Or see the index
Matin Malade
Matin d’été, ô matin d’été,
bel et triste comme mon cœur,
tes arbres tremblent dans la clarté
en berçant mollement leur langueur.
Quel espoir de soleil virtuel,
paysage vert sans ramiers,
te nourrit de son leurre cruel
qui colore à peine tes palmiers
et te fait un frère adultérin
d’un sentiment lourd de chagrin
et plus lourd encor de soif d’azur
que du poids de l’épuisante nuit
qui m’a tendu son fruit bien mûr
mais gonflé de vénéneux ennui ?
Jean-Joseph Rabearivelo
(1901?/1903? – 1937)
Matin Malade (poème)
• fleursdumal.nl magazine
More in: Archive Q-R, Archive Q-R, Jean-Joseph Rabearivelo
Été
Sème, sème l’été,
sème des grains d’eau lumineux.
Plante, plante l’été,
plante des tiges d’eau frêles.
Sème, sème, plante, plante,
sème et plante dans le crépuscule.
Qui ou quoi moissonnera les épis ?
Qui ou quoi cueillera les fruits ?
Est-ce le petit oiseau brûlé de soif
venu des sylves gorgées de cours d’eau pure
celée, celée sous des ronces ?
Ou l’abeille qui est comme ivre de soleil
et qui titube au cœur des branches ?
Ou la femme-enfant qui vient de dénouer sa chevelure
et qui a lavé des effets au bord du fleuve ?
Ou bien une source, quelque part, s’est-elle tarie
au point que son jaillissement éteint regrette les fleuves ?
Mais n’est-ce pas plutôt qu’un fleuve bruissant,
ici ou là, n’arrive plus jusqu’au golfe,
et n’arrive plus à grossir la mer ?
Ou que la plantation de ceux qui sont sous la terre
devient deux fois ombre dans les ténèbres ?
Je crois, moi, que ce sont les plantes
qui brûlent d’offrir à mes yeux parfois bleus,
et brûlent d’offrir au jour frais éclos
qui fermera ses ailes au seuil de la nuit,
des épis et des fruits fécondés par l’été.
Jean-Joseph Rabearivelo
(1901? 1903? – 1937)
Été (poème)
• fleursdumal.nl magazine
More in: Archive Q-R, Archive Q-R, Jean-Joseph Rabearivelo
Le poème
Paroles pour chant, dis-tu, paroles pour chant,
ô langue de mes morts,
paroles pour chant, pour désigner
les idées que l’esprit a depuis longtemps conçues
et qui naissent enfin et grandissent
avec des mots pour langes –
des mots lourds encore de l’imprécision de l’alphabet,
et qui ne peuvent pas encore danser avec le vocabulaire,
n’étant pas encore aussi souples que les phrases ordonnées,
mais qui chantent déjà aux lèvres
comme un essaim de libellules bleues au bord d’un fleuve
salue le soir.
Paroles pour chant, dis-tu, paroles pour chant,
paroles pour chant, pour désigner
le frêle écho du chant intérieur
qui s’amplifie et retentit,
tentant de charmer le silence du livre
et les landes de la mémoire,
ou les rives désertes des lèvres
et l’angoisse des cœurs.
Et les paroles deviennent de plus en plus vivantes,
que tu croyais en quête du Chant ;
mais elles deviennent aussi de plus en plus fluides et ténues,
comme cette brise qui vient des palmiers lointains
pour mourir sur les cimes sourcilleuses.
Elles deviennent davantage des chants,
elles deviennent elles-mêmes – ce qu’elles ont toujours été
jusqu’ici, en vérité.
Et je voudrais changer, je voudrais rectifier
et dire :
chants en quête de paroles
pour peupler le silence du livre
et planter les landes de la mémoire,
ou pour semer des fleurs aux rives désertes des lèvres
et délivrer les cœurs,
ô langue de mes morts
qui te modules aux lèvres d’un vivant
comme les lianes qui fleurissent les tombeaux.
Jean-Joseph Rabearivelo
(1901? 1903? – 1937)
Le poème (poème)
• fleursdumal.nl magazine
More in: Archive Q-R, Archive Q-R, Jean-Joseph Rabearivelo
Les trois oiseaux
L’oiseau de fer, l’oiseau d’acier,
après avoir lacéré les nuages du matin
et voulu picorer des étoiles
au-delà du jour,
descend comme à regret
dans une grotte artificielle.
L’oiseau de chair, l’oiseau de plumes
qui creuse un tunnel dans le vent
pour parvenir jusqu’à la lune qu’il a vue en rêve
dans les branches,
tombe en même temps que le soir
dans un dédale de feuillage.
Celui qui est immatériel, lui,
charme le gardien du crâne
avec son chant balbutiant,
puis ouvre des ailes résonnantes
et va pacifier l’espace
pour n’en revenir qu’une fois éternel.
Jean-Joseph Rabearivelo
(1901? 1903? – 1937)
Les trois oiseaux (poème)
• fleursdumal.nl magazine
More in: Archive Q-R, Archive Q-R, Jean-Joseph Rabearivelo
Marieke Lucas Rijneveld wint de Ida Gerhardt Poëzieprijs 2020 voor haar bundel Fantoommerrie. De andere genomineerden waren Bart Moeyaert met Helium en Iduna Paalman: De grom uit de hond halen.
De feestelijke prijsuitreiking in Zutphen op zaterdagavond 14 maart j.l. is geannuleerd vanwege het corona-virus. Op een nader te bepalen moment krijgt Marieke Lucas Rijneveld de geldprijs van 1000 euro en een bronzen beeldje voorstellende Ida Gerhardt overhandigd.
‘Haar overrompelende debuut Kalfsvlies (2015) blijkt geen toevalstreffer’, schrijven juryleden Petra Possel en Arjan Peters in het juryrapport. ‘In lange zinnen, gulle beelden en rijke strofen, hoeft deze dichter ogenschijnlijk niet te zoeken naar woorden; zodra ze gaat schrijven, komen de woorden aan gegaloppeerd.’ Fantoommerrie (2019) zit vol dreigende en onontkoombare taal, aldus de jury. ‘Als een geluid dat steeds tussen je oren suist en maar niet weg wil gaan.’
Fantoommerrie
Auteur: Marieke Lucas Rijneveld
Taal: Nederlands
Paperback
Druk 1
Verschijningsdatum januari 2019
Afmetingen 24 x 17 x 0,5 cm
64 pagina’s
Uitgever Atlas Contact
EAN 9789025453459
NUR code 306
• fleursdumal.nl magazine
More in: Archive Q-R, Archive Q-R, Awards & Prizes, Rijneveld, Marieke Lucas
De befaamde en onsterfelijke Franse schrijver Boris Vian zit op het terras van Café La Coupole in Parijs, een plek waar schrijvers en kunstenaars graag vertoeven.
Zijn oog valt op een bericht in de krant. ‘Bij het plaatsje Montaillou heeft een beer de wolven verjaagd die het 17-jarige herderinnetje Claire Soubirous dreigden aan te vallen. De beer liet het meisje met rust.’ Boris leest het summiere bericht drie keer. Het ontroert hem. Beren zijn z’n lievelingsdieren. Ze hebben het uiterlijk van knuffels en het innerlijk van prijsvechters. Zal hij een boek kunnen schrijven met in de hoofdrol een beer? Een beer met menselijke eigenschappen, zoals kinderen hun knuffelberen zien als hun beste vriendjes en met hen praten?
Hij pakt een lijntjesschrift uit zijn tas en schroeft de dop van zijn pen. Opeens is het er weer, na lange jaren, het geluk van het schrijven. Het eerste hoofdstuk waarin de beer, die Napoleon heet, en Claire besluiten op reis te gaan naar Parijs, vloeit als vanzelf op het papier.
Aan zijn tafeltje op het terras van La Coupole schrijft Boris elke dag een hoofdstuk, vaak in het bijzijn van schrijvers en lezers. Een van hen is de schrijver Ton van Reen, een bewonderaar van het werk van Boris Vian, die een dagboek bijhoudt over de gebeurtenissen. Al vlug ontdekt men dat wat Boris schrijft ook in het echt gebeurt. De pers duikt erop. Frankrijk staat op zijn kop. De toekomst van het land vloeit uit de pen van Boris.
Quotes uit de Franse pers:
‘Tja, wat moet ik er van zeggen? Een roman over de liefde? Onzin natuurlijk. Maar het leest lekker weg. En dat ik een rol speel in een boek van Boris Vian? Dat streelt me wel natuurlijk.’ – Michel Houellebecq in Le magazin Houellebecq
‘Boem. Pats. Zo kennen we Boris Vian weer. IJzersterk in het absurde. En toch heel geloofwaardig, ook omdat het leven van de mens nu eenmaal ongerijmd is. Een boek waarin ik van de eerste tot de laatste letter geloof. Ontroerend is de kleine rol die facteur Ferdinand Cheval speelt in dit heerlijke verhaal, waarin ook ik op mijn plaats word gezet.’ – Jean Paul Sartre in L’Echo du Cimétière de Montmartre
‘Iedere goede roman is een dwaalspoor door het leven. Dit is zo’n roman. Een waar doolhof waar je niet uit wilt raken, een tuin vol verhalen en sprookjes. Ik zit er nog middenin.’ – Françoise ‘Tristesse’ Sagan in L’heure du Femme de Campagne
Aad Nuis schreef in de Haagsche Post: ‘Ton van Reen is een schrijver met karakter. Hij gaat zijn eigen weg, los van de wisselingen van de literaire mode. Hij schrijft graag sprookjes, waarbij de toon onverhoeds kan omslaan van Andersen op zijn charmantst in Grimm op zijn gruwelijkst.’
Vlucht uit Montaillou is zo’n sprookje.
Ton van Reen
Vlucht uit Montaillou
De reis van Claire en Napoleon naar Parijs
Boris Vian-roman
ISBN 978-90-6265-504-5
Eerste uitgave 14 juli 2019
Gebrocheerd in omslag met flappen,
438 blz.
€ 22,00
• fleursdumal.nl magazine
More in: # Music Archive, - Book News, - Book Stories, Archive Q-R, Archive Q-R, Archive U-V, Art & Literature News, Reen, Ton van, Ton van Reen, Vian, Boris
Eigen Wijs bevat vijftig korte en zeer korte verhalen waarin de achtenzeventigjarige schrijver Ton van Reen terugkijkt op zijn leven en het korte pad verkent dat hem nog wacht.
Hij beseft dat de verhalen die hij vroeger hoorde van zijn in 1876 geboren grootmoeder Jaantje van Asperen, dochter van een turfschipper uit de Peel, hem hebben gevormd tot schrijver en verteller. Tijdens het kaarten aan de keukentafel riep zij de wonderen van de wereld in hem op. Daarom komt zij veel voor in deze verhalen. Net als zijn moeder, die al heel jong weduwe werd. En de vader die stierf toen Ton tien jaar oud was.
De verhalen springen op en neer, van vroeger naar nu, van het eigenzinnige meisje uit de Peel dat grootmoeder werd, van de moeder die haar eigen weg ging, van het kind dat Ton zelf was naar de grootvader die hij nu is. Samen vormen de verhalen het levenspad van de schrijver. Het zijn verhalen over een wereld die totaal is veranderd, over de jaren vijftig waarin hij in Limburg opgroeide, waarin de kerk nog absolute macht had, tot de tijd van nu, waarin diezelfde kerk een achterhoedegevecht levert. De jaren waarin de heren met de hoeden en de vrouwen met de bontjes, samen met de pastoor, in het dorp de dienst uitmaakten.
Maar er zijn ook verhalen over het avontuur van het lezen, de kunst van het vertellen en de voldoening van het schrijven, tegen de stroom in, vanaf het kleine zolderkamertje waar Ton sliep als kind en waar hij zijn schrijftafeltje had, tot op de dag van vandaag, in zijn werkplaats, de voormalige koeienstal, vol duizenden boeken.
Deze verhalen sluiten naadloos aan bij de eerdere boeken die Ton van Reen schreef over de jaren vijftig, zoals Het winterjaar, In het donkere zuiden, Thuiskomst en Roomse meisjes. Eigen Wijs past prima bij het thema van de Boekenweek 2020: ‘Rebellen en dwarsdenkers.’ Bij uitgeverij In de Knipscheer verschenen van Ton van Reen onder meer De verdwenen stad, Dochters, De Lichtverkoper en Vlucht uit Montaillou.
Ton van Reen
Eigen Wijs
Korte verhalen
Nederlands
Gebrocheerd in omslag met flappen
200 blz.
ISBN 978 90 6265 790 2
NUR 303
Eerste druk 2020
Uitgeverij In de Knipscheer
• fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, - Book Stories, Archive Q-R, Archive Q-R, Art & Literature News, Reen, Ton van, Ton van Reen
Lilas
Ce n’est pas seulement l’annonce printanière
en cette terre où l’arbre a toujours sa verdure
et dédie à l’amour fleuri de la lumière
sa cime qui résiste à la grande froidure,
ni l’union au bleu rose des crépuscules
du mauve parfumé qui jaillit de ta sève,
que m’apportent, ce soir, tes primes panicules,
ô lilas où la nuit fait retentir son rêve !
Plus encor, la saison ranime en ma mémoire
les plaisirs que j’avais sous ta frondaison noire
à deviser avec mes amis en-allés !
Et suscitée, hélas ! par ta seule venue,
ma jeunesse surgit, découronnée et nue,
de ton ombre où j’entends quels appels désolés !
Jean-Joseph Rabearivelo
(1901? 1903? – 1937)
Lilas (poème)
• fleursdumal.nl magazine
More in: #Editors Choice Archiv, Archive Q-R, Archive Q-R, Jean-Joseph Rabearivelo
The International Booker Prize is awarded annually for a single book, translated into English and published in the UK or Ireland.
The vital work of translators is celebrated, with the prize money divided equally between the author and translator.
The judges of the 2020 International Booker Prize have revealed the six shortlisted books of the International Booker Prize which celebrates the finest translated fiction from around the world.
The 2020 International Booker Prize shortlist is as follows:
◊ The Enlightenment of the Greengage Tree by Shokoofeh Azar (Farsi-Iran), translated by Anonymous, published by Europa Editions
◊ The Adventures of China Iron by Gabriela Cabezón Cámara (Spanish-Argentina), translated by Iona Macintyre and Fiona Mackintosh, published by Charco Press
◊ Tyll by Daniel Kehlmann (Germany-German), translated by Ross Benjamin, published by Quercus
◊ Hurricane Season by Fernanda Melchor (Spanish-Mexico), translated by Sophie Hughes, Published by Fitzcarraldo Editions
◊ The Memory Police by Yoko Ogawa (Japanese-Japan), translated by Stephen Snyder, published by Harvill Secker
◊ The Discomfort of Evening by Marieke Lucas Rijneveld (Dutch-Netherlands), translated by Michele Hutchison, published by Faber & Faber
The shortlist was chosen by a panel of five judges, chaired by Ted Hodgkinson, Head of Literature and Spoken Word at Southbank Centre. The panel also includes: Lucie Campos, director of the Villa Gillet, France’s centre for international writing; Man Booker International Prize-winning translator and writer Jennifer Croft; Booker Prize longlisted author Valeria Luiselli and writer, poet and musician Jeet Thayil, whose novel Narcopolis was shortlisted for the Man Booker Prize in 2012.
◊ The Winner will be announced on 19 may 2020
# More information on website Booker Prize
• fleursdumal.nl magazine
More in: - Book Lovers, - Book News, Archive Q-R, Archive Q-R, Awards & Prizes, Rijneveld, Marieke Lucas, TRANSLATION ARCHIVE
Les étrennes des orphelins
I
La chambre est pleine d’ombre ; on entend vaguement
De deux enfants le triste et doux chuchotement.
Leur front se penche, encore alourdi par le rêve,
Sous le long rideau blanc qui tremble et se soulève…
– Au dehors les oiseaux se rapprochent frileux ;
Leur aile s’engourdit sous le ton gris des cieux ;
Et la nouvelle Année, à la suite brumeuse,
Laissant traîner les plis de sa robe neigeuse,
Sourit avec des pleurs, et chante en grelottant…
II
Or les petits enfants, sous le rideau flottant,
Parlent bas comme on fait dans une nuit obscure.
Ils écoutent, pensifs, comme un lointain murmure…
Ils tressaillent souvent à la claire voix d’or
Du timbre matinal, qui frappe et frappe encor
Son refrain métallique en son globe de verre…
– Puis, la chambre est glacée… on voit traîner à terre,
Épars autour des lits, des vêtements de deuil
L’âpre bise d’hiver qui se lamente au seuil
Souffle dans le logis son haleine morose !
On sent, dans tout cela, qu’il manque quelque chose…
– Il n’est donc point de mère à ces petits enfants,
De mère au frais sourire, aux regards triomphants ?
Elle a donc oublié, le soir, seule et penchée,
D’exciter une flamme à la cendre arrachée,
D’amonceler sur eux la laine et l’édredon
Avant de les quitter en leur criant : pardon.
Elle n’a point prévu la froideur matinale,
Ni bien fermé le seuil à la bise hivernale ?…
– Le rêve maternel, c’est le tiède tapis,
C’est le nid cotonneux où les enfants tapis,
Comme de beaux oiseaux que balancent les branches,
Dorment leur doux sommeil plein de visions blanches !…
– Et là, – c’est comme un nid sans plumes, sans chaleur,
Où les petits ont froid, ne dorment pas, ont peur ;
Un nid que doit avoir glacé la bise amère…
III
Votre coeur l’a compris : – ces enfants sont sans mère.
Plus de mère au logis ! – et le père est bien loin !…
– Une vieille servante, alors, en a pris soin.
Les petits sont tout seuls en la maison glacée ;
Orphelins de quatre ans, voilà qu’en leur pensée
S’éveille, par degrés, un souvenir riant…
C’est comme un chapelet qu’on égrène en priant :
– Ah ! quel beau matin, que ce matin des étrennes !
Chacun, pendant la nuit, avait rêvé des siennes
Dans quelque songe étrange où l’on voyait joujoux,
Bonbons habillés d’or, étincelants bijoux,
Tourbillonner, danser une danse sonore,
Puis fuir sous les rideaux, puis reparaître encore !
On s’éveillait matin, on se levait joyeux,
La lèvre affriandée, en se frottant les yeux…
On allait, les cheveux emmêlés sur la tête,
Les yeux tout rayonnants, comme aux grands jours de fête,
Et les petits pieds nus effleurant le plancher,
Aux portes des parents tout doucement toucher…
On entrait !… Puis alors les souhaits… en chemise,
Les baisers répétés, et la gaîté permise !
IV
Ah ! c’était si charmant, ces mots dits tant de fois !
– Mais comme il est changé, le logis d’autrefois :
Un grand feu pétillait, clair, dans la cheminée,
Toute la vieille chambre était illuminée ;
Et les reflets vermeils, sortis du grand foyer,
Sur les meubles vernis aimaient à tournoyer…
– L’armoire était sans clefs !… sans clefs, la grande armoire !
On regardait souvent sa porte brune et noire…
Sans clefs !… c’était étrange !… on rêvait bien des fois
Aux mystères dormant entre ses flancs de bois,
Et l’on croyait ouïr, au fond de la serrure
Béante, un bruit lointain, vague et joyeux murmure…
– La chambre des parents est bien vide, aujourd’hui
Aucun reflet vermeil sous la porte n’a lui ;
Il n’est point de parents, de foyer, de clefs prises :
Partant, point de baisers, point de douces surprises !
Oh ! que le jour de l’an sera triste pour eux !
– Et, tout pensifs, tandis que de leurs grands yeux bleus,
Silencieusement tombe une larme amère,
Ils murmurent : » Quand donc reviendra notre mère ? »
V
Maintenant, les petits sommeillent tristement :
Vous diriez, à les voir, qu’ils pleurent en dormant,
Tant leurs yeux sont gonflés et leur souffle pénible !
Les tout petits enfants ont le coeur si sensible !
– Mais l’ange des berceaux vient essuyer leurs yeux,
Et dans ce lourd sommeil met un rêve joyeux,
Un rêve si joyeux, que leur lèvre mi-close,
Souriante, semblait murmurer quelque chose…
– Ils rêvent que, penchés sur leur petit bras rond,
Doux geste du réveil, ils avancent le front,
Et leur vague regard tout autour d’eux se pose…
Ils se croient endormis dans un paradis rose…
Au foyer plein d’éclairs chante gaîment le feu…
Par la fenêtre on voit là-bas un beau ciel bleu ;
La nature s’éveille et de rayons s’enivre…
La terre, demi-nue, heureuse de revivre,
A des frissons de joie aux baisers du soleil…
Et dans le vieux logis tout est tiède et vermeil
Les sombres vêtements ne jonchent plus la terre,
La bise sous le seuil a fini par se taire …
On dirait qu’une fée a passé dans cela ! …
– Les enfants, tout joyeux, ont jeté deux cris… Là,
Près du lit maternel, sous un beau rayon rose,
Là, sur le grand tapis, resplendit quelque chose…
Ce sont des médaillons argentés, noirs et blancs,
De la nacre et du jais aux reflets scintillants ;
Des petits cadres noirs, des couronnes de verre,
Ayant trois mots gravés en or : » A NOTRE MÈRE ! «
Arthur Rimbaud
(1854 – 1891)
Les étrennes des orphelins
Poème
• fleursdumal.nl magazine
More in: Archive Q-R, Archive Q-R, Arthur Rimbaud, Rimbaud, Arthur, Rimbaud, Arthur
Bejan Matur behoort tot de bekendste en bij literatuurliefhebbers meest gewaardeerde dichters in Turkije.
Bij de politieke overheid van haar land ligt dat anders. Maar ze heeft intussen internationale faam opgebouwd en leeft in wisselende landen in Europa. In 2002 trad ze op tijdens Poetry International in Rotterdam.
Bejan Matur
Ceremoniële gewaden
Gedichten
Uitgever Kleinood & Grootzeer
Bundel
54 pagina’s
gelijmd
21 x 10,5 cm
ISBN/EAN 978-90-76644-89-9
€18,-
Eerste druk 100 genummerde door de auteur en de vertaler gesigneerde exemplaren
Vertaling en nawoord Willem M. Roggeman
Bejan Matur
Bejan Matur behoort tot de bekendste en bij literatuur-liefhebbers meest gewaardeerde dichters in Turkije. Bij de politieke overheid van haar land ligt dat anders. Maar zij heeft intussen ook een internationale faam opgebouwd. Haar poëzie werd in verscheidene talen vertaald en zelf wordt zij geregeld gevraagd als gast op internationale poëziefestivals. Zij publiceerde tot nog toe in Turkije tien werken, negen dichtbundels en een prozaboek dat als literaire journalistiek kan bestempeld worden.
Dit boek, Dagin Ardina Bakmak (Kijken achter de berg), handelt over de Koerdische kwestie en verscheen in februari 2011. Er heerste toen in Turkije een nog rustige periode waarin er een vredesproces aan de gang was. Bejan Matur besloot over de PKK-guerilleros te schrijven. Zij trok hiervoor naar het gebied waar de Koerdische vrijheidsstrijders zich schuilhielden en zij had meerdere gesprekken met hen. Deze gesprekken dienden als basis voor dit nog steeds actuele boek over een volk zonder land. Dit boek werd onmiddellijk een bestseller. Er werden meer dan 50.000 exemplaren van verkocht en nadien werden er nog verscheidene clandestiene uitgaven van gemaakt.
Maar sedert het vredesproces door de Turkse overheid werd opgeblazen kreeg Bejan Matur het bijzonder moeilijk, vooral omwille van deze reportage. Zij werd zelfs opgesloten in de gevangenis en werd er gefolterd om haar bronnen prijs te geven. In 2016 besloot zij dan ook het land te verlaten omdat zij zich bedreigd voelde bij al wat zij schreef. Niet alleen was er de mogelijkheid van een proces, maar er werden ook doodsbedreigingen geuit. Zij koos dan ook voor een vrijwillige ballingschap in Londen. Maar zij miste daar de mediterrane levenswijze. Daarom keerde zij in oktober 2017 toch terug naar Istanbul. Sedertdien verdeelt zij haar tijd tussen Istanbul, Londen, Athene en Verona.
Bejan Matur werd op 14 september 1968 geboren in een Koerdisch-Alevisch gezin in de oude Hitietenstad Kahramanmarash in het zuidoosten van Turkije, Koerdisch gebied. Zij studeerde aan het lyceum in de grotere stad Gaziantep en leefde toen samen met haar zusters ver van haar ouders. Haar vader wenste dat zij advocaat zou worden, of anders journalist.
Aan de universiteit van Ankara studeerde zij rechten, maar zij heeft nooit een advocatenpraktijk uitgeoefend. Zij werd diep getroffen door de onrechtvaardige behandeling van de Koerden en andere etnische minderheden in Turkije, wat steeds gebeurde onder het mom van de toepassing van de wet. Ook kwam zij tot de conclusie dat zij als advocaat alleen zou kunnen optreden als verdediger van de mensenrechten, maar dat zij hiervoor over weinig juridische mogelijkheden beschikte.
Al tientallen jaren heerst er een gewapend conflict tussen de Turkse staat en diverse Koerdische opstandige groeperingen. De Koerden verklaren dat zij vrijheidsstrijders zijn tegen de vreemde bezetters van hun land terwijl de Turkse staat hen bestempeld als terroristen en separatisten. Zelf was Bejan Matur tien jaar toen zij in 1978 getuige was van een pogrom op de Alevis in haar geboortestad. De vraag “Waarom doden zij ons?” heeft deze dichteres sedertdien nooit meer verlaten. Dit werd de beladen thematiek van de poëzie van Bejan Matur. In haar gedichten is vaak sprake van pijn, bloed en leed. Gelukkig laat ze zich nooit verleiden tot het schrijven van politiek geëngageerde gedichten, wat haar poëzie immers tijdgebonden en al gauw verouderd zou maken. Bovendien verafschuwt zij de slachtofferrol en streeft zij daarom eerder naar het scheppen van een ruimte om te dromen, een ruimte voor de artistieke creatie, voor hoop en liefde.
Hoewel zij nooit advocaat werd, brengt Bejan Matur als auteur, zowel in haar gedichten als in artikelen, toch een pleidooi voor de mensenrechten in het algemeen, maar ook voor de rechten van de vrouw en de bescherming van andere bedreigde groepen in de samenleving. Reeds tijdens haar studies publiceerde zij poëzie in diverse tijdschriften. Haar gedichten werden toen als “duister en mystiek” bestempeld. Zij schrijft haar gedichten in het Turks, maar de gevoelswaarde en het ritme van de Koerdische taal zijn erin te herkennen.
Vaak wordt god genoemd in deze gedichten, maar steeds volledig met kleine letters geschreven. Men moet de naam god dan ook niet zo zeer lezen in religieuze zin, maar eerder als een zinnebeeld voor het menselijk hart dat verlangt naar vrede, vrijheid en liefde voor de medemens. Dit wordt vooral duidelijk in het gedicht “Ceremoniële gewaden” waar zij schrijft: Misschien is geschiedenis een vergissing, zegt de dichter. De mens zelf is een vergissing, zegt god.
Haar eerste dichtbundel Rüzgar Dolu Konaklar (De wind huilt tussen de herenhuizen) verscheen in 1996 en stond volledig buiten de heersende trend in de Turkse poëzie. Deze sjamanistische poëzie met haar heidense beelden hoorde eerder bij het verleden dan bij het heden. Precies hierdoor trok hij sterk de aandacht. Voor deze bundel kreeg Bejan Matur zelfs verscheidene prijzen.
Haar tweede bundel, Tanri Görmesin Harflerini (God moet mijn handgeschreven brief niet zien) verscheen in 1999 en werd eveneens gunstig onthaald. In 2002 verschenen tegelijkertijd twee bundels, Ayin Büyüttügü Ogüllar (Zonen opgevoed door de maan) en Onün çölünde (In zijn woestijn).
De poëzie van Bejan Matur werd reeds in meer dan twintig talen vertaald, maar er verscheen nauwelijks iets in het Nederlands. Wel trad zij in juni 2002 op tijdens het internationaal poëziefestival Poetry International in Rotterdam. Naar aanleiding hiervan verschenen twee gedichten in Nederlandse vertaling door Ireneus Spit in de bloemlezing “Hotel Parnassus”, uitgegeven door De Arbeiderspers in Amsterdam.
In Engeland verscheen in 2003 de bundel In the Temple of a Patient God en bij de uitgeverij Phi in Luxemburg verscheen een Duitse en een Franse bundel.
Bejan Matur wordt geregeld gevraagd om op te treden in het buitenland. Zo leerde ik haar persoonlijk kennen op het internationaal poëziefestival dat in september 2008 in Tel Aviv werd gehouden.
Haar vijfde dichtbundel Ibrahim’in Beni Terketmesi (Abraham verlaat ons) verscheen in maart 2008 en werd door de critici ontvangen als haar voorlopig beste werk. De beeldvorming in dit werk werd ook weer als mystiek beschreven. De dichteres heeft inderdaad een persoonlijke ontologie gecreëerd, die steunt op de Soefi-traditie, die meer dan duizend jaar oud is. In 2009 verscheen Dogunun Kapisi: Diyarbakir (De Poort van het Oosten: Diyarbakir) en een jaar later publiceerde Bejan Matur Kader Denizi (Zee van Geloof), gedichten bij foto’s van Mehmet Günyeli. Deze foto’s waren eerder te zien op tentoonstellingen in prestigieuze galerieën in Istanbul en Ankara.
Vanaf 2005 schreef Bejan Matur geregeld artikelen in het Turkse dagblad Zaman, maar in 2012 werd zij ontslagen. Zij werkte af en toe mee aan het Engelstalige dagblad Today’s Zaman. Zij schreef hoofdzakelijk artikelen over de situatie van de Koerden, maar ook over het problematisch bestaan van de Armeniërs, over actuele politieke gebeurtenissen, minderheidsgroepen, gevangenis-literatuur en de onderdrukking van de vrouw.
Thans werkt zij aan geen enkele krant meer mee.
In haar laatste twee bundels, Son Dag (De laatste berg, 2015) en Ask Olmayan (Liefdesgedichten, 2016) vindt men de typische Koerdische levenssfeer terug in de talrijke natuurbeschrijvingen en in de weergave van de landschappen van Koerdistan, binnen en buiten de grenzen van Turkije. De bergen, de rivieren, de maan, de zon en de plantengroei komen steeds weer in deze verzen voor en bepalen mee het ritme van haar zeggings-wijze, die echter vooral door de wind wordt gedragen. Het valt dan ook onmiddellijk op dat de wind als symbool een primaire rol speelt in deze gedichten. Met haar talrijke allusies op elementen uit de eeuwenoude Koerdische cultuur neemt Bejan Matur een unieke en heel aparte plaats in de hedendaagse Turkse poëzie in.
Willem M. Roggeman
11 maart 2019
Uitgeverij Kleinood & Grootzeer
Kon. Wilhelminastraat 46
4615 JB Bergen op Zoom NL
T: 0164 24 00 49 (0031 164 24 00 49)
email: uitgeverij@kleinood-en-grootzeer.com
website: http://kleinood-en-grootzeer.com/index.html
• fleursdumal.nl magazine
More in: #Editors Choice Archiv, - Book News, - Book Stories, Archive M-N, Archive M-N, Archive Q-R, Art & Literature News, REPRESSION OF WRITERS, JOURNALISTS & ARTISTS, TRANSLATION ARCHIVE
Op 24 januari 2019 verscheen ‘Fantoommerrie’ de nieuwe dichtbundel van Marieke Lucas Rijneveld, een van de grootste nieuwe talenten van de Nederlandse letteren.
Je zou kunnen zeggen dat deze bundel verder gaat waar haar vorige bundel,‘Kalfsvlies’, was opgehouden, maar dat suggereert dat we met een vervolg te maken hebben, en dat is niet zo.
Deze bundel is een nieuwe verkenning in het universum van Rijneveld, dat paradoxaal genoeg aan de ene kant compleet onnavolgbaar is, maar aan de andere kant ook onmiddellijk herkenbaar en altijd eigen. Over een oma die onsterfelijk had moeten zijn, het noodlottig einde van een onvoorzichtige kat, over dromen natuurlijk: mooie en lelijke, over bidden om speelgoed, de zithouding van de schrijver – en over voorleesvaders, die lastige vragen krijgen: ‘waar komen kinderen vandaan als ouders nooit kussen?
‘Fantoommerrie’ is een dichtbundel om in te verdwalen, en dan te besluiten om er te blijven.
Marieke Lucas Rijneveld
Fantoommerrie
Gedichten
Gepubliceerd 24 januari 2019
Uitgeverij Atlas Contact
Pagina’s 64
Type Paperback / softback
ISBN 9789025453459
€ 19,99
• fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, Archive Q-R, Archive Q-R, Art & Literature News, Marieke Lucas Rijneveld, Rijneveld, Marieke Lucas
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature