Or see the index
Esther Porcelijn
Droste-effect, de nieuwe wending
“Afgetrapt is het nieuwe opgedirkt”
Ik race door een tunnel, de lijnen op de weg zijn één lange streep.
De lucht fluit op een lage toon langs mijn oren. Aan de zijkanten van de tunnel zie ik borden en banieren met kreten die naar mij schreeuwen: “doe het!, ” “grijp je kans” “zo rijk als ik? ” ” kom mij halen pak me dan,” “zwart is het nieuwe wit,” ” pak me dan” ” fluit mijn deun” “kom, ik wijs je” “wees mij” “ruik naar mij” “pak me dan” ” eet mij op.”
Het ruikt naar shampoo.
PAF.
“Doe maar wat” zeg ik tegen de vrouw die mijn haren knipt.
Ik kijk in de spiegel naar mijzelf.
Een soort mopshond met een schort aan. Ondanks dat kriebelt het haar in mijn nek.
In de spiegel zit een vrouw naast mij, ze kijkt beroemd.
“thee?” vraagt de kapster.
“ja, lekker.”
In het onderste van mijn theekopje dwarrelen fractals als muggen in marmer.
Zoemend vliegen ze uit mijn kopje en rond mijn hoofd. Ze tillen mij op uit mijn stoel en nemen mij mee naar boven, boven de mensen en boven de daken, boven een vliegtuig, boven de aarde. De muggen vertellen mij moppen, hele vunzige moppen over mensen enzo, over zekerheid enzo, over waarheid ofzo. En net op het moment dat alles toch niet zo relatief lijkt te schijnen..
PAF. Een klap op mijn hoofd. Het is de kapper, ik heb nog niet betaald.
De beroemde vrouw in de spiegel ademt woorden naar mij toe, woorden als “bespottelijk” en “volk” en “kunnen ze ook niets aan doen” en nog iets over dat de geschiedenis zit altijd herhaalt. Ik zeg tegen haar dat als de geschiedenis zich weer herhaalt het zeer binnenkort weer super trendy, van nu, hét, en helemaal de najaarscollectie zal zijn om bij de onderste alleronderste laag van de bevolking te horen.
Ze gnuift. Ik heb haar op een idee gebracht. De vrouw begint te pruttelen en glijdt uit haar bontjas. Ze siddert en rochelt, er komen belletjes van haar af.
Ze is veranderd in een rups.
De beroemde vrouw die nu een rups is begint de modeblaadjes aan te vreten.
FLITS, een journalist. Flits flits flits flits flits.
“zeg, zeg, zeg mag ik even uw aandacht, heel even één vraag, ah toe ah toe één vraag.”
“u hebt zojuist de beroemde vrouw ontmoet, hoe zag ze eruit?”
“nou, beroemd..”
“ja, juist, typisch iets voor haar, altijd vernieuwend. Flitsflitsflits. En wat ging er nu door u héén op het moment dat u haar ontmoette”
“iets met muggen”
“ja, ze heeft schijnt prikkelig te zijn ja, heel goed ja, echt iets voor de najaarscollectie.
En u hebt haar toch zien veranderen zojuist? In een rups hmm, volgens de informatie. Hoe ging die transformatie?”
“best snel”
“vanwaar die kilte toch? De meeste mensen zouden het toch zien als levensveranderend om de beroemde vrouw in levende lijve zo een trendsetting transformatie te zien doorgaan? Hebt u dan geheel geen medeleven voor het lot van de beroemde vrouw?”
“nee”
“empathieloos dus, ja, geen empathie betekent dus dat u geen volwaardig mens bent. Dat beseft u toch hè?”
. . .
“wat gaat er door u heen? Kom op, wat gaat er nu door u heen? Wat gaat er door u heen?”
” u bent nu zelf ook een beetje beroemd, is dat niet fijn dan?” Wat gaat er dan door u heen bij dat besef?”
“hoe laat is het?”
Flits Flits Flitsflitsflitsflitsflitsflits door het licht van de flitsen zie ik dat de lens van de camera steeds groter lijkt te worden. Een gapend zwarte massa die op mij af komt, nog één keer gaapt het en eet mij op. Beroemd.
Hap.
Wie de dagen verraadt verraadt de dagen traag.
Moederziel alleen op een stip in het midden van een x-factor auditie.
O god o god wie wil mijn kont het meeste kussen, het liefste?
Doe maar eerst een dansje.
Terwijl er peentjes uit mijn poriën komen vallen begint de muziek. Het is een nummer dat doet denken aan een studio100/Disney melodie maar dan geproduceerd door rijke zwarte mannen die ooit lang lang geleden uit een getto kwamen. Het klinkt naar sex maar dan sex zonder mensen.
De jury deint op de maat. Achter het bureau zie ik Andy Warhol op een troon van coke zichzelf in vieren zagen en daarna in achten om zich vervolgens op stukken canvas te plakken. Naast hem zit de Mona Lisa. Ze kijkt koket/blij/treurig en draagt enkel een tangaslip om haar net gebleekte anus nog éven geheim te houden voor de tv-kijkers thuis.
Ik begin met zingen.
La. La. La.
Er komt niet meer uit.
Met elke poging om te zingen bederft mijn mond het voor mijzelf. Mijn mond wordt groter.
De jury heeft boze wenkbrauwen maar blije monden.
Bij elke ademhaal pulseert mijn mond als een kwal, groter en groter. Ik eet ze allemaal op, de 8 Warholcanvassen, en de Mona Lisa totdat ik de gehele studio heb opgegeten.
HAP.
Ik sta op straat. Naakt.
Ik sta op de snelweg.
Naakt en borstenloos.
Ik sta midden op de weg en zie de tunnel verderop.
Weer zijn er die beeldschreeuwen uit de tunnel, “eet mij” “wees mij”………
Er komen auto’s aan. Ze racen mij voorbij en raken mij telkens net niet.
Op een bus die gierend op mij afkomt ligt een vrouw op een poster in gouden bikini mij aan te staren alsof er achter haar blik meer schuil gaat dan enkel behangselplak.
Een gouden vrouw.
Haar tepel is net over een hoekje van een raamkozijn gesmeerd en even lijkt de tepel te bewegen. Nog net weet ik de tepel van de gouden vrouw te pakken en ik zweef buiten de bus. Ik kijk door het raam.
Onder het trillen van de bus beeft een snor net boven de tepel van de vrouw.
De snor blijkt bij een man te horen en er zit ook een neus bij.
De neus lijkt iets te ruiken. Onraad.
Er is onraad in de buurt. Zijn vleugels verraden de onraad.
Hij niest en er komt snot uit de neus. De man die vast zit aan de snor waaraan de neus vast zit smeert het snot met zijn snor aan het raam. Hij spelt iets.
S e l l s. Sex Sells. De man kijkt mij boos aan en de gouden vrouw op de poster lijkt ineens niet meer zo opgewonden maar gewoon slaperig. Ik waai van de bus af en zit onder het behangselplak.
BAM
Opgewonden.
Spuitend in mijn gezicht vraagt mijn vriendje of ik het lekker vind.
“heerlijk schat, ga door, ga door, geil, ja ja ja, geil, ja.”
Terwijl ik krijsend probeer vol te houden zowel geil te lijken als geil te blijven zie ik in de reflectie van het raam mijn telefoon oplichten. Ik. Moet. Het. Weten.
Welke noodkreet aan het wereldse besef mis ik als ik er niet op inga.
“Ga door schat. Ja, lekker, lekker, ja”
JA! In een stuip schiet ik met mijn handen naar voren en duw op het knopje. (een sms)
Ja schat, ja geil ja.
PING
De popcorn is klaar.
Wegend of er nog korrels zijn. Even schudden.
Ik kom binnen op mijn eigen feest. Iedereen is prachtig, opgemaakt, hoogbehakt en dronken.
Ik breng de popcorn naar mijn bezoek.
Hier. Eten.
De hoogbehakte vrouwen eten mijn popcorn en klagen over het zout. Te zout is fout.
Ze beginnen te knetteren. Wat een feest en wat een geknetter. Vuurwerk vuurwerk!
Alle restjes popcorn slurpen ze naar binnen. Nog meer geknetter. Knal boem raak!
Ze knallen zelf als een korrel maïs. Ze spetteren uit elkaar van blijdschap.
Overal stukjes mens, pang en daar en pang en daar. Tegen het 8panelige Warholwerk.
Tegen de neo-neo-ikealamp. Tegen mij, tegen de anderen. Overal stukken mens.
Wat een knalfuif.
Huilend pruttelen ze weg tot hol gruis. Huilend.
Wèèè…
Terwijl ik mijzelf huilend in slaap twitter mis ik net de analyse over het tweede iets dat toch niets bleek te zijn.
Helaas bereikt het mij niet en zal ik in de laatste opiniepeiling tot de groep: “niet nietsers” geclassificeerd zijn.
Dat is toch iets hè?
Ben ik toch nog iemand.
Ja! Iemand!
Ik word plots wakker in mijn bed.
Blijk ik al die tijd in de realiteit te zitten!
Esther Porcelijn: Droste – effect, de nieuwe wending
fleursdumal.nl magazine
More in: Andy Warhol, Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther
Nieuwe Tilburgse Stadsdichter Esther Porcelijn
speelt in de voorstelling De Ingebeelde Zieke van Molière
Molières De Ingebeelde Zieke, het grote publiekssucces uit 2009, komt voor de periode van 18 augustus t/m 25 september terug in de schouwburgen van Utrecht, Rotterdam en Amsterdam. De kaartverkoop is gestart. Jos Thie, artistiek directeur van De Utrechtse Spelen, regisseert dit stuk met hoofdrollen voor Paul R. Kooij, Loes Luca en Georgina Verbaan. Pers en publiek prezen de fraaie kostuums, het ingenieuze decor en het aanstekelijke spel. De voorstelling trok een record aantal van 22000 bezoekers in 5 weken. Alle reden om deze succesvolle productie met zijn grote cast, uitbundige aankleding en live muziek, uitgevoerd door barokorkest Musica Poetica onder leiding van Jörn Boysen, opnieuw in de theaters te brengen.
De Ingebeelde Zieke speelt zich af in Parijs. De rijke, gezonde, maar angstige ingebeelde zieke Argan slijt zijn dagen met het roepen om doktoren en het klagen over hun rekeningen die steevast op de consulten volgen. In de hoop op gratis medische verzorging wil hij zijn dochter Angélique uithuwelijken aan een onaantrekkelijke jonge arts. Zijn liefhebbende verzorgster Toinette en zijn tweede echtgenote Béline hebben echter heel andere plannen. Verwarringen en hilarische verwikkelingen zijn het gevolg in deze komedie.
Jos Thie maakt van De Ingebeelde Zieke een uitbundige, muzikale theateravond. Uitgangspunt vormt de originele barokmuziek, die Marc-Antoine Charpentier op verzoek van Molière componeerde. 350 Jaar lang waren deze partituren zoek, totdat John Powell ze in de jaren ‘80 terugvond in de archieven van de Comédie Française. Opvallend genoeg zijn de muziek van Charpentier en de daarop gebaseerde tussenspelen sinds hun ontdekking nauwelijks gebruikt als basis voor een hedendaagse theaterproductie. Eigen onderzoek van Thie en zijn artistieke team wijst uit dat de muziek en de ensceneringen van de entr’actes aan de basis lagen van de originele voorstelling uit 1673.
Cast:
Paul R. Kooij
Loes Luca
Georgina Verbaan
Martijn Fischer
Peter Blok
Vincent Croiset
Peter de Jong en Karel de Rooy (Mini & Maxi)
Hans Leendertse
Lidewij Mahler
Esther Porcelijn
Thomas Cammaert
En vijftien musici van barokorkest Musica Poetica onder leiding van Jörn Boysen
Vierde van rechts: Esther Porcelijn
Stadsschouwburg Utrecht – do 18 augustus t/m za 3 september 2011
De Rotterdamse Schouwburg – di 6 september t/m zo 11 september 2011
Stadsschouwburg Amsterdam– di 20 september t/m zo 25 september 2011
fleursdumal.nl magazine
More in: Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther, THEATRE
Photo kempis.nl
Esther Porcelijn
Bij de gratie Gods
Help, de koningin
Is plotseling verdwenen
Vergruist door onweer.
Niemand die haar ziet
Niemand heeft haar zien vergaan
Ook de koning niet.
De koning vond een brief
Met daarop groot geschreven:
“ik ben dus weg, dag.”
Naar het schijnt was zij
Al jaren ongelukkig
Door verandering.
Zelfs de pap was vies
Het heden beviel haar niet
De troon verstoten.
Hoe de mensen nu
Moeten hebben en willen
Van alles teveel.
Zelfs het wolkendek
Raast voorbij aan de regen
Geen tijd voor hagel.
Ze wilde niet meer
Het hoofd van onze staat zijn
Ze is nu alleen.
Op een wolk heel hoog
Zit ze boos te foeteren:
“zoek het zelf maar uit”
Pas als het volk weer
Denkt te weten wat goed is
Haalt de koning een
hoge trap en haalt
Het hoofd op, pas dan
Zijn we een staat.
Esther Porcelijn gedichten
kempis.nl poetry magazine
Esther Porcelijn wordt tijdens Boeken rond het paleis op 28 augustus 2011 geïnstalleerd als de nieuwe (vijfde) Stadsdichter van Tilburg
More in: Archive O-P, City Poets / Stadsdichters, Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther
Foto kempis.nl
Esther Porcelijn
Liegliefde
Nee, maar dan als ik met jou ben dan zal ik nooit meer met een ander.
Want ik ben zeer loyaal, kom altijd terug bij mijn vriendje, want ik ben loyaal snap je?
Ik zal dan niet twijfelen tussen de een en de ander, want dan ben jij mijn vriendje snap je?
Vroeger was allemaal vroeger, dat was toen snap je?
Als ik nu met jou ga ben ik anders.
Vroeger was ik niet trouw, maar vroeger was ik ook niet met jou snap je?
Toen was jij nog niet mijn vriendje…en nu wel, dus.
Vertrouwen, vertrouw jij mij dan?
Vér-trouwen, trouwen is nog ver.
Gewenning is altijd dichtbij. En ja, ik ging met anderen om tegen de sleur in…tegen de sleur in leven, begrijp je?
Met jou komt geen sleur.
Hoe ik dat weet?
Omdat ik nu écht verliefd ben.
‘t Vorige was kinderspel.
Gewenning op zijn hoogst maar geen sleur, nee, geen sleur hoor!
Esther Porcelijn gedichten
kempis.nl poetry magazine
Esther Porcelijn wordt tijdens Boeken rond het paleis op 28 augustus 2011 geïnstalleerd als de nieuwe (vijfde) Stadsdichter van Tilburg
More in: City Poets / Stadsdichters, Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther
Foto fleursdumal.nl
Esther Porcelijn nieuwe Stadsdichter Tilburg
Studente filosofie UvT jongste en eerste vrouwelijke stadsdichter van Tilburg
Esther Porcelijn wordt de vijfde Stadsdichter van Tilburg. Dat heeft het college besloten op voordracht van de stadsdichtercommissie. De officiële installatie van Esther Porcelijn als stadsdichter vindt plaats op zondag 28 augustus 2011 tijdens ‘Boeken rond het Paleis’. Op die dag wordt ook afscheid genomen van de huidige Stadsdichter Cees van Raak.
Wethouder Marjo Frenk (cultuur): “Esther Porcelijn zal een nieuwe, jonge groep stadsbewoners aanspreken. En de relatie tussen de universiteit en de stad ongetwijfeld versterken. Het college denkt dat Esther Porcelijn, net als de voorgaande dichters hebben gedaan, een eigen en nieuwe invulling geven aan de functie.”
Sinds Esther Porcelijn (Amsterdam 1985) drie jaar geleden aan de Universiteit van Tilburg begon met haar studie filosofie, maakt zij op de campus en in de stad furore als dichter. Voordat zij haar studie in Tilburg begon, volgde zij een opleiding aan de toneelacademie in Maastricht. Naast haar studie is zij actief als actrice en toneelschrijfster.
De Stadsdichtercommissie is overtuigd van haar kwaliteiten en van mening dat haar jeugdige leeftijd ruimschoots gecompenseerd wordt door haar spontaniteit, bevlogenheid, scherpzinnigheid en gevoel voor humor. In haar voordracht schrijft de commissie: “Met veel overtuigingskracht en enthousiasme weet zij haar gedichten, monologen en dialogen voor het voetlicht te brengen. Haar toneelervaring staat garant voor spannende, zo niet spraakmakende voordrachten, waarmee zij onmiddellijk de aandacht van het publiek afdwingt.”
Sinds 2003 heeft Tilburg een Stadsdichter. Een Stadsdichter draagt met gedichten, voordrachten en performances bij aan de versterking van het culturele klimaat in Tilburg. Dit doet de Stadsdichter vanuit een onafhankelijke blik op de stad. Elke twee jaar wordt een nieuwe Stadsdichter benoemd. De huidige Stadsdichter is Cees van Raak. Eerder waren JACE van de Ven, Nick J. Swarth en Frank van Pamelen stadsdichter.
Poëzie van Esther Porcelijn op www.fleursdumal.nl
fleursdumal.nl magazine
More in: City Poets / Stadsdichters, Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther
The minotaur – George Fredric Watts 1885
Esther Porcelijn
Het beest in ons
Het beest in ons is geen evolutionair overblijfsel, het is niet onze drift naar seks of lust naar bloed, het is geen algoritme dat wordt geërfd, geen primitieve nostalgie.
Ik ben alleen.
Nooit kan ik mij verhouden tot anderen, hoe gaat dat dan, verhouden tot een ander?
Mijn ervaringen zijn van mij alleen. Niemand voelt zich ooit precies zoals ik. Niemand kan mij iets dicteren. Ik weet zelf wel wat ik wil! Ja, misschien sluit ik anderen hierdoor buiten, maar die anderen zijn maar vreemden. Zij zijn mij vreemd want ze zijn mij niet, ze kennen mijn diepste verlangens niet. Ik ben ik.
Maar hoe kan ik dan weten wat goed is als er geen voorbeeld is waar ik mij aan kan meten, en deze bijzonderheidpositie het mij onmogelijk maakt om mij te meten aan iets anders dan mijzelf? Moet ik mijn eigen wil dan uitbaten? Mijn wil opleggen aan alles om mij heen, omdat ik niets anders ken? Hoe kan ik dan ooit uit dat kleine universum komen van alleen ik met ik?
Moet ik mij dan toch maar neerleggen bij de populaire idee dat alle handelingen van een mens voortkomen uit egoïsme, en dat dit alles gevolg is van een jarenlange survival of the fittest?
Ben ik werkelijk zo gedetermineerd door iets als een evolutionair proces? Ben ik zo gemaakt om mij alleen bezig te houden met mijzelf? Ben ik zo bepaald?
Ik begrijp dat wie boven alles het eigen genot nastreeft anderen onvermijdelijk zal schaden, maar wat kan het mij schelen? Ik leef mijn leven gewoon, ik schaad zo min mogelijk mensen, ja dat probeer ik dan, verder doe ik lekker waar ik zin in heb, ik leef maar één keer, uiteindelijk gaan we allemaal dood, en de volgende generatie moet er zelf maar een feestje van maken.
Ik zou er haast om gaan huilen, maar dan huil ik dus om mijzelf.
Deze onafwendbaarheid van mijn eigen egoïsme is tragisch.
Maar wat is tragisch?
Ik kijk naar het schilderij de Minotaurus van George Watts. De Minotaurus kijkt in de verte, naar het licht boven de zee. Hij is een woest beest, half stier half mens, en hij voedt zich met mensenvlees. In dit schilderij is hij afgebeeld als haast snakkend, maar snakkend naar wat? Naar het loskomen van zijn beestheid misschien? Naar het wegkomen uit het labyrint? Het lijkt alsof hij iets achterna is gerend, ziet hij iets in de verte? Zijn het mensen in een schip en wil hij daarbij horen?
Zijn ruggengraat geeft zo’n richting aan zijn houding, alles is naar voren toe, zijn schouders alsof hij net is komen aanrennen en hij zich nog net vastklampt aan de rand van het balkon.
Zijn handen grijpen de rand, maar zijn hand lijkt als in een vlies gegoten, zijn hand is net geen hand. Met een paar ronde schilderstreken wordt de illusie gewekt dat zijn hand overgaat in een hoef, of zijn hoef in een hand. Maar als je goed kijkt zie je dat die ronde streken een vogeltje vormen dat hij in zijn snakkramp heeft vermorzeld.
Achter de Minotaurus is donkerte, een groot contrast met wat voor hem ligt.
Die donkerte is volgens mij het labyrint waar hij nooit uit zal komen, maar vooral de onafwendbaarheid van dat lot. Dat is ook net de bedoeling van een mythe, dat de personages geen keuze hebben, dat het verhaal zich zo zal afspelen als het bedoeld is. De Minotaurus is ook nog eens een zeer laag mythisch beest, hij heeft zeker geen keuze, daarom plaatst Watts hem snakkend in een schilderij.
Achter de Minotaurus huist die onafwendbaarheid, daar zit de tragiek.
Het is daar zwart en leeg, het aller alleenst, het meest onafwendbaar. De Minotaurus kan daar nooit weg, die leegte is oneindig, het is het grote lege en ik herken het. Ik kan er om huilen, ik herken die leegte onmiddellijk.
Ik huil. De tranen stromen langs mijn wangen, de leegte grijpt mij aan, het is een beklemmende ervaring. Ik voel dat die onafwendbaarheid ook in mij zit, en dat zij mij alleen maakt, het meest eenzaam. Ik ben alleen en niemand kan zich ooit zo voelen als ik. Maar door de tranen heen moet ik opeens lachen. Hoe kan ik nu lachen om zoiets tragisch?
Ik lach om het vogeltje, of, ik lach om dat de Minotaurus niet anders kan dat het vogeltje vermorzelen, al snakt hij naar het licht en een soort loskomen van zijn labyrint, hij kan niet anders omdat hij zich tot niemand anders kan verhouden. Er is geen andere Minotaurus, er is geen ander wezen in zijn verhaal dat net zo is als hij.
En in mijn verhaal is wel een ander wezen, er zijn andere mensen.
Ik lach omdat ik zie dat de Minotaurus in mij zit, en in alle mensen en dat dit tegelijk het tragische relativeert. Hij is alleen en eenzaam, maar ik ben niet alleen eenzaam.
Ik voel mij plotseling minder leeg en begrijp dat ik niet huil om mijzelf alleen. Ik benoem de tragiek en mijn tranen niet als erg maar als iets anders, en dat andere maakt dat ik moet lachen.
Ik merk dat het tragische en het grote onafwendbare in mij zit, en dat dit op zijn beurt zo onafwendbaar is. Maar ik merk vooral dat dit alles óók in mij zit, niet enkel in mij. Dit tragische is onderdeel van iedereen, wij ontkomen niet aan het grote zwarte; de dood. En dit inzicht maakt opmerkelijk genoeg dat ik moet lachen.
De Ironie!
Ik zie dat die onafwendbaarheid zich uit in mijn sterfelijkheid, maar met mij iedereen, en het inzien dat dit voor iedereen geldt kan ik niet anders benoemen dan als ironie. En tegelijk is dit ironisch voor iedereen. Het is het lachen door de tranen heen, en dit kan alleen omdat ik niet huil voor mijzelf, althans niet enkel voor mijzelf. Ik huil om iets dat groter is dan mijzelf, dat voor iedereen hetzelfde is.
Tragiek en Ironie horen bij elkaar, Tragiek zonder Ironie is enkel zelfbeklag. En Ironie zonder Tragiek des te verdrietiger. Ik huil niet om mijzelf, ik huil om het inzicht dat het meest menselijke die onafwendbaarheid is, en dit inzicht maakt tegelijk dat ik moet lachen en ik zie in dat tragiek niet erg is. Erg is iets dat alleen om mijzelf gaat, dan zijn het tranen om medelijden, en dan misschien zelfs uit medelijden voor een ander, maar dit gaat niet verder dan mijzelf, dan zou je altijd nog kunnen volhouden dat het huilen om een ander enkel iets over jezelf zegt.
Ik zie dat tragiek is. Het is niet iets ergs, het is niet iets waarover ik alleen hoef te huilen, het is iets waar ik ook om kan lachen, omdat ik inzie dat het onafwendbaar is, en dat dit voor iedereen zo is. Terwijl de Minotaurus onontkomelijk het vogeltje vermorzelt en tot in het oneindige vast zal zitten in het labyrint, is het voor ons onontkomelijk dat ook wij te maken hebben met het onafwendbare, en dat die grote leegte ook in ons zit.
De Minotaurus is een beest, maar kan ook niet anders zijn, hij kan zich ook helemaal niet verhouden tot iets anders dan zijn eigen verhaal. Wij kunnen dat wel, door in te zien dat hoe die Minotaurus snakt, dat wij dat ook doen, dat iedereen dat doet.
Dit is niet erg of zielig, nee, het maakt ook vrolijkheid mogelijk, het maakt ons aan het lachen. Het samenspel van Tragiek en Ironie bindt alle mensen.
Het biedt meer dan alleen troost, het verzacht tijdens verdriet om de eenzaamheid maar doet ons tijdens die persoonlijke ervaring ook begrijpen dat wij verder kunnen denken dan alleen onszelf, juist door in te zien wat ons allen bindt. Is dat niet het meest vrolijk en het minst eenzaam?
Het beest in ons door Esther Porcelijn
kempis.nl poetry magazine
More in: Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther
Esther Porcelijn
Gedicht voor het overgebleven ijsblokje
Zal ik je opeten of niet
In mijn mond nemen
En laten smelten
Op je kauwen tot brokjes
En de brokjes weer herkauwen
Tot je water bent
Doorslikken en voelen
Hoe je niet koud smaakt
Als dat had gekund
Je bent vergaan, drinken is valsspelen
Ik ben te laat
Esther Porcelijn gedichten
kempis.nl poetry magazine
More in: Porcelijn, Esther
Esther Porcelijn
Misschien als ik dit stuk kleed
niet had afgescheurd in een spaanse bar
Aan dit stuk papieren kleed
Hadden mensen kunnen eten
Belangrijke heren, vergeten
Dat hun vrouwen thuis alleen zijn
Ze zouden tapas nemen
Inktvis met vele broden
Een goede laag om de rode
Wijn op te serveren
Gepraat zou er worden
Gesproken over verre landen
Over oorlog en politieke banden
Om hun huwelijk mee te verbloemen
Als hun liefdeloosheid
Zou zijn voldaan
Geen pap meer gezegd aan
De tafel van de heren
Dan zouden ze huiswaarts keren
Hun vrouwen slapen al, op hun plek ligt de hond
Esther Porcelijn gedichten
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive O-P, Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther
Esther Porcelijn
Coupé-schreeuwer
Ik zat onlangs in de trein tussen Deventer en Zwolle.
De coupé zat vol, en ik haalde mijn tas weg omdat er een jongen binnenkwam. Deze jongen begon tegen mij te praten, het werd duidelijk dat hij lichtelijk zwakbegaafd was. Omdat de jongen heel luid sprak en zijn muziek nog aan had staan, begonnen de andere treinreizigers al te zuchten en demonstratief te verzitten. Er zat een best zakelijke jongen met een statistiekboek en twee vrouwen die nogal tuttig leken en duidelijk uit de buurt kwamen, de vrouwen keken zuinig uit hun ogen. Hun blikken keken naar hem en weer weg, geëergerd. De jongen bleef tegen mij spreken over hoe hij treinmachinist wilde worden en daar nu nog 8 jaar voor zou moeten studeren. Hij vertelde: “dan denk je wel, dat is niet zo moeilijk, maar als ik bijvoobeeld de trein van Zwolle naar Roosendaal wil rijden, dan moet ik alles uit mijn hoofd leren, alle seinen enzo.” Terwijl ik besefte dat dit nog best veel is, bleef hij vragen stellen: “wat doe jij dan?” Ik vertelde dat ik filosofie studeer. Hij vond filosofie een duur woord. Ik gaf hem gelijk. Hij vroeg mij wat filosofie dan is, hij had er nog nooit van gehoord. Ik vond dat eigenlijk een best moeilijke vraag en ik vertelde hem dat filosofie een studie van het denken is.
Ondertussen gingen de overige treinreizigers door met hun demonstratieve kuch-zucht-wegkijk-erger-dans. Ik probeerde wel af te tasten of het ongepast was om zo te blijven spreken, maar ik vond het ook wel fijn dat iemand zo fris vragen aan je stelt. Die andere reizigers zuchten wel, maar maken helemaal geen contact. De jongen vroeg aan mij of je met filosofie wel iets kan doen, hij vond het klinken alsof je er niets mee kan. Ik probeerde uit te leggen dat je bij filosofie bezig bent met vragen als: wanneer weet je iets echt zeker? De jongen zei dat het zeker is als de feiten op tafel liggen. Ik vond het wel een goed antwoord. De jongen vond filosofie nog steeds maar raar. Ik gaf hem gelijk. Ik merkte dat ik door die ergerhouding van de andere treinreizigers juist nog liever met die jongen wilde praten. Heel arrogant wilde ik hen wel eens laten zien dat deze jongen zo vervelend en dom nog niet was. De tuttige vrouwen bleven zuchten en keurden de jongen nog een keer af met hun zuinige blikken.
Ik vertelde de jongen dat er een plek is, een school, waar je álles mag vragen wat je wil, en waar nooit iemand zal zeggen dat iets niet hoort of mag, en dat die school filosofie is. Ik keek, niet per ongeluk, ook terloops naar die vrouwen terwijl ik dit vertelde. Een van de vrouwen begon, na nog een zuchtsessie, in een klein boekje te lezen, een klein bijbeltje. Stiekem werd ik een beetje boos van binnen. Wel andere mensen afkeuren en niet eens een poging wagen er een gesprek mee te voeren, en dan vervolgens zeer serieus in de bijbel gaan lezen om te zien hoe Jezus de minst veroordelende persoon van zijn tijd was. Ik vond dat die vrouw er dan toch weinig van had begrepen. Blijf maar neuzen in dat boekje, wat je daar zoekt ligt recht voor je neus, zuinig wijf! We waren bijna in Zwolle. Het landschap buiten was supermooi. En de jongen vond het landschap ook mooi. Ik nam afscheid van de jongen en hij vertelde mij nog dat hij toch liever iets studeert waar je wat aan hebt. Maar hij vond ook dat: “ieder zijn heug.” Die jongen heeft het beter begrepen dan die anderen. Of ben ik nu juist arrogant? Is wat ik deed juist egostrelerij?
Esther Porcelijn: Coupé-schreeuwer
(eerder verschenen in Univers, 26-04-2011)
kempis.nl poetry magazine
More in: Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther
Esther Porcelijn
Gedetineerd
Help help, mijn acquisitie is op,
het tocht hier, een bries als natte vaatdoeken van moeder.
Mijn veters zijn weg, ik wil heus niks ergs doen.
Naast mij schreeuwt er een, of is het dáárnaast?
Peinzen over het peinzen, zeven streepjes op de muur,
nog zoveel te gaan, niets anders dan buiten.
Als vroeger, in vorige tijden, een klop op de deur,
Borden puree en blinde vinken uit ogen samengeperst.
Kwijnen wil ik, maar er is teveel daglicht tussen de tralies.
Een cake met een vijl van mijn vriendin,
ik heb nog geen post.
Het ruikt hier naar niks, niet eens naar niets.
Er huilt er een onder me, of is het dááronder?
Ik voel me als een kudde wolven
mee huilen, maar er is teveel daglicht tussen de tralies
Het wc-papier raakt maar niet op
mijn kleding blijft schoon.
Geen streek kan ik uithalen
meteen iemand in de buurt met een zacht woord,
een begripvolle stem.
En de zeep blijft aangevuld.
Nooit alleen in de douche met een ander die wat wilt.
Mijn tv doet het.
Een film op, over Amerikaanse gedetineerden,
ik wil met ze meeleven,
sympathiseren,
huilen als wolven,
een verbond sluiten.
Maar er is teveel licht tussen de tralies
en mijn acquisitie is op.
Esther Porcelijn poëzie
kempis.nl poetry magazine
More in: Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther
Esther Porcelijn
Laten we het even niet over kwantummechanica hebben..
Even niet over mensenrechten..
Want daar loopt een vrouw met grote borsten.
Wat is nu beter weetje?
Druk bevallen of
druk studeren.
Drinken mét
of zonder kleren.
Zwetend roken of
mannen bezweren
of gillen en krijsen
of kennis fingeren.
Wat is nu beter weet je
metselaren of metseleren.
Wat is nu beter weetje?
Kwakkelen in banken of
letters stampen
of watersnoodrampen
kant ledikanten.
Hegel vergeten of
vrouwen versleten
zonder vlees is niets te min.
De borsten vermelken of
telkens nog efkes
mijn deugdzaamheid tellen.
Scheldend beffen?
Wat is nu beter weetje?
Mijn moeders advies
“Kom, leren! Want anders
dan word je helemaal niets.”
Mijn moeders advies in mijn reet.
Als professoren
mijn ogen en oren
als lampen vervangen
tot elk verlangen
tot autonomie
in de kop is gedrukt.
Wat is nu beter weetje?
Dat varkentje wassen of
eerst nog oppassen
dat het biovlees is.
Als ik me vergis
is geen mens meer alleen
internet is genoeg voor allen.
Vriendschap verkleden of
mannen verslinden.
Overjas trekken of
zelf ondervinden.
Wacht nog maar even ik zoek het wel uit
zo, alle kennis onder mijn huid
een chip is calorievrij tegenwoordig.
Zo is ‘ie braaf, zo is ‘ie braaf.
Kwijl maar allen
de hoofden naar voren
waf waf
waf waf
waf waf
waf waf waf.
Wat is nu beter weetje?
Zitten en zwijgen
de wetenschap schrijven
en alles weten
wat iemand al weet.
Of toch even kijken
of wijven met tieten
of wijven met zonder
mij nu willen pijpen.
Esther Porcelijn poëzie
kempis.nl poetry magazine
More in: Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther
Esther Porcelijn
Iedereen is zielig
Mocht de evolutie mij ooit inhalen,
In geen geval ga ik als geen grijze bij de pakken neerzitten.
Bedroefd sikkeneuren in een geul waar vlaggen met wimpels aan de vlag..
Iedereen wuifde..
Iedereen is zielig
Iedereen wuifde naar mij.
En ik op de grote auto, met vlaggetjes en heel veel pepermunten.
De mannen lachten naar mij en giechelden zelfs.
De vrouwen wapperden met hun rokken omhoog, en de benen die ik ook wilde, verkozen tot bijzondere, betere dan welke..
Vanuit de ramen gooide de kinderen mij zakdoekjes toe, prachtige witte (voor als je vies bent) er was muziek op straat, de band kwam op mij afgeblazen, komt dat zien komt dat zien. Dansende zigeuners op straat, vrijheid en dansen en liefde..
De man achter het stuur legde zijn hand op mijn been, en gaf een knipoog, zo een vieze met opgetrokken wenkbrauw en een hups in ‘t gezicht.. Heerlijk!
Kraaiende oudjes in rolstoel kwamen naar mij fluiten.. vooruit, vooruit, vooruit.
Ik dacht aan kinderverhalen en zag mij staan in rode jurk op een toneel met een orkest en de dirigent moet huilen, iedereen klapt en zingt en fluit.
“klap” En daar was een kerel, zo een flinke, een kerel met echte snorresmoel, mooi hoe hij keek, de ogen zo priemend als algen in een zwembad, kraakhelder en modderig, zo groen als een kever.
Ik zag hoe ik huilde, ik, de vrouw in het midden, de auto stond stil, krijsende kinderen. En ik in witte nachtjapon.
De man die van mijn been hield, gromde een beetje, hij gromde achter me..mijn eerste erotiek, en zeven keer kuchte een vrouw achter mij.
Vooraan stond ik, op de wagen, alle vlaggetjes vlogen en iedereen lachte, ik stond op de wagen als hoofdrol, iedereen klapte en ik was belangrijk.
Gevoelloos en huilend, de allergrootste prijs, wie komt mij trouwen, ik zal ervoor zingen, kom maar, kom maar, applaus, applaus, applaus!
“klap” iemand pakte mij,
toen werd ik kaalgeschoren.
Esther Porcelijn: Iedereen is zielig
kempis.nl poetry magazine
More in: Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature