Expositie Piet Ouburg in Cobramuseum Amstelveen
Cobramuseum voor moderne kunst – Amstelveen
P i e t O u b o r g. S o l i s t
Zicht op een eigenzinnig oeuvre
12.12. 2009 – 14.03. 2010
Het Cobra Museum brengt hoogtepunten uit het eigenzinnige oeuvre van een voorloper en vernieuwer van de Nederlandse kunst. Piet Ouborg was in Nederland zijn tijd ver vooruit; hij gaf de beeldende kunst een radicaal ander gezicht.
De omvangrijke expositie omvat een selectie van topstukken: tekeningen, gouaches en schilderijen uit alle perioden, met de nadruk op het latere werk. De werken tonen hoe Ouborg – zijn eigen kompas volgend – zichzelf als kunstenaar ontwikkelt: van de eerste surrealistische figuraties uit de jaren dertig naar de visionaire abstracte schilderstijl die tussen 1947 en 1950 tot een doorbraak leidt. Hij loopt daarmee zelfs vooruit op de schilderkunst die de Cobrakunstenaars zich dan nog eigen moeten maken.
Opvallend is dat voor het werk van Piet Ouborg toenemende belangstelling bestaat, ook vanuit het buitenland. In het licht van deze nieuwe eeuw wordt voor het eerst na lange tijd teruggeblikt op de nalatenschap van een van Nederlands belangrijkste moderne kunstenaars. De laatste aan Ouborg gewijde museumtentoonstelling vond ruim zeven jaar geleden plaats.
De expositie brengt een exclusieve selectie van circa honderd topstukken, zorgvuldig gekozen uit vele collecties, waaronder uit de nalatenschap van de kunstenaar. Uitzonderlijk is dat deze tentoonstelling – en in het bijzonder de bijbehorende uitgebreide publicatie – bijdragen aan onze kennis over de kunstenaar, met een tot nu toe niet eerder belichte inspiratiebron van wetenschappelijke aard.
Ouborg vertrekt in 1916 op 23-jarige leeftijd naar Nederlands-Indië en geeft daar tekenlessen. Als hij 30 jaar is keert hij voor één jaar terug naar Nederland en ziet daar de Franse modernen. Hij verdiept zijn didactische tekenvaardigheden en keert terug naar Nederlands-Indië. In 1932 heeft hij zijn eerste tentoonstelling in Nederland. In 1938, Ouborg is dan 45 jaar, keert hij definitief met zijn gezin terug naar Nederland.
De Nederlandse musea tonen in het interbellum nog weinig moderne kunst. Van het beperkt aantal surrealistisch werkende kunstenaars in Nederland is Ouborg niet op de hoogte, als hij tussen 1930 en 1932 een aantal abstracte droombeelden schildert, gevolgd door fantasierijke tekeningen van mens- en dierachtigen, expressief geschilderde explosies en verstilde landschappen. Werk dat nu surrealistisch wordt genoemd. De reeks droombeelden ontstaat grotendeels op Java, ver verwijdert van het bruisende Parijs, waar het surrealisme hoogtij viert. Ouborg houdt zichzelf via Franse tijdschriften op de hoogte. Daarin ziet hij werk van Breton, Ernst, Miró, Tanguy, Picasso en De Chirico. Stilistisch vertonen zijn werken en dat van verschillende surrealisten parallellen. De ovalen in Ouborgs droombeelden hebben eenzelfde lading als de navels in het werk van Arp; de geest van Tanguys vervreemdende landschappen met de kenmerkende surrealistische sfeer van erotiek en verval waait door Ouborgs landschappen; explosies verwijzen naar de dreigende oorlogsstemming in sommige werken van Ernst. Beide richtingen van het surrealisme, de abstracte en figuratieve variant, zijn in Ouborgs werk aanwezig.
Ouborg bevond zich midden in de rijke Indische cultuur, die voor de Parijse kunstenaars alleen via etnografica beschikbaar was. Het besef dat de maskers en wajangpoppen doorgeefluik waren naar het onbewuste groeide. Het onderzoek naar het onbewuste of surreële ging bij hem als vanzelf; hij had visioenen en koortsachtige dromen en was ontvankelijk voor magie en spiritualiteit. Al vroeg verzamelde Ouborg maskers en spontane kindertekeningen. Dat alles maakte dat Ouborgs surrealisme zich op een natuurlijke manier ontwikkelde. Hij was daarmee in Nederland toen zijn tijd ver vooruit.
Piet Ouborg ontwikkelde zijn belangstelling niet binnen een groep van gelijkgestemden, maar vond inspiratie in de wereld waarin hij leefde. Die beschrijft hij als een oneindige stroom van beelden en tekens. Hij meed modieuze stijlconventies. Opmerkelijk in die zin is de manier waarop hij zijn vooroorlogse experimenten in de abstractie weer opneemt na zijn terugkeer in Nederland, in 1938, gelijktijdig met de inhaalslag waarmee de musea de moderne kunst bekend maakten.
Ouborgs spiritualiteit is geworteld in het universele gegeven van een oerbron van levensexpressie. De uitingen die daaruit voortkomen – van primitieve culturen, kinderen en ‘onaangepasten’ – herkenne de jonge Cobrakunstenaars als zij het werk van Piet Ouborg zien. Anton Rooskens en Theo Wolvecamp zien in 1947 een radicaal andere schilderkunst, die de Hollandse Experimentelen zich dan nog eigen moeten maken.
Tussen 1947 en 1950 leidt de zoektocht van Ouborg naar nieuwe uitdrukkingsmogelijkheden tot een doorbraak. Hij ontwikkelt een visionaire abstracte schilderstijl, waarin de experimenten uit de voorgaande jaren worden samengebald tot een krachtige en kleurrijke beeldtaal.
De opwinding die in 1950 ontstaat, als aan Ouborg de Jacob Marisprijs wordt toegekend, voor zijn ingezonden tekening ‘Vader en Zoon’ wordt altijd gememoreerd omdat de affaire een moment in de Nederlandse kunstgeschiedenis markeert: de alom heersende onwetendheid over eigentijdse en moderne kunst. Onwetendheid over abstracte kunst die met gekte en oplichterij geassocieerd werden. Het voorval is vergelijkbaar met de verbeten reacties op de kunst van de Cobrakunstenaars. De museumdirecteuren die in de jaren vijftig de moderne kunst brachten en de critici die daarover schreven, waren de eersten die oog hadden voor de kwaliteit van Ouborg. De waardering kwam niet alleen tot uiting door de toekenning van de prijs, maar ook door Ouborgs internationale erkenning.
Het werk van Ouborg wordt vrijwel altijd aangeduid vanuit het gevoel. De hang naar ‘het hogere’, het contact met het onbewuste, de oerkracht van het primitieve. Ouborg bleek hiernaast niet ongevoelig voor de rationele geest. In zijn nalatenschap zijn bladen gevonden uit het Lehrbuch der allgemeinen pathologische Anatomie. Ouborg heeft in de illustraties met microscopische beelden zitten tekenen. Met een pennetje volgt hij de lijntjes in het aangetaste organische weefsel. Hij maakt vertakkingen, voegt tentakels toe en legt verbindingen. Het is zinvol om bij het beschouwen van zijn naoorlogse werk ook zijn heimelijke ontmoeting met de wetenschap mee te nemen.
Boekuitgave: Bij de tentoonstelling verschijnt een rijk geïllustreerde publicatie van Waanders Uitgevers en het Cobra Museum voor Moderne Kunst met uitvoerige toelichtende teksten van kunsthistorici: Véronique Baar, Katja Weitering, conservator van het Cobra Museum, Annelies Haase en Bert Jansen. Isbn 9789040086335.
Cobra Museum voor Moderne Kunst / Sandbergplein 1 1181 ZX Amstelveen / Tel. 020 5475050 / open di t/m zo 11 – 17 uur / Afspraken voor rondleidingen via 020 5475031
► W e b s i t e C o b r a M u s e u m
fleursdumal.nl
More in: Exhibition Archive, FDM Art Gallery