Or see the index
Rudyard Kipling
(1865-1936)
The White Seal
Oh! hush thee, my baby, the night is behind us,
And black are the waters that sparkled so green.
The moon, o’er the combers, looks downward to find us
At rest in the hollows that rustle between.
Where billow meets billow, there soft be thy pillow;
Ah, weary wee flipperling, curl at thy ease!
The storm shall not wake thee, nor shark overtake thee,
Asleep in the arms of the slow-swinging seas.
You mustn’t swim till you’re six weeks old,
Or your head will be sunk by your heels;
And summer gales and Killer Whales
Are bad for baby seals.
Are bad for baby seals, dear rat,
As bad as bad can be.
But splash and grow strong,
And you can’t be wrong,
Child of the Open Sea!
Hans Hermans Natuurdagboek – January 2010
Poem: Rudyard Kipling
Photos: Hans Hermans
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive K-L, Archive K-L, Hans Hermans Photos, Kipling, Rudyard, MUSEUM OF NATURAL HISTORY - department of ravens & crows, birds of prey, riding a zebra, spring, summer, autumn, winter
Henry Wadsworth Longfellow
(1807-1882)
The Cross of Snow
IIn the long, sleepless watches of the night,
A gentle face — the face of one long dead —
Looks at me from the wall, where round its head
The night-lamp casts a halo of pale light.
Here in this room she died; and soul more white
Never through martyrdom of fire was led
To its repose; nor can in books be read
The legend of a life more benedight.
There is a mountain in the distant West
That, sun-defying, in its deep ravines
Displays a cross of snow upon its side.
Such is the cross I wear upon my breast
These eighteen years, through all the changingscenes
And seasons, changeless since the day she died.
Winter 2010
Photos: Ton van kempen
Poem: H.W. Longfellow
fleursdumal.nl poetry magazine
More in: 4SEASONS#Winter, Dutch Landscapes, Longfellow, Henry Wadsworth, Ton van Kempen Photos
Luise Köningin von Preussen
Heinrich von Treitschke
Franz Liszt
Anton Brückner
Paul Wegener
Museum Hamburger Bahnhof Berlin
Totenmasken
Nachrichten aus Berlin
Photos Anton K.
fleursdumal.nl magazine
More in: FDM in Berlin, Galerie des Morts, Nachrichten aus Berlin
J o h a n K u i p e r s
Museum De Pont Tilburg
23 januari tm 14 maart 2010
Vier grote tekeningen uit de afgelopen twee jaar vormen de kern van de expositie van Johan Kuipers (Sneek 1960) in de projectzaal van Museum De Pont. De afmetingen overtreffen ruimschoots die van een ‘gewone’ tekening, maar dat gaat niet ten koste van de intimiteit. Kuipers heeft enorme vellen van 10 meter bij 1,50 – de lengte van een hele rol – met kroontjespen en Oost-Indische inkt betekend.
In For Whom the Bell Tolls is dat met een fijnmazige, celvormige structuur. Zowel qua techniek als structuur vertoont de tekening grote overeenkomst met zijn abstracte schilderijen. De subtiele kleurvelden van Kuipers’ doeken hebben een eigen dynamiek en gelaagdheid. Ze vragen erom van dichtbij te worden bekeken en dan ontvouwt zich een samenspel van talloze afzonderlijke lijnsegmentjes. Ook in de tekening is er de wisselwerking en de spanning tussen detail en geheel. Kleine variaties in toon en lijnvoering trekken de aandacht naar de afzonderlijke cellen die samen het enorme witte vlak in bezit nemen. In de overige tekeningen heeft deze abstracte structuur van dunne lijnen plaatsgemaakt voor het schrift. Hier staat de wisselwerking tussen taal en beeld centraal. Kuipers heeft steeds de tekst van een compleet boek als uitgangspunt genomen: de Max Havelaar van Multatuli, Lolita van Nabokov en het bijbelboek Job. Het is geen toeval dat de weigering om zich te conformeren aan de heersende moraal een centraal thema is in al deze boeken. Kuipers is gefascineerd door het verzet van het individu, dat zich niet laat breken door het besef dat die opstandigheid tot mislukken is gedoemd.
Door de teksten met de hand op te tekenen keert Kuipers terug naar de oorsprong van het manuscript. Tegelijkertijd saboteren de tekeningen het leesproces. De inhoud van de tekst, die zich tijdens het lezen geleidelijk ontvouwt, wijkt hier voor de onmiddellijkheid van het visuele beeld. Het ritme en de ordening van de tekstblokken geven het meterslange patroon een eigen schoonheid. Voor iedere tekening is een ander ordeningsprincipe gehanteerd; ieder ‘boek’ heeft zijn eigen, unieke beeld. In Max leveren de rijen staande en liggende blokken een overzichtelijk, ritmisch patroon op. In Lo is gekozen voor een grilliger opbouw. Nabokovs beroemde roman begint in het midden van het vel. De tekstblokken wentelen zich rondom dat punt en vullen het veld in een kronkelende beweging naar rechts en naar links. In Job heeft de oudtestamentische tekst de vorm van een litanie gekregen. In een fijnzinnig weefsel rijgen de woorden zich aaneen tot zinnen met de lengte van de rol papier, om vervolgens in omgekeerde richting terug te keren naar het begin.
De tekeningen zijn niet alleen het resultaat van een consequent uitgevoerd concept. Het beeld wordt evenzeer bepaald door de toevalligheden van de uitvoering: de verschillen in toon, veroorzaakt door de druk van de hand en de mate van slijtage van de kroontjespen; een onvoorziene vlek of smet; de restruimte die is overgebleven na voltooiing van de tekst. In die ‘oneffenheden’ wordt de handeling van het optekenen en de enorme hoeveelheid tijd die dat in beslag nam, extra voelbaar. Kunstmaken heeft voor Johan Kuipers niets van doen met een snel en op effect belust gebaar, maar alles met de kracht van een zich steeds herhalende handeling. Niet de aard van de handeling maar de volharding en concentratie waarmee deze is uitgevoerd, maken de betekenis en de schoonheid ervan uit. Door hun uitzonderlijk formaat zijn de hier getoonde werken een even symbolische als feitelijke uiting van die kunstopvatting.
fleursdumal.nl magazine
More in: Exhibition Archive
Anton K. photos:
L i g h t – 6 –
fleursdumal.nl magazine
More in: Anton K. Photos & Observations, Dutch Landscapes
Anton K. photos:
L i g h t – 5 –
fleursdumal.nl magazine
More in: Anton K. Photos & Observations, Dutch Landscapes
S o p h i e C a l l e
Talking to Strangers
Museum De Pont Tilburg
23 januari tm 16 mei 2010
In 2007 maakte Sophie Calle (Parijs, 1953) op de Biënnale van Venetië grote indruk met de installatie Prenez Soin De Vous. Een recent geproduceerde Engelstalige versie van dit werk vormt het middelpunt van haar tentoonstelling in De Pont. De expositie, haar eerste in Nederland sinds bijna vijftien jaar, is een coproductie met de Whitechapel Art Gallery in Londen en omvat behalve Take Care of Yourself nog elf sleutelwerken uit de periode van 1979 tot nu.
Kunst en leven zijn in het werk van Sophie Calle een hechte verbintenis aangegaan. ‘Gelukkige gebeurtenissen, die beleef ik, de ongelukkige buit ik uit. In de eerste plaats vanuit een artistieke interesse, maar ook om ze te transformeren, er iets van te maken, er mijn voordeel mee te doen, – wraak te nemen op de situatie.’ zei ze in 2003.
Take Care of Yourself, dat vier jaar na dit interview met Christine Macel werd voltooid, is daarvan een treffend voorbeeld. ‘Zorg goed voor je zelf’ luidden de slotwoorden waarmee Sophie Calle’s toenmalige geliefde de relatie per e-mail verbrak. Ze heeft het advies ter harte genomen en de e-mail tot inzet gemaakt van een kunstwerk. Wat begon als een vraag aan een goede vriendin, kreeg ten slotte de omvang van een project waarin 107 vrouwen betrokken werden. Onder hen bevonden zich een mediator, een taalkundige, een psychiater, een specialiste vrouwenrechten bij de VN, een schooljuffrouw, een politieofficier en Calle’s eigen moeder, maar ook een romanschrijfster, een helderziende, een actrice, een zangeres, een danseres en een clown. Op verzoek van Sophie Calle hebben zij allen vanuit hun eigen professionele deskundigheid de e-mail van de minnaar geanalyseerd, becommentarieerd en er in een aantal gevallen een antwoord op geformuleerd. In Take Care of Yourself heeft deze veelheid aan gesproken, geschreven, gezongen en gedanste reacties vorm gekregen in een installatie van teksten, foto’s en beeldschermen, waarop filmpjes worden afgespeeld. Het is een verrassende opeenstapeling van interpretaties die het werk niet alleen ver boven zijn pijnlijke aanleiding doet uitstijgen, maar ook loszingt van het autobiografische.
In de manier waarop Sophie Calle hier – en in andere werken – gebruik maakt van gebeurtenissen uit haar persoonlijk leven is geen zweem te bekennen van het exhibitionisme dat zo kenmerkend is voor het huidige emotietijdperk. Naar haar eigen gevoelens kunnen we alleen maar raden en ook de geliefde blijft buiten beeld. In Take Care of Yourself heeft Sophie Calle de regie weer zelf in handen genomen.
Al dertig jaar beweegt de kunst van Sophie Calle zich tussen de wil om greep te krijgen op het bestaan en het verlangen er zich aan over te geven. De werken waaraan gebeurtenissen uit haar privéleven ten grondslag liggen, vinden een tegenhanger in die waarin het eerder andersom is; in werken waarin de kunst zijn stempel drukt op haar dagelijks leven. Als kind al hield Calle van rituelen. Sinds 1979 hebben die in haar werk een plek gekregen in de strategieën die haar doen en laten bepalen en structureren. Sophie Calle speelt het spel met grote inzet en volharding en doet daarvan in haar kunstwerken verslag op een even feitelijke als ingetogen wijze.
Door het leven op te vatten als een spel dat volgens bepaalde regels dient te worden geleefd, schept zij een ruimte waarbinnen zij zich kan overgeven aan het onverwachte en onvoorziene. In 1979 besloot Calle willekeurige passanten te volgen en zich door hen mee te laten voeren door de straten van de stad. Sindsdien heeft zij talrijke scenario’s bedacht waarin zij de ander in zijn eigen intimiteit probeert te benaderen. Het meest expliciet deed zij dat in The Sleepers (1979) een actie waarin zij mensen vroeg enkele uren in haar bed te komen slapen; het meest ‘brutaal’ in The Address Book (1983). De titel slaat op het boekje met adressen dat Sophie Calle in juni 1983 vond op straat. Geïntrigeerd door de onbekende eigenaar, probeerde zij hem beter te leren kennen, niet tijdens een ontmoeting maar via de beschrijvingen van vrienden en relaties, van wie zij de gegevens in het adresboekje aantrof. De perspex doos met krantenknipsels die nu onder die titel wordt geëxposeerd, bevat de 28 dagelijkse afleveringen waarin ze de bevindingen van haar ‘onderzoek’ publiceerde in het dagblad Libération.
In verhalen van anderen krijgen subjectief beleefde en soms al verdwenen realiteiten gestalte. In werken als Los Angeles (1984) en The Detachment (1996) is Sophie Calle op zoek gegaan naar die verhalen. Soms ook liet zij zich er letterlijk door leiden, zoals in The Bronx (1980). In foto’s en teksten zijn de plekken in deze New Yorkse wijk gedocumenteerd waar willekeurige bewoners van The Bronx haar naar toe brachten toen zij hen vroeg haar de plek te laten zien die zij zich altijd zouden herinneren.
Sophie Calle heeft haar eigen bestaan een belangrijke plaats gegeven in haar werk. De documentaire manier waarop zij haar werk presenteert, suggereert een hoge mate van feitelijkheid. Waar feit en fictie in elkaar overgaan is voor de kijker nauwelijks te achterhalen. Onder de indruk van de suggestieve kracht van haar werk, baseerde Paul Auster in zijn roman Leviathan (1983) het gedrag van het personage Maria op episodes uit het leven van Sophie Calle. Op haar beurt vroeg Calle de Amerikaanse schrijver een fictief karakter te bedenken, dat zij in het werkelijke leven zou kunnen aannemen. Dat weigerde Auster, wel gaf hij haar een aantal instructies ‘ter verbetering van het leven in New York’. Gotham Handbook (1994) doet daarvan verslag en toont onder meer de openbare telefooncel die Sophie Calle midden in New York adopteerde om deze vol toewijding te veranderen in een plek van warmte en gezelligheid.
Soms is de verbintenis tussen kunst en werkelijkheid die Sophie Calle opzoekt licht en poëtisch, dan weer klinkt een dramatischer ondertoon. In haar werken maakt zij ons daarvan deelgenoot, tegelijkertijd houdt zij afstand en laat zij ruimte voor eigen invulling en interpretaties van de kijker. De handelingen die zij verricht om het leven te lijf te gaan zijn invoelbaar en minder particulier dan het dagboekachtige karakter van haar werk suggereert.
Where and When (2004-2008) is ontstaan uit de samenwerking van Sophie Calle met de helderziende Maud Kirsten. Calle vroeg Kirsten haar de toekomst te voorspellen zodat zij deze ‘tegemoet kon gaan en haar te vlug af kon zijn.’ Berck is het fotoverslag van de in Noord Frankrijk gelegen badplaats, waar de kaarten Sophie Calle op 17 mei 2004 naar toe stuurden. Het meest ontroerend komt het onvermogen om leven en dood werkelijk te vatten naar voren in het werk Pas pu saisir la mort (2007). De video toont de laatste twintig minuten uit het leven van de moeder van Sophie Calle. Het moment van haar verscheiden liet zich niet vangen. Ook op het ultieme moment waren het leven en de dood ongrijpbaar.
De tentoonstelling is georganiseerd in samenwerking met de Whitechapel Art Gallery in Londen, waar zij te zien was tot 3 januari 2010.
Expositie Sophie Calle in Museum De Pont
fleursdumal.nl magazine
More in: Exhibition Archive
Joep Eijkens over Marieke Peters
Marieke Peters ontmoette ik voor de eerste keer in Hulsel, in de galerie van haar ouders. Later kwam ik haar weer tegen op haar eigen website. Het leek me mooi om deze kunstenares te portretteren in enerzijds de prachtige omgeving van de Acht Zaligheden waar ze opgegroeid is, anderzijds in haar Bossche atelier.
Maar de inspiratie van deze fotoserie begon met haar eigen beeld van een meisje in een bos. Ik moest aan vage foto’s denken van Vlaamse kostscholen voor meisjes, eenzaam makend verscholen in bossen, ver van de bewoonde wereld. Maar ook aan eindeloze berkenwouden in Polen. En hoe ze zelf daar zou staan tussen de bomen, ergens tussen Hulsel en Reusel.
Toen we eenmaal daadwerkelijk op weg waren, kreeg ik de mist cadeau.
J o e p E i j k e n s p h o t o s & t e x t
fleursdumal.nl m a g a z i n e
More in: FDM Art Gallery, Joep Eijkens Photos
Städtisches Museum Abteiberg
Mönchengladbach
Gregor Schneider: Garage 2009
Dezember 2009 bis voraussichtlich Ende 2010
Der international renommierte Künstler Gregor Schneider, geboren 1969 in Rheydt, heute Mönchengladbach-Rheydt, entwarf einen neuen Eingang in Form einer Garage als (unterirdischen) Zugang zu der eigens für das Museum Abteiberg entworfenen Präsentation des Haus u r .
Das Werk Garage 2009 war inspiriert von einer gewöhnlichen Garage auf der Unterheydener Straße, in der sich ein Nachbar in seinem Auto täglich betrank. Diese durch den Nachbau verdoppelte Garage, somit Doppelgarage 2002, ging auf Reisen, wurde – in verschiedenen Fassungen – nach Hamburg, Düren, Santa Fe, Porto, Rom und Burgdorf (Schweiz) transportiert und dort jeweils wieder aufgebaut. Bislang wurden diese Garagen nur leer gezeigt.
Die Garage 2009 ist keine mobile Garage. Sie ist massiv errichtet worden und bekommt zusätzlich zu der Funktion einer Garage zwei weitere Funktionen: Als Lager für die Elektronik der Außeninstallation Steam von Robert Morris und als Zugang zur Sammlungspräsentation von Gregor Schneider im Museum Abteiberg.
Diese kann weiterhin über eine Feuerleiter im innern der Garage erreicht werden.
Die Räume sind in einem völlig dunklen Umfeld platziert: das schwarze Museum. Einzige Lichtquellen der von Gregor Schneider entworfenen Präsentation sind die Lampen dieser Zimmer.
Der Zugang ist limitiert und nur nach Anmeldung samstags von 14 – 18 Uhr und sonntags von 10 – 18 Uhr möglich. Besucher müssen mindestens 16 Jahre alt sein.
fleursdumal.nl
More in: Exhibition Archive, Galerie Deutschland, Gregor Schneider
Cobramuseum voor moderne kunst – Amstelveen
P i e t O u b o r g. S o l i s t
Zicht op een eigenzinnig oeuvre
12.12. 2009 – 14.03. 2010
Het Cobra Museum brengt hoogtepunten uit het eigenzinnige oeuvre van een voorloper en vernieuwer van de Nederlandse kunst. Piet Ouborg was in Nederland zijn tijd ver vooruit; hij gaf de beeldende kunst een radicaal ander gezicht.
De omvangrijke expositie omvat een selectie van topstukken: tekeningen, gouaches en schilderijen uit alle perioden, met de nadruk op het latere werk. De werken tonen hoe Ouborg – zijn eigen kompas volgend – zichzelf als kunstenaar ontwikkelt: van de eerste surrealistische figuraties uit de jaren dertig naar de visionaire abstracte schilderstijl die tussen 1947 en 1950 tot een doorbraak leidt. Hij loopt daarmee zelfs vooruit op de schilderkunst die de Cobrakunstenaars zich dan nog eigen moeten maken.
Opvallend is dat voor het werk van Piet Ouborg toenemende belangstelling bestaat, ook vanuit het buitenland. In het licht van deze nieuwe eeuw wordt voor het eerst na lange tijd teruggeblikt op de nalatenschap van een van Nederlands belangrijkste moderne kunstenaars. De laatste aan Ouborg gewijde museumtentoonstelling vond ruim zeven jaar geleden plaats.
De expositie brengt een exclusieve selectie van circa honderd topstukken, zorgvuldig gekozen uit vele collecties, waaronder uit de nalatenschap van de kunstenaar. Uitzonderlijk is dat deze tentoonstelling – en in het bijzonder de bijbehorende uitgebreide publicatie – bijdragen aan onze kennis over de kunstenaar, met een tot nu toe niet eerder belichte inspiratiebron van wetenschappelijke aard.
Ouborg vertrekt in 1916 op 23-jarige leeftijd naar Nederlands-Indië en geeft daar tekenlessen. Als hij 30 jaar is keert hij voor één jaar terug naar Nederland en ziet daar de Franse modernen. Hij verdiept zijn didactische tekenvaardigheden en keert terug naar Nederlands-Indië. In 1932 heeft hij zijn eerste tentoonstelling in Nederland. In 1938, Ouborg is dan 45 jaar, keert hij definitief met zijn gezin terug naar Nederland.
De Nederlandse musea tonen in het interbellum nog weinig moderne kunst. Van het beperkt aantal surrealistisch werkende kunstenaars in Nederland is Ouborg niet op de hoogte, als hij tussen 1930 en 1932 een aantal abstracte droombeelden schildert, gevolgd door fantasierijke tekeningen van mens- en dierachtigen, expressief geschilderde explosies en verstilde landschappen. Werk dat nu surrealistisch wordt genoemd. De reeks droombeelden ontstaat grotendeels op Java, ver verwijdert van het bruisende Parijs, waar het surrealisme hoogtij viert. Ouborg houdt zichzelf via Franse tijdschriften op de hoogte. Daarin ziet hij werk van Breton, Ernst, Miró, Tanguy, Picasso en De Chirico. Stilistisch vertonen zijn werken en dat van verschillende surrealisten parallellen. De ovalen in Ouborgs droombeelden hebben eenzelfde lading als de navels in het werk van Arp; de geest van Tanguys vervreemdende landschappen met de kenmerkende surrealistische sfeer van erotiek en verval waait door Ouborgs landschappen; explosies verwijzen naar de dreigende oorlogsstemming in sommige werken van Ernst. Beide richtingen van het surrealisme, de abstracte en figuratieve variant, zijn in Ouborgs werk aanwezig.
Ouborg bevond zich midden in de rijke Indische cultuur, die voor de Parijse kunstenaars alleen via etnografica beschikbaar was. Het besef dat de maskers en wajangpoppen doorgeefluik waren naar het onbewuste groeide. Het onderzoek naar het onbewuste of surreële ging bij hem als vanzelf; hij had visioenen en koortsachtige dromen en was ontvankelijk voor magie en spiritualiteit. Al vroeg verzamelde Ouborg maskers en spontane kindertekeningen. Dat alles maakte dat Ouborgs surrealisme zich op een natuurlijke manier ontwikkelde. Hij was daarmee in Nederland toen zijn tijd ver vooruit.
Piet Ouborg ontwikkelde zijn belangstelling niet binnen een groep van gelijkgestemden, maar vond inspiratie in de wereld waarin hij leefde. Die beschrijft hij als een oneindige stroom van beelden en tekens. Hij meed modieuze stijlconventies. Opmerkelijk in die zin is de manier waarop hij zijn vooroorlogse experimenten in de abstractie weer opneemt na zijn terugkeer in Nederland, in 1938, gelijktijdig met de inhaalslag waarmee de musea de moderne kunst bekend maakten.
Ouborgs spiritualiteit is geworteld in het universele gegeven van een oerbron van levensexpressie. De uitingen die daaruit voortkomen – van primitieve culturen, kinderen en ‘onaangepasten’ – herkenne de jonge Cobrakunstenaars als zij het werk van Piet Ouborg zien. Anton Rooskens en Theo Wolvecamp zien in 1947 een radicaal andere schilderkunst, die de Hollandse Experimentelen zich dan nog eigen moeten maken.
Tussen 1947 en 1950 leidt de zoektocht van Ouborg naar nieuwe uitdrukkingsmogelijkheden tot een doorbraak. Hij ontwikkelt een visionaire abstracte schilderstijl, waarin de experimenten uit de voorgaande jaren worden samengebald tot een krachtige en kleurrijke beeldtaal.
De opwinding die in 1950 ontstaat, als aan Ouborg de Jacob Marisprijs wordt toegekend, voor zijn ingezonden tekening ‘Vader en Zoon’ wordt altijd gememoreerd omdat de affaire een moment in de Nederlandse kunstgeschiedenis markeert: de alom heersende onwetendheid over eigentijdse en moderne kunst. Onwetendheid over abstracte kunst die met gekte en oplichterij geassocieerd werden. Het voorval is vergelijkbaar met de verbeten reacties op de kunst van de Cobrakunstenaars. De museumdirecteuren die in de jaren vijftig de moderne kunst brachten en de critici die daarover schreven, waren de eersten die oog hadden voor de kwaliteit van Ouborg. De waardering kwam niet alleen tot uiting door de toekenning van de prijs, maar ook door Ouborgs internationale erkenning.
Het werk van Ouborg wordt vrijwel altijd aangeduid vanuit het gevoel. De hang naar ‘het hogere’, het contact met het onbewuste, de oerkracht van het primitieve. Ouborg bleek hiernaast niet ongevoelig voor de rationele geest. In zijn nalatenschap zijn bladen gevonden uit het Lehrbuch der allgemeinen pathologische Anatomie. Ouborg heeft in de illustraties met microscopische beelden zitten tekenen. Met een pennetje volgt hij de lijntjes in het aangetaste organische weefsel. Hij maakt vertakkingen, voegt tentakels toe en legt verbindingen. Het is zinvol om bij het beschouwen van zijn naoorlogse werk ook zijn heimelijke ontmoeting met de wetenschap mee te nemen.
Boekuitgave: Bij de tentoonstelling verschijnt een rijk geïllustreerde publicatie van Waanders Uitgevers en het Cobra Museum voor Moderne Kunst met uitvoerige toelichtende teksten van kunsthistorici: Véronique Baar, Katja Weitering, conservator van het Cobra Museum, Annelies Haase en Bert Jansen. Isbn 9789040086335.
Cobra Museum voor Moderne Kunst / Sandbergplein 1 1181 ZX Amstelveen / Tel. 020 5475050 / open di t/m zo 11 – 17 uur / Afspraken voor rondleidingen via 020 5475031
► W e b s i t e C o b r a M u s e u m
fleursdumal.nl
More in: Exhibition Archive, FDM Art Gallery
H a n s H e r m a n s p h o t o s
M u s é e d u L o u v r e P a r i s
© hans hermans 2009
k e m p i s p o e t r y m a g a z i n e
More in: FDM in Paris, Hans Hermans Photos
Peter Goires photos: E19 (2)
kempis poetry magazine
More in: Peter Goires Photos
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature