Or see the index
Paul Cézanne (1839-1906), La Montagne Sainte-Victoire, 1888, olieverf op doek, 83 x 72 cm,
collectie Stedelijk Museum Amsterdam, verworven met steun van de VVHK
GEMEENTEMUSEUM DEN HAAG
Cézanne – Picasso – Mondriaan
In nieuw perspectief
17 oktober 2009 t/m 24 januari 2010
Cézanne is de ‘vader van de moderne kunst’. Hij werd, hoe ironisch ook, vaak geweigerd op de Parijse salons, maar geldt nu als een van de belangrijkste kunstenaars van zijn periode. Picasso en Mondriaan zijn in zijn voetsporen getreden en gedrieën zijn zij verantwoordelijk voor misschien wel de meest beslissende ontwikkeling in de kunstgeschiedenis: het ontstaan van de abstracte kunst. Deze drie revolutionaire meesters zijn in het najaar van 2009 onderwerp van een grootse, internationale tentoonstelling in het Gemeentemuseum Den Haag. Hier wordt op spectaculaire wijze duidelijk gemaakt hoe de schilderkunst rond 1900 in een stroomversnelling raakte. Het resultaat is een boeiend verhaal waarin de toeschouwer wordt meegenomen van de zinnelijke en kleurrijke doeken van Cézanne via de felgekleurde – soms humoristische – werken van Picasso naar de uiterst subtiele schilderkunst van Mondriaan.
Geen andere laat-negentiende eeuwse kunstenaar had zoveel en zo’n blijvende invloed op zijn opvolgers als Paul Cézanne: met zijn subtiele kleurgevoel en zijn gedurfde composities brak hij een lans voor de generaties na hem. Voor het eerst sinds een halve eeuw is er weer werk van de Franse meester in ons land te zien, waaronder de wereldberoemde, sensuele Baadsters en de landschappen met de Mont Sainte-Victoire, bij het kleine dorpje Vauvenargues in de Franse Provence, als middelpunt.
Vanaf zijn komst naar Parijs, toen hij nauwelijks twintig jaar was, had Pablo Picasso tot aan het eind van zijn leven een grote bewondering voor Cézanne. Hij beschouwde zichzelf graag als diens (artistieke) zoon. Hij wilde zo graag in de voetsporen treden van zijn grote inspiratiebron, dat hij jaren later het kasteel, Château de Vauvenargues, betrok aan de voet van de Mont Sainte-Victoire. Het ging hem hierbij niet zozeer om een kunstzinnige navolging, maar echt om de fysieke plek waar Cézanne zijn werk had vervaardigd. Later, na zijn dood in 1973, zou Picasso er ook begraven worden.
Mondriaan was, vrijwel tegelijk met Picasso, ook bezig met zijn zoektocht naar het ideale kunstwerk. Hoewel hij uit de Nederlandse traditie komt waarin de Haagse School hoogtij vierde, had hij van jongs af aan veel interesse in de internationale schilderkunst. Zo haalde hij zijn opvatting van Kubisme in eerste instantie uit de krant. Een tentoonstelling over het kubisme in het Stedelijk Museum opende hem in 1911 definitief de ogen. Daar zag hij pas wat kubisme écht inhield en ontdekte hij de lijn die door Cézanne was ingezet en door Picasso werd doorgetrokken. Mondriaan besloot naar Parijs te gaan om de ontwikkelingen in de kunst met eigen ogen te zien. Van daaruit kwam hij een stap dichterbij de essentie van kleur en vorm. Het is voor het eerst dat de relatie van Mondriaan tot Picasso en Cézanne zo uitvoerig tegen het licht wordt gehouden.
Deze najaarstentoonstelling van het Gemeentemuseum geeft een uniek inzicht in de ontwikkeling van de moderne Westerse kunst waarin deze drie meesters ieder hun eigen baanbrekende rol hebben gespeeld. Met bijzondere bruiklenen van over de hele wereld, uit Washington (The National Gallery of Art), New York (The Metropolitan Museum of Modern Art) en Parijs (Centre Georges Pompidou) is deze tentoonstelling van grote kwaliteit.
Bij de tentoonstelling verschijnt een Nederlandstalige, rijk geïllustreerde catalogus met bijdragen van Hans Janssen, Franz-W. Kaiser, Brigitte Leal, Sylvie Patin, Anne Roquebert en Benno Tempel
Website Gemeentemuseum Den Haag
fleursdumal.nl magazine
More in: FDM Art Gallery, Pablo Picasso, Piet Mondriaan
Museum Kröller-Müller
(Nationaal Park De Hoge Veluwe – Otterlo)
De verzameling van Museum Kröller-Müller is opgebouwd rond de omvangrijke collectie werken van Vincent van Gogh, één van de meest indrukwekkende overzichten van zijn oeuvre. Ook George Seurat, Pablo Picasso, Fernand Léger, Piet Mondriaan en veel andere kunstenaars zijn met belangrijke schilderijen vertegenwoordigd.
Vanaf 1961 neemt ook de beeldentuin een belangrijke plek in. Hier wordt een unieke collectie sculpturen getoond. De beeldentuin geeft een overzicht van de ontwikkelingen in de beeldhouwkunst vanaf de 19e eeuw tot heden. Een wandeling door de beeldentuin van 25 hectare is een ware ontdekkingstocht. Op soms onverwachte plekken staat hier een unieke verzameling met onder andere beelden van Auguste Rodin, Henry Moore, Barbara Hepworth, Richard Serra en Jean Dubuffet. Twee paviljoens uit de jaren ’60 van Aldo van Eyck en Gerrit Rietveld sieren de tuin: juweeltjes uit de jaren ’60 die hier opnieuw een plaats hebben gekregen. De tuin is het hele jaar open en ademt ieder seizoen een andere sfeer.
Beeldentuin Kröller-Müller Museum
De beeldentuin van het Museum Kröller-Müller omvat werken van vele vooraanstaande nationale en internationale beeldhouwers onder meer van:
Hans Aeschbacher met Grosse Figur I (1961) – Kenneth Armitage met Monitor (1961) – Jean Arp met Berger de nuages (1953) – Émile-Antoine Bourdelle met La grande Pénélope (1912) – Eugène Dodeigne met Homme et femme (1963) en Sept (1993) – Jean Dubuffet met Jardin d’émail (1974) – Sorel Etrog met Complexes of a young lady (1960/62) – Lucio Fontana met Concetto spaziale
‘Natura’ (1959-1960) – Otto Freundlich met Composition (1933/1961) – Dan Graham met Two adjacent pavillions (1978/2001) – Emilio Greco met La Grande Bagnante nr. 3 (1957) – Barbara Hepworth met o.a. Squares with two circles (1963-1964), Dual form (1965) en Sphere with inner form (1963) – Phillip King met o.a. Brake (1966) en Open bound (1973) – Jacques Lipchitz met Le cri (Le couple) (1928-1929) en Le chant des voyelles (1931-1932) – Aristide Maillol met L’Air (1939/1962) – Marcello Mascherini met Ritratto di Franca (1952) – Umberto Mastroianni met La conquista (1954) en Picadores (1965) – Henry Moore met Animal head (1956) en Two-piece reclining figure II (1960)( buiten het beeldenpark -aan de Wildbaan nabij het museum- bevindt zich de beeldengroep Three upright motives) (1955-1956, 1965) – François Morellet met La plate-bande (1988) – Isamu Noguchi met The Cry (1959-1961/1962) – Claes Oldenburg met Trowel (1971), buiten het beeldenpark Marta Pan met Sculpture flottante, Otterlo (1960-1961) en Amphithéâtre (2007) – Eduardo Paolozzi met St. Sebastian III (1958) en Medea (1964) – Constant Permeke met Niobe (1951) – George Rickey met Two vertical, three horizontal lines (1965-1966) – Auguste Rodin met Femme accroupie (1882) – Ulrich Rückriem met o.a. Kubus (gespalten) (1971) en Dolomit (geschnitten) (1974) Richard Serra met Spin out, for Robert Smithson (1972-1973) en One (1988) – Piet Slegers met Landschaps-Zonneproject (1979) en Everzwijn (1958) – Kenneth Snelson met Needle tower (1968) – Evert Strobos met Pallisade (1973/1991) – Mark di Suvero met K-piece (1972) – Carel Visser met o.a. Kubus en zijn stapeling (1967) en Pleinbeeld (1998) – André Volten met o.a. Zuil (1968) en Kubische constructie (1968) – Magdalena Wiecek met Close to the Earth (1968) – Fritz Wotruba met o.a. Stehende figur (1958-1959) en Hockende figur (1950-1951) en vele anderen.
De architectuur is in het park vertegenwoordigd met twee expositiepaviljoens, het Aldo van Eyck-paviljoen van Aldo van Eyck en het Rietveld-paviljoen van Gerrit Rietveld.
fleursdumal.nl magazine – magazine for art & literature
photos: fdm magazine
More in: Dutch Landscapes, Exhibition Archive, FDM Art Gallery, Gerrit Rietveld, Piet Mondriaan, Theo van Doesburg
MUSEUM KRÖLLER-MÜLLER: HET MUSEUM
(Nationaal Park De Hoge Veluwe – Otterlo)
De verzameling van het museum is opgebouwd rond de omvangrijke collectie werken van Vincent van Gogh, één van de meest indrukwekkende overzichten van zijn oeuvre. Ook George Seurat, Pablo Picasso, Fernand Léger, Piet Mondriaan en veel andere kunstenaars zijn met belangrijke schilderijen vertegenwoordigd.
Vanaf 1961 neemt ook de beeldentuin een belangrijke plek in. Hier wordt een unieke collectie sculpturen getoond. De beeldentuin geeft een overzicht van de ontwikkelingen in de beeldhouwkunst vanaf de 19e eeuw tot heden. Een wandeling door de beeldentuin van 25 hectare is een ware ontdekkingstocht. Op soms onverwachte plekken staat hier een unieke verzameling met onder andere beelden van Auguste Rodin, Henry Moore, Barbara Hepworth, Richard Serra en Jean Dubuffet. Twee paviljoens uit de jaren ’60 van Aldo van Eyck en Gerrit Rietveld sieren de tuin: juweeltjes uit de jaren ’60 die hier opnieuw een plaats hebben gekregen. De tuin is het hele jaar open en ademt ieder seizoen een andere sfeer.
Museumcollectie Museum Kröller-Müller
Het Museum Kröller-Müller herbergt een wereldberoemde collectie schilderijen en tekeningen van Vincent van Gogh. Daarnaast is er een belangrijke collectie moderne en hedendaagse kunst waaronder ruim 400 werken (internationale avantgarde uit de jaren ’60 tot heden) uit de voormalige collectie Visser. Waaronder werken van Anselm Kiefer, Richard Long en Ellsworth Kelly.
In 2005 werd een legaat, bestaande uit 28 werken uit de nalatenschap van Rudi van Deventer aanvaard.
Verder zijn er werken van onder meer:Hans Baldung Grien, Rudolf Belling, Joseph Beuys, Constantin Brâncuşi, Lucas Cranach de Oude, Pieter Claesz ,Theo van Doesburg, James Ensor, Juan Gris, Isaac Israëls, Bart van der Leck, Fernand Léger, Marino Marini, Piet Mondriaan, Pablo Picasso, Odilon Redon, Kurt Schwitters, Georges Seurat, Charley Toorop, Jan Toorop en herman de vries.
Kröller-Müller Museum
Houtkampweg 6
6731 AW Otterlo
• photos fleursdumalmagazine
More in: Architecture, Art Criticism, Design, Eva Hesse, Exhibition Archive, FDM Art Gallery, Gerrit Rietveld, herman de vries, Jan Schoonhoven, Jean Tinguely & Niki de Saint Phalle, Joseph Beuys, Karel Appel, Kurt Schwitters, Land Art, Marcel Broodthaers, Pablo Picasso, Panamarenko, Piet Mondriaan, Richard Long, Theo van Doesburg, Vincent van Gogh, Yves Klein
Avant-gardes ’20-’60
Hoogtepunten uit de collectie van
het Stedelijk Museum te zien in het
Van Gogh Museum
26 juni t/m 23 augustus 2009
In de aanloop naar de heropening in het voorjaar van 2010 is het Stedelijk Museum van 26 juni tot en met 23 augustus 2009 opnieuw te gast in het Van Gogh Museum. De expositie Avant-gardes ‘20 / ‘60 toont hoogtepunten uit de collectie van het Stedelijk Museum uit de jaren ‘20 en de jaren ‘60 van de vorige eeuw: roerige decennia met veel verschuivingen, ook in de kunst. Deze jaren werden gekenmerkt door een grote experimenteerdrift binnen de beeldende kunst. Kunstenaars maakten grensverleggend werk, met nieuwe middelen. Zij beschouwden zich als de voorlopers en vernieuwers, of letterlijk als de ‘avant-garde’ van de beeldende kunst en van de maatschappij. Circa 70 belangrijke werken van onder meer Pablo Picasso, Piet Mondriaan, Kazimir Malevich, Luciano Fontana, Yves Klein, Roy Lichtenstein en Andy Warhol zijn te zien in de tentoonstellingsvleugel van het Van Gogh Museum.
Gerrit Rietveld: Roodblauwe stoel, 1918- 1923
Stedelijk Museum Amsterdam
Avant-gardes ‘20
In de jaren ‘20 speelde de avant-garde zich nog vrijwel exclusief in Europa af. Picasso, Mondriaan, Van Doesburg, Schwitters en Malevich behoren tot de belangrijkste vertegenwoordigers van de avant-garde van die tijd. Parijs bleef het centrum van de vernieuwingen dat het al sinds lang was, met onder meer het late kubisme van Picasso en het surrealisme van bijvoorbeeld Max Ernst. In West-Europa speelde Nederland een rol, waar in plaatsen als Leiden en Utrecht De Stijl bloeide. Maar ook in steden als Berlijn, Dessau en Hannover bestond met onder meer Dada en het Bauhaus een radicaal nieuw kunstbegrip. Veel verder naar het oosten, in Moskou en Leningrad, ontstonden revolutionaire stromingen die als Russisch constructivisme bekend staan.
Theo van Doesburg: Affiche Kleine Dadasoirée, 1922
Stedelijk Museum Amsterdam
Avant-gardes ‘60
Veertig jaar later vonden belangrijke ontwikkelingen binnen de avant-garde juist ook in Amerika plaats, met name in New York en Los Angeles. In het land van de onbegrensde mogelijkheden ontstonden stromingen als pop art, minimal art en post-minimal art, met kunstenaars als Andy Warhol, Carl Andre en Robert Morris. In West-Europa bleef Parijs belangrijk, met vertegenwoordigers van het nouveau réalisme, en kwam het zakelijke vormgebruik van kunstenaarsgroepen Zero en Nul naar voren in Duitsland en Nederland. Steden waaronder Düsseldorf, Keulen en Amsterdam speelden hierin een belangrijke rol.
De rol van het Stedelijk Museum – Amsterdam vervulde na de Tweede Wereldoorlog een brugfunctie: veel Amerikaanse kunstenaars realiseerden hier hun eerste museale presentaties en wisten zo voet aan de grond in West-Europa te krijgen. Het Stedelijk Museum speelde daarbij veelal een verbindende rol en slaagde erin een toonaangevende collectie op te bouwen. Het merendeel van de getoonde werken was tot 5 jaar geleden dan ook vaak te zien in de vaste opstelling van het Stedelijk Museum.
Naar het nieuwe Stedelijk Museum – Het Stedelijk Museum wordt op dit moment gerenoveerd en uitgebreid met spectaculaire nieuwbouw van Benthem Crouwel Architekten. De heropening van het Stedelijk Museum staat gepland voor maart/april 2010. Tot die tijd beweegt het door Amsterdam met projecten en tentoonstellingen, onder de noemer Stedelijk in de Stad.
Kazimir Malevich: Suprematist painting (Rood kruis op zwarte cirkel), 1921-1927
Stedelijk Museum Amsterdam
fleursdumal.nl magazine – magazine for art & literature
More in: Andy Warhol, Bauhaus, Bauhaus, Constructivism, Constuctivisme, Dada, Dadaïsme, De Ploeg, De Stijl, Exhibition Archive, Expressionism, Futurism, Futurisme, Gerrit Rietveld, Kubisme, Modernisme, Piet Mondriaan, Surrealism, Surrealisme, Theo van Doesburg, Vincent van Gogh, Yves Klein, ZERO art
VICTORY BOOGIE WOOGIE
over de passie van Piet Mondriaan
Altijd al willen weten hoe Piet Mondriaan ertoe kwam om zwarte strepen op een wit doek te schilderen? Altijd gedacht dat hij kleurenblind was toen hij een schilderij maakte met een rode molen? Ooit geweten dat Mondriaan zijn kunst maakte voor een toekomstig ‘paradijs op aarde’?
In de muzikale voorstelling Victory Boogie Woogie komt u (bijna) alles te weten over de denkbeelden van de schilder Piet Mondriaan (1872-1944). Regisseur en schrijver Gerardjan Rijnders liet zich voor de toneeltekst inspireren door de Trialoog die Mondriaan publiceerde in het kunsttijdschrift ‘De Stijl’. De toneeltekst, de muziek van Boudewijn Tarenskeen en de vormgeving van Marc Warning vertellen samen het verhaal van Mondriaans utopie, waarbij de vraag opdoemt: was hij een genie of een maniak?
De boogie woogie wordt muzikaal gezien de motor van de avond, maar ook de foxtrot, de mambo en de charleston zullen al dan niet vermomd n de muzikale voorstelling Victory Boogie Woogie komt u (bijna) alles te weten over de denkbeelden van de schilder Piet Mondriaan (1872-1944). Regisseur en schrijver Gerardjan Rijnders liet zich voor de toneeltekst inspireren door de Trialoog die Mondriaan publiceerde in het kunsttijdschrift ‘De Stijl’. De toneeltekst, de muziek van Boudewijn Tarenskeen en de vormgeving van Marc Warning vertellen samen het verhaal van Mondriaans utopie, waarbij de vraag opdoemt: was hij een genie of een maniak?
De boogie woogie wordt muzikaal gezien de motor van de avond, maar ook de foxtrot, de mambo en de charleston zullen al dan niet vermomd te horen zijn. Niet zozeer om een indruk te geven van de muzikale wereld van Mondriaan, maar veeleer om de kunstenaar met zijn stellige ideeën en stijf taalgebruik aan het dansen te krijgen.
Victory Boogie Woogie, Mondriaans laatste werk, kreeg bekendheid toen het met geld van De Nederlandsche Bank werd aangeschaft ter gelegenheid van de overgang op de euro. Dit was nogal omstreden, omdat een dergelijk geschenk van de staat aan het Nederlandse volk niet voor iedereen te begrijpen was.
Gerardjan Rijnders is een bekende van Het Zuidelijk Toneel. Van 1977 tot 1985 zat hij in de artistieke leiding en sindsdien keerde hij regelmatig terug als gastregisseur. Al eerder werkten Rijnders en Warning samen: memorabele voorstellingen zijn onder meer: Rotjoch (1998), Snaren (2002) en recentelijk Tragedie (2007).
Speellijst Het Zuidelijk Toneel
fleursdumal.nl magazine – magazine for art & literature
More in: EXPRESSIONISM, DADA & DE STIJL, SURREALISM, Piet Mondriaan
Piet Mondriaan schilder van de rechte lijn
IK HEB VOOR NIETS ANDERS GELEERD
door Jef van Kempen
Toen Mondriaan in september 1938 van Parijs naar Londen vertrok, uit angst voor de naderende nazibendes, bestond zijn hele bezit uit niet meer dan een paar onvoltooide schilderijen en een koffer met oude grammofoonplaten. Zestig jaar later zou zijn schilderij Victory Boogie Woogie door de Nederlandse overheid worden aangekocht voor tachtig miljoen gulden, tweemaal de prijs van een Rembrandt.
In 1909 sloot Piet Mondriaan (1872-1944) zich aan bij de Nederlandse Theosofische Vereniging. Dat betekende een breuk met het orthodox gereformeerd milieu, waarin hij was opgegroeid. De theosofische leer van Madame Blavatsky en Rudolf Steiner zouden van grote invloed zijn op de ontwikkeling van zijn denken. Toen hij zich in 1911 in Parijs vestigde, had Mondriaan in Nederland al een zekere reputatie als schilder van de avant-garde.
Bij hun eerste ontmoeting in 1916 raakte Theo van Doesburg danig onder de indruk van de ideeën en het werk van de elf jaar oudere Mondriaan, wiens pogingen om in de beeldende kunst iedere verwijzing naar de natuur los te laten en te streven naar de absolute abstractie, uitstekend aansloten bij Van Doesburgs eigen opvattingen. Vol bewondering schreef hij dan ook aan zijn vriend de Tilburgse dichter Antony Kok: „Mondriaan past dit toe door voor de uitdrukking van zijn ontroeringen de twee zuiverste vormen te nemen d.i. de horizontale en verticale lijn”.
Op verzoek van Theo van Doesburg trad Piet Mondriaan toe tot de groep van kunstenaars, die in 1917 het tijdschrift De Stijl zouden oprichten. In De Stijl kon Mondriaan zijn ideeën over de absolute abstractie, die hij samenvatte onder de naam ‘neoplasticisme’, ventileren. De geschiedenis van De Stijl wordt gekenmerkt door grote onderlinge conflicten en wisselende sympathieën. Er is veel geschreven over de ideologische verschillen tussen de verschillende leden van de Stijlgroep.
Maar bij Mondriaan en Van Doesburg is beslist ook sprake van een controverse tussen twee mannen, die in alle opzichten elkaars tegenpolen waren: de houterige kluizenaar Piet Mondriaan en de luidruchtige levenskunstenaar Theo van Doesburg. In 1925 kwam het tot een breuk tussen beide kunstenaars, die vier jaar zou duren. „De Stijlgroep d.i. zeer zeker ook Mondriaan en Van Doesburg, maar méér Van Doesburg dan Mondriaan, wijl deze laatste door theosofische beperking geestelijk achterstallig gebleven is” schreef Van Doesburg aan architect J.J.P. Oud. Aanleiding tot de breuk was Van Doesburgs opvatting dat er ruimte moest zijn voor het gebruik van de diagonaal in de schilderkunst. Enkele jaren eerder had Mondriaan in een brief aan Kok nog blijk gegeven Van Doesburgs interpretatie van het neoplasticisme te kunnen billijken: „Ik begrijp dat hij de Neo-Plastische idee heel ruim moet stellen want aan de consequentie wil nog bijna niemand”. Maar in 1925 vond Piet Mondriaan de maat vol: iedere inbreuk op zijn neoplasticisme was voortaan onbespreekbaar.
Voor Piet Mondriaan betekende de keuze voor zijn kunst tevens een veroordeling tot een armzalig bestaan. In 1921 was zijn financiële nood zo hoog dat Van Doesburg zich geroepen voelde om te bemiddelen bij de verkoop van een schilderij aan Antony Kok. „Ik schreef aan Piet dat je het stuk voor f 150,- wilde kopen maar dat zelf liever niet schreef. Hij schrijft mij terug dat je het voor 800 francs hebben mag. Ik weet niet hoe de koers is, maar ik geloof dat het niet zoo heel veel scheelt met jouw bod. Spring echter niet boven je hoofd kerel, als het niet kan dan zal ik wel weer mijn best doen voor Piet bij iemand die het beter kan doen.” In de loop van de jaren kocht Antony Kok vier schilderijen van Piet Mondriaan. De betaling geschiedde in termijnen, het liefst in de winter want dan was de nood het hoogst. Tussen Kok en Mondriaan ontstond een vriendschap die, ondanks Mondriaans meningsverschillen met Van Doesburg, stand zou houden. „Ik had veel liever dat ‘t buiten kunst was zooals jij werk hebt dat betaalt buiten kunst. Maar ik heb voor niets anders geleerd.” bekende Mondriaan aan de Tilburgse spoorwegbeambte „Prettig jou, al is ‘t dan ver weg, te hebben met je zuivere kijk en artiste-zijn.”
In oktober 1940 emigreerde Piet Mondriaan op uitnodiging van een aantal Amerikaanse kunstvrienden van Londen naar New York. In Amerika zou zijn kunst nieuwe impulsen krijgen, die resulteerden in schilderijen als Broadway Boogie Woogie en Victory Boogie Woogie. Op 1 februari 1944 stierf hij aan een longontsteking.
Na de Tweede Wereldoorlog stegen de prijzen van Mondriaans schilderijen, vooral onder invloed van Amerikaanse kunsthandelaren die de Europese markt afstroopten, tot astronomische hoogte. Met als absolute uitschieter de verkoop in 1998 van Victory Boogie Woogie voor tachtig miljoen. Architect Oud ergerde zich al in het begin van de jaren zestig aan de jacht op Mondriaans schilderijen. Een Amerikaanse bezoeker had hem eens uitgelegd dat een schilderij van Mondriaan stamde uit: „his most expensive period”. Oud bracht fijntjes in herinnering dat Mondriaan geen ‘expensive period’ had gekend; alleen maar levenslange armoede.
(Brabants Dagblad, 2 augustus 1999)
6 Portraits: Theo van Doesburg, Antony Kok, Piet Mondriaan,
Kurt Schwitters, Lena Milius & Nelly van Moorsel
by Jef van Kempen
Published in: Het Brabants Dagblad, 1999-2000.
More in: Essays about Van Doesburg, Kok, Mondriaan, Schwitters, Milius & Van Moorsel, Jef van Kempen, Piet Mondriaan
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature