Or see the index
Qui a bien pu tuer Ichrak la belle, dans cette ruelle d’un quartier populaire de Casablanca?
Elle en agaçait plus d’un, cette effrontée aux courbes sublimes, fille sans père née d’une folle un peu sorcière, qui ne se laissait ni séduire ni importuner. Tous la convoitaient autant qu’ils la craignaient, sauf peut-être Sese, clandestin arrivé de Kinshasa depuis peu, devenu son ami et associé dans un business douteux. Escrocs de haut vol, brutes épaisses ou modestes roublards, les suspects ne manquent pas dans cette métropole du xxie siècle gouvernée comme les autres par l’argent, le sexe et le pouvoir.
Et ce n’est pas l’infatigable Chergui, vent violent venu du désert pour secouer les palmiers, abraser les murs et assécher les larmes, qui va apaiser les esprits…
Avec sa lucidité acérée et son humour féroce, In Koli Jean Bofane dénonce la corruption immobilière, la précarité des migrants et la concupiscence masculine. Par son talent de conteur, son art du dialogue et des portraits, il bouscule joyeusement une réalité contemporaine tout à fait accablante – la truculence du désespoir.
In Koli Jean Bofane est né le 24 octobre 1954 à Mbandaka (R.D. du Congo) et vit en Belgique. En France, il a publié Pourquoi le lion n’est plus le roi des animaux (Gallimard Jeunesse), lauréat du Prix de la Critique de la Communauté Française de Belgique ; et chez Actes Sud : Mathématiques congolaises (2008) et Congo Inc., le testament de Bismarck (2014, Prix des cinq continents de la Francophonie). Ses ouvrages ont été traduits aux USA, en Allemagne, au Brésil, en Corée, en Slovénie.
La Belle de Casa
In Koli Jean BOFANE
Actes Sud Littérature
Domaine français
Août, 2018
11,5 x 21,7
208 pages
isbn 978-2-330-10935-6
€19,00
new books
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, - Book Stories, Archive A-B, Art & Literature News
The Art of Reading presents the first retrospective of Lawrence Schwartzwald’s candid images of readers, made between 2001 and 2017.
Partly inspired by André Kertész’s On Reading of 1971, Schwartzwald’s subjects are mostly average New Yorkers—sunbathers, a bus driver, shoeshine men, subway passengers, denizens of bookshops and cafes—but also artists, most notably Amy Winehouse at Manhattan’s now-closed all-night diner Florent.
In 2001 Schwartzwald’s affectionate photo of a New York bookseller reading at his makeshift sidewalk stand on Columbus Avenue (and inadvertently exposing his generous buttock cleavage) caused a minor sensation: first published in the New York Post, it inspired a reporter for the New York Observer to interview the “portly peddler” in a humorous column titled “Wisecracking on Columbus Avenue” of 2001.
Since then Schwartzwald has sought out his readers of books on paper—mostly solitary and often incongruous, desperate or vulnerable—who fly in the face of the closure of traditional bookshops and the surge in e-books, dedicating themselves to what Schwartzwald sees as a vanishing art: the art of reading.
Lawrence Schwartzwald: Born in New York in 1953, Lawrence Schwartzwald studied literature at New York University. He worked as a freelance photographer for the New York Post for nearly two decades and in 1997 New York Magazine dubbed him the Post’s “king of the streets.” Books and literature have shaped several of his photo series including “Reading New York” and “Famous Poets,” both self-published in 2017. Schwartzwald lives and works in Manhattan.
Lawrence Schwartzwald
The Art of Reading
published by Steidl
Hardback / Clothbound
22 x 23 cm
English
ISBN 978-3-95829-508-7
1. Edition 06/2018
€ 28.00
new books
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book Lovers, - Book Stories, Archive S-T, Art & Literature News, LITERARY MAGAZINES, PRESS & PUBLISHING, The Art of Reading
`De oorlog werd pas heftig toen hij afgelopen was’, zegt Mels. `Toen die tommy’s er waren. Jongens uit grote steden. Waar ze dochters hadden, hielden ze de deur op slot.
Maar de meiden tippelden op de Engelsen. Ze namen hen mee naar de bunker. Die soldaten zetten het dorp op zijn kop. Onze jongens vochten met ze. Geen meisje was nog in hen geïnteresseerd. Dat was pas echt oorlog.’
`Het verhaal over die liefdesbunker, dat moet je opschrijven’, zegt Koen. `Dat is mooi voor toeristen. Als ik volk trek met jouw verhalen, deel je in de winst.’
Mels drinkt zijn koffie op. Hij laat zich niet overhalen om een hoop flauwekul bij elkaar te schrijven.
Mevrouw Lecoeur komt binnen, haar bontjas open. Haar wangen zijn wit en haar lippen rood. Ze ziet eruit als een hoerenmadam, maar ze speelt geen toneel, ze ís een hoerenmadam. Elke ochtend doet ze boodschappen en gaat ze naar het café.
`Denk jij dat zo’n appartement in de silo wat voor mij is?’ vraagt ze aan Koen. `Denk je dat ik in het penthouse moet gaan wonen?’
`Uitzicht op de hemel doet jou zeker goed’, zegt Koen. Hij schenkt witte wijn in een limonadeglas en zet het haar voor.
Mevrouw Lecoeur klopt Mels op de schouder. `Ik kom voor jouw première, jongen.’
`Ik ga de film erin zetten.’ Wat gegeneerd rijdt Mels naar het zaaltje en zet de film op de spoel. Hij draait een stukje. De aftiteling. Het werkt. Hij spoelt de film terug naar het begin.
Hij wacht. Steeds kijkt hij op zijn horloge. Het is al tien minuten over tijd.
Mevrouw Lecoeur komt naast hem zitten, het glas in de hand.
`Zo, jongen, we zijn compleet. Je kunt starten.’
`Koen, doe jij het licht uit?’ roept hij. `Kom jij niet kijken?’
`Ik heb nooit in die fabriek gewerkt’, roept Koen. `Ik blijf bij de bar, voor als er toch nog mensen komen.’
Het wordt donker. De projector loopt.
`Dit is een film uit 1950′, vertelt Mels bij de beelden zonder geluid. `De kindsheidoptocht. Elk jaar trokken de kinderen verkleed als heidenen uit de missielanden door het dorp.’
Er trekt een stoet zwartgemaakte kinderen voorbij.
`Die hebben zich zwart gemaakt met roet’, legt hij uit. `Ze dragen rokjes van riet over hun kleren. Zo dachten wij toen dat negers eruitzagen. We hadden er geen enkel idee van. In de cabine, kijk, de chauffeur die zwaait, dat is mijn grootvader Bernhard. Je ziet, de pagode is gebouwd op de vrachtwagen van de meelfabriek.’
Mels wacht op hét moment. Deze film heeft hij bijna stuk gedraaid, voor dat ene moment.
Dan is ze er opeens. Thija staat achter op de wagen. Ze draagt de ochtendjas van haar moeder en heeft een papieren hoedje op. Hij weet nog dat ze zich helemaal geel had gemaakt, zelfs haar benen, maar dat is op de zwartwitfilm niet te zien. Ze lijkt inwit. Ze wijst naar de filmer in het publiek. Hijzelf staat naast haar, in korte broek, ook met een Chinese punthoed. Hij kijkt met haar mee naar de filmer. Dat moet de toenmalige directeur Frits van de meelfabriek zijn geweest. Dan trilt de film wat. Een jongen kruipt uit een kleine pagode. Het is Tijger. Hij doet zijn mond open, om iets te zeggen of om te lachen, maar dat wordt niet duidelijk, want dan springt de film naar een groep kinderen die zich in witte lakens hebben gehuld en die eskimo’s moeten voorstellen.
`Zag je die jongen in die korte broek?’ vraagt Mels.
`Viel mij niet op’, zegt mevrouw Lecoeur.
`Dat was ik.’
`Laat dan nog maar eens zien.’
Mels spoelt de film terug. Hij krijgt nooit genoeg van de beelden van Thija en Tijger. Dan is ze er weer. Thija staat weer achter op de wagen, in de ochtendjas van haar moeder, met een papieren hoedje op. Ze wijst naar iemand en Tijger kruipt weer uit de pagode van kippengaas naar buiten.
`Het ziet er bezopen uit’, zegt mevrouw Lecoeur. `Ach, die tijd. Niemand wist hoe het echt in die missielanden was.’
Er volgen nog beelden van een prijsuitreiking door de pastoor, in lange zwarte soutane, en door de vrouw van de directeur van de meelfabriek. Het mens in een koninginnejurk zwaait uitvoerig naar iedereen en ziet niet dat niemand terugzwaait.
Ton van Reen: Het diepste blauw (068)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book Stories, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van
Elke zomer opnieuw slaat het Kunstenfestival van Watou haar tenten op in het gelijknamige kunstdorpje aan de Franse grens.
Dichters en beeldend kunstenaars, aanstormend talent en gevestigde waarden, kunstwerken uit binnen- en uit buitenland strijken er neer en vormen een bijzonder kunstenparcours. Het dorp is de setting en biedt een tiental karakteristieke locaties als tentoonstellingsruimte: een voormalig klooster, een oude boerderij of de kelder van een brouwerij. De wisselwerking tussen die verrassende, nostalgische ruimtes met hedendaagse beeldende kunst en poëzie zorgt telkens weer voor een unieke kunstbeleving. Zomeren in Watou is dan ook prikkelen en onthaasten tegelijk. Kleine momenten van gelukzaligheid.
Iedere editie van het Kunstenfestival kadert in een ander thema, waarrond intendant Jan Moeyaert en poëziecurator Willy Tibergien beeld en taal samenbrengen. Schrijvers, dichters en kunstenaars palmen gedurende een zomer het dorp in en bieden de bezoekers een caleidoscoop aan inzichten en perspectieven rond een bepaald onderwerp.
De afgelopen edities van Kunstenfestival Watou groeide er gestaag een nieuwe poëtische lijn in het dorp. Ook dit jaar selecteerde poëziecurator Willy Tibergien gedichten van gevestigde waarden in het Nederlandstalig poëzielandschap om hen een permanente plaats te geven in Watou.
Aan het werk van Eddy van Vliet, Paul Snoek, Remco Campert, Hugues C. Pernath, Jean-Claude Pirotte, Leo Vroman, Miriam Van hee, Stefan Hertmans, Gerrit Kouwenaar en Marc Insingel, Leonard Nolens, Christine D’Haen, Joost Zwagerman, Jotie T’Hooft, Charles Ducal en Luuk Gruwez worden dit jaar gedichten van Anna Enquist, Eva Gerlach en Frans Deschoemaeker toegevoegd.
STRING CARPET – GIDEON KIEFER – KUNSTENAARSGESPREK – ZONZO COMPAGNIE – ELS DEJONGHE – HET VLIEGEND TAPIJT – VRIJDAG VIERT FEEST – KRISTIN VERELLEN – POSTKANTOOR 00/00/00 – LIZE PEDE – BERNARD DEWULF – ALICJA GESCINSKA – DE TROOSTWINKEL – DOWN TIGER DOWN – SIEL EN LARISSA – NELLY AGASSI – IK ZIE MENSEN – POËZIE POËZIE POËZIE – DEREK & RENAUD – WIM CHIELENS – DE PLUIZENTUIN – WALLY DEDONCKER – ANT AND … – IK BEN WEER VELEN – STEPHANIE STRUIJK – BERNARD DEWULF – MENNO WIGMAN – GRAHAM FAGEN – GERRIT KOUWENAAR – FRANS DESCHOEMAEKER – ANNA ENQUIST – EVA GERLACH – FRAUKE WILKEN – SAM DURANT – SIGRID VON LINTIG – PAUL SNOEK – MAUD BEKAERT -PETER VERHELST- DENIS VERCRUYSSE – MOHAMED EL BAZ – PARSE/ERROR – KATRIN DEKONINCK – ARPAÏS DU BOIS – GRZEGORZ GWIAZDA – SHIMABUKU – PETER DE MEYER – ROBINE CLIGNETT – ELS LESAGE – RADNA FABIAS – RY ROCKLEN – CHAIM VAN LUIT – SYLVIA EVERS – TORI WRÅNES – RONNY DELRUE – PETER MORRENS – HERVÉ MARTIJN – THÉ VANBERGEN – HANNE VAN ROMPAEY – STEFAN HERTMANS – TOM VAN DEEL – DANIELLE VAN ZADELHOFF – ANTON COTTELEER – SU-MEI TSE – POLIEN BOONS – JONAS VANSTEENKISTE – GURT SWANENBERG – ARANTHELL – GEERTJE VANGENECHTEN – MAARTEN VANDEN EYNDE – DOMINIQUE DE GROEN – JANI LEINONEN – JOSÉ COBO – TATJANA GERHARD – NADIA NAVEAU – HESTER KNIBBE – LUK VAN SOOM – JEROEN VAN KAN – CAROL ANN DUFFY – IRINA RATUSHINSKAYA – YEHUDA AMICHAI – NIDAA KHOURY – ZIYA MOHAVED – HANS OP DE BEECK- MASSIMO UBERTI -VAJIKO CHACHKHIANI – MOYA DE FEYTER – SHEILA HICKSEMMA VAN ROEY – BERNARDÍ ROIG -PETER THEUNYNCK – GIDEON KIEFER – EDITH DEKYNDT – THOMAS LEROOY – RANDALL CASAER- CHRISTINA MIGNOLET – GERD KANZ- GREET DESAL – HANNAH VAN BINSBERGEN – MELIK OHANIAN – JOHAN CLARYSSE – SOPHIE BOUVIER AUSLÄNDER – HANS DEFER- LUDOVIC LAFFINEUR – ARNE QUINZE – MARIJE LANGELAAR – TANYA SCHULTZ – ERLEND VAN LANDEGHEM – ROLAND JOORIS – LUKA FINEISEN – MEKHITAR GARABEDIAN – FRANZ SCHMIDT – CLARISSE BRUYNBROECK – FRANCIS PONGE – DAVID DE POOTER – RUTGER KOPLAND – JAN VANRIET – HUGO CLAUS – NELLY AGASSI – K. MICHEL – MICHAL MARTYCHOWIEC – PAUL DEMETS – STEPHAN MUIS – SAMMY BALOJI – TANG NANNAN – ADEL ABDESSEMED – LAURENS HAM – TODD ROBINSON – PANAMARENKO – GILLES BARBIER – HELEN DUNMORE – CASPER BRAAT – SYLVIE MARIE – CHANTAL POLLIER – EZRA VELDHUIS – HARLINDE DE MOL – ELEANOR CROOK – ANNO DIJKSTRA
Kunstenfestival Watou 2018 loopt nog tot en met 2 september
Open: woensdag tot zondag van 11u tot 19u – maandag en dinsdag gesloten, behalve op feestdagen
Adres:
Watouplein 12
8978 Watou
Poperinge (België)
De start van het Kunstenfestival is te vinden in het Festivalhuis (Watouplein 12), op het marktplein naast de Spar. Opg elet! Voor alle weekend-events zijn de plaatsen beperkt. Een plaats reserveren kan enkel de dag zelf aan de kassa, bij aankoop van uw ticket.
# meer informatie op website kunstenfestival Watou
Kunstenfestival Watou 2018
fleursdumal.nl magazine
More in: # Music Archive, #Editors Choice Archiv, #More Poetry Archives, - Book Lovers, - Book Stories, Art & Literature News, Exhibition Archive, FDM Art Gallery, LITERARY MAGAZINES, PRESS & PUBLISHING, STREET POETRY, THEATRE, Watou Kunstenfestival
How to Write an Autobiographical Novel is the author’s manifesto on the entangling of life, literature, and politics, and how the lessons learned from a life spent reading and writing fiction have changed him.
In these essays, he grows from student to teacher, reader to writer, and reckons with his identities as a son, a gay man, a Korean American, an artist, an activist, a lover, and a friend.
He examines some of the most formative experiences of his life and the nation’s history, including his father’s death, the AIDS crisis, 9/11, the jobs that supported his writing—Tarot-reading, bookselling, cater-waiting for William F. Buckley—the writing of his first novel, Edinburgh, and the election of Donald Trump.
By turns commanding, heartbreaking, and wry, How to Write an Autobiographical Novel asks questions about how we create ourselves in life and in art, and how to fight when our dearest truths are under attack.
Alexander Chee won a Whiting Award for his first novel, Edinburgh, and is a recipient of the NEA Fellowship in Fiction and residencies from the MacDowell Colony, Ledig House, and Civitella Ranieri. His writing has appeared in the New York Times Book Review, Tin House, Slate, and NPR, among others, and he is a Contributing Editor at The New Republic. He lives in New York City.
Alexander Chee
How to Write an Autobiographical Novel
Essays
Mariner Books
Published 17 April 2018
Format Paperback
Pages 288
ISBN-10 1328764524
ISBN-13 9781328764522
new books
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, - Book Stories, Archive C-D, Art & Literature News, PRESS & PUBLISHING
In New American Stories, the beautiful, the strange, the melancholy, and the sublime all comingle to show the vast range of the American short story.
In this remarkable anthology, Ben Marcus has corralled a vital and artistically singular crowd of contemporary fiction writers.
Collected here are practitioners of deep realism, mind-blowing experimentalism, and every hybrid in between.
Luminaries and cult authors stand side by side with the most compelling new literary voices.
Nothing less than the American short story renaissance distilled down to its most relevant, daring, and unforgettable works,
New American Stories puts on wide display the true art of an American idiom.
“Ben Marcus is the rarest kind of writer: a necessary one. It’s become impossible to imagine the literary world–the world itself–without his daring, mind-bending and heartbreaking writing.”–Jonathan Safran Foer
New American Stories
Edited by Ben Marcus
Part of Vintage Contemporaries
Category: Literary Collections | Literary Fiction
Paperback
2015
784 Pages
$16.95
Published by Vintage
ISBN 9780804173544
short storie
fleursdumal.nl magazine
More in: #Short Stories Archive, - Book News, - Book Stories, Archive M-N, Art & Literature News
Mels heeft de vliegerhelm van John Wilkington gepikt uit het schuurtje waar grootvader Rudolf de dingen uit de oorlog bewaart. Hij heeft hem vastgesnoerd op zijn hoofd, een riem onder de kin. Hij ligt op het matras bij het uitkijkgat van de bunker, zijn houten machinegeweer in de aanslag.
Hij, de generaal van de Engelsen, weet dat de vijand aan komt sluipen. Hij ruikt hem. De bunker heeft de zwaarste aanvallen van de troepen van generaal Tijger overleefd.
Mels laat zich niet verrassen. Hij blijft wakker, ook al heeft hij in weken niet geslapen. Hij heeft leren slapen met de ogen open. Een paar ogenblikken, tussen de gevechten door.
Hij weet dat hij het misschien nog dagen moet uithouden, tegen een vijand die veel sterker is. De helden in de bunker zullen het achterliggende land en het dorp desnoods tot hun laatste druppel bloed verdedigen.
Hij hoort dat er een bootje nadert over de Wijer, de riemen in het water, maar vanachter de begroeiing ziet hij het bootje niet. Het riet ritselt.
Zwart haar met een strik komt even boven de pluimen uit. Het liefje van generaal Tijger. Mels legt aan. Maar net voordat hij de trekker over kan halen, springt er iemand op zijn rug.
`Geef je over, of ik keel je.’ Tijger zet hem het mes op de keel.
Ton van Reen: Het diepste blauw (067)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book Stories, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van
A daughter’s struggle to keep her family alive, through poverty, homelessness and incarceration
Eleven-year-old Lisa becomes her mother’s primary support when they face the prospect of homelessness. As Dee, a single mother, struggles with the demons of her own childhood of neglect and abuse, Lisa has to quickly assume the roles of an adult in an attempt to keep some stability in their lives.
“Dee and Tiny” ultimately become underground celebrities in San Francisco, squatting in storefronts and performing the “art of homelessness.” Their story, filled with black humor and incisive analysis, illuminates the roots of poverty, the criminalization of poor families and their struggle for survival.
“Criminal of Poverty lays bare the devastating effects of inheriting a life of poverty, as well the real redemption and power in finding your voice.” – Michelle Tea, author of Rose of No Man’s Land and Valencia
“Tiny’s indomitable spirit comes to life in her amazing story of poverty and homelessness, reaching into and teaching our hearts and minds. With her flawless descriptions of the pain of living in the margins of the richest country in the world, she opens up an important window onto a reality looked upon by many but truly seen by few, augmenting our capacity for empathy and action in an area so in need of social change. Bravo Tiny, for your gift to us all! Punto!!!” – Piri Thomas, author of Down These Mean Streets
Lisa Gray-Garcia (www.tinygraygarcia.com)
is a journalist, poet and community activist. She is the founder of POOR magazine and the PoorNewsNetwork (PNN), a monthly radio broadcast and an online news service focused on issues of poverty and racism.
(www.poormagazine.org/)
Criminal of Poverty
Growing Up Homeless in America
Lisa Gray-Garcia, aka Tiny
Publisher City Lights Foundation Books
Paperback, 2007
278 pages
ISBN-10 1931404070
ISBN-13 9781931404075
List Price $19.95
books to read before you die
fleursdumal.nl magazine
More in: #Editors Choice Archiv, - Book Stories, Archive G-H, Archive G-H, Art & Literature News, MUSEUM OF PUBLIC PROTEST, Racism, The Ideal Woman
Hij hoort stemmen. Hij kijkt om en ziet zijn dochter bij de winkel van de slager. Half in de deur, half in de winkel, staat ze te lachen. Elke dag gaat ze naar Kemp, alleen maar voor zijn praatjes en voor een onsje van dit en een stukje van dat.
Hoe het leven gelopen is. Niet Kemp maar Mels is met Lizet getrouwd, gewoon omdat ze zwanger was na een avond vrijen. Zwanger uit balorigheid. Hij was in de val gelopen die Lizet voor hem had gezet. Ze had zijn hulp ingeroepen tegen Kemp, die haar altijd achternaliep. Na een feestavond had ze hem gevraagd om haar naar huis te brengen, om Kemp te ontmoedigen. Hij had zich laten aanhalen. De hele nacht hadden ze gevreeën, op de zolder van de watermolen, op de jutemeelzakken.
Dat zijn dochter het zo goed kan vinden met haar schoonvader Kemp ziet hij als een straf. Haar lach klinkt door de straat. Hij hoort hoe ze de weg oversteekt, terug naar huis. Haar hakken klikken op de keien. Een deur slaat dicht. Het is weer stil.
Dat uitgerekend zijn dochter trouwde met de zoon van Kemp!
Kemp zwaait naar hem. Verdomd, nu moet hij nog terugzwaaien ook.
`Jammer’, roept Kemp, zijn handen als een toeter voor de mond. `Ik kan de winkel niet sluiten voor een lezing. Ik weet trouwens net zo veel over vroeger als jij.’
Mels reageert niet. Kemp liegt. Hij is nooit zijn winkel uit geweest. De mannen van het dorp werkten in de fabriek. Allemaal. Kemp weet niet hoe het er in de fabriek aan toeging. Hij kan nooit zoveel weten als Mels, die de administratie van de fabriek heeft gedaan en de salarissen heeft betaald. Hij weet wat de vrouwen uit te geven hadden. Thuis heeft hij de hele boekhouding, waarin hij zelfs het leven na kan gaan van de eerste generatie arbeiders in de watermolen. Hij kan zich met recht de chroniqueur van het dorp noemen. Wat weet zo’n Kemp meer dan wat gepraat over de kwaliteit van het vlees? Waarover praten ze in een slagerswinkel? Vertellen die vrouwen aan Kemp alles? Over hun haar dat anders moet? Over hun kerel die hen slaat? Leggen ze hun hele ziel en zaligheid bij Kemp op het hakblok?
Misschien heeft Kemp ook een beetje gelijk. De vrouwen hebben een andere geschiedenis. De meesten werkten nooit langer dan een paar jaar in de fabriek, tot ze trouwden of zwanger werden. Kemp kent de vrouwen beter, ook al kent hij ze alleen maar uit zijn winkel. De geschiedenis van de vrouwen is een heel andere dorpsgeschiedenis. Als zij er een boek over zouden schrijven, zou de geschiedenis van de fabriek maar van ondergeschikt belang zijn.
Hij rijdt naar het café. De deur gaat open. Koen, de kastelein, gaapt naar buiten en raapt de krant van de deurmat.
`Koffie?’ roept hij naar Mels.
Binnen hangt de zoetige lucht van verschaald bier en van verse koffie. Koen heeft pas een moderne espressomachine gekocht. Koffie uit Italië. Het hele café ruikt naar Rome. Koffie zoals hij die vroeger op vakantie in Italië dronk, als hij daar kampeerde. Als Lizet en de kleine nog sliepen. Zes, zeven uur in de ochtend, zo vroeg al liep hij van de camping naar het dorp. Zalig, dat gevoel van lopen. Het knisperen van het grind onder zijn schoenen. Benen die synchroon bewogen. Sterke benen. Voeten die konden kijken en feilloos de bulten en stenen vermeden. In Italië heeft hij de vreugde van het lopen geleerd. Lopen als zintuig. In het dorpscafé hadden ze daar toen al een espressoapparaat. Zo vroeg was daar al volk. Oudere mannen die witte wijn dronken, om zeven uur in de ochtend. Jonge mannen die vier, vijf kopjes espresso achter elkaar dronken om klaarheid in hun ogen te krijgen.
Hijzelf werd dromerig van de espresso. Ochtendcognac noemde hij het. En er was muziek. Plaatjes die alleen ‘s ochtends vroeg in koffiezaken werden gedraaid. Rita Ketty, met haar stem vol heimwee. En er werden kranten gelezen, waar de inkt nog van plakte. Foto’s van vermoorde hoeren in achtertuintjes van nette mensen. Ongelukken op de autostrada. Een Fiat 600 op de kop achter de vangrail met daarnaast dode kinderen in het gras. Bloed in zwart-wit. En dáárnaast een foto van een Mariaverschijning in Palermo, in scène gezet, want Maria toonde zich alleen aan de zieneres, een oude dame met dweperige ogen die heiligheid afsmeekten. En ook de stigmata van pater Pio waren weer gaan bloeden. De wonden van Christus, de nagels in handen en voeten, de doorns van de doornenkroon. Italië was altijd heftig. Pagina één droop altijd van het bloed.
Zwevend op espressogeuren en een veel te vroeg gedronken witte wijn, ging hij terug naar de tent en bereidde het ontbijt. Ingetogen, wakker maar dromend. Vergevingsgezind. Zolang ze sliepen, hoorden ze bij hem. Zolang ze stil waren, hield hij van hun aanwezigheid. De ochtend was intiem, totdat ze wakker werden en alles weer gewoon was. Gewoon een gezin dat zich aan de regels van de dag hield. Geen tijd voor dromen. Mels, doe dit. Mels, doe dat. Zet de haringen vast, het gaat waaien. Het gas is op, net nu de aardappels bijna gaar zijn, haal vlug een nieuwe fles. Nee, geen kant-en-klare pizza’s. Denk je dat ik al die aardappels weggooi! Nog voor het avond was, verlangde hij al naar de volgende ochtend. Om te lopen.
Italië, daar kan hij nooit meer heen. Frankrijk ook niet. De fietstocht die hij naar Santiago de Compostela had willen maken, is hem afgenomen. En de reis naar China. Terwijl tegenwoordig iedereen naar China gaat. China is een gewoon vakantieland geworden. De toeristen fotograferen elkaar bij de Chinese Muur. Wat zou hij die duizenden kilometers graag gelopen hebben. Met Thija en Tijger. Aan elke steen van de Muur zit een verhaal. Dat moet je met handen en voeten voelen.
De kastelein zet hem koffie voor en poetst de koffiemachine blinkend op.
Mels nipt aan de drank en geniet.
`Het was druk bij de meelfabriek vannacht’, zegt Koen. `Ze maken er een attractie van.’
`Wat een onzin.’
`Ik heb er geen problemen mee. Goed voor de zaak als hier volk komt. Daarom heb ik de koffiemachine gekocht. Dagjesmensen willen échte koffie.’ Hij haalt de lap nog eens over de blinkende machine. `Ik ga ook souvenirs verkopen. Toeristen nemen van alles mee. Ansichtkaarten. Foto’s van de silo.’
`Die heb ik genoeg. Je hoeft maar te kiezen. Ik heb alle fotomappen bij me.’ Mels legt de tas met foto’s op de bar. `Wat denk je, komen er straks veel mensen?’
`Iedereen weet het’, zegt Koen, door een map bladerend. `Het heeft in het dorpsblad gestaan. De projector staat al klaar. Ik heb twintig stoelen klaargezet.’
`Dat zijn er te weinig.’
`Ik heb er nog achter de hand.’
`Je moet ook foto’s van de Wijer verkopen.’
`Van zo’n beek? We moeten foto’s van het dorp van vroeger hebben.’ Koen slaat het album dicht. `Die zitten hier niet in. Mensen in klederdracht, daar zijn toeristen gek op.’
`Wij liepen hier niet in klederdracht.’
`Een silo en een watermolen zijn te weinig voor toeristen. Aan de Wijer ligt nog ergens een bunker. Daar kunnen we ze naartoe sturen. En dan vertel jij ze over de oorlog. Je kunt de mensen wijsmaken wat je wilt.’
`Hier is nauwelijks iets gebeurd wat het herinneren waard is. Alleen John Wilkington.’
`Wie?’
`De Engelse piloot die tegen de silo is gevlogen. Hij heeft een paar weken bij ons op zolder gewoond. De oorlog ging langs ons heen. De meeste mensen kwamen er pas achter dat er oorlog was toen we werden bevrijd. Ze hadden wel eens Duitse soldaten gezien, maar die hebben hier alles gelaten zoals het was. De meelfabriek is altijd blijven draaien. Ook Duitsers hadden brood nodig.’
`Dat die Wilkington tegen de silo vloog en bij jullie op zolder zat, daar zit wel een verkoopbaar verhaal in’, zegt Koen. `Schrijf het eens op voor het dorpsblad.’
Ton van Reen: Het diepste blauw (066)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book Stories, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van
Hij loopt naar de vlonder en springt in zijn bootje. Hij moet hard roeien, tegen de stroom in. Hij hoort zijn moeder zingen. Ze is aan het werk op haar veldje bij de Wijer. Ze plukt frambozen. Ze zwaait naar hem.
`Kom je me helpen, druifje?’
`Val dood met die lieve woordjes’, wil hij roepen, maar hij doet het niet.
Ze zingt liedjes, half voor hem, half voor zichzelf. Ze zingt altijd als ze op het veldje bezig is.
Hij legt de boot vast en gaat haar helpen.
Uit de korf met rode vruchten stijgt een zoete lucht op. Mels steekt alle frambozen die hij plukt in zijn mond. Met het puntje van zijn tong haalt hij er de pitjes uit.
`Je bent een gulzigaard’, zingt moeder. `Je mond is rood tot aan je oren. Van je kin druppelt bloed.’
`Frambozen zitten het liefst in mijn buik’, zegt Mels.
`Ze zijn rijp omdat ze van je houden’, zingt moeder. `Ze geuren omdat ze dan zeker weten dat jij ze plukt.’
`Moeder, weet jij waarom Chinezen scheve ogen hebben?’
`Omdat ze achterstevoren zijn geboren’, lacht moeder.
`Waarom hebben ze doorzichtige oorschelpen?’
`Omdat ze van porselein zijn gemaakt.’
`Waarom hebben ze zwart haar?’
`Omdat het witte haar op was toen God de Chinezen schiep.’
`Ze trappen hemelbeestjes dood.’
`Doen ze dat?’
`Waarom eten ze honden?’
`Dat doen ze niet!’
`Dat doen ze wel. Ik zag het op een foto in een boek.’
`Goh, dat wist ik niet.’
`Ze hangen mensen op aan hun kin. Je mag mijn boek wel zien.’
`Waarom wil je dan naar China?’
`Ik wil weten waar Thija vandaan komt. Ze houdt van mij.’
`Hoe weet je dat?’
`Ze weet alles van mij. Ze weet altijd waar ik ben, ook als ze me niet ziet.’
`Dan is ze helderziend. Dat lijkt me typisch iets voor Chinezen. Doordat ze alles van tevoren weten, zetten ze de wereld op zijn kop.’ Ze zingt een liedje over Chinezen. Liedjes verzint ze altijd zelf.
Hij loopt naar de Wijer en gaat langs het water liggen, zijn hoofd dicht bij de oppervlakte, turend naar vissen.
`Pas op voor de duivel in de beek’, roept zijn moeder. `Houd je ogen niet open onder water, want dan pakt de duivel je bij je haren.’
Toch houdt hij zijn hoofd onder water om met wijdopen ogen naar de slakken en de modderkruipers op de bodem te kijken. Zijn moeder heeft gelijk. Hij kijkt recht in de ogen van de duivel die van onder de bladeren van een lisdodde naar hem ligt te loeren. Vlug haalt hij zijn hoofd boven water, houdt het schuin naar links en dan naar rechts om het water uit zijn oren te laten lopen en ziet aan de overkant Thija aankomen op de hoge zwarte fiets van haar moeder. Zo dun en zo klein is ze, tussen de stangen van de fiets, niet meer dan een trekpop waarvan de benen mechanisch bewegen, aangedreven door de grote strik die stijf gesteven op haar hoofd staat.
`Er zit kroos in je haar’, zegt Thija als ze afstapt en de fiets in het gras laat vallen.
`Ik heb de duivel in het water gezien.’
`Een snoek?’
`Het was echt de duivel.’
`Ik wist dat je hier was’, zegt Thija. `Ik hoorde je moeder zingen.’
Mels kuiert naar het bruggetje, tien meter verderop. Het is niet meer dan een brede plank, die wit is van de schimmel. Hij loopt naar de overkant.
`Het is mooi, dat wier in je haar’, lacht Thija.
`Jouw strik is ook mooi. Je moeder is knap.’
`Dat kan ik zelf.’
`Dat kun je niet.’
Ze houdt haar armen omhoog, alsof ze wil bewijzen dat ze de strik zelf kan strikken, zodat haar stijve jurk wijduit gaat staan en de bloemetjesrand van haar roze onderjurk laat zien.
`Ik ben groter dan jij’, zegt Mels, op zijn tenen staand.
`Je bent groter dan mijn buik voordat je werd geboren’, zingt zijn moeder terwijl ze met de mand frambozen over de plank loopt. `Ik zal nog van je houden, ook al word je net zo groot als de kerktoren, ook al word je net zo dik als de silo.’ Dikke druppels donkerrood sap druipen uit de mand op het schimmelende bruggetje. Ze blijven er als bloedspatten op liggen. Sap druppelt in de Wijer en trekt roze strepen in het water die oplossen in het kristalheldere riviertje.
Moeder loopt langs de kinderen die in het gras zijn gaan zitten, met hun benen in het water.
`Als jullie uitverteld zijn, dan kom je maar naar huis’, zingt zijn moeder. `Dan krijg je karnemelk met frambozensap. En duizend gouden oren om het lied van duizend krekels te horen.’
`Krekels zingen niet’, zegt Thija.
`Je leert nog wel naar hun zang te luisteren. Mag ik je fiets lenen? Dan ben ik thuis voordat mijn korf is leeggedruppeld.’ Moeder zet het mandje op de bagagedrager, stapt op de fiets en rijdt zingend over het pad naar huis. Een rood druipspoor blijft achter in het zand.
`Jouw moeder is een beetje gek’, zegt Thija.
`Net als die van jou dus.’
`Precies, zo bedoel ik het.’
Tijger komt aanfietsen, zijn hoofd rood van de inspanning. Hij ploft naast hen neer.
`Waar was je?’
`Ik had de keuken moeten witten, maar ik heb op bed liggen lezen. Mijn moeder heeft een tijdschrift gekregen van missionarissen die in China werken. Als je wilt mag je het lezen. Het is niet zo wreed als dat boek.’
`In China zijn alle wegen rood’, zegt Thija.
`Van het bloed, natuurlijk.’
`Het zand is rood. De bomen zijn blauw. Het water is groen. In China is alles anders.’
`Je praat alsof je het met eigen ogen hebt gezien’, zegt Tijger.
`Dat is ook zo. De laatste keer logeerde ik bij mijn grootmoeder in Sjanghai. Ze heeft een hoedenwinkel.’
`Van die grote hoeden die op woks lijken?’ vraagt Mels.
`Precies. Maar ook zijden hoeden. En hoeden van glas.’
`Dat bestaat niet.’
`Dun glas, zo dun als papier. Als je een hoed van glas opzet, knispert je haar. Veel mensen komen hoeden bij haar passen. Ze kent de modellen van alle hoeden uit heel China omdat ze vroeger een vis is geweest. Ze heeft door alle rivieren van China gezwommen. Vanuit het water heeft ze naar de mensen gekeken. Als ze haar hoeden zit te naaien, vertelt ze me over wat ze in het water heeft meegemaakt. Ze spreekt de taal van de vissen. Mij heeft ze die taal ook geleerd, een beetje.’
`Kun je ook met de vissen in de Wijer praten?’
`Die spreken geen Chinees.’
Ze trekt haar benen uit het water en pakt haar schoenen.
`Ik hoor een klok’, zegt Tijger opeens.
Ze luisteren.
`Ik hoor niks’, zegt Mels.
`Ik hoor hem weer.’
Ze luisteren, hun oor aan het water. Nu horen de anderen het ook.
`Het verdronken kasteel’, zegt Tijger.
`Hoor je de mensen in het kasteel ook?’ vraagt Thija.
`Ik hoor paarden.’
`Ridders?’
`En een prinses. Ze zingt en ze speelt op een harp.’
Opeens ziet Mels op het bruggetje de dikke pad met uitpuilende ogen en opgeblazen wangen. Als hij brult maakt hij het geluid van een klok. Maar Mels doet net of hij van niets weet en blijft zijn oor aan het water houden, net als de anderen.
`Nu hoor ik de prinses ook’, zegt hij. `Ze roept. Ze zit opgesloten in een toren. Ze wil bevrijd worden.’
`Waarom is ze opgesloten?’ vraagt Thija.
`Ze wil niet trouwen met de ridder aan wie haar vader haar heeft geschonken. Ze wil een andere man.’
`Ze maken haar dood’, zegt Tijger. `Ik hoor niets meer. Ook de klok niet.’
Mels ziet de dikke vroedmeesterpad verdwijnen in het gras.
`Kijk!’ Tijger wijst op een dun rood spoor in het water, dat blinkt als olie. `Bloed. Ze hebben haar de keel doorgesneden.’
Mels houdt een vinger in het rode spul. Er blijft een beetje roest op zijn huid achter. Het lijkt op gestold bloed.
`Zo’n straf heeft ze niet verdiend’, zegt Thija. `We hadden haar moeten bevrijden.’
`Dat zouden de anderen in het kasteel niet hebben begrepen’, zegt Tijger. `Toen het kasteel verzonk, eeuwen geleden, hadden vrouwen niets te vertellen.’
`Stomme kerels.’
`Andere tijden, andere zeden.’
`Denk jij er soms ook zo over?’ vraagt Thija.
`Ik zeg alleen wat ze tóén dachten.’ Tijger voelt zich aangevallen. `Jij mag trouwen met wie je wilt hoor. Met Mels, of met mij.’
`En als ik jullie allebei niet wil?’
`Vertel geen onzin. Wie zou je anders willen dan een van ons twee?’
Verbijsterd hoort Mels de discussie aan. Het is alsof ze plots onder glazen stolpen zitten. Ieder alleen. Alles is breekbaar.
`En als ik niet trouw?’
`Heb ik nooit over nagedacht’, zegt Tijger. `Ik wil hierover helemaal niet praten.’
`Jij begint er toch zelf over!’
`Nee, jij. Jij zei dat ik net zo over vrouwen dacht als die ridders.’
`Je vertelde dat verhaal van die opgesloten jonkvrouw alleen maar om me uit te dagen. Je wilt weten voor wie ik kies.’
Het hoge woord is eruit. Thija schrikt er zelf van.
Ze begint te huilen, springt op en loopt weg. De jongens kijken haar na, tot ze verdwijnt tussen de huizen.
Mels trekt zijn schoenen aan.
`We hebben een groot probleem.’ Tijger plukt de harige bolletjes van de distels uit zijn sokken.
`Het probleem is dat we vrienden zijn’, zegt Mels. `We moeten het haar gewoon vragen.’
`Nee’, schrikt Tijger. `Stel je voor dat ze voor jou kiest. Dan weet ik liever niets.’ Hij rijdt naar huis.
Mels springt in de boot en roeit stroomopwaarts. Hij wil alleen zijn.
Ton van Reen: Het diepste blauw (065)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book Stories, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van
In the period between 1815 and 1820, Mary Shelley wrote her most famous novel, Frankenstein; or, The Modern Prometheus, as well as its companion piece, Mathilda, a tragic incest narrative that was confiscated by her father, William Godwin, and left unpublished until 1959. She also gave birth to four—and lost three—children.
In this hybrid text, Rachel Feder interprets Frankenstein and Mathilda within a series of provocative frameworks including Shelley’s experiences of motherhood and maternal loss, twentieth-century feminists’ interests in and attachments to Mary Shelley, and the critic’s own experiences of pregnancy, childbirth, and motherhood.
Harvester of Hearts explores how Mary Shelley’s exchanges with her children—in utero, in birth, in life, and in death—infuse her literary creations. Drawing on the archives of feminist scholarship, Feder theorizes “elective affinities,” a term she borrows from Goethe to interrogate how the personal attachments of literary critics shape our sense of literary history.
Feder blurs the distinctions between intellectual, bodily, literary, and personal history, reanimating the classical feminist discourse on Frankenstein by stepping into the frame.
The result—at once an experimental book of literary criticism, a performative foray into feminist praxis, and a deeply personal lyric essay—not only locates Mary Shelley’s monsters within the folds of maternal identity but also illuminates the connections between the literary and the quotidian.
Rachel Feder is an assistant professor of English and literary arts at the University of Denver. Her scholarly and creative work has appeared in a range of publications including ELH, Studies in Romanticism, and a poetry chapbook from dancing girl press.
Rachel Feder (Author)
Harvester of Hearts
Motherhood under the Sign of Frankenstein
Cloth Text – $99.95
ISBN 978-0-8101-3753-0
Paper Text – $34.95
ISBN 978-0-8101-3752-3
August 2018
Women’s Studies
Literary Criticism
152 pages
Northwestern University Press
new books
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, - Book Stories, Archive E-F, Archive S-T, Art & Literature News, Mary Shelley, Shelley, Mary, Shelley, Percy Byssche, Tales of Mystery & Imagination
In deze grote overzichtstentoonstelling maken we kennis met het spannende culturele klimaat in Groningen aan het begin van de 20ste eeuw: de periode waarbinnen De Ploeg is ontstaan.
Het museum laat ruim honderd werken zien, waaronder schilderijen, tekeningen, drukwerk en grafiek van Ploegleden zoals Jan Wiegers, Johan Dijkstra en Jan Altink. In contrast met werk van coryfeeën zoals Jozef Israëls, H.W. Mesdag, Otto Eerelman en tijdgenoten. Het toont hoe de ‘jonge wilden’ zich losmaakten van de toenmalige gevestigde orde. Daarnaast is er aandacht voor het werk van Ernst Ludwig Kirchner en Vincent van Gogh, die beiden van groot belang zijn geweest voor de schilderkunstige ontwikkeling binnen De Ploeg.
Avant-garde in Groningen. De Ploeg 1918-1928
100 jaar De Ploeg
Nog t/m 04 november 2018
Groninger museum, Museumeiland 1, 9711 ME Groningen
http://www.groningermuseum.nl
Het ontstaan van De Ploeg in 1918
Kunstkring De Ploeg ontstond in juni 1918 als reactie op de “Tentoonstelling van werk van Groningsche Kunstenaars” in het Kunstlievend Genootschap Pictura. Hierbij was een groot aantal jonge kunstenaars niet uitgenodigd. Voor schilders zoals Jan Wiegers, Jan Altink en Johan Dijkstra was het duidelijk dat de negentiende-eeuwse schilderkunstige idealen afgeschud moesten worden. Zij zochten aansluiting bij meer contemporaine ontwikkelingen in de beeldende kunst. Het toeval zou hen daarbij een handje helpen. Jan Wiegers die gedurende een gezondheidskuur in Davos (1920-1921) in Zwitserland bevriend was geraakt met Ernst Ludwig Kirchner, introduceerde in Groningen een schilderkunst, die verwant is aan het Duitse expressionisme.
Publicatie bij de tentoonstelling
Bij de tentoonstelling is het boek Avant- garde in Groningen. De Ploeg 1918-1928 verschenen, waarin niet alleen het ontstaan maar ook de voorgeschiedenis van De Ploeg aan bod komt.
De publicatie komt tot stand vanuit een samenwerking van het Groninger Museum met de Stichting 100 jaar De Ploeg en WBOOKS. Het boek verscheen tijdens de Boekenweek in maart 2018.
Avant-garde in Groningen- De Ploeg 1918-1928
Auteurs: Anneke de Vries, Doeke Sijens, Egge Knol, Han Steenbruggen, Henk van Os, Jikke van der Spek, Kees van der Ploeg, Mariëtta Jansen, Mieke van der Wal, Peter Vroege
€ 29,95
ISBN 9789462582484
Aantal pagina’s 272
Illustraties ca 350 afbeeldingen
Formaat 24,5 x 31 cm
Uitvoering Gebonden
Taal Nederlands
2018
Uitg. W-Books
In samenwerking met Groninger Museum & Stichting 100 jaar De Ploeg
new books
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, - Book Stories, Archive U-V, Art & Literature News, De Ploeg, Hendrik Nicolaas Werkman, Werkman, Hendrik Nicolaas
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature