, was Breedveld zelf.
Voor zijn krantenartikel volgde Walter Breedveld in 1960 een gastcollege van Gerard Knuvelder aan de Leergangen over ‘De mens in de moderne roman’. Knuvelder was toen een absolute autoriteit op het gebied van de literatuurgeschiedschrijving. Wie boven de dertig is en op de middelbare school heeft gezeten of Nederlands heeft gestudeerd heeft Knuvelder niet kunnen ontlopen. Van zijn Schets van de geschiedenis der Nederlandse letterkunde zijn 41 drukken verschenen en ook zijn vierdelige Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde heeft decennia lang het literatuuronderwijs beïnvloed. De literatuurgeschiedschrijving in Zuid-Nederland was een eenmanszaak: Gerard Knuvelder.
Tijdens zijn college aan de Leergangen veegde Knuvelder de vloer aan met de jongste generatie (niet-katholieke) schrijvers, in het bijzonder W.F. Hermans en Harry Mulisch.
“Hermans ziet de mens als een verkommerd wezen, levend temidden van de chaos, die hem van alle kanten omringt en bedreigt, zonder dat hij kan doordringen tot het “geheim” dat de chaos ordent, of het “wezen” dat dit doet.”
Met de levensvisie van Harry Mulisch was het in zijn ogen al niet veel beter gesteld. Het totale gebrek aan optimisme, de wereldsmart en de wereldangst hebben de jongeren ontleend aan de Franse filosoof Sartre.
Knuvelder adviseert zijn gehoor om Jos Panhuijsen, een inmiddels vergeten Brabantse schrijver, te lezen want: “Hij erkent de menselijke zwakheid en de nietswaardigheid ten overstaan en vooral in vergelijking met God.”
Walter Breedveld laat in zijn artikel niets van zijn eigen opvattingen blijken. Maar er hoeft geen misverstand over te bestaan dat hij, net als Gerard Knuvelder, de voorkeur geeft aan verhalen waaruit duidelijk een drang naar een betere en rustiger wereld spreekt. De mooiste boeken zijn die met een ‘happy end’.
(Brabants Dagblad, 1 november 2001)
Jef van kempen:
Boeken met een “Happy End”
Walter Breedveld over Gerard Knuvelder
fleursdumal.nl magazine
More in: Brabantia Nostra, Jean-Paul Sartre, Jef van Kempen, Walter Breedveld
D E H E K S
is nog volop levend
Walter Breedveld over Jacques Sinninghe
door Jef van Kempen
Walter Breedveld (1901-1977) was lange tijd ongekend populair als schrijver van Brabantse volksboeken. Maar Breedveld deed meer. Zo maakte hij in 1959 en 1960 ruim vijftig portretten van Brabantse kunstenaars voor De Gelderlander. Een korte serie belicht deze andere kant van Breedveld. Vandaag: Jacques R.W. Sinninghe (1904-1988).
Jacques Rudolph Willem Sinninghe werd in Roermond geboren, maar kwam al op zijn vierde jaar in Breda terecht. Zijn vader was er directeur van het postkantoor. Jacques Sinninghe zou de stad Breda zijn hele leven trouw blijven.
Aan Breedveld legde Sinninghe het verschil uit in geaardheid tussen het volk van West- en van Oost-Brabant: “West-Brabant is agressiever, dynamischer. In hun volksverhalen komen veel meer moorden voor, verkrachtingen, afpersingen en ontsporingen dan in Oost-Brabant.”
Walter Breedveld: “Hij is een typisch voorbeeld van een allochtone Brabander, die in de loop van de jaren volkomen met Brabant is vergroeid en toch niet-Brabantse eigenheden heeft behouden; men ziet het aan sommige gewoonten en hoort het aan enkele klanken en woordvormen.”
Jacques Sinninghe studeerde aan de Economische Hogeschool in Rotterdam. Na zijn studietijd zwierf hij een aantal jaren rond in Zuid-Europa, waar hij gefascineerd raakte door de volksverhalen die hij daar hoorde. Terug in Nederland besloot hij in de journalistiek te gaan en van het verzamelen van volksverhalen zijn beroep te maken. Hij ging met “zijn tape-recorder den boer op”, zoals Breedveld het uitdrukte. Uiteindelijk zou Sinninghe alleen al in Nederland en Vlaanderen zo’n 45.000 mythen, sagen en legendes optekenen. Met de tientallen boeken en duizenden artikelen die hij schreef, verwierf hij internationale roem. Hij was de eerste ter wereld, die een sagen- en legendencatalogus samenstelde.
“Hij schrijft voortreffelijk proza, ondanks de beperkingen waaraan hij noodzakelijk is gebonden. In zijn genre is hij zeker een kunstenaar.” Breedveld gaat verder: “De menselijke psyche te leren kennen in al haar aspecten is een hartstocht geworden. (…) De mens is zonder twijfel het merkwaardigste levende wezen op aarde, zijn belangrijkheid stijgt ver uit boven de fauna en de flora en boven de dingen der dode stof. (…) Jacques Sinninghe gaat zozeer in zijn werk op dat hij niet veel aandacht meer heeft voor andere dingen. De problematiek van onze om inzicht worstelende tijd ontgaat niet aan zijn intelligentie, maar hij kan er zich niet druk over maken. Zijn vak heeft zijn ganse liefde, zijn hele persoon; hij kan er niet over uitgepraat komen. (…) Het bijgeloof is nog zeer sterk, de heks is nog volop levend in de volksverbeelding. Zij is nog steeds een kwaadaardig wezen met toverkracht begaafd.”
De bibliotheek en de verzameling volksverhalen van Jacques R.W. Sinninghe werden na zijn dood ondergebracht in de Brabant-collectie van de KUB.
(Brabants Dagblad 18 oktober 2001)
Jef van Kempen:
De heks is nog volop levend
Walter Breedveld over Jacques sinninghe
fleursdumal.nl magazine
More in: Brabantia Nostra, Jef van Kempen, Walter Breedveld
LAAT DE DOKTER MAAR VERZUIPEN
Het succes van Toon Kortooms
door Jef van Kempen
Het was allemaal begonnen als een grap, als een poging om zijn idool Antoon Coolen te evenaren. Toen de jonge onderwijzer Toon Kortooms in 1937 in navolging van Coolen een lezing hield voor de leden van een plaatselijke voetbalclub, had hij nog geen letter gepubliceerd. Maar zijn lezing over Brabantse humor bleek onverwacht een succes en hij zou er in zijn lange leven nog duizenden houden. Humor bleef altijd zijn handelsmerk.
De in 1916 in Deurne geboren Toon Kortooms zou een van Nederlands meest succesvolle auteurs worden. Hij publiceerde meer dan vijftig romans en kinderboeken. Zijn roman Beekman en Beekman is met meer dan twee miljoen verkochte exemplaren de meest verkochte Nederlandse roman ooit. Help, de dokter verzuipt! stond in 1969 ruim een half jaar lang op de eerste plaats van de lijst van bestsellers.
Kortooms heeft zijn leven lang gevochten tegen het gebrek aan literaire erkenning dat zijn boeken kregen. “Laat de dokter maar verzuipen”, had een leerlinge van een middelbare school van haar lerares Nederlands te horen gekregen op haar vraag om Help, de dokter verzuipt! op haar literatuurlijst te mogen zetten. Dat was geen literatuur.
Kortooms spuwde zijn gal: “Docenten die het werk van een serieus schrijver afdoen met ‘waardeloos!’ tonen onmenselijke minachting voor de vele uren van concentratie, discipline, tobben, zweet, tranen -ook vreugde- van de auteur. In negen van de tien gevallen blijkt dat de met de botte bijl hakkende docent of docente nooit iets van mij of een andere terechtgestelde schrijver heeft gelezen”.
Hoewel Kortooms in 1954 naar Bloemendaal was ‘geëmigreerd’, zoals hij dat zelf noemde, had hij zijn leven lang zijn hart aan Brabant verloren. “ ‘Dus u komt uit de Peel?’ riep ze verrast uit. Ja, ik kwam inderdaad uit dat mooiste land, zei ik. ‘Ik ook! Uit Helenaveen!’ Met Griedtsveen het fraaiste dorp op deze aarde! Opeens waren wij geen vreemden meer voor elkaar, doch familie.” Toen Kortooms in 1999 overleed, werd hij overeenkomstig zijn wens begraven in Griendtsveen, het geboortedorp van zijn ouders. De ironie van het lot wil dat de begraafplaats net over de grens in Limburg ligt.
(Brabants Dagblad, 21 december 2004)
• fleursdumal.nl magazine
More in: Antoon Coolen, Brabantia Nostra, Jef van Kempen, Literaire sporen
D E V R O U W
DEZE SCHERF UIT HET PARADIJS
Walter Breedveld over Pieter van der Meer de Walcheren
Door Jef van Kempen
Walter Breedveld (1901-1977) was lange tijd ongekend populair als schrijver van Brabantse volksboeken. Maar Breedveld deed meer. Zo maakte hij in 1959 en 1960 ruim vijftig portretten van Brabantse kunstenaars voor De Gelderlander. Een korte serie belicht deze andere kant van Breedveld. Vandaag: Pieter van der Meer de Walcheren.
“Zeker zijn er mannen geweest met avontuurlijker ondervindingen eer de avond kwam of de dood hun leven sloot. (…) Maar het is wel een grandioos avontuur geweest in spirituele betekenis”, schreef Walter Breedveld naar aanleiding van zijn bezoek aan de toen tachtigjarige monnik Pieter van der Meer de Walcheren in de Paulusabdij in Oosterhout.
Hij doelde daarbij op het curieuze levensverhaal van Pieter van der Meer, die in 1880 in Utrecht werd geboren in een protestants gezin. In 1904 deed Van der Meer van zich spreken door zijn socialistische roman Licht en duisternis. In die tijd balanceerde hij, zoals hij zelf zei, op de rand van krankzinnigheid, zelfmoord en christendom. Onder invloed van de katholieke Franse schrijver Léon Bloy bekeerde hij zich in 1911 tot het katholicisme. Zijn bekeringsverhaal legde hij vast in zijn dagboeken, die door een groot lezerspubliek werden gewaardeerd.
Pieter van der Meer had als redacteur van het tijdschrift De Nieuwe Eeuw en als medeoprichter van Roeping en De Gemeenschap grote invloed op een nieuwe generatie jonge katholieke schrijvers, zoals Antoon Coolen, Anton van Duinkerken en Jan Engelman.
In 1933 trad Pieter van der Meer in bij de orde van de Benedictijnen, zijn vrouw Christine bij de Benedictinessen. Ze konden deze zelfgekozen scheiding niet aan en twee jaar later kwam het echtpaar weer samen. In 1953 overleed de vrouw waar hij meer dan veertig jaar zielsveel van had gehouden. Het jaar daarna trad Pieter van der Meer de Walcheren opnieuw in bij de Benedictijnen; in 1956 werd hij tot priester gewijd.
“De zon kan nauwelijks binnendringen in de rustige sfeervolle spreekkamer van de abdij en toch is haar licht helder en weldadig warm. Dom Pieter van der Meer is nog dezelfde als toen wij hem ruim tien jaar geleden een bezoek brachten in zijn fraaie woning aan de rand van het Mastbos in Breda. Verouderd weliswaar, witter geworden, doch nog even beweeglijk en tierig.
(…) Hij vertelt uit zijn leven en keert telkens terug tot God”.
Ter gelegenheid van zijn priesterwijding zei Pieter van der Meer over zijn vrouw Christine: “Zij lag in die laatste nacht diep te ademen als klom zij de bergen in. Het was alsof haar lichaam langzaam zich verwijderde, van mij weg ging, terwijl haar ziel duidelijk zichtbaar werd…Ik dacht in dit hoge nachtelijke uur: de vrouw, deze scherf uit het paradijs, het enig fragment uit het verloren paradijs dat de man mee kon nemen uit Gods tuin naar de woestenij van de wereld. In de vrouw leeft heviger voort de onverdelgbare herinnering van het verloren paradijs, het is immers haar geboortegrond; zij, en niet de man, is door de Schepper tot het leven geroepen in het paradijs. Maar zij heeft het verloren laten gaan en hààr priester faalde. Sindsdien klinkt uit de diepte de roep van de vrouw om de priester…”
Op 15 december 1970 volgde de priester zijn vrouw. Hij werd begraven op het kloosterkerkhof bij de abdij in Oosterhout.
(Brabants Dagblad 4 oktober 2001)
Walter Breedveld over Pieter van der Meer de Walcheren
• fleursdumal.nl magazine
More in: Anton van Duinkerken, Antoon Coolen, Brabantia Nostra, Jef van Kempen, Walter Breedveld
Z I N G E N D P R O Z A
Door Jef van Kempen
Walter Breedveld (1901-1977) was lange tijd ongekend populair als schrijver van Brabantse volksboeken. Maar Breedveld deed meer. Zo maakte hij in 1959 en 1960 ruim vijftig portretten van Brabantse kunstenaars voor De Gelderlander. Een korte serie belicht deze andere kant van Breedveld. Vandaag: Antoon Coolen.
“De roman is van alle vormen der woordkunst de meestomvattende manifestatie.” Walter Breedveld moet zichzelf een spiegel hebben voorgehouden in zijn artikel over de door hem zeer bewonderde romanschrijver Antoon Coolen. Breedveld is ronduit lyrisch over Coolen, in zijn ogen een van onze grootste woordkunstenaars.
“Zijn proza stijgt uit boven de koelheid van het woord dat alleen aanduidt en verklaart. Het heeft de muzikaliteit van de klank, doch meer om de wijze waarop het meezingt in het landschap dat hij beschrijft. De bomen zingen in het proza van Coolen, de murmelende beek zingt, de zon zingt als ze ‘s morgens uit het Oosten begint haar glanzen uit te schijnen over het magere peelland, zij zingt als ze ‘s avonds bloedrood in het Westen ondergaat.”
In de romans van Antoon Coolen zijn de mensen van de Peel één geworden met het landschap. “Hun armoede had hetzelfde kenmerk als de turf, die snel verbrandt. Het moeizame zware zwoegen om de kost te winnen was gebonden aan de weerspannige grond en het zwarte stinkende water dat overbleef als zij het schrale brood van de aarde hadden losgerukt. In hun behoedzame duldende geest was geen plaats voor opstand tegen het lot. Hier was hun plaats, hun werk en brood.”
Antoon Coolen (1897-1961) begon zijn loopbaan als journalist en was in de jaren dertig medewerker van het vernieuwende katholieke letterkundige tijdschrift De Gemeenschap. Zijn romans, zoals Kinderen van ons volk (1928) en De goede moordenaar (1931) worden door kenners gerekend tot de mooiste werken uit de Nederlandse literatuurgeschiedenis. Dorp aan de rivier (1934), zijn bekendste boek, was geïnspireerd door verhalen over de Deurnse huisarts Hendrik Wiegersma. Het werd later verfilmd. Grote indruk maakte zijn verzet tegen de Kultuurkamer tijdens de Tweede Wereldoorlog. Na de oorlog bestreed hij oorlogscollaborateurs en keerde hij zich tegen de in zijn ogen te snelle industrialisatie van Noord-Brabant. Dat werd hem niet door iedereen in dank afgenomen.
Met betrekking tot zijn dood zijn veel vragen altijd onbeantwoord gebleven. Op 11 oktober 1961 viel Antoon Coolen uit de trein van Amsterdam naar Eindhoven. Enkele weken later overleed hij. Hij werd begraven in zijn woonplaats Waalre.
(Brabants Dagblad, 20 september 2001)
Walter Breedveld over Antoon Coolen
• fleursdumal.nl magazine
More in: Antoon Coolen, Brabantia Nostra, Jef van Kempen, Walter Breedveld
Walter Breedveld (1901-1977) was lange tijd ongekend populair als schrijver van Brabantse volksboeken. Maar Breedveld deed meer. Zo maakte hij in 1959 en 1960 ruim vijftig portretten van Brabantse kunstenaars voor De Gelderlander. In deze serie o.a. aandacht voor Frans Babylon.
Nergens vond hij rust
Frans Babylon (1924-1968)
door Jef van Kempen
Op woensdag 21 augustus 1968 nam de bohémien-dichter Frans Babylon de trein van Amsterdam naar Zandvoort. Hij had een enkele reis gekocht. Op het strand kleedde hij zich uit, legde zijn kleren op een keurig stapeltje en liep de zee in. Het was zijn derde zelfmoordpoging. Diezelfde avond spoelde zijn lichaam aan op het strand bij Bloemendaal.
Wie het gedicht Existentie van Frans Babylon leest zal zich niet verbazen, dat uitgerekend dit gedicht na zijn dood het meest is geciteerd. Over de voorspellende waarde ervan is uitgebreid geschreven door o.a. Jeroen Brouwers en Wim Zaal.
Ik weet dat leven meest verdragen is
maar soms kan ik me wezenlijk verblijden
in ‘t weten, dat de dood me zal bevrijden
uit mijn doorzichtige gevangenis.
Misschien lag ik in deze levensnood
wel liever op de dorre bodem dood
dan altijd rond te zwemmen van verlangen.
Frans Babylon is het pseudoniem van de op 18 maart 1924 in Deurne geboren Frans Obers. Hij publiceerde meer dan twintig dichtbundels, aanvankelijk daarin gestimuleerd door de schrijver Anton Coolen en zijn leraar Nederlands Gerard Knuvelder. Maar zij zouden hem later allebei laten vallen om zijn gehaastheid en zijn gebrek aan diepgang.
Babylon voelde zich aangetrokken tot een leven als bohémien, de zwerver met een obsessie voor drank en vrouwen. Al op jeugdige leeftijd zwierf hij rond in Frankrijk, om zich na een leven van twaalf ambachten en dertien ongelukken te vestigen in Amsterdam.
Op 22 maart 1960 publiceerde Walter Breedveld een uitgebreid portret van Frans Babylon. Het stuk was gebaseerd op een aantal persoonlijke gesprekken. ‘Brabant kent weinig bohémiens; Frans Babylon, die pretendeert er een te zijn, is het meer omdat hij het per se wil zijn dan dat hij het van nature is.’ Breedveld nam ook het gedicht Existentie in zijn artikel op. ‘Hij kan ook plotseling in zich zelf keren en te voorschijn komen met een zeer duidelijke zelfprojektie, want hij is erg open van karakter’, schreef hij naar aanleiding van dit gedicht. En verder, heel opmerkelijk, acht jaar voor Babylon’s zelfgekozen dood: ‘Nergens vond hij rust behalve misschien in zijn gedichten.’
(Uit: Brabants Dagblad, 6 september 2001)
Walter Breedveld over Frans Babylon
fleursdumal.nl magazine
More in: Brabantia Nostra, Frans Babylon, Jef van Kempen, Walter Breedveld
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature