Or see the index
Frans Babylon
(Frans Obers 1924-1968)
In memoriam fratris
Een knaap nog, met serene dromen,
die hij verbeten, fier behield,
want hij verlangde gans bezield
in God te worden opgenomen.
Hij proefde angstig ’s levens druiven
en kussen, droef om hun tekort,
“Misschien dat ik nog monnik word,”
zei hij voor ’t laatste afscheid-wuiven.
En toen een avond was bezonken
in ’t jeugdland met zijn wijd verschiet,
wou hij weer zwemmen bij het riet,
maar is in de eeuwigheid verdronken.
O ouderpaar, verwanten, vrinden
en meisje, dat zijn beeld behoedt,
vertrouwt dat hij ons nu voorgoed
als hemels edelknaap zal binden.
(Gedachtenisprentje Leo Obers, 1951)
Frans Babylon poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive A-B, Babylon, Frans
Nieuwe Kinderstadsdichter
Pleun Andriessen
gehuldigd
Op maandag 29 augustus wordt de 10-jarige Pleun Andriessen officieel benoemd tot Kinderstadsdichter van Tilburg. Ze neemt dan het stokje over van Sara Bidaoui, die deze functie vanaf januari 2010 bekleed heeft. Pleun wordt op 29 augustus officieel gehuldigd door wethouder Marieke Moorman op basisschool De Borne in de Blaak. Ook Esther Porcelijn, de nieuwe stadsdichter van Tilburg, zal dan aanwezig zijn om haar collega welkom te heten.
Pleun won de titel Kinderstadsdichter met haar gedicht “Thuis???” en wordt Kinderstadsdichter voor de periode van een jaar. In het kader van deze feestelijkheden krijgen de leerlingen van de Borne een introductie op het thema van de Kinderstadsdichtwedstrijd: Tilburg, mijn stad, mijn thuis. Ze gaan zelf ook aan het dichten en zullen hun stadsgedichten tijdens de feestelijke huldiging op het podium ten gehore brengen.
Het openbare programma op basisschool De Borne vindt plaats van 11u00 tot 12u00. Het winnende gedicht van Pleun is te lezen op: www.kinderstadsdichter.nl
fleursdumal.nl magazine
More in: Andriessen, Pleun, Archive A-B, Archive A-B, Kinderstadsdichters / Children City Poets
P.C. Boutens
(1870-1943)
Goede dood
Goede Dood wiens zuiver pijpen
Door ‘t verstilde leven boort,
Die tot glimlach van begrijpen
Alle jong en schoon bekoort,
Voor wien kinderen en wijzen
Lachend laten boek en spel,
Voor wien maar verkleumde grijzen
Huivren in hun kille cel, –
Mij is elke dag verloren,
Die uw lokstem niet verneemt;
Want dit land van most en koren
Is mij immer schoon en vreemd;
Want nooit beurde ik hier te drinken
‘t Water dat de ziel verjongt,
Of van dichtbij hief te klinken
‘t Verre wijsje dat gij zongt:
Alle schoon dat de aard kan geven,
Blijkt een pad dat tot u voert,
En alleen is leven leven
Als het tot den dood ontroert.
P.C. Boutens poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive A-B, Boutens, P.C.
Frans Babylon
(Frans Obers 1924-1968)
Mijn muze
Nog altijd draagt mijn muze haar korsetje
van tucht en rijmdwang, ook al knelt het strak
en heeft zij aan de strenge normen lak,
gewend aan menig bandeloos verzetje.
Zo bloot en dartel in ’t gespreide bedje
heeft zij voor kapriolen zeer een zwak,
maar pleegt toch volgens de regels van het vak
ons minnespel op maten van ’t sonnetje.
Door haar kan ik de tucht en ontucht rijmen
in zwakke strofen zonder veel geheimen;
de vrijheid triomfeert dank zij de dwang.
Mijn speelse muze prikkelt om te vlijmen
en laat zich dan –per slot- door sperma lijmen,
al duurt genot slechts veertien regels lang.
(Distels en doornen. Humor- en hekelsonnetten, 1959)
Frans Babylon poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive A-B, Babylon, Frans
Paul Boldt
(1885-1921)
FREUNDIN HÖRERIN
Die Gegenwart der Nacht macht alles schlimmer.
Die Phantasien der Lust entlaufen schnöde,
Die Uhr schreit häßlich in der Herzeinöde,
Ins Zimmer fliegen die früheren Zimmer.
Unter die Stirne flieht die Gliederherde.
Im Mund weißkleinen Zähnelichtes schreit es,
Und Schrecken wächst im Antlitz wie ein zweites:
Ach, ach, es friert über mich hin aus Erde.
Und das Bewußtsein glaubt noch nicht einmal
Der chemischen Erlösung von dem Leide.
Das Antlitz abgestreift an eine Weide,
Mit Felderarmen liegen wir im Tal.
Ich mußte haltlos altern aus der Jugend
In dieser weißen, häuserigen Stadt.
Auf krummem Himmel frei zu stehen matt,
Den Schädel in die Martermauern fugend.
Im Himmelsgrund voll Schatten, Wind und Straße
Erscheinen wir, die sich bewegend tun.
Aus Augen fliegt über den dunklen Schuhn
Der Regenbogen durch die Antlitzmasse.
Antlitze kommen auf in dem Tierhaar,
Die Einzelaugen an die meinen spülend.
Und ein Gesicht, Auswuchs der Seele, fühlend
Einschwebte Stirn zur Stirne, scheues Paar.
Wir arbeiten. Mich freut es, dich zu sehn
Freundinnenlippenrot, anthropomorph.
Wir bauen in die Stadt uns kleines Dorf
Schädelblut-Häuser und Arme-Alleen.
Das Herz geht in den Händen hin und her.
Die Augen füllen sich an einem Strahl,
Mit Bäumebildern, Städten an dem Meer.
Der Strahl ist aus der Sonne, Tag geheißen.
Paul Boldt poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive A-B, Boldt, Paul, Expressionism
P.C. Boutens
(1870-1943)
Na den overval
Ontwaakt van zoo nabij den dood,
Vind ik in kring en wacht gewend
U aller oogen kleur- en glansbekend,
En in uw handen blank en rood
Van wijn en brood?
Breekt niet, maar schaduwt en ontdicht
Een korte poos den klaren ring,
Legt op mijn oogen uwer handen zegening -:
Ik schroom te zien mijn eigen bleek gezicht
In zooveel licht.
Tusschen uw jonge hoofden schijnt de blanke dag,
Weldadig-kleurelooze droom…
Vreemd, door zoo roode droomen als ik zag,
Redd’en mijn oogen nog hun teêren schroom
En reeden lach…
Zij namen al den leeftocht dien ik had,
Maar, meer dan ‘k hopen dorst,
‘k Voel in den buidel van mijn borst
Kloppen veel rijker voller schat
Dan ik omvat.
Zoo laat, zoolang wij zijn op ‘t pad,
Me uw stillen gast in de’ armen schijn,
En ik zal eens uw gastheer zijn
Bij ander brood en andren wijn,
Wanneer wij komen in de groote stad.
P.C. Boutens poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive A-B, Boutens, P.C.
Paul Boldt
(1885-1921)
ADIEU MÄDCHENLACHEN!
Sie nehmen Abschied, werden nicht vergessen
Die Wege, die sie jetzt gehn – du und ich,
Zwei Lächeln nur, mit denen sich
Apokalyptische Gesichte messen.
O fälschte doch mein sicheres Gesicht!
Die Furcht läuft in die Zukunft und sieht mutig,
Da liegst du, abgeküßt und schenkelblutig:
– Mein Hirn bellt auf – brautnackt im Ampellicht.
Die Schmerzen beißen in das Hirn hinein.
Was martert, mordet nicht mein wilder Freisinn!
O meine Mutter, weißhändige Greisin,
Nimm mich zurück ins Nichtgeborensein!
NACH DER NACHT
Laternen, die den Regenabend führen,
Haben die Stadt, die glänzende, verraten.
Eiweißer Eiter tropft im Lichteratem
Der Friedrichstraße, wo sich Dirnen rühren.
Die Augen kriechen aus den Faltenlidern
Und spritzen einen Blick, der dich begießt.
Sie lachen sich das Kleid vom Bauch; du siehst
Die Brüste – Krötenbäuche in den Miedern.
Du flohst, und Vögel sangen für dich junitags.
Der Morgen senkte sich in dein Gesicht.
Es schlugen Uhren an, weckten das Licht.
Doggengebell des Turmuhrstundenschlags.
Du öffnest deinen Mund, der ist lichtzahnig.
O Wanderungen im Gestein der Stadt!
O Röcheln, Schreie, seelenquälend Rad! –
Es sprudelt aus der Morgenröte sahnig.
Du schweigst. Hinter den dunklen Augen ruht
Das Hirn vom Krampf der tötenden Arsene.
Du lächelst, blickst – und da betritt die Szene
Die Sonne, jugendlich, im Wolkenhut.
Paul Boldt poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive A-B, Boldt, Paul, Expressionism
Bert Bevers
De bidder van Larsa
Welke aanroeping rust daar voor eeuwig
in uw mond van goud, prevelaar uit gindse tijd?
“Bent u daar, Oetoe? Hammoerapi hier. Hoogmoed
weiger ik te kennen, daarvan komt toch slechts kwaad
bloed. Maar soms moet ik wegen wijzen die men
liever mijdt, of de vochtige kant van water. Zegen
als het u belieft mijn worp naar verre oorden.”?
Knieval voor immer, geen woorden voor later.
Verzwijgen wat je niet wilt zeggen is je spiegelen
aan de binnenkant van een masker, trage zege.
Verschenen in Onaangepaste tijden, Uitgeverij Zinderend, Bergen op Zoom, 2006
(ISBN 90 76543 09 7)
Bert Bevers gedichten
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive A-B, Bevers, Bert
P.C. Boutens
(1870-1943)
Gij moet mij wel beminnen…
Gij moet mij wel beminnen, en daar is geen ontkomen,
nu dat de nachtegaal voluit heeft ingezet
den teederroekeloozen, den hemelstormend’ aanslag
die hoop en wanhoop tergt tot éen verbeten bond:
alle onvervulde zielen die hier gedaante namen
in den beloken ban van éendagscreatuur,
ontsteken en ontlaaien in kleurgebroken vlammen
van bloeibekoelden gloed en bloeddoorschenen nerf:
in zelfvergeten opgang ter mededoogenlooze
onverantwoorde keur en naar het speelsch geweld
van ‘t onontkoombaar dreigend en dralend zomeronweêr
dat allen bloei verdelgt en spaart de bloote vrucht:
of de ingreep van Gods vingren, door derenis gedreven,
uit zooveel veegs en schoons éen ongekreukte bloem
genadig mocht behouden en onverderflijk bedden
in het getijdenboek van zijn gedachtenis…
Gij moet mij wel beminnen, en daar is geen ontkomen.
P.C. Boutens poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive A-B, Boutens, P.C.
Bert Bevers
Première
Wenen. Mei 1906. Salome van Richard Strauss
gaat klinken in deze oude Dubbelmonarchie.
Uitverkochte zaal, leert een kier tussen gordijnen.
Geroezemoes heet in het Duits Geschwirr.
Benieuwd naar wat er komen gaat slaat
Gustav Mahler zijn programmaboekje open. Hé, kijk:
ook Giacomo Puccini is hier. Wat verderop
strijkt bleek een jongeling, voor het eerst in de stad
om musea te bekijken, z’n haren glad. Net zeventien
is hij, en zijn paspoort noemt hem Adolf Hitler.
Licht dimt, en doek gaat op. Geruisloos haast,
als op een uitvaart de trage tred langs overlevers.
Verschenen in Onaangepaste tijden, Uitgeverij Zinderend, Bergen op Zoom, 2006
(ISBN 90 76543 09 7)
Bert Bevers gedichten
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive A-B, Bevers, Bert
Pleun Andriessen
nieuwe Kinderstadsdichter Tilburg
Pleun Andriessen (10) wordt de nieuwe Kinderstadsdichter van Tilburg. Na de zomervakantie volgt ze de huidige Kinderstadsdichter, Sara Bidaoui, op.
Pleun schreef het winnende gedicht ‘Thuis???’, dat volgens de jury ‘prima past binnen het thema en mooi de zoektocht van de dichter naar haar thuis verwoordt’. Het thema van de wedstrijd was de titel het gedicht waarmee Sara Bidaoui vorig jaar het kinderstadsdichterschap won: ‘Tilburg: mijn stad, mijn thuis’. Pleun gaat na de vakantie naar groep 7 van basisschool De Borne.
Sinds 2010 kent Tilburg naast een volwassen stadsdichter een Kinderstadsdichter. Dit initiatief van Stichting P.J. Cools, Bibliotheek Midden-Brabant en Cultuurconcepten wil kinderen op een andere manier in aanraking brengen met poëzie. De Kinderstadsdichter schrijft gedichten over de stad, en draagt deze zelf voor tijdens publieke gebeurtenissen die belangrijk zijn voor kinderen. De gedichten willen zowel kinderen als volwassenen met een jeugdige blik naar de stad laten kijken.
Meer informatie over de Kinderstadsdichter kunt u vinden op: www.kinderstadsdichter.nl
Thuis???
door Pleun Andriessen
Als ik de jas aan heb gedaan, dan doe ik mijn hoed op.
Ik ga naar huis, dat is ver.
Hoe ver weet ik niet.
Waar ik heen ga weet ik ook nog niet.
Gewoon naar huis, naar mijn thuis.
Maar waar is dat dan, ik ga zoeken.
Ik zal zoeken tot ik het vind.
Tot iemand mij de weg kan vertellen,
tot dat ik weet waar ik zoeken moet.
Blijf ik zoeken en kijken met mijn jas en mijn hoed.
fleursdumal.nl magazine
More in: Andriessen, Pleun, Archive A-B, Kinderstadsdichters / Children City Poets
P.C. Boutens
(1870-1943)
Dit is van liefde…
Dit is van liefde maar het doorgangshuis.
En toch, steek al de doffe lampen aan,
en laat de vensteren onafgedekt,
en uit den armelijken bundel stel
den baren luisternaakten schat
van haar vertastbaarde symbolen
in ‘t wrakke licht op. Daar is wel geen kans
dat deze in ons vertijdelijkte zending
haar mag belijden of ook maar verraden
aan de moedwillige verblindheid van
die hier in ragversleten hulselen
van kostbren schijn en ceremonieel
haar veile namaak dekken. Wat zijn wij
dan mooglijk voor die na ons komt, een sein,
een schichte vingerwijzing door zijn nacht?
Of (dit in elk geval!) voor de achterblijvers,
om teêrste hoop bedrogen menschenoogen
die stervend breken aan den berm der wegen,
beroofd en uitgeschud van elken droom,
nu liefdes droom in hen verduistren moet:
een korte vaste kaarsevlam van troost
dat ergens liefdes licht éen oogenblik
in armste harten veilig stond geluchterd,
en dat zij zelf niet gansch en al vereenzaamd
wegdooven in den wreeden zucht
van deze wezenlooze vaart.
Nu weet ik, lief,…
Nu weet ik, lief, waar ‘k aan bezwijken moet;
wat ondermijnen en oplossen zal
met zijn onweerbare doorwoekering
den hoogen bond van ziel en geest en hart,
gedoopt hier in dit tijdelijke bloed
tot zulk een hechtgevoegd manbaar geluk,
dat nooit een open aanslag van den dood
het overmogen en verweldgen zou…:
dit onvermijdlijk lijdelijk,
dit zienderoogen machtloos meêbeleven
van schoonheids onverstoorbaren heropbloei
en reddeloos verloren lenten
binnen de dreiging, in de klem van haar verval,
zomer en herfst en winter tegelijk,
al namen voor éenzelfden ondergang
van altijd nieuwe zielen die in oogen
ontsluiten haar gevleugelde ongereptheid…
en telkens telkens bijna ons bezinnen
op wat wij ergens zeker weten
veilig in zijn onvindbaarheid,
‘t verlossend woord dat brak in duizend echo’s,
den éenen zelfden heilgen naam van liefde,
verloren in de spraakverwarring,
den dooven chaos aan den voet
van Babels prijsgegeven torenbouw.
P.C. Boutens poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive A-B, Boutens, P.C.
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature