Or see the index
J o h a n K u i p e r s
Museum De Pont Tilburg
23 januari tm 14 maart 2010
Vier grote tekeningen uit de afgelopen twee jaar vormen de kern van de expositie van Johan Kuipers (Sneek 1960) in de projectzaal van Museum De Pont. De afmetingen overtreffen ruimschoots die van een ‘gewone’ tekening, maar dat gaat niet ten koste van de intimiteit. Kuipers heeft enorme vellen van 10 meter bij 1,50 – de lengte van een hele rol – met kroontjespen en Oost-Indische inkt betekend.
In For Whom the Bell Tolls is dat met een fijnmazige, celvormige structuur. Zowel qua techniek als structuur vertoont de tekening grote overeenkomst met zijn abstracte schilderijen. De subtiele kleurvelden van Kuipers’ doeken hebben een eigen dynamiek en gelaagdheid. Ze vragen erom van dichtbij te worden bekeken en dan ontvouwt zich een samenspel van talloze afzonderlijke lijnsegmentjes. Ook in de tekening is er de wisselwerking en de spanning tussen detail en geheel. Kleine variaties in toon en lijnvoering trekken de aandacht naar de afzonderlijke cellen die samen het enorme witte vlak in bezit nemen. In de overige tekeningen heeft deze abstracte structuur van dunne lijnen plaatsgemaakt voor het schrift. Hier staat de wisselwerking tussen taal en beeld centraal. Kuipers heeft steeds de tekst van een compleet boek als uitgangspunt genomen: de Max Havelaar van Multatuli, Lolita van Nabokov en het bijbelboek Job. Het is geen toeval dat de weigering om zich te conformeren aan de heersende moraal een centraal thema is in al deze boeken. Kuipers is gefascineerd door het verzet van het individu, dat zich niet laat breken door het besef dat die opstandigheid tot mislukken is gedoemd.
Door de teksten met de hand op te tekenen keert Kuipers terug naar de oorsprong van het manuscript. Tegelijkertijd saboteren de tekeningen het leesproces. De inhoud van de tekst, die zich tijdens het lezen geleidelijk ontvouwt, wijkt hier voor de onmiddellijkheid van het visuele beeld. Het ritme en de ordening van de tekstblokken geven het meterslange patroon een eigen schoonheid. Voor iedere tekening is een ander ordeningsprincipe gehanteerd; ieder ‘boek’ heeft zijn eigen, unieke beeld. In Max leveren de rijen staande en liggende blokken een overzichtelijk, ritmisch patroon op. In Lo is gekozen voor een grilliger opbouw. Nabokovs beroemde roman begint in het midden van het vel. De tekstblokken wentelen zich rondom dat punt en vullen het veld in een kronkelende beweging naar rechts en naar links. In Job heeft de oudtestamentische tekst de vorm van een litanie gekregen. In een fijnzinnig weefsel rijgen de woorden zich aaneen tot zinnen met de lengte van de rol papier, om vervolgens in omgekeerde richting terug te keren naar het begin.
De tekeningen zijn niet alleen het resultaat van een consequent uitgevoerd concept. Het beeld wordt evenzeer bepaald door de toevalligheden van de uitvoering: de verschillen in toon, veroorzaakt door de druk van de hand en de mate van slijtage van de kroontjespen; een onvoorziene vlek of smet; de restruimte die is overgebleven na voltooiing van de tekst. In die ‘oneffenheden’ wordt de handeling van het optekenen en de enorme hoeveelheid tijd die dat in beslag nam, extra voelbaar. Kunstmaken heeft voor Johan Kuipers niets van doen met een snel en op effect belust gebaar, maar alles met de kracht van een zich steeds herhalende handeling. Niet de aard van de handeling maar de volharding en concentratie waarmee deze is uitgevoerd, maken de betekenis en de schoonheid ervan uit. Door hun uitzonderlijk formaat zijn de hier getoonde werken een even symbolische als feitelijke uiting van die kunstopvatting.
fleursdumal.nl magazine
More in: Exhibition Archive
S o p h i e C a l l e
Talking to Strangers
Museum De Pont Tilburg
23 januari tm 16 mei 2010
In 2007 maakte Sophie Calle (Parijs, 1953) op de Biënnale van Venetië grote indruk met de installatie Prenez Soin De Vous. Een recent geproduceerde Engelstalige versie van dit werk vormt het middelpunt van haar tentoonstelling in De Pont. De expositie, haar eerste in Nederland sinds bijna vijftien jaar, is een coproductie met de Whitechapel Art Gallery in Londen en omvat behalve Take Care of Yourself nog elf sleutelwerken uit de periode van 1979 tot nu.
Kunst en leven zijn in het werk van Sophie Calle een hechte verbintenis aangegaan. ‘Gelukkige gebeurtenissen, die beleef ik, de ongelukkige buit ik uit. In de eerste plaats vanuit een artistieke interesse, maar ook om ze te transformeren, er iets van te maken, er mijn voordeel mee te doen, – wraak te nemen op de situatie.’ zei ze in 2003.
Take Care of Yourself, dat vier jaar na dit interview met Christine Macel werd voltooid, is daarvan een treffend voorbeeld. ‘Zorg goed voor je zelf’ luidden de slotwoorden waarmee Sophie Calle’s toenmalige geliefde de relatie per e-mail verbrak. Ze heeft het advies ter harte genomen en de e-mail tot inzet gemaakt van een kunstwerk. Wat begon als een vraag aan een goede vriendin, kreeg ten slotte de omvang van een project waarin 107 vrouwen betrokken werden. Onder hen bevonden zich een mediator, een taalkundige, een psychiater, een specialiste vrouwenrechten bij de VN, een schooljuffrouw, een politieofficier en Calle’s eigen moeder, maar ook een romanschrijfster, een helderziende, een actrice, een zangeres, een danseres en een clown. Op verzoek van Sophie Calle hebben zij allen vanuit hun eigen professionele deskundigheid de e-mail van de minnaar geanalyseerd, becommentarieerd en er in een aantal gevallen een antwoord op geformuleerd. In Take Care of Yourself heeft deze veelheid aan gesproken, geschreven, gezongen en gedanste reacties vorm gekregen in een installatie van teksten, foto’s en beeldschermen, waarop filmpjes worden afgespeeld. Het is een verrassende opeenstapeling van interpretaties die het werk niet alleen ver boven zijn pijnlijke aanleiding doet uitstijgen, maar ook loszingt van het autobiografische.
In de manier waarop Sophie Calle hier – en in andere werken – gebruik maakt van gebeurtenissen uit haar persoonlijk leven is geen zweem te bekennen van het exhibitionisme dat zo kenmerkend is voor het huidige emotietijdperk. Naar haar eigen gevoelens kunnen we alleen maar raden en ook de geliefde blijft buiten beeld. In Take Care of Yourself heeft Sophie Calle de regie weer zelf in handen genomen.
Al dertig jaar beweegt de kunst van Sophie Calle zich tussen de wil om greep te krijgen op het bestaan en het verlangen er zich aan over te geven. De werken waaraan gebeurtenissen uit haar privéleven ten grondslag liggen, vinden een tegenhanger in die waarin het eerder andersom is; in werken waarin de kunst zijn stempel drukt op haar dagelijks leven. Als kind al hield Calle van rituelen. Sinds 1979 hebben die in haar werk een plek gekregen in de strategieën die haar doen en laten bepalen en structureren. Sophie Calle speelt het spel met grote inzet en volharding en doet daarvan in haar kunstwerken verslag op een even feitelijke als ingetogen wijze.
Door het leven op te vatten als een spel dat volgens bepaalde regels dient te worden geleefd, schept zij een ruimte waarbinnen zij zich kan overgeven aan het onverwachte en onvoorziene. In 1979 besloot Calle willekeurige passanten te volgen en zich door hen mee te laten voeren door de straten van de stad. Sindsdien heeft zij talrijke scenario’s bedacht waarin zij de ander in zijn eigen intimiteit probeert te benaderen. Het meest expliciet deed zij dat in The Sleepers (1979) een actie waarin zij mensen vroeg enkele uren in haar bed te komen slapen; het meest ‘brutaal’ in The Address Book (1983). De titel slaat op het boekje met adressen dat Sophie Calle in juni 1983 vond op straat. Geïntrigeerd door de onbekende eigenaar, probeerde zij hem beter te leren kennen, niet tijdens een ontmoeting maar via de beschrijvingen van vrienden en relaties, van wie zij de gegevens in het adresboekje aantrof. De perspex doos met krantenknipsels die nu onder die titel wordt geëxposeerd, bevat de 28 dagelijkse afleveringen waarin ze de bevindingen van haar ‘onderzoek’ publiceerde in het dagblad Libération.
In verhalen van anderen krijgen subjectief beleefde en soms al verdwenen realiteiten gestalte. In werken als Los Angeles (1984) en The Detachment (1996) is Sophie Calle op zoek gegaan naar die verhalen. Soms ook liet zij zich er letterlijk door leiden, zoals in The Bronx (1980). In foto’s en teksten zijn de plekken in deze New Yorkse wijk gedocumenteerd waar willekeurige bewoners van The Bronx haar naar toe brachten toen zij hen vroeg haar de plek te laten zien die zij zich altijd zouden herinneren.
Sophie Calle heeft haar eigen bestaan een belangrijke plaats gegeven in haar werk. De documentaire manier waarop zij haar werk presenteert, suggereert een hoge mate van feitelijkheid. Waar feit en fictie in elkaar overgaan is voor de kijker nauwelijks te achterhalen. Onder de indruk van de suggestieve kracht van haar werk, baseerde Paul Auster in zijn roman Leviathan (1983) het gedrag van het personage Maria op episodes uit het leven van Sophie Calle. Op haar beurt vroeg Calle de Amerikaanse schrijver een fictief karakter te bedenken, dat zij in het werkelijke leven zou kunnen aannemen. Dat weigerde Auster, wel gaf hij haar een aantal instructies ‘ter verbetering van het leven in New York’. Gotham Handbook (1994) doet daarvan verslag en toont onder meer de openbare telefooncel die Sophie Calle midden in New York adopteerde om deze vol toewijding te veranderen in een plek van warmte en gezelligheid.
Soms is de verbintenis tussen kunst en werkelijkheid die Sophie Calle opzoekt licht en poëtisch, dan weer klinkt een dramatischer ondertoon. In haar werken maakt zij ons daarvan deelgenoot, tegelijkertijd houdt zij afstand en laat zij ruimte voor eigen invulling en interpretaties van de kijker. De handelingen die zij verricht om het leven te lijf te gaan zijn invoelbaar en minder particulier dan het dagboekachtige karakter van haar werk suggereert.
Where and When (2004-2008) is ontstaan uit de samenwerking van Sophie Calle met de helderziende Maud Kirsten. Calle vroeg Kirsten haar de toekomst te voorspellen zodat zij deze ‘tegemoet kon gaan en haar te vlug af kon zijn.’ Berck is het fotoverslag van de in Noord Frankrijk gelegen badplaats, waar de kaarten Sophie Calle op 17 mei 2004 naar toe stuurden. Het meest ontroerend komt het onvermogen om leven en dood werkelijk te vatten naar voren in het werk Pas pu saisir la mort (2007). De video toont de laatste twintig minuten uit het leven van de moeder van Sophie Calle. Het moment van haar verscheiden liet zich niet vangen. Ook op het ultieme moment waren het leven en de dood ongrijpbaar.
De tentoonstelling is georganiseerd in samenwerking met de Whitechapel Art Gallery in Londen, waar zij te zien was tot 3 januari 2010.
Expositie Sophie Calle in Museum De Pont
fleursdumal.nl magazine
More in: Exhibition Archive
Städtisches Museum Abteiberg
Mönchengladbach
Gregor Schneider: Garage 2009
Dezember 2009 bis voraussichtlich Ende 2010
Der international renommierte Künstler Gregor Schneider, geboren 1969 in Rheydt, heute Mönchengladbach-Rheydt, entwarf einen neuen Eingang in Form einer Garage als (unterirdischen) Zugang zu der eigens für das Museum Abteiberg entworfenen Präsentation des Haus u r .
Das Werk Garage 2009 war inspiriert von einer gewöhnlichen Garage auf der Unterheydener Straße, in der sich ein Nachbar in seinem Auto täglich betrank. Diese durch den Nachbau verdoppelte Garage, somit Doppelgarage 2002, ging auf Reisen, wurde – in verschiedenen Fassungen – nach Hamburg, Düren, Santa Fe, Porto, Rom und Burgdorf (Schweiz) transportiert und dort jeweils wieder aufgebaut. Bislang wurden diese Garagen nur leer gezeigt.
Die Garage 2009 ist keine mobile Garage. Sie ist massiv errichtet worden und bekommt zusätzlich zu der Funktion einer Garage zwei weitere Funktionen: Als Lager für die Elektronik der Außeninstallation Steam von Robert Morris und als Zugang zur Sammlungspräsentation von Gregor Schneider im Museum Abteiberg.
Diese kann weiterhin über eine Feuerleiter im innern der Garage erreicht werden.
Die Räume sind in einem völlig dunklen Umfeld platziert: das schwarze Museum. Einzige Lichtquellen der von Gregor Schneider entworfenen Präsentation sind die Lampen dieser Zimmer.
Der Zugang ist limitiert und nur nach Anmeldung samstags von 14 – 18 Uhr und sonntags von 10 – 18 Uhr möglich. Besucher müssen mindestens 16 Jahre alt sein.
fleursdumal.nl
More in: Exhibition Archive, Galerie Deutschland, Gregor Schneider
Cobramuseum voor moderne kunst – Amstelveen
P i e t O u b o r g. S o l i s t
Zicht op een eigenzinnig oeuvre
12.12. 2009 – 14.03. 2010
Het Cobra Museum brengt hoogtepunten uit het eigenzinnige oeuvre van een voorloper en vernieuwer van de Nederlandse kunst. Piet Ouborg was in Nederland zijn tijd ver vooruit; hij gaf de beeldende kunst een radicaal ander gezicht.
De omvangrijke expositie omvat een selectie van topstukken: tekeningen, gouaches en schilderijen uit alle perioden, met de nadruk op het latere werk. De werken tonen hoe Ouborg – zijn eigen kompas volgend – zichzelf als kunstenaar ontwikkelt: van de eerste surrealistische figuraties uit de jaren dertig naar de visionaire abstracte schilderstijl die tussen 1947 en 1950 tot een doorbraak leidt. Hij loopt daarmee zelfs vooruit op de schilderkunst die de Cobrakunstenaars zich dan nog eigen moeten maken.
Opvallend is dat voor het werk van Piet Ouborg toenemende belangstelling bestaat, ook vanuit het buitenland. In het licht van deze nieuwe eeuw wordt voor het eerst na lange tijd teruggeblikt op de nalatenschap van een van Nederlands belangrijkste moderne kunstenaars. De laatste aan Ouborg gewijde museumtentoonstelling vond ruim zeven jaar geleden plaats.
De expositie brengt een exclusieve selectie van circa honderd topstukken, zorgvuldig gekozen uit vele collecties, waaronder uit de nalatenschap van de kunstenaar. Uitzonderlijk is dat deze tentoonstelling – en in het bijzonder de bijbehorende uitgebreide publicatie – bijdragen aan onze kennis over de kunstenaar, met een tot nu toe niet eerder belichte inspiratiebron van wetenschappelijke aard.
Ouborg vertrekt in 1916 op 23-jarige leeftijd naar Nederlands-Indië en geeft daar tekenlessen. Als hij 30 jaar is keert hij voor één jaar terug naar Nederland en ziet daar de Franse modernen. Hij verdiept zijn didactische tekenvaardigheden en keert terug naar Nederlands-Indië. In 1932 heeft hij zijn eerste tentoonstelling in Nederland. In 1938, Ouborg is dan 45 jaar, keert hij definitief met zijn gezin terug naar Nederland.
De Nederlandse musea tonen in het interbellum nog weinig moderne kunst. Van het beperkt aantal surrealistisch werkende kunstenaars in Nederland is Ouborg niet op de hoogte, als hij tussen 1930 en 1932 een aantal abstracte droombeelden schildert, gevolgd door fantasierijke tekeningen van mens- en dierachtigen, expressief geschilderde explosies en verstilde landschappen. Werk dat nu surrealistisch wordt genoemd. De reeks droombeelden ontstaat grotendeels op Java, ver verwijdert van het bruisende Parijs, waar het surrealisme hoogtij viert. Ouborg houdt zichzelf via Franse tijdschriften op de hoogte. Daarin ziet hij werk van Breton, Ernst, Miró, Tanguy, Picasso en De Chirico. Stilistisch vertonen zijn werken en dat van verschillende surrealisten parallellen. De ovalen in Ouborgs droombeelden hebben eenzelfde lading als de navels in het werk van Arp; de geest van Tanguys vervreemdende landschappen met de kenmerkende surrealistische sfeer van erotiek en verval waait door Ouborgs landschappen; explosies verwijzen naar de dreigende oorlogsstemming in sommige werken van Ernst. Beide richtingen van het surrealisme, de abstracte en figuratieve variant, zijn in Ouborgs werk aanwezig.
Ouborg bevond zich midden in de rijke Indische cultuur, die voor de Parijse kunstenaars alleen via etnografica beschikbaar was. Het besef dat de maskers en wajangpoppen doorgeefluik waren naar het onbewuste groeide. Het onderzoek naar het onbewuste of surreële ging bij hem als vanzelf; hij had visioenen en koortsachtige dromen en was ontvankelijk voor magie en spiritualiteit. Al vroeg verzamelde Ouborg maskers en spontane kindertekeningen. Dat alles maakte dat Ouborgs surrealisme zich op een natuurlijke manier ontwikkelde. Hij was daarmee in Nederland toen zijn tijd ver vooruit.
Piet Ouborg ontwikkelde zijn belangstelling niet binnen een groep van gelijkgestemden, maar vond inspiratie in de wereld waarin hij leefde. Die beschrijft hij als een oneindige stroom van beelden en tekens. Hij meed modieuze stijlconventies. Opmerkelijk in die zin is de manier waarop hij zijn vooroorlogse experimenten in de abstractie weer opneemt na zijn terugkeer in Nederland, in 1938, gelijktijdig met de inhaalslag waarmee de musea de moderne kunst bekend maakten.
Ouborgs spiritualiteit is geworteld in het universele gegeven van een oerbron van levensexpressie. De uitingen die daaruit voortkomen – van primitieve culturen, kinderen en ‘onaangepasten’ – herkenne de jonge Cobrakunstenaars als zij het werk van Piet Ouborg zien. Anton Rooskens en Theo Wolvecamp zien in 1947 een radicaal andere schilderkunst, die de Hollandse Experimentelen zich dan nog eigen moeten maken.
Tussen 1947 en 1950 leidt de zoektocht van Ouborg naar nieuwe uitdrukkingsmogelijkheden tot een doorbraak. Hij ontwikkelt een visionaire abstracte schilderstijl, waarin de experimenten uit de voorgaande jaren worden samengebald tot een krachtige en kleurrijke beeldtaal.
De opwinding die in 1950 ontstaat, als aan Ouborg de Jacob Marisprijs wordt toegekend, voor zijn ingezonden tekening ‘Vader en Zoon’ wordt altijd gememoreerd omdat de affaire een moment in de Nederlandse kunstgeschiedenis markeert: de alom heersende onwetendheid over eigentijdse en moderne kunst. Onwetendheid over abstracte kunst die met gekte en oplichterij geassocieerd werden. Het voorval is vergelijkbaar met de verbeten reacties op de kunst van de Cobrakunstenaars. De museumdirecteuren die in de jaren vijftig de moderne kunst brachten en de critici die daarover schreven, waren de eersten die oog hadden voor de kwaliteit van Ouborg. De waardering kwam niet alleen tot uiting door de toekenning van de prijs, maar ook door Ouborgs internationale erkenning.
Het werk van Ouborg wordt vrijwel altijd aangeduid vanuit het gevoel. De hang naar ‘het hogere’, het contact met het onbewuste, de oerkracht van het primitieve. Ouborg bleek hiernaast niet ongevoelig voor de rationele geest. In zijn nalatenschap zijn bladen gevonden uit het Lehrbuch der allgemeinen pathologische Anatomie. Ouborg heeft in de illustraties met microscopische beelden zitten tekenen. Met een pennetje volgt hij de lijntjes in het aangetaste organische weefsel. Hij maakt vertakkingen, voegt tentakels toe en legt verbindingen. Het is zinvol om bij het beschouwen van zijn naoorlogse werk ook zijn heimelijke ontmoeting met de wetenschap mee te nemen.
Boekuitgave: Bij de tentoonstelling verschijnt een rijk geïllustreerde publicatie van Waanders Uitgevers en het Cobra Museum voor Moderne Kunst met uitvoerige toelichtende teksten van kunsthistorici: Véronique Baar, Katja Weitering, conservator van het Cobra Museum, Annelies Haase en Bert Jansen. Isbn 9789040086335.
Cobra Museum voor Moderne Kunst / Sandbergplein 1 1181 ZX Amstelveen / Tel. 020 5475050 / open di t/m zo 11 – 17 uur / Afspraken voor rondleidingen via 020 5475031
► W e b s i t e C o b r a M u s e u m
fleursdumal.nl
More in: Exhibition Archive, FDM Art Gallery
VAN ABBEMUSEUM EINDHOVEN
Play Van Abbe
Deel 1: Het spel en de spelers
28 november 2009 – maart 2010
Op zaterdag 28 november 2009 om 16.00 uur vindt in het Van Abbemuseum de opening plaats van het 18 maanden durende programma Play Van Abbe. Dit programma omvat tentoonstellingen, projecten, performances, lezingen en discussies, met als uitgangspunt de collectie van het Van Abbemuseum. Play Van Abbe is onderverdeeld in vier delen met elk een eigen thema.
Deel 1, Het spel en de spelers, begint zaterdag 28 november 2009 en loopt tot en met maart 2010. In dit eerste deel stelt het museum de verhalen van kunstenaars en tentoonstellingsmakers centraal. Wie zijn de ‘spelers’ binnen een museum en welke verhalen vertellen zij? Hoe zag een collectiepresentatie eruit in 1983 en hoe kijken we daarnaar in 2009? Hoe presenteert de huidige directeur de collectie? Hoe positioneert een kunstmuseum zich, nu en in het verleden? Deze vragen komen in Het spel en de spelers aan de orde in drie tentoonstellingen: Herhaling: Zomeropstelling 1983, Vreemd en vertrouwd en Rien ne va plus. Deel 1 van Play Van Abbe wordt in maart 2010 afgesloten door het project If I Can’t Dance… Edition III – Masquerade.
Op zaterdag 28 november 2009 om 16:00 uur verricht staatssecretaris voor Europese Zaken Frans Timmermans de opening in het auditorium van het Van Abbemuseum. Na de openingstoespraken zijn er performances en worden er rondleidingen gegeven door speciale gastrondleiders
Deel 1: Het spel en de spelers
Herhaling: Zomeropstelling 1983 is een reconstructie van de collectietentoonstelling Zomeropstelling van de eigen collectie, die in 1983 werd ingericht door de toenmalig
directeur van het Van Abbemuseum Rudi Fuchs en zijn conservatoren. Fuchs maakte de tentoonstelling na zijn terugkeer uit Kassel, waar hij documenta 7 organiseerde.
Hij presenteerde in deze zomeropstelling onder andere een aantal nieuwe aankopen van Georg Baselitz, Alighiero e Boetti, Daniel Buren, Luciano Fabro, Gilbert & George, Rebecca Horn, Hermann Nitsch, Sigmar Polke, Lawrence Weiner en Ian Wilson. Een audiotour van Willem de Ridder maakte eveneens deel uit van de tentoonstelling. Deze audiotour is tijdens de reconstructie in originele vorm opnieuw beschikbaar voor de bezoeker.
Herhaling: Zomeropstelling 1983 roept vragen op als: Welk verhaal wilden de oorspronkelijke samenstellers vertellen en hoe ervaren wij in onze tijd dit stuk geschiedenis? Wordt de presentatie in deze context een nieuwe tentoonstelling of een kopie van een tentoonstelling? Archiefmateriaal over de opstelling in 1983 en over enkele individuele werken in de tentoonstelling geeft aanvullende informatie over het reconstructieproces en over de biografie van een aantal werken in de afgelopen 26 jaar.
Tegelijkertijd richt de huidige directeur Charles Esche de tentoonstelling Vreemd en vertrouwd in met recenteaankopen van het museum en andere werken uit de collectie. Esche geeft in deze tentoonstelling een beeld van de geschiedenis in de periode na 1989, het jaar van de val van de Berlijnse muur, de opstand op het Plein van de Hemelse Vrede en het begin van het einde van de apartheid in Zuid-Afrika. De tentoonstelling, waarin veel nieuwe aanwinsten voor het eerst te zien zijn, nodigt de bezoeker uit een nieuwe relatie te ontdekken tussen kunst en haar uiteenlopende contexten in het museum. Als tegenhanger van Herhaling: Zomeropstelling 1983 toont Vreemd en vertrouwd hoeveel breder het geografische gebied is geworden dat de hedendaagse kunst bestrijkt.
Bovendien signaleert Vreemd en vertrouwd een verschuiving in het verzamelen: van het autonome kunstwerk naar een verstrengeling van objecten, archieven, bronnen en verhalen. De tentoonstelling bevat werk van Hüseyin Alptekin, Yael Bartana, Harun Farocki, Dan Flavin, Gülsün Karamustafa, Dan Peterman en Nedko Solakov. Wilhelm Sasnal,
De presentatie Rien ne va plus, samengesteld door Christiane Berndes, Diana Franssen en Steven ten Thije in samenwerking met gastconservatoren, toont een aantal installaties en projecten uit de collectie van het museum uit de periode van 1966 tot heden van kunstenaars die sociaal-maatschappelijke thema’s aankaarten in een expliciete dialoog met de museale context. Hier ligt de nadruk op het verhaal van kunstenaars die de bezoeker betrekken in hun ‘spel’. De titel is ontleend aan het signaal voor spelers van een roulettespel dat de door hen ingenomen posities niet meer veranderd kunnen worden en dat het toeval gaat bepalen wie er wint en wie er verliest. De kunstenaars in Rien ne va plus spelen echter niet om de ‘winst’, maar om de regels ter discussie te stellen die gelden binnen het museum, de kunstwereld of de maatschappij. Ze vestigen de aandacht op regels die vaak zo vanzelfsprekend zijn, dat we ons er niet eens meer bewust van zijn. Is het mogelijk deze zichtbaar te maken? De tentoonstelling bevat werk van Marcel Broodthaers, Chto Delat, Tino Sehgal, Maria Eichhorn en Franz Erhard Walther. Het Museum of American Art Berlin is te gast in het Van Abbemuseum met het Kabinett der Abstrakten. De serie tentoonstellingen Lily van der Stokker en gast… wordt afgesloten met een presentatie van werken uit de collectie, geselecteerd door Van der Stokker zelf. Ze toont ze in de ruimte met het door haar ontworpen behang en geeft ze een passende ‘omlijsting’.
Als afsluiting van deel 1 van Play Van Abbe presenteert het curatorenplatform If I Can’t Dance, I Don’t Want To Be Part of Your Revolution van 8 tot en met 21 maart 2010 het project Edition III – Masquerade in het Van Abbemuseum.
DIt project is tevens de vierde en laatste episode van het lange termijn project Masquerade van If I Can’t Dance….
Als interruptie in de programmering van Play Van Abbe onderbreekt Edition III – Masquerade tijdelijk het tentoonstellingsregime met een presentatie van zes uitgenodigde kunstenaars. Edition III – Masquerade, samengesteld door Frederique Bergholtz en Annie Fletcher, bestaat uit een reeks nieuwe performances en projecten van Keren Cytter, Jon Mikel Euba, Olivier Foulon, Suchan Kinoshita, Joachim Koester en Sarah Pierce. Als hoogtepunt vindt in het weekend van 20 maart 2010 een performance-evenement plaats. Tijdens dit evenement neemt If I Can’t Dance… tijdelijk de regie in het museum over en krijgt zij 24 uur lang de sleutels van het museum.
Volgende delen van Play Van Abbe In maart 2010 begint het tweede deel: Tijdmachines, dat loopt tot eind augustus 2010. In dit deel worden historische museummodellen bekeken. Hoe vertelt een museum een verhaal door middel van presentatietechnieken en welke aannames liggen hierachter verscholen?
In deel 3, De principes van het verzamelen, het verzamelen van principes, staat van september 2010 tot januari 2011 het verzamelen centraal. Wat betekent het om kunstwerken samen te brengen en te bezitten? Welk wereldbeeld roep je op met een collectie? Wie brengt de werken samen en waarom? Bij het beantwoorden van deze vragen wordt gebruik gemaakt van zowel de eigen collectie van het Van Abbemuseum als andere verzamelingen ontstaan in andere contexten. Ook archiefmateriaal en documentatie spelen een belangrijke rol in het krijgen van inzicht in de motieven rond verzamelen van toen en nu.
Het vierde en laatste deel, De toerist, de pelgrim, de flaneur (en de werker), onderzoekt tot juni 2011 de rol van het publiek en de verwachtingen die het heeft, het plezier van een museumbezoek en hoe deze bezoekerservaring verder verrijkt kan worden. Zijn er nieuwe rollen die het museum met en voor het publiek kan ontwikkelen zodanig dat het museum een echt platform voor uitwisseling en inspiratie wordt?
Achtergrond Play Van Abbe Play Van Abbe is voortgekomen uit het Plug In programma dat tussen 2006 en 2009 in het Van Abbemuseum te zien was. Het is ook een reactie op de uitdagingen die spelen binnen verschillende disciplines als kunst, kunstgeschiedenis, culturele studies en sociologie, binnen de museale praktijk en bij de bezoekers van musea. De vragen die in Play Van Abbe aan de orde worden gesteld hebben betrekking op het kunstwerk als materieel object en op het museum als de context waarbinnen het kunstwerk gepositioneerd en geïdentificeerd wordt. Met de maatschappelijke veranderingen van de laatste 20 jaar in het achterhoofd stelt het museum met Play Van Abbe actuele vragen over de identiteit en het doel van musea en instellingen voor cultureel erfgoed. Het museum wil deze vragen delen met zijn bezoekers. De focus ligt niet alleen op de kunstwerken zelf, maar ook op de manier waarop wij ernaar kijken en erover praten in een museum. Play Van Abbe is een ‘(rollen)spel’ waarin de bezoekers, kunstenaars en medewerkers een actieve rol kunnen spelen. Met behulp van interdisciplinaire en internationale samenwerkingsverbanden onderzoekt Play Van Abbe hoe een museum gepositioneerd kan worden als een kennisinstituut dat een ‘collectief cultureel geheugen’ wil bewaren. Het wil mensen verrassen en inspireren en tegelijkertijd het kritisch en langdurig nadenken over de rol die kunst speelt in de hedendaagse wereld stimuleren.
Christiane Berndes, conservator collectie Van Abbemuseum: “We willen het museum in relatie tot het dagelijkse leven en de wereld om ons heen op een nieuwe manier laten zien. Zodat bezoekers gaan denken ‘Zo had ik het nog niet gevoeld of ervaren’. Ik hoop dat er een vonkje overspringt.”
Charles Esche, directeur Van Abbemuseum: “Kunst kan ons helpen de verbeeldingskracht verder te ontwikkelen. Die verbeeldingskracht hebben we nodig om op een goede manier met elkaar samen te leven en gezamenlijk stappen te zetten in de maatschappij.”
W e b s i t e V a n A b b e m u s e u m
fleursdumal.nl magazine
More in: Exhibition Archive, FDM Art Gallery
JOSEPH BEUYS COLLECTION – II
BONNEFANTENMUSEUM MAASTRICHT
Joseph Beuys
(1921, Krefeld – 1986, Düsseldorf)
Undoubtedly the best-known and most controversial artist in post-war Germany is Joseph Beuys. With his equally famous and misunderstood quote: “Jeder Mensch ist ein Künstler” and his views on ‘social sculpture’, he placed art within the widest framework imaginable. Spiritual development and realisation and social change formed the drive behind this artistic position, which even went as far as founding an alternative political party (DSP) in 1967. The established order was his natural enemy, and in 1971, Beuys’ radical didactic views were to cost him the influential position he had held as professor at the Staatliche Kunstakademie in Düsseldorf for ten years.
Beuys’ oeuvre includes drawings, sculptures and installations, but his erweiterten Kunstbegriff was manifested mainly in ‘Aktionen’ (performances). In interaction with his audiences, the charismatic German artist carried out ritualistic actions, amidst carefully arranged objects and materials, thus giving shape to transitional situations and transformation processes. He is well-known for his use of felt and fat: felt as a symbol of life-giving warmth and security, and fat as a substance that is transformed from a solid to a liquid when heated. One explanation for this could be a traumatic experience as a pilot in World War II, when Beuys crash-landed in the Crimea and was saved by Tartars who rubbed him with fat and wrapped him in felt.
In 1975, Beuys was invited by the Bonnefantenmuseum to illustrate his position as an artist and teacher, and his opinions on the task of a work of art in his erweiterten Kunstbegriff, by way of an exhibition, a lecture and a discussion. The exhibition in the side room of the Bonnefantenklooster contained a practically complete overview of the publications associated with his activities. After setting up the exhibition, Beuys decided to donate all the documents on display to the museum. Nearly all the posters, exhibition catalogues, invitations and other material were signed by the artist, and by signing them, Beuys gave the documents a place in his oeuvre. The value of this collection lies not only in its completeness (nearly all the documents from the period 1960-1975 are represented, though they are not all on display at the moment), but also in the rarity of many of the publications.
One of the first signs of Beuys’ presence in Maastricht is a postcard from 1975; one of the many small printed items that he published in large editions as Originalgrafik. The postcard depicts Joseph Beuys with a pram, accompanied by the Antwerp diamond merchant, art collector and friend Isi Fiszman. There was a sequel to this card two years later, when Beuys made a multiple of a number of sheets that were rejected for technical reasons, on which were printed four cards each. Two hundred numbered and signed copies had a hand-written text on them: ‘wer nicht denken will fliegt raus’, and the Bonnefanten texts again appeared across all four pictures.
• Website Bonnefantenmuseum Maastricht
fleursdumal.nl magazine
More in: Exhibition Archive, Sculpture, ZERO art
JOSEPH BEUYS COLLECTION – I
BONNEFANTENMUSEUM MAASTRICHT
Joseph Beuys
(1921, Krefeld – 1986, Düsseldorf)
De bekendste maar ook meest omstreden kunstenaar in het Duitsland van na de oorlog is zonder twijfel Joseph Beuys. Met zijn even beroemde als verkeerd begrepen uitspraak ‘Jeder Mensch ist ein Künstler’ en zijn opvattingen over een ‘sociale sculptuur’, plaatste hij kunst in het ruimst denkbare kader. Spirituele ontwikkeling, bewustwording en maatschappijverandering vormden de inzet van dit kunstenaarsschap dat zelfs zover reikte als de oprichting van een alternatieve politieke partij (DSP) in 1967. De gevestigde orde was zijn natuurlijke vijand en zijn radicale didactische inzichten bezorgden Beuys, die vanaf 1961 een invloedrijke positie bekleedde als professor aan de Staatliche Kunstakademie in Düsseldorf, tien jaar later zijn ontslag.
Beuys’ oeuvre omvat zowel tekeningen als sculpturen en installaties, maar zijn erweiterten Kunstbegriff kreeg vooral gestalte in zogeheten Aktionen (performances). In wisselwerking met het aanwezige publiek verrichtte de charismatische Duitse kunstenaar, temidden van zorgvuldige gearrangeerde voorwerpen en materialen, ritualistische handelingen. Hij gaf daarmee gestalte aan overgangssituaties en transformatieprocessen. Bekend is zijn gebruik van vilt en vet. Vilt als symbool voor levensschenkende warmte en geborgenheid, vet als een substantie die onder invloed van temperatuurverandering overgaat van vast naar vloeiend. Een indringende ervaring als piloot in de Tweede Wereldoorlog – Beuys stortte neer in de Krim en Tataren redden zijn leven door hem met vet in te smeren en in vilt te wikkelen – zou hiervoor een verklaring zijn.
In 1975 werd Beuys door het Bonnefantenmuseum uitgenodigd om zijn ideeën over zijn positie als kunstenaar en leraar en zijn opvattingen over de taak van een kunstwerk binnen zijn erweiterten Kunstbegriff toe te lichten door middel van een expositie, een lezing en een discussie. De tentoonstelling in de zijzaal van het Bonnefantenklooster bevatte een bijna volledig overzicht van de publicaties die verband hielden met zijn activiteiten. Na het inrichten van de expositie besloot Beuys alle aanwezige documenten te schenken aan het museum. Bijna alle affiches, tentoonstellingscatalogi, uitnodigingskaarten en andere materialen werden toen door hem gesigneerd. Door ze van zijn handtekening te voorzien gaf Beuys de documenten een plaats in zijn oeuvre. De waarde van deze collectie ligt niet alleen in haar volledigheid, bijna alle documenten uit de periode 1960-1975 zijn vertegenwoordigd (niet alles wordt momenteel getoond), maar inmiddels ook in de zeldzaamheid van vele van de publicaties.
Een eerste teken van Beuys’aanwezigheid in Maastricht vormt een briefkaart uit 1975, een van de vele kleine drukwerken die hij in grote oplagen als Originalgrafik uitgaf. Afgebeeld zijn Joseph Beuys met kinderwagen vergezeld van de Antwerpse diamanthandelaar, kunstverzamelaar en vriend Isi Fiszman. Een vervolg kreeg deze kaart twee jaar later: van een aantal om technische redenen afgekeurde vellen, waarop telkens vier kaarten waren afgedrukt, maakte Beuys een multiple. Tweehonderd genummerde en gesigneerde exemplaren werden voorzien van een tekst in handschrift, ‘wer nicht denken will fliegt raus’, en dwars over alle vier afbeeldingen weer de teksten Bonnefanten.
Collectie Bonnefantenmuseum
Multiple: Bonnefanten. Edition Staeck, Heidelberg, 1974 / multiples, pamfletten, affiches, aankondigingen, boeken en tijdschriften, 1961-1979 / fotografische registratie actie Joseph Beuys door Wilhelm Schürmann
• Website Bonnefantenmuseum Maastricht
fleursdumal.nl magazine
(to be continued)
More in: Exhibition Archive, Sculpture, ZERO art
GEMEENTEMUSEUM DEN HAAG
Jan Schoonhoven
R e l i ë f s e n t e k e n i n g e n
12 september 2009 t/m 28 februari 2010
Zijn negen-tot-vijf baan bij de PTT zorgde voor de regelmaat in zijn leven die Jan Schoonhoven nodig had. Het is eenzelfde regelmaat die zijn reliëfs en tekeningen zo ontzettend herkenbaar maakt. In zijn vrije tijd ontwikkelde hij zich ondertussen tot het boegbeeld van de Nederlandse Nul-beweging en kunstenaar van internationaal aanzien. Het Gemeentemuseum, dat een belangrijk overzicht van het werk van Schoonhoven bezit, wijdde precies 25 jaar geleden voor de laatste keer een solotentoonstelling aan hem. De intieme expositie die dit najaar in het Tritonkabinet te zien is, toont zowel reliëfs als tekeningen, die tot de sleutelwerken behoren in het oeuvre van één van de belangrijkste Nederlandse kunstenaars van de afgelopen vijftig jaar.
Jan Schoonhoven (Delft, 1914-1994) maakt al van kleins af aan tekeningen en gaat later dan ook naar de m.o.-tekenopleiding in Den Haag. Uiteindelijk komt hij niet als tekenleraar voor de klas te staan, maar werkt hij zijn hele leven bij de PTT. De zekerheid van een inkomen heeft hem altijd in staat gesteld als kunstenaar onafhankelijk te zijn – wat goed past in het beeld van Schoonhoven als iemand die orde en regelmaat zeer hoog acht. Die orde en regelmaat vormen vanaf de jaren zestig, wanneer hij definitief tot een eigen stijl komt, de kern van zijn werk.
Schoonhoven vormt met Armando, Henk Peeters en Jan Henderikse in de eerste helft van de jaren zestig de Nul-groep, de Nederlandse tak van de internationale Zero movement. Het uitgangspunt van Zero was om terug te keren naar een essentie, bijvoorbeeld door te werken met alledaagse materialen – waarvan in de tentoonstelling een reliëf gemaakt van toiletrollen getuigt. Schoonhoven ziet het ruimtelijke werk van Piero Manzoni en Lucio Fontana en begint met het vervaardigen van reliëfs. Langzaam maar zeker verworden zijn schilderijen tot sculpturen: objecten met gelijke vlakverdeling, een herhaling van patronen die door de toch altijd zichtbare hand van de maker nooit mechanisch wordt. ‘Je moet streven naar een minimum, maar anoniem gaat het nooit’. Deze uitspraak van Jan Schoonhoven vat zijn zoektocht in de kunst misschien nog wel het beste samen.
Het Gemeentemuseum Den Haag is reeds in de jaren vijftig van de vorige eeuw begonnen met het verwerven van reliëfs, tekeningen en grafiek van Schoonhoven. Gaandeweg is een zorgvuldig aangelegde collectie ontstaan, die meerdere malen te zien is geweest in solo- of groeps-tentoonstellingen. Zo organiseerde het Gemeentemuseum in 1964 een van de eerste exposities van de Nul-groep. Onlangs is de collectie aangevuld met een bijzondere achterglasschildering uit 1937, die in deze tentoonstelling voor het eerst aan het publiek wordt getoond.
De laatste jaren neemt de belangstelling voor het werk van Schoonhoven sterk toe en mag het rekenen op snel groeiende internationale aandacht. Samen met Constant, wiens Nieuw Babylon ook sinds enige tijd in binnen- en buitenland grote attentie geniet, wordt hij dan ook gezien als de belangrijkste Nederlandse kunstenaar van de tweede helft van de 20e eeuw. Zowel het oeuvre van Constant als Schoonhoven is rijk vertegenwoordigd in de museumcollectie.
De verzameling geeft op dit moment een prachtig overzicht van de ontwikkeling van Schoonhoven en laat zien hoe vorm en betekenis zich langzaam maar zeker concentreerden in herhalingen en patronen, in schaduwspelen en verbeeldingen van vorm en vormloosheid. De tentoonstelling bestaat uit werken uit een particuliere collectie en uit de collectie van het Gemeentemuseum. Daarnaast wordt ook de bijzondere documentaire Jan Schoonhoven – Beambte 18977 van Sherman de Jesus uit 2005 op zaal vertoond. Op die manier kan het publiek, precies vijfentwintig jaar na zijn laatste solotentoonstelling in het Gemeentemuseum, in het Tritonkabinet weer genieten van de wereld van Jan Schoonhoven.
Website Gemeentemuseum Den haag
fleursdumal.nl magazine for art & literature
More in: Exhibition Archive, FDM Art Gallery, Sculpture
Rogier van der Weyden
1400 | 1464
De Passie van de Meester
M | Leuven
20-09-2009 – 06-12-2009
M. Het nieuwe museum van Leuven
Van 20 september tot 6 december 2009 organiseert Artes.Leuven vzw de internationale bruikleententoonstelling Rogier van der Weyden 1400|1464 – De Passie van de Meester. De tentoonstelling is ter gelegenheid van de feestelijke opening van M, het nieuwe museum van Leuven.
Rogier van der Weyden (atelier) – Maria met Kind
Houston, Museum of Fine Arts, Edith A. and Percy S. Strauss Collection
Rogier van der Weyden
De tentoonstelling Rogier van der Weyden 1400 -1464 – De Passie van de Meester focust op het werk van Rogier van der Weyden en zijn navolgers. Rogier van der Weyden is omstreeks 1400 geboren in Doornik. In 1435 verlaat hij zijn geboortestad en vestigt zich te Brussel. Daar oefent hij het prestigieuze ambt van stadsschilder uit. In Brussel krijgt zijn schilderkunst een zeer sterke emotionele uitdrukkingskracht. Typerend is de ingehouden en waardige emotie en de subtiele expressie van de figuren. Zijn oeuvre kan beschouwd worden als een mijlpaal in de ontwikkeling van de visuele kunsten. Van der Weyden oefent invloed uit op de beeldtaal van de volgende generaties kunstenaars tot laat in de 16de eeuw. Hij wordt terecht samen met Jan van Eyck als de belangrijkste Zuid-Nederlandse schilder uit de 15de eeuw beschouwd.
De tentoonstelling belicht op de eerste plaats de vernieuwende artistieke taal van Rogier van der Weyden. In confrontatie met kunst van tijdgenoten en latere navolgers uit verschillende disciplines wordt de bijzondere artistieke en grensoverschrijdende betekenis van Van der Weyden duidelijk.
Rogier van der Weyden 1400 -1464 – de Passie van de Meester toont meer dan 100 meesterwerken van Rogier van der Weyden en zijn tijdgenoten uit de belangrijkste Europese en Amerikaanse verzamelingen en biedt zo een uniek overzicht van de buitengewone impact van de meester.
MUSEUM M
Leopold Vanderkelenstraat 28
3000 Leuven, België
Rogier van der Weyden, De Zeven Sacramenten, Antwerpen, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten
fleursdumal.nl m a g a z i n e
More in: Exhibition Archive, Historia Belgica, Jan van Eyck
Museum Kröller-Müller
(Nationaal Park De Hoge Veluwe – Otterlo)
De verzameling van Museum Kröller-Müller is opgebouwd rond de omvangrijke collectie werken van Vincent van Gogh, één van de meest indrukwekkende overzichten van zijn oeuvre. Ook George Seurat, Pablo Picasso, Fernand Léger, Piet Mondriaan en veel andere kunstenaars zijn met belangrijke schilderijen vertegenwoordigd.
Vanaf 1961 neemt ook de beeldentuin een belangrijke plek in. Hier wordt een unieke collectie sculpturen getoond. De beeldentuin geeft een overzicht van de ontwikkelingen in de beeldhouwkunst vanaf de 19e eeuw tot heden. Een wandeling door de beeldentuin van 25 hectare is een ware ontdekkingstocht. Op soms onverwachte plekken staat hier een unieke verzameling met onder andere beelden van Auguste Rodin, Henry Moore, Barbara Hepworth, Richard Serra en Jean Dubuffet. Twee paviljoens uit de jaren ’60 van Aldo van Eyck en Gerrit Rietveld sieren de tuin: juweeltjes uit de jaren ’60 die hier opnieuw een plaats hebben gekregen. De tuin is het hele jaar open en ademt ieder seizoen een andere sfeer.
Beeldentuin Kröller-Müller Museum
De beeldentuin van het Museum Kröller-Müller omvat werken van vele vooraanstaande nationale en internationale beeldhouwers onder meer van:
Hans Aeschbacher met Grosse Figur I (1961) – Kenneth Armitage met Monitor (1961) – Jean Arp met Berger de nuages (1953) – Émile-Antoine Bourdelle met La grande Pénélope (1912) – Eugène Dodeigne met Homme et femme (1963) en Sept (1993) – Jean Dubuffet met Jardin d’émail (1974) – Sorel Etrog met Complexes of a young lady (1960/62) – Lucio Fontana met Concetto spaziale
‘Natura’ (1959-1960) – Otto Freundlich met Composition (1933/1961) – Dan Graham met Two adjacent pavillions (1978/2001) – Emilio Greco met La Grande Bagnante nr. 3 (1957) – Barbara Hepworth met o.a. Squares with two circles (1963-1964), Dual form (1965) en Sphere with inner form (1963) – Phillip King met o.a. Brake (1966) en Open bound (1973) – Jacques Lipchitz met Le cri (Le couple) (1928-1929) en Le chant des voyelles (1931-1932) – Aristide Maillol met L’Air (1939/1962) – Marcello Mascherini met Ritratto di Franca (1952) – Umberto Mastroianni met La conquista (1954) en Picadores (1965) – Henry Moore met Animal head (1956) en Two-piece reclining figure II (1960)( buiten het beeldenpark -aan de Wildbaan nabij het museum- bevindt zich de beeldengroep Three upright motives) (1955-1956, 1965) – François Morellet met La plate-bande (1988) – Isamu Noguchi met The Cry (1959-1961/1962) – Claes Oldenburg met Trowel (1971), buiten het beeldenpark Marta Pan met Sculpture flottante, Otterlo (1960-1961) en Amphithéâtre (2007) – Eduardo Paolozzi met St. Sebastian III (1958) en Medea (1964) – Constant Permeke met Niobe (1951) – George Rickey met Two vertical, three horizontal lines (1965-1966) – Auguste Rodin met Femme accroupie (1882) – Ulrich Rückriem met o.a. Kubus (gespalten) (1971) en Dolomit (geschnitten) (1974) Richard Serra met Spin out, for Robert Smithson (1972-1973) en One (1988) – Piet Slegers met Landschaps-Zonneproject (1979) en Everzwijn (1958) – Kenneth Snelson met Needle tower (1968) – Evert Strobos met Pallisade (1973/1991) – Mark di Suvero met K-piece (1972) – Carel Visser met o.a. Kubus en zijn stapeling (1967) en Pleinbeeld (1998) – André Volten met o.a. Zuil (1968) en Kubische constructie (1968) – Magdalena Wiecek met Close to the Earth (1968) – Fritz Wotruba met o.a. Stehende figur (1958-1959) en Hockende figur (1950-1951) en vele anderen.
De architectuur is in het park vertegenwoordigd met twee expositiepaviljoens, het Aldo van Eyck-paviljoen van Aldo van Eyck en het Rietveld-paviljoen van Gerrit Rietveld.
fleursdumal.nl magazine – magazine for art & literature
photos: fdm magazine
More in: Dutch Landscapes, Exhibition Archive, FDM Art Gallery, Gerrit Rietveld, Piet Mondriaan, Theo van Doesburg
MUSEUM KRÖLLER-MÜLLER: HET MUSEUM
(Nationaal Park De Hoge Veluwe – Otterlo)
De verzameling van het museum is opgebouwd rond de omvangrijke collectie werken van Vincent van Gogh, één van de meest indrukwekkende overzichten van zijn oeuvre. Ook George Seurat, Pablo Picasso, Fernand Léger, Piet Mondriaan en veel andere kunstenaars zijn met belangrijke schilderijen vertegenwoordigd.
Vanaf 1961 neemt ook de beeldentuin een belangrijke plek in. Hier wordt een unieke collectie sculpturen getoond. De beeldentuin geeft een overzicht van de ontwikkelingen in de beeldhouwkunst vanaf de 19e eeuw tot heden. Een wandeling door de beeldentuin van 25 hectare is een ware ontdekkingstocht. Op soms onverwachte plekken staat hier een unieke verzameling met onder andere beelden van Auguste Rodin, Henry Moore, Barbara Hepworth, Richard Serra en Jean Dubuffet. Twee paviljoens uit de jaren ’60 van Aldo van Eyck en Gerrit Rietveld sieren de tuin: juweeltjes uit de jaren ’60 die hier opnieuw een plaats hebben gekregen. De tuin is het hele jaar open en ademt ieder seizoen een andere sfeer.
Museumcollectie Museum Kröller-Müller
Het Museum Kröller-Müller herbergt een wereldberoemde collectie schilderijen en tekeningen van Vincent van Gogh. Daarnaast is er een belangrijke collectie moderne en hedendaagse kunst waaronder ruim 400 werken (internationale avantgarde uit de jaren ’60 tot heden) uit de voormalige collectie Visser. Waaronder werken van Anselm Kiefer, Richard Long en Ellsworth Kelly.
In 2005 werd een legaat, bestaande uit 28 werken uit de nalatenschap van Rudi van Deventer aanvaard.
Verder zijn er werken van onder meer:Hans Baldung Grien, Rudolf Belling, Joseph Beuys, Constantin Brâncuşi, Lucas Cranach de Oude, Pieter Claesz ,Theo van Doesburg, James Ensor, Juan Gris, Isaac Israëls, Bart van der Leck, Fernand Léger, Marino Marini, Piet Mondriaan, Pablo Picasso, Odilon Redon, Kurt Schwitters, Georges Seurat, Charley Toorop, Jan Toorop en herman de vries.
Kröller-Müller Museum
Houtkampweg 6
6731 AW Otterlo
• photos fleursdumalmagazine
More in: Architecture, Art Criticism, Design, Eva Hesse, Exhibition Archive, FDM Art Gallery, Gerrit Rietveld, herman de vries, Jan Schoonhoven, Jean Tinguely & Niki de Saint Phalle, Joseph Beuys, Karel Appel, Kurt Schwitters, Land Art, Marcel Broodthaers, Pablo Picasso, Panamarenko, Piet Mondriaan, Richard Long, Theo van Doesburg, Vincent van Gogh, Yves Klein
Avant-gardes ’20-’60
Hoogtepunten uit de collectie van
het Stedelijk Museum te zien in het
Van Gogh Museum
26 juni t/m 23 augustus 2009
In de aanloop naar de heropening in het voorjaar van 2010 is het Stedelijk Museum van 26 juni tot en met 23 augustus 2009 opnieuw te gast in het Van Gogh Museum. De expositie Avant-gardes ‘20 / ‘60 toont hoogtepunten uit de collectie van het Stedelijk Museum uit de jaren ‘20 en de jaren ‘60 van de vorige eeuw: roerige decennia met veel verschuivingen, ook in de kunst. Deze jaren werden gekenmerkt door een grote experimenteerdrift binnen de beeldende kunst. Kunstenaars maakten grensverleggend werk, met nieuwe middelen. Zij beschouwden zich als de voorlopers en vernieuwers, of letterlijk als de ‘avant-garde’ van de beeldende kunst en van de maatschappij. Circa 70 belangrijke werken van onder meer Pablo Picasso, Piet Mondriaan, Kazimir Malevich, Luciano Fontana, Yves Klein, Roy Lichtenstein en Andy Warhol zijn te zien in de tentoonstellingsvleugel van het Van Gogh Museum.
Gerrit Rietveld: Roodblauwe stoel, 1918- 1923
Stedelijk Museum Amsterdam
Avant-gardes ‘20
In de jaren ‘20 speelde de avant-garde zich nog vrijwel exclusief in Europa af. Picasso, Mondriaan, Van Doesburg, Schwitters en Malevich behoren tot de belangrijkste vertegenwoordigers van de avant-garde van die tijd. Parijs bleef het centrum van de vernieuwingen dat het al sinds lang was, met onder meer het late kubisme van Picasso en het surrealisme van bijvoorbeeld Max Ernst. In West-Europa speelde Nederland een rol, waar in plaatsen als Leiden en Utrecht De Stijl bloeide. Maar ook in steden als Berlijn, Dessau en Hannover bestond met onder meer Dada en het Bauhaus een radicaal nieuw kunstbegrip. Veel verder naar het oosten, in Moskou en Leningrad, ontstonden revolutionaire stromingen die als Russisch constructivisme bekend staan.
Theo van Doesburg: Affiche Kleine Dadasoirée, 1922
Stedelijk Museum Amsterdam
Avant-gardes ‘60
Veertig jaar later vonden belangrijke ontwikkelingen binnen de avant-garde juist ook in Amerika plaats, met name in New York en Los Angeles. In het land van de onbegrensde mogelijkheden ontstonden stromingen als pop art, minimal art en post-minimal art, met kunstenaars als Andy Warhol, Carl Andre en Robert Morris. In West-Europa bleef Parijs belangrijk, met vertegenwoordigers van het nouveau réalisme, en kwam het zakelijke vormgebruik van kunstenaarsgroepen Zero en Nul naar voren in Duitsland en Nederland. Steden waaronder Düsseldorf, Keulen en Amsterdam speelden hierin een belangrijke rol.
De rol van het Stedelijk Museum – Amsterdam vervulde na de Tweede Wereldoorlog een brugfunctie: veel Amerikaanse kunstenaars realiseerden hier hun eerste museale presentaties en wisten zo voet aan de grond in West-Europa te krijgen. Het Stedelijk Museum speelde daarbij veelal een verbindende rol en slaagde erin een toonaangevende collectie op te bouwen. Het merendeel van de getoonde werken was tot 5 jaar geleden dan ook vaak te zien in de vaste opstelling van het Stedelijk Museum.
Naar het nieuwe Stedelijk Museum – Het Stedelijk Museum wordt op dit moment gerenoveerd en uitgebreid met spectaculaire nieuwbouw van Benthem Crouwel Architekten. De heropening van het Stedelijk Museum staat gepland voor maart/april 2010. Tot die tijd beweegt het door Amsterdam met projecten en tentoonstellingen, onder de noemer Stedelijk in de Stad.
Kazimir Malevich: Suprematist painting (Rood kruis op zwarte cirkel), 1921-1927
Stedelijk Museum Amsterdam
fleursdumal.nl magazine – magazine for art & literature
More in: Andy Warhol, Bauhaus, Bauhaus, Constructivism, Constuctivisme, Dada, Dadaïsme, De Ploeg, De Stijl, Exhibition Archive, Expressionism, Futurism, Futurisme, Gerrit Rietveld, Kubisme, Modernisme, Piet Mondriaan, Surrealism, Surrealisme, Theo van Doesburg, Vincent van Gogh, Yves Klein, ZERO art
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature