Over Herman Gorter
Over Herman Gorters
Een klein Heldendicht
Door Hanneke van Kempen & Jan Gielkens
De meeste lezers kennen Herman Gorter (1864-1927) van zijn lyrisch epos Mei (1889) en zijn vaak als sensitief bestempelde Verzen (1890). Tot in het begin van de twintigste eeuw publiceerde hij bundels lyrische poëzie, maar daar komt rond 1905 een eind aan. Gorter, in 1897 lid geworden van de Sociaal-Democratische Arbeiders-Partij (SDAP), publiceert vanaf 1905 alleen nog socialistische epiek om zijn doel, het ontwikkelen van een socialistische dichtkunst, te bereiken. In de biografische aantekeningen die ze na Gorters dood onder de titel Herman Gorter (1933) publiceert gaat Henriette Roland Holst in op deze keuze:
‘[…] Gorter was zich bewust, dat de lyriek, de individueelste vorm der poëzie, niet de aangewezen vorm kon zijn, om de socialistische wereld- en levenskonceptie uit te beelden. / Wel was het, volgens hem, nog te vroeg voor het socialistische drama: de tijd er voor zou pas komen in een volgende fase van de groote worsteling tusschen proletariaat en bourgeoisie. Pas wanneer de sociale spanningen nog sterker geworden waren, zou het drama hun ontlading in de groote sociale konflikten tusschen de opkomende en de ondergaande klassen verbeelden. Niet te vroeg echter was het voor het socialistisch epos. Bewust stelde Gorter zich tot taak, dat epos te maken: “een Klein heldendicht” noemde hij zijn poging. Uit den titel reeds blijkt, hoe voorzichtig hij te werk ging. Hij stelde zich daarin een beperkte en bescheiden opgave. Hij poogde niet den strijd der arbeidersklasse als eene, in essentie den aarbol omspannende, beweging te verbeelden, noch bepaalde episoden van dien strijd, zooals zij in den loop der tijden hadden plaats gevonden, opstanden of groote stakingen, uit te beelden. In het “Klein Heldendicht” wilde hij enkel het ontwaken verhalen der nieuwe gedachte- en gevoelswereld van het socialisme, zooals dit zich in het bewustzijn van een jongen arbeider en een jonge arbeidster voltrekt. Hij wilde de poëtische genesis uitbeelden van een innerlijk gebeuren, de wording van datgene, wat de duitsche sociologe Gertrud Hermes “die geistige Gestalt des marxisten Arbeiters” noemt.’ (123-124)
Het epos is een genre met een lange historie, met de Ilias en Odyssee als bekendste voorlopers, een genre over de conventies waarvan in de loop der tijd zeer expliciet is nagedacht. Gorter kende de geschiedenis van het genre en bewonderde de beroemde beoefenaars ervan. In zijn postume prozawerk De groote dichters refereert hij aan Homerus en Dante, en ook elders bezingt hij hen in een late fase van zijn leven (in de eveneens postuum verschenen bundel De arbeidersraad, 1931):
Als eens de helden van Homerus,
Als de burgers bij Aeschylus,
Zooals de burgers bij Dante,
Als de ridders bij Shakespeare rezen ,-
Zoo mogen nu de Arbeiders
In mijne poëzie voor ’t eerst verrijzen. (18)
Gorter wilde het epos inzetten als educatief propagandamiddel. Hij wilde bijdragen aan het proces van bewustwording van het proletariaat via de socialistische kunst. Hij zocht daarom naar een poëtische vorm die hem de ruimte geeft een ontwikkeling duidelijk te beschrijven. Roland Holst noemde Gorters argument, dat de spanningen in de buitenwereld die met de klassenstrijd verband hielden nog te zwak waren om een socialistische dramatiek in het leven te kunnen roepen, ‘zeker sterk subjektief gekleurd. […] Hierin echter had Gorter gelijk, dat de fase, waarin de arbeidersbeweging in het begin dezer eeuw verkeerde, zich in haar eigen bewustzijn hoofdzakelijk spiegelde als een fase van voorbereiding. De propaganda en de organisatie stonden in het middelpunt van de aandacht.’ (124-125)
De psychologische ontwikkeling staat centraal in Een klein heldendicht, dat in 1906 bij uitgeverij Versluys verscheen en dat, aldus Gorter-biograaf Herman de Liagre Böhl, zijn eersteling Mei in alle opzichten moest overtreffen (Met al mijn bloed heb ik voor u geleefd. Herman Gorter 1864-1927, p. 276). Het gedicht, bestaande uit 1500 rijmloze regels en negen zangen over de katholieke metaalarbeider Willem en weefster Maria, die doordrongen raken van de socialistische gedachte, handelt over de bewustwording en de organisatie van een aantal arbeiders. Het gedicht is te lezen als voorontwerp van Gorters tweede socialistisch epos, Pan, waarin hij een panorama biedt van de wereldomvattende socialistische strijd, van de volgens hem aanstaande overgang van alle mensen naar het socialisme (331). Naar aanleiding van dit werk, waar hij vijf jaar aan werkte en dat in 1912 verscheen, schreef hij aan zijn vriendin Ada Prins: ‘Het zoover te brengen, dat ik de wereld objectief zien kan en toch vol hartstocht voelen wat er gebeurt, dat is altijd mijn hoogste ideaal geweest.’ (Geciteerd in De Liagre Böhl, 330.) Na het begin van de eerste wereldoorlog begint Gorter meteen aan het herschrijven van Pan, waarin hij de recente ontwikkelingen weer wil geven. Ook van Een klein heldendicht verscheen overigens, in 1908, een in enkele passages gewijzigde tweede druk.
Na de tweede uitgave van Pan, die hij vrijwel meteen verwierp, ontstond het idee voor een derde socialistisch epos. In haar boek Wisselend getij (1964) schreef Gorters andere vriendin, Jenne Clinge Doorenbos: ‘Weer een epos van de arbeid, maar nu vrij van alle symboliek, van hokus pokus, zoals hij zeide. Een realistisch werk, indien mogelijk in dramatische vorm, want het was steeds zijn grootste wens een drama te schrijven, omdat hij dat de allerhoogste kunstvorm vond. Jarenlang heeft hij de idee voor dat werk in zich omgedragen, maar eerst in 1925 is hij begonnen het op papier te zetten.’ (24-25) In 1927 stierf Gorter. Van dit nieuwe epos zijn slechts een aantal fragmenten bewaard gebleven.
Volgens Henriette Roland Holst brak Gorter in Een klein Heldendicht met een van de belangrijkste kenmerken van het traditionele epos, de uiterlijke handeling: ‘Gorters poging, om die propaganda voornamelijk van binnen gezien, als een psychologisch gebeuren, uit te beelden, was dus wel in harmonie met de maatschappelijke werkelijkheid, al was het gewaagd, een heldendicht te willen maken, waar het element, dat in het epos essentieël is, de uiterlijke handeling namelijk, zoo goed als uit was geschakeld. Door de strenge zelfbeperking die hij zich oplegde heeft de dichter de koncentratie der handeling op de psychologische sfeer konsekwent weten door te voeren. Ook daardoor laat het “Klein Heldendicht” een harmonischen indruk achter van zuiveren eenvoud en innerlijke eenheid. Het poogt nergens uit te gaan boven de realiteit van het socialistisch gevoel. Daartegenover staat, dat tengevolge der vrijwillige zelfbeperking die de dichter zich oplegde, lang niet zijn geheele wezen door het “Klein Heldendicht” mee resoneert. Het is het minst lyrische van al Gorters lyrische werken, het eenige, waarin hij zijn persoon absoluut weggehouden heeft.’ (125-126) Volgens Roland Holst is dit dus het werk, waarin hij zijn individuele schrijversidentiteit het meest heeft laten varen.
Een klein heldendicht van Herman Gorter is niet meer in de boekhandel leverbaar. De laatste uitgave verscheen in 1977 bij uitgeverij Pegasus in Amsterdam.
Hanneke van Kempen & Jan Gielkens
Over Herman Gorters Een klein Heldendicht
More in: Gorter, Herman, Hanneke van Kempen, Jan Gielkens