Or see the index
`Hé, Mels! Kom je nog!’ De stem van Thija.
Hij rent naar de Wijer.
Tijger en Thija zitten in de boot.
Tijger roeit. Thija zit op het bankje, een reistas op haar knieën.
`We gaan naar China’, roept Tijger.
Mels springt in de boot en neemt de roeispanen over. Ze zakken de Wijer af, naar het hart van het dorp.
Mels ziet de mensen naar buiten komen. Zijn moeder, samen met tante Noortje, de roodharige heks en de moeder van Thija, die een glinsterende groene jurk draagt. Ze is nauwelijks groter dan Thija en net zo dun. Die twee lijken wel zussen.
`Waar gaan jullie heen?’ roept Thija’s moeder bezorgd.
`We reizen naar China’, roept Thija.
`Hoelang blijven jullie weg?’
`Dat weten we nog niet.’
`Je moet je slaapjurk meenemen! En je tandenborstel!’
`We hebben niets nodig. In China slapen we in het paleis van de keizer.’
`Ik wil mee’, roept Thija’s moeder. `Ik wil graag terug!’
`Spring maar in de boot’, roept Thija. `Ik vang je op!’
Te laat. De boot schiet onder de brug. Mels kijkt recht in het gezicht van Lizet, die over de reling hangt, altijd benieuwd naar wat die drie aan het doen zijn. Nog net ziet hij dat ze haar rechterbeen naar voren plaatst, zodat hij onder haar rok kijkt en de kousenband rond haar dij ziet. In dezelfde oogopslag ziet hij dat Thija ziet wat hij ziet. Hij vervloekt het. Hij kan er niets aan doen dat Lizet hem altijd zo uitdaagt.
Als de boot aan de andere kant onder de brug uit komt, is hij in een vliegtuig veranderd. Heel gewoon, zoals in dromen alles heel gewoon is. In een wijde boog vliegt de kleine pipercub omhoog.
Ze zwaaien naar hun moeders.
`Kijk uit!’ roept Mels naar Tijger die aan de stuurknuppel zit, maar doordat hij naar zijn moeder zwaait, ziet hij niet dat ze recht op de silo afvliegen. Met een enorme knal spat het vliegtuig uit elkaar. Meel wolkt op.
Ton van Reen: Het diepste blauw (053)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book Stories, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van
Over het pad rijdt hij terug naar de brug. Boos. Er is niets over van de molen die hij zich herinnert. Niets van de sprookjesachtige wereld van vroeger. De graanzolder waar zich bokkenrijders verscholen hadden. Het molenhuis waar de stenen over elkaar schuurden, een geluid dat leek op het kermen van gemartelde heksen. Was hij er maar niet naartoe gegaan. Wat hij gezien heeft tast zijn herinneringen aan.
Had hij kunnen voorkomen dat de molen een uitspanning zou worden voor dagjesmensen? Na de dood van grootvader Bernhard was de molen opnieuw in verval geraakt. Een boer had er kalveren in ondergebracht. Later had er een autosloper in gezeten. Het weitje had zo vol hoog opgetast schroot gestaan dat de molen uit het zicht was verdwenen.
Veel te laat had hij beseft dat hijzelf de molen had moeten kopen. Voor een prikje had hij hem kunnen krijgen van de heren Hubben, die altijd eigenaren waren gebleven, maar er geen enkele belangstelling voor hadden. Nu beseft hij pas dat er geen mooiere plek was geweest om te wonen.
Toen de autosloper was verdwenen, was de molen uitgeroepen tot monument. Historisch erfgoed, dat behouden kon blijven door er een nuttig doel voor te zoeken. Dit was het dan geworden: een koek-en-zopie-tent in zuurtjeskleuren.
Waarom ergert hij zich zo aan de mensen die de molen veranderd hebben? Hij moet zichzelf verwijten maken.
Hij staat stil, vlak bij de beek. Langs de oever is een palissade geslagen, om afkalving te voorkomen. De waterlelies en lisdodden zijn verdwenen.
Ton van Reen: Het diepste blauw (052)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book Stories, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van
The story of how literature shaped world history, in sixteen acts—from Alexander the Great and the Iliad to Don Quixote and Harry Potter
In this groundbreaking book, Martin Puchner leads us on a remarkable journey through time and around the globe to reveal the powerful role stories and literature have played in creating the world we have today.
Puchner introduces us to numerous visionaries as he explores sixteen foundational texts selected from more than four thousand years of world literature and reveals how writing has inspired the rise and fall of empires and nations, the spark of philosophical and political ideas, and the birth of religious beliefs. Indeed, literature has touched the lives of generations and changed the course of history.
At the heart of this book are works, some long-lost and rediscovered, that have shaped civilization: the first written masterpiece, the Epic of Gilgamesh; Ezra’s Hebrew Bible, created as scripture; the teachings of Buddha, Confucius, Socrates, and Jesus; and the first great novel in world literature, The Tale of Genji, written by a Japanese woman known as Murasaki. Visiting Baghdad, Puchner tells of Scheherazade and the stories of One Thousand and One Nights, and in the Americas we watch the astonishing survival of the Maya epic Popol Vuh. Cervantes, who invented the modern novel, battles pirates both real (when he is taken prisoner) and literary (when a fake sequel to Don Quixote is published).
We learn of Benjamin Franklin’s pioneering work as a media entrepreneur, watch Goethe discover world literature in Sicily, and follow the rise in influence of The Communist Manifesto. We visit Troy, Pergamum, and China, and we speak with Nobel laureates Derek Walcott in the Caribbean and Orhan Pamuk in Istanbul, as well as the wordsmiths of the oral epic Sunjata in West Africa.
Throughout The Written World, Puchner’s delightful narrative also chronicles the inventions—writing technologies, the printing press, the book itself—that have shaped religion, politics, commerce, people, and history. In a book that Elaine Scarry has praised as “unique and spellbinding,” Puchner shows how literature turned our planet into a written world.
Title: The Written World
Subtitle: The Power of Stories to Shape People, History, Civilization
Author: Martin Puchner
Publisher: Random House
Format Hardcover, $32.00
ISBN-10 0812998936
ISBN-13 9780812998931
Publication Date: 24 October 2017
Nb of pages 448 p.
new books
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book Lovers, - Book News, - Book Stories, Archive O-P, Art & Literature News, Libraries in Literature, PRESS & PUBLISHING, The Art of Reading
A new collection of thirteen mesmerizing stories by American master Joyce Carol Oates, including the 2017 Pushcart Prize–winning “Undocumented Alien”
The diverse stories of Beautiful Days, Joyce Carol Oates explore the most secret, intimate, and unacknowledged interior lives of characters not unlike ourselves, who assert their independence in acts of bold and often irrevocable defiance.
“Fleuve Bleu” exemplifies the rich sensuousness of Oates’s prose as lovers married to other persons vow to establish, in their intimacy, a ruthlessly honest, truth-telling authenticity missing elsewhere in their complicated lives, with unexpected results.
In “Big Burnt,” set on lushly rendered Lake George, in the Adirondacks, a cunningly manipulative university professor exploits a too-trusting woman in a way she could never have anticipated. “The Nice Girl” depicts a young woman who has been, through her life, infuriatingly “nice,” until she is forced to come to terms with the raw desperation of her deepest self. In a more experimental but no less intimate mode, “Les beaux jours” examines the ambiguities of an intensely erotic, exploitative relationship between a “master” artist and his adoring young female model. And the tragic “Undocumented Alien” depicts a young African student enrolled in an American university who is suddenly stripped of his student visa and forced to undergo a terrifying test of courage.
In these stories, as elsewhere in her fiction, Joyce Carol Oates exhibits her fascination with the social, psychological, and moral boundaries that govern our behavior—until the hour when they do not.
Title: Beautiful Days
Subtitle: Stories
Author: Joyce Carol Oates
Publisher: Ecco
Title First Published: 06 February 2018
Format: Hardcover
ISBN-10 0062795783
ISBN-13 9780062795786
Main content page count: 352
$26.99
new fiction
fleursdumal.nl magazine
More in: #Short Stories Archive, - Book Lovers, - Book Stories, Archive O-P, Art & Literature News
The story of how four young bohemians on the make – Bob Dylan, Joan Baez, Mimi Baez, and Richard Farina – converged in Greenwich Village, fell into love, and invented a sound and a style that are one of the most lasting legacies of the 1960s
When Bob Dylan, age twenty-five, wrecked his motorcycle on the side of a road near Woodstock in 1966 and dropped out of the public eye, he was recognized as a genius, a youth idol, and the authentic voice of the counterculture: and Greenwich Village, where he first made his mark as a protest singer with an acid wit and a barbwire throat, was unquestionably the center of youth culture.
So embedded are Dylan and the Village in the legend of the Sixties–one of the most powerful legends we have these days–that it is easy to forget how it all came about. In Positively Fourth Street, David Hajdu, whose 1995 biography of jazz composer Billy Strayhorn was the best and most popular music book in many seasons, tells the story of the emergence of folk music from cult practice to popular and enduring art form as the story of a colorful foursome: not only Dylan but his part-time lover Joan Baez – the first voice of the new generation; her sister Mimi – beautiful, haunted, and an artist in her own right; and her husband Richard Farina, a comic novelist (Been Down So Long It Looks Like Up To Me) who invented the worldliwise bohemian persona that Dylan adopted–some say stole–and made as his own.
David Hajdu
Positively 4th Street
The Lives and Times of Joan Baez, Bob Dylan, Mimi Baez Farina, and Richard Farina
illustrated
English
24x209x141 mm
2011
ISBN10 0312680694
ISBN13 9780312680695
Picador USA
328 pages
paperback
fleursdumal.nl magazine
More in: #Beat Generation Archives, #Biography Archives, - Book Lovers, - Book Stories, Archive G-H, Bob Dylan
`Zo, jongens’, zegt grootvader, die het altijd druk heeft met de restauratie van de molen. `De zon is zo rood als een radijs. Vandaag krijgen we veel gratis water. Dat belooft dat we een week lang kunnen malen.’ Hij wrijft zich in de handen.
Hij geeft hun elk een bos frisse radijsjes.
`Weten jullie dat hier vroeger een kasteel stond, iets verderop langs de beek?’
`Waar is het gebleven?’ vraagt Mels, bijtend op een radijsje dat zijn tong prikkelt.
`Een paar honderd jaar geleden is het verzonken, met bewoners en al. In één nacht was alles weg. Als een straf van God voor de bewoners. Ze leefden in zonde. Ze werkten niet.’
`Dat is toch geen zonde’, zegt Thija. `Dat wil toch iedereen?’
`Verspilling van tijd was zonde. Feestvieren was toegeven aan de lusten van de duivel. De bewoners van het kasteel onderdrukten de mensen die grond en huizen van hen pachtten waar ze veel voor moesten betalen. Ze waren hoogmoedig. Op een kerstnacht moet het zijn gebeurd. In plaats van naar de kerk te gaan, vierden ze feest. Dat heeft God zo vertoornd dat hij hen met huid en haar naar de hel heeft gestuurd. Toen de mensen vroeg in de ochtend terugkwamen van de nachtmis, was alles weg. Van het slot was geen spoor meer te vinden. Maar soms kun je de klokken van het verdronken kasteel nog horen luiden.’
Ze lopen naar het weitje en gaan op de oever van de Wijer zitten, tussen madeliefjes en boterbloemen. Mels denkt na over het verhaal van grootvader. Hij kent het allang. De meester heeft het verteld, zijn moeder ook. Maar elke keer is het anders. In het verhaal van de meester was het de duivel aan wie de kasteelbewoners hun ziel hadden verkocht, Satan zelf die hen met hun hele hebben en houden naar de hel had gesleurd. In het verhaal van zijn moeder was het alleen een ridder die na dertig jaar thuiskwam van een kruisvaart en toen zijn vrouw aantrof met een andere man en een dozijn kinderen die ze van die ander had. In zijn woede had hij allen vermoord, maar net toen hij de hand aan zichzelf wilde slaan, zakte hij met kasteel en al weg in de grond, waar hij voor eeuwig zou blijven voortleven, jammerend over de moorden die hij had begaan.
Thija blaast de pluizen van een uitgebloeide paardenbloem. Wie alle pluizen in één keer wegblaast, mag een wens doen, maar je mag er niet over praten. Tegen niemand. Ook niet tegen vrienden. Mels moet op zijn tong bijten om er niet naar te vragen.
Hij trekt een pluim van het riet en steekt hem tussen de tanden. Hij buigt zich voorover en spiegelt zijn gezicht in een hoekje van de stroom waar het water stilstaat. Hij pakt zijn zakkammetje. Zijn haar is dik. De kam gaat er maar met moeite doorheen.
Hij hoort zijn moeder zingen, vlakbij, op haar veldje achter de tuin van grootvader Bernhard. Ze plukt onkruid dat ze altijd aan de kippen voert, zodat ze eieren met mooie donkergele dooiers leggen. Over het pad langs de Wijer loopt hij naar haar toe. In een opwelling laat hij haar de harmonica zien die hij al dagen in zijn zak heeft, zonder dat de anderen er iets van weten.
`Mooi.’ Moeder is verwonderd. `Hoe kom je eraan?’
`Hij is voor Tijger.’ Hij zegt het met een brok in zijn keel. `Maar nu ik hem heb gekocht, wil ik hem graag zelf houden.’
`Dan wordt het lastig.’ Moeder bukt zich naar de jonge slaplantjes om ze op slakken na te kijken. Waar ze slakken vermoedt, strooit ze zout, waarvan ze smelten. `Hou je dat ding zelf, dan heb je geen cadeau. Een geschenk is pas een echt geschenk als je iets geeft wat je graag voor jezelf wilt houden.’
Mels wil daarover nadenken. Dat kan hij beter als hij alleen is.
Hij loopt terug naar de molen en klimt over de buitentrap naar de zolder. Het is een plek waar ze vaak komen. Soms is hij er alleen.
Hij gaat op de grote weegschaal zitten en kijkt door het raam naar buiten. Nu hij hier binnen is, valt hem ineens op dat de wereld buiten heel anders is dan wanneer hij buiten is. In de stilte van de zolder is dit een plek die onaards is. Het komt door de zon die de spinnenwebben die in lagen voor de ruitjes zijn geweven in tovergordijnen verandert.
Ton van Reen: Het diepste blauw (051)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book Stories, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van
Een man op een racefiets stopt bij Mels, trekt hem op het pad en jaagt weer verder. Alles zonder woorden, in grote haast, om de verloren tijd goed te maken.
Tegenover de molen staat de villa die directeur Frans-Joseph heeft laten bouwen. Zo groot als het huis is, toont het vooral hoe klein de watermolen is. Het is respectloos tegenover de geschiedenis van de fabriek waarvan de wortels bij de watermolen liggen. Na het vertrek van Frans-Joseph naar Zwitserland heeft het grote huis een paar jaar leeggestaan. Nu wordt het verbouwd. Niemand weet voor wie.
Op de parkeerplaats bij de watermolen staan al auto’s. Het huis van grootvader Bernhard is veranderd in een restaurant met dagcafé. Er lopen mensen rond de molen. Ze fotograferen elkaar bij het draaiende waterrad dat gifgroene schoepen heeft gekregen die blikkerig rammelen, alsof er kiezelstenen in rond rollen. Het geluid is zo onecht dat het pijn doet in de oren van iemand die het geluid van de oorspronkelijke molen kent.
De molen lijkt op een sprookjesmolen uit een kinderboek. Het is een museum geworden, met winkel. Er worden pakken meel van verschillende graansoorten verkocht. En koeken, gebakken volgens een recept van de vroegere molenaarsvrouw. Dat staat op het etiket. Maar Mels kan zich geen molenaarsvrouw herinneren, of het moet de weduwe Hubben-Houba zijn, maar ze was al dood voordat hij werd geboren. Van haar weet men nog nauwelijks iets. Op het kantoor hing een vergeelde foto van haar. En hij kent haar handschrift van de rekeningen en loonboekjes.
Hij proeft het stukje koek dat hij, net als iedereen die plaatsneemt op het terras, aangeboden krijgt. Het smaakt naar zoet brood. Maar niet dat van vroeger. Zo zoet, dat bestond toen niet.
Door de openstaande deur ziet hij dat de as die het waterrad koppelt met de overbrenging naar de molensteen is losgemaakt. Achter een kast zit een elektromotor verborgen die de molen aandrijft. Wie niet weet hoe het maalwerk werkt, ziet het niet. Het waterrad draait nutteloos rond. Het maakt Mels kwaad. Zo wordt het publiek dat meel uit grootmoeders tijd koopt, belazerd.
Hij bestelt koffie. Het meisje dat de bestelling noteert, vraagt achteloos of hij ook een pak koeken wil kopen. Hij geeft geen antwoord. Hij windt zich op over het bedrog.
Hij zit vlak bij het keukenraam van grootvader Bernhard. Vroeger was het donkerblauw, nu is het geverfd in een zoetroze kleur. Niets is hier nog echt. Van het werk van grootvader Bernhard, die de molen had teruggebracht in zijn oorspronkelijke staat, is niets over.
Ton van Reen: Het diepste blauw (050)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book Stories, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van
Henri Cole’s Orphic Paris combines autobiography, diary, essay, and poetry with photographs to create a new form of elegiac memoir. With Paris as a backdrop, Cole, an award-winning American poet, explores with fresh and penetrating insight the nature of friendship and family, poetry and solitude, the self and freedom.
Cole writes of Paris, “For a time, I lived here, where the call of life is so strong. My soul was colored by it. Instead of worshiping a creator or man, I cared fully for myself, and felt no guilt and confessed nothing, and in this place I wrote, I was nourished, and I grew.”
Written under the tutelary spirit of Orpheus—mystic, oracular, entrancing—Orphic Paris is an intimate Paris journal and a literary commonplace book that is a touching, original, brilliant account of the city and of the artists, writers, and luminaries, including Cole himself, who have been moved by it to create.
Henri Cole was born in Fukuoka, Japan, to a French mother and an American father. He has published nine collections of poetry, including Middle Earth, which was a finalist for the Pulitzer Prize. He has received many awards for his work, including the Jackson Prize, the Kingsley Tufts Award, the Rome Prize, the Berlin Prize, the Lenore Marshall Award, and the Medal in Poetry from the American Academy of Arts and Letters. His most recent collection of poetry is Nothing to Declare. He teaches at Claremont McKenna College and lives in Boston.
Orphic Paris
by Henri Cole
$15.95
Series: New York Review Books
ISBN: 9781681372181
Pages: 176
Publication: April 3, 2018
new books
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, - Book Stories, Archive C-D, Archive C-D, Art & Literature News
De La Rochelle, sa ville natale — où il revint sans cesse — à Paris, de la Côte d’Azur à la Vallée du Loir, de Venise à la Belgique et à la Hollande, de l’Algérie à l’Égypte, la vie romanesque d’un écrivain et peintre — un des plus grands orientalistes — parmi les plus admirés de son temps.
Entre 1820 et 1876, le siècle défile, riche en convulsions politiques, en bouleversements économiques et sociaux, en révolutions artistiques. C’est dans cette France en ébullition — il vécut deux révolutions, un coup d’État signant les débuts du Second Empire, les guerres coloniales, la guerre de 70, la Commune de Paris, enfin l’avènement de la IIIe République — qu’Eugène Fromentin mène son destin d’homme libre et d’homme de foi, aussi fiévreux et amoureux que sage, d’une exigence égale dans ses deux arts.
Auteur de Dominique, encensé par George Sand, Flaubert, Sainte-Beuve et bien d’autres, modèle pionnier de l’« écrivain voyageur », découvreur d’un certain Orient, il s’en fera le chantre par sa plume et son pinceau. Écrivain, son œuvre est entrée dans La Pléiade. Peintre, il est représenté dans le monde entier : au Louvre, à Orsay, La Rochelle, mais aussi Londres, New York, Boston, Philadelphie, Saint-Pétersbourg ou Doha.
C’est une figure unique de l’histoire artistique que ces pages font renaître. D’une plume brillante, quasi fraternelle pour son sujet, Patrick Tudoret brosse ici le roman d’une vie.
Comme Fromentin, Patrick Tudoret a longtemps vécu à La Rochelle où il garde de solides attaches. Il est l’auteur d’une quinzaine d’ouvrages parus notamment aux éditions de La Table Ronde (groupe Gallimard), chez Grasset ou aux Belles Lettres, et de pièces de théâtre jouées à Paris et en province.Docteur en science politique de l’université Paris I Panthéon-Sorbonne, il a aussi étudié la philosophie et l’esthétique. Ses livres lui ont valu plusieurs prix dont le Grand Prix de la Critique, en 2009. Son dernier roman, L’homme qui fuyait le Nobel, paru fin 2015 chez Grasset, a connu un vif succès, obtenanten 2016 le Prix Claude Farrère et le Prix des Grands Espaces.
288 pages
Bibliographie,
1 Illustration N&B,
12 Illustrations couleurs
Livre broché
14 x 21 cm
Parution: 09/03/2018
CLIL : 3662
EAN13 : 9782251448039
Code distributeur: 59879
13,99 euro
Editions Les Belles Lettres
new books
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, - Book Stories, Archive S-T, Art & Literature News
‘Van de Ven is een opvallende verschijning in het peloton van wielerauteurs. Zijn forse postuur en woeste baard hebben hem de bijnaam Raspoetin bezorgd.
Verwacht geen geschoren benen, carbon frames en wetenschappelijk verantwoorde sportdrank,’ schreef het magazine for art en literature ‘Fleursdumal.nl’ over ‘Mag ik nog wat wind van achteren?’, de vorige bundel wielerverhalen van Jace van de Ven.
En Het is koers.nl noteerde: ‘Het zijn persoonlijke beslommeringen opgedaan tijdens vaak meerdaagse fietstochten, die bij mij de juiste snaar raken en uitnodigen om zelf te fietsen, te lachen, te genieten en na te denken.’
Ook Brabants Dagblad en Brabant Cultureel waren enthousiast. Buiten Noord-Brabant is de continue verwondering van Jace van de Ven, eerste stadsdichter van Tilburg, over coureurs en would-be-renners nog te onbekend. Jammer, want niemand schrijft zo hilarisch en tegelijk zo ontroerend over mensen op de fiets, of het nou sterren zijn of stumpers. Dat bewijzen de vijftien verhalen in ‘ Met vaart in het hart’ opnieuw.
Jace van de Ven is oud-redacteur van Brabants Dagblad en eerste stadsdichter van Tilburg. Als auteur van wielerverhalen wordt hij regelmatig uitgenodigd om zijn verhalen voor te lezen voor wielerverenigingen. De vele verzoeken om zijn teksten eens in boekvorm uit te brengen heeft hij nu gehonoreerd in deze handzame bundeling van zijn mooiste verhalen. Geschreven met wind mee…
JACE van de Ven
Met Vaart In Het Hart.
Verhalen uit het Brabants Wielercafé
Geïllustreerd door Ellis Pruijn
Jaar: 2018
Uitgever: Eigen beheer,
Categorie:
Gedicht / Poëzie / Proza
116 pagina’s:
Afmeting: 15×21 cm
Wielerboek
€ 14,00
# meer info sportmediashop
new books
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book Lovers, - Book Stories, Archive U-V, Archive U-V, Art & Literature News, Ven, Jace van de
“My heart is bursting with homage as I / head off to a hostile eternity,” writes Jane Mayhall, eighty-five, who wrote most of these poems in an urgent outpouring over the last few years.
From the decades-outdated subway token in the bottom of her shoulder bag, which calls forth earlier days in New York City, to the violin her father practiced among the pantry’s jam jars in her Kentucky childhood, Mayhall plucks small treasures that bespeak her fierce devotion to life, with its clutter of memories and imperfections. In her tightly knotted, beautifully turned short poems, she elegizes a world not quite gone, and brings us into contact with some of her contemporaries, from Lincoln Kirstein to Theodore Roethke.
Chief among her cherished memories is her long bohemian marriage, which she recalls in a series of ravishing love poems to her late husband. In lines saturated with feeling she describes how she accommodates her grief at losing him and, as throughout this exquisite volume, how we must continue to greet life, in all its gorgeous strangeness.
Jane Mayhall was born in Louisville, Kentucky, in 1918 and attended Black Mountain College in North Carolina. She taught at the New School for Social Research, Hofstra University, Morehead State University, and the Summer Writers’ Workshop at Hindman Settlement School in Kentucky. Her fiction and poems appeared in The Yale Review, The New Yorker, The Paris Review, and other publications. Mayhall lived in New York City until her death in 2009.
Sleeping Late on Judgment Day
Poems
By Jane Mayhall
Category: Poetry
Paperback
2005
112 Pages
$15.00
Published by Knopf
5-5/8 x 9-1/4
ISBN 9780375710483
more poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book Lovers, - Book Stories, Archive M-N, Archive M-N, Art & Literature News
`Koop je veters van me? Knopen? Karamels? Ulevellen?’
In de schaduw van de linden staat de zigeunerin die soms in het dorp komt venten, aan de ene arm een tas met koopwaar, op de andere arm een kind. Haar man zit op het stoepje voor een huis een sigaret te roken. In zijn karretje liggen dikke rollen touw, voor paarden en schepen. Jammer dat in dit dorp de paarden langzaam maar zeker vervangen worden door vrachtwagens en tractors en dat er buiten een paar roeibootjes op de Wijer geen schepen te vinden zijn.
Alleen grootvader Bernhard werkt nog met touw, voor de hijsinrichting in de watermolen. Hij leert hun hoe ze touw moeten knopen, om sterke verbindingen te maken.
Een jongen van zijn eigen leeftijd zit roerloos onder een boom. Hij kijkt naar Mels als een kat die weet dat ze bespied wordt. Het is Jacob, nu ziet hij het pas.
`Heb je je viool bij je?’ vraagt Mels.
`Ik speel niet meer.’
`En je bent zo goed.’
`Wat ik mooi vind, vinden de mensen niet mooi.’
`Toen speelde je “Twee koningskinderen”.’
`Weet ik. Ik speelde het vaak. Te vaak. Ik speel het nooit meer.’
`Ik snap hem niet’, zegt zijn vader. `Hij verdient tien keer zoveel met zijn viool als ik met de verkoop van touw.’
Pas heeft Mels nog met grootvader over zigeuners gesproken. Zoiets noemt Thija een voorschouw. Dat je praat over iets waar je nog niets van weet maar dat binnenkort gaat gebeuren. Thija heeft dat vaak. Ze is helderziende. Soms weet ze dingen over hen die ze eigenlijk helemaal niet kan weten. Of dingen die hij gedroomd heeft. Sommige kinderen op school zijn bang voor haar, omdat ze met haar lichte ogen door hen heen kan kijken.
De vrouw heeft zwart haar en donkere ogen en draagt een bonte rok met diermotieven die tot op de grond hangt. Vogels, eekhoorns, konijnen, alle dieren van het bos leven met haar mee in de beweging van haar rok.
`Voor een stuiver karamels’, zegt Mels.
Ze telt tien karamels af, licht- en donkerbruin in doorzichtige papiertjes. Ze doet er gratis vijf ulevellen bij.
`Dank u wel.’
`Je lijkt op mijn jongen’, zegt ze.
`Oh’, antwoordt hij verbaasd. Meer weet hij niet te zeggen. Sabbelend loopt hij naar de boot. Hij voelt zich wat ongemakkelijk. Het was net of de zigeunerin hem iets wilde vertellen. Hij had haar ook wat kunnen vragen, nu is het net of het hem niet interesseert.
Hij hoort dat hij gevolgd wordt. Het is de jongen.
Mels springt in de boot.
`Is die boot van jou?’
`Ja.’
`Ik wil ook graag varen.’
`Als je wilt, mag je een stuk mee.’
`Vandaag kan niet. We gaan zo naar huis.’
`Dan een andere keer.’
`Graag. Zit je op school?’
`Ja, natuurlijk. Jij dan niet?’
`Geen tijd voor. Nou, tot gauw.’
`Tot ziens.’
Mels roeit weg.
Ton van Reen: Het diepste blauw (049)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book Stories, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature