Walter Breedveld over Pieter van der Meer de Walcheren
D E V R O U W
DEZE SCHERF UIT HET PARADIJS
Walter Breedveld over Pieter van der Meer de Walcheren
Door Jef van Kempen
Walter Breedveld (1901-1977) was lange tijd ongekend populair als schrijver van Brabantse volksboeken. Maar Breedveld deed meer. Zo maakte hij in 1959 en 1960 ruim vijftig portretten van Brabantse kunstenaars voor De Gelderlander. Een korte serie belicht deze andere kant van Breedveld. Vandaag: Pieter van der Meer de Walcheren.
“Zeker zijn er mannen geweest met avontuurlijker ondervindingen eer de avond kwam of de dood hun leven sloot. (…) Maar het is wel een grandioos avontuur geweest in spirituele betekenis”, schreef Walter Breedveld naar aanleiding van zijn bezoek aan de toen tachtigjarige monnik Pieter van der Meer de Walcheren in de Paulusabdij in Oosterhout.
Hij doelde daarbij op het curieuze levensverhaal van Pieter van der Meer, die in 1880 in Utrecht werd geboren in een protestants gezin. In 1904 deed Van der Meer van zich spreken door zijn socialistische roman Licht en duisternis. In die tijd balanceerde hij, zoals hij zelf zei, op de rand van krankzinnigheid, zelfmoord en christendom. Onder invloed van de katholieke Franse schrijver Léon Bloy bekeerde hij zich in 1911 tot het katholicisme. Zijn bekeringsverhaal legde hij vast in zijn dagboeken, die door een groot lezerspubliek werden gewaardeerd.
Pieter van der Meer had als redacteur van het tijdschrift De Nieuwe Eeuw en als medeoprichter van Roeping en De Gemeenschap grote invloed op een nieuwe generatie jonge katholieke schrijvers, zoals Antoon Coolen, Anton van Duinkerken en Jan Engelman.
In 1933 trad Pieter van der Meer in bij de orde van de Benedictijnen, zijn vrouw Christine bij de Benedictinessen. Ze konden deze zelfgekozen scheiding niet aan en twee jaar later kwam het echtpaar weer samen. In 1953 overleed de vrouw waar hij meer dan veertig jaar zielsveel van had gehouden. Het jaar daarna trad Pieter van der Meer de Walcheren opnieuw in bij de Benedictijnen; in 1956 werd hij tot priester gewijd.
“De zon kan nauwelijks binnendringen in de rustige sfeervolle spreekkamer van de abdij en toch is haar licht helder en weldadig warm. Dom Pieter van der Meer is nog dezelfde als toen wij hem ruim tien jaar geleden een bezoek brachten in zijn fraaie woning aan de rand van het Mastbos in Breda. Verouderd weliswaar, witter geworden, doch nog even beweeglijk en tierig.
(…) Hij vertelt uit zijn leven en keert telkens terug tot God”.
Ter gelegenheid van zijn priesterwijding zei Pieter van der Meer over zijn vrouw Christine: “Zij lag in die laatste nacht diep te ademen als klom zij de bergen in. Het was alsof haar lichaam langzaam zich verwijderde, van mij weg ging, terwijl haar ziel duidelijk zichtbaar werd…Ik dacht in dit hoge nachtelijke uur: de vrouw, deze scherf uit het paradijs, het enig fragment uit het verloren paradijs dat de man mee kon nemen uit Gods tuin naar de woestenij van de wereld. In de vrouw leeft heviger voort de onverdelgbare herinnering van het verloren paradijs, het is immers haar geboortegrond; zij, en niet de man, is door de Schepper tot het leven geroepen in het paradijs. Maar zij heeft het verloren laten gaan en hààr priester faalde. Sindsdien klinkt uit de diepte de roep van de vrouw om de priester…”
Op 15 december 1970 volgde de priester zijn vrouw. Hij werd begraven op het kloosterkerkhof bij de abdij in Oosterhout.
(Brabants Dagblad 4 oktober 2001)
Walter Breedveld over Pieter van der Meer de Walcheren
• fleursdumal.nl magazine
More in: Anton van Duinkerken, Antoon Coolen, Brabantia Nostra, Jef van Kempen, Walter Breedveld