Or see the index
Biografie Patricia de Martelaere
Marja Pruis: Als je weg bent
De Vlaamse schrijfster en filosofe Patricia de Martelaere overleed in 2009 op 51-jarige leeftijd, als een van de belangrijkste schrijvers in het Nederlandse taalgebied, en een van de minst begrepene. Een geladen schrijfster van koele essays en hartstochtelijke romans, zoals het succesvolle Het onverwachte antwoord. Een zeer terughoudende figuur als het ging om belangstelling voor haar persoon en privéleven.
Om in het mysterieuze werk en leven van Patricia de Martelaere door te dringen, neemt Marja Pruis drie rollen op zich: die van biograaf, literair criticus en journalist. Haar diepgravende analyses van de romans en de essays van De Martelaere zijn omlijst met de verhalen van de mensen die haar gekend hebben. Pruis schrijft over de opkomst en het succes van De Martelaere als schrijfster, de verdwijning van haar echtgenoot en haar omarming van het taoïsme – daarbij altijd de link leggend met de thema’s en de verhalen uit haar werk.
Marja Pruis schreef onder meer de veelgeprezen romans De vertrouweling en Atoomgeheimen en is criticus voor De Groene Amsterdammer. Met De Nijhoffs of de gevolgen van een huwelijk toonde zij zich al eerder een onorthodox schrijversbiograaf. Haar meest recente werk, Kus me, straf me. Over lezen en schrijven, liefde en verraad, haalde de shortlist van de ako Literatuurprijs.
Marja Pruis: Als je weg bent – paperback – 192 p. – € 19,95
ISBN 9789044618211 – Uitgeverij Prometheus
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive M-N, Martelaere, Patricia de
In memoriam Ivo Michiels
(8 januari 1923 – 7 oktober 2012)
Ivo Michiels werd in 1923 als Henri Ceuppens geboren in Mortsel bij Antwerpen. Na de oorlog ontwikkelde hij zich als romancier en essayist, daarnaast was hij actief als journalist, richtte diverse literaire tijdschriften op en doceerde aan kunst- en toneelacademies. Ook werkte hij mee aan programma’s voor radio en televisie en schreef scenario’s voor speelfilms en documentaires. Hij geldt als één van de grote modernistische, experimentele schrijvers van de twintigste eeuw.
In 1977 kreeg Michiels de Staatsprijs voor Verhalend Proza voor Een tuin tussen hond en wolf, in 1990 de Emiele Bernheim-prijs voor zijn hele oeuvre en in 1993 de driejaarlijkse Prijs van de Vlaamse Gemeenschap. Zijn werk is onder meer vertaald in het Frans, Engels, Duits, Hongaars, Pools, Spaans en Noors.
Michiels voltooide twee grote romancyclussen: het vijfdelige Het boek Alfa (een integrale herdruk verscheen in 2007 met een inleiding door Peter Verhelst) en het tiendelige Journal brut. De laatste reeks is voltooid met de roman De Mirakelen, Elizabeth, De Mirakelen (2001).
In 2011 werkte Ivo Michiels nog aan een reconstructie van Journal Brut. Die verscheen onder de titel Mag ik spreken? Bovendien verscheen er in 2011 ook een op interviews gebaseerde biografie, Meer dan ik mij herinner. Gesprekken met Ivo Michiels, van de hand van Sigrid Bousset.
Op 8 september jl. voltooide hij zijn laatste werk Maya Maya, dat geheel volgens plan op 8 januari 2013 zal verschijnen.
(Bron: De Bezige Bij)
Uit: Het boek Alfa
‘Soldaat, soldaat,’ zachter en zachter, uitstervend in het rumoer van de stad. Hij hoorde het wel, alles hoorde hij nu hij voort An-An stapte door de straat (hij hoorde het neerzijgen van de sneeuw. Ze hadden hem bespot en er luidkeels om gelachen toen hij had gezegd dat hij de sneeuw hoorde vallen en hij had gedacht: dit durf ik nooit meer zeggen, zei toch: Als je heel stil bent kan ik het vallen van de sneeuw horen. Ze lachte niet, zei: Als jij heel stil bent hoor ik het ook.
Wat hoor je dan?
De sneeuw, hoe hij naar beneden komt.
Waar lijkt het op wat je hoort?
Het lijkt op dansen.
Hoe kan het geluid van de sneeuw lijken op dansen?
Omdat niemand hem hoort.
Kan niemand het horen wanneer je danst?
Niemand.
Ik ook niet?
Jij wel, denk ik. Als je heel lang en heel aandachtig luistert.
Ja, misschien dans je wel als de sneeuw. Wat doe je nog meer als de sneeuw?
Dromen ook.
Droom je dikwijls?
Soms, wanneer ik niet dans.
Dans je nu?
Nu niet.
Kijk, er vallen miljoenen vlokken, is elke vlok die naar beneden komt een droom?
Als ik droom zijn het miljoenen vlokjes droom die naar beneden komen.
Droom je nu?
Neen, nu niet.
Dansen doe je ook niet?
Dansen ook niet.
Wat doe je dan?
Ik luister naar de sneeuw, hoe hij naar beneden komt.
Wat doe je nog als de sneeuw?
Lachen soms.
Als je lacht is dan elke vlok die naar beneden komt een lach?
Elke vlok.
Lach je nu?
Neen.
Wat doe je nog als de sneeuw?
Zingen ook.
Zing je wanneer niemand het hoort?
Alleen wanneer niemand het hoort.
Ja, dan zing je als de sneeuw. Wat doe je nog als de sneeuw?
Bidden soms.
Wat nog meer?
Zuchten soms.
Wat nog meer?
Huilen soms.
Huil je alleen wanneer niemand het hoort?
Alleen wanneer niemand het hoort.
Dan huil je als de sneeuw.
Wanneer ik huil is elke vlok die naar beneden komt een traan.
Miljoenen tranen?
Miljoenen en miljoenen.
Huil je?
Neen, nu niet.
Misschien is de ene vlok die naar beneden komt een traan en de andere vlok een zucht en de andere vlok een gebed en de andere vlok een lach en de andere vlok een droom en de andere vlok nog iets anders. Of opnieuw een traan.
Wanneer ik alleen maar luister en niet dans en niet zucht en niet lach en niet droom en niet bid en niet huil, dan is de ene vlok die naar beneden komt een traan en de andere vlok een zucht en de andere vlok een gebed en de andere vlok een lach en de andere vlok een droom en de andere vlok nog iets anders.
Dan hoor je de sneeuw net als ik.
We horen wat niemand hoort.
Als we heel stil blijven en ons niet bewegen. Of ons bewegen als de sneeuw.
Hoe kunnen we ons bewegen als de sneeuw?
Vallen terwijl toch niemand het hoort.
Of dansen.
Dansen ook.
Hoelang sneeuwt het nog?
Niet lang meer, tot we groot zijn.
Ga je me nu een kus geven?
Ik geef je een kus.
Als de sneeuw.
Stil nu.
Ja.
Je huilt.
Ik huil niet.
Dans je?
Dansen ook niet.
Bid je?
Bidden ook niet.
Zucht je?
Zuchten ook niet.
Lach je?
Lachen ook niet.
Droom je?
Dromen ook niet.
Luister je?
Hoor je niet aan de sneeuw hoe ik luister? Hoor je ‘t niet?): het getrappel van de paarden met de gendarmes, het schreeuwen van de manschappen aan het geschut ginds op het dak van de bioscoop, het gekrijs van de papegaai in de achtergelaten kooi twee hoog op een vensterbank, de emmer die kletterend van een handkar viel, de Rode-Kruiswagen die zich gillend een weg boorde door de opstopping, hij hoorde het allemaal wel, dwars door het An-An van de laarzen binnen de muren achter zijn rug, An-An An-An, net als hij. Nu liep er een oud vrouwtje aan zijn zijde. Ze slofte op haar pantoffels dapper naast hem voort en ze mompelde voortdurend onverstaanbare woorden, ze knikte maar met haar dikke oude hoofd terwijl ze sprak en af en toe schudde ze heftig neen tot zichzelf, tot ze al meteen begon te zingen, een zacht zeurend zingen dat sloffend naast hem voortbewoog, hem meetroonde door de straten, tussen het tollen en rennen van de stad door, tussen het huilen en roepen en het toeteren door, tussen de huizen en de verse puinhopen door, en dan was ze plots niet meer naast hem. Ze stond aan het kruispunt van de laan en scheen te aarzelen of ze nu rechts zou of links of gewoon rechtdoor, minutenlang hield ze zich zo, roerloos en zingend, terwijl onophoudend de stroom van mensen en voertuigen aan haar voorbijtrok, aan het zacht zeurend zingen dat dieper en dieper in hem binnendrong en bijna het stampen overstemde van de laarzen over het plein.
Bron: Ivo Michiels, Het boek alfa. In: Ivo Michiels, Het afscheid, Het boek alfa, Orchis Militaris. De bezige bij, Amsterdam 2003 (fragment)
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive M-N, In Memoriam
Katherine Mansfield
(1888-1923)
A Little Boy’s Dream
To and fro, to and fro
In my little boat I go
Sailing far across the sea
All alone, just little me.
And the sea is big and strong
And the journey very long.
To and fro, to and fro
In my little boat I go.
Sea and sky, sea and sky,
Quietly on the deck I lie,
Having just a little rest.
I have really done my best
In an awful pirate fight,
But we cdaptured them all right.
Sea and sky, sea and sky,
Quietly on the deck I lie–
Far away, far away
From my home and from my play,
On a journey without end
Only with the sea for friend
And the fishes in the sea.
But they swim away from me
Far away, far away
From my home and from my play.
Then he cried “O Mother dear.”
And he woke and sat upright,
They were in the rocking chair,
Mother’s arms around him–tight.
Katherine Mansfield poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive M-N, Katherine Mansfield, Mansfield, Katherine
Willem G. van Maanen is afgelopen vrijdag 17 augustus 2012 op 91-jarige leeftijd is overleden
Willem G. van Maanen (1920 – 2012) is de auteur van een gevarieerd oeuvre waarin muziek, toneel, beeldende kunst en architectuur en de oorlog een belangrijke rol spelen. Van Maanen zat tijdens de Tweede Wereldoorlog in het verzet waarover hij spaarzaam schreef en sprak. In 1955 ontving hij de Van der Hoogtprijs voor zijn roman De onrustzaaier, in 1961 de Romanprijs van de Gemeente Amsterdam voor De dierenhater, in 1983 de F. Bordewijkprijs voor Het nichtje van Mozart. In 2004 werd hem voor zijn gehele oeuvre de Constantijn Huygensprijs toegekend. In 2007 verscheen bij De Bezige Bij zijn roman Heb lief en zie niet om, die zich afspeelt in de Tweede Wereldoorlog. Het boek werd zeer lovend ontvangen en haalde de Longlist Libris Literatuur Prijs 2007 en de Toplijst AKO Literatuur Prijs 2007. In 2008 werden zijn drie mooiste novellen gebundeld onder de titel Een onderscheiding en andere novellen en in 2010 verscheen Bagatellen, waarmee Willem G. van Maanen terugkeerde naar zijn favoriete vorm: het korte verhaal.
(Bron: De Bezige Bij)
Willem G. van Maanen (30 september 1920 – 17 augustus 2012)
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive M-N, In Memoriam
Novalis
(1772-1801)
Ich sehe dich in tausend Bildern
Ich sehe dich in tausend Bildern,
Maria, lieblich ausgedrückt,
Doch keins von allen kann dich schildern,
Wie meine Seele dich erblickt.
Ich weiß nur, daß der Welt Getümmel
Seitdem mir wie ein Traum verweht,
Und ein unnennbar süßer Himmel
Mir ewig im Gemüthe steht.
Novalis poetry
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive M-N, Novalis, Novalis
Marianne Moore
(1887-1972)
A Grave
Man looking into the sea,
taking the view from those who have as much right to it as
you have to it yourself,
it is human nature to stand in the middle of a thing,
but you cannot stand in the middle of this;
the sea has nothing to give but a well excavated grave.
The firs stand in a procession, each with an emerald turkey-
foot at the top,
reserved as their contours, saying nothing;
repression, however, is not the most obvious characteristic of
the sea;
the sea is a collector, quick to return a rapacious look.
There are others besides you who have worn that look —
whose expression is no longer a protest; the fish no longer
investigate them
for their bones have not lasted:
men lower nets, unconscious of the fact that they are
desecrating a grave,
and row quickly away — the blades of the oars
moving together like the feet of water-spiders as if there were
no such thing as death.
The wrinkles progress among themselves in a phalanx — beautiful
under networks of foam,
and fade breathlessly while the sea rustles in and out of the
seaweed;
the birds swim throught the air at top speed, emitting cat-calls
as heretofore —
the tortoise-shell scourges about the feet of the cliffs, in motion
beneath them;
and the ocean, under the pulsation of lighthouses and noise of
bell-buoys,
advances as usual, looking as if it were not that ocean in which
dropped things are bound to sink —
in which if they turn and twist, it is neither with volition nor
consciousness.
Marianne Moore poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive M-N
Amado Nervo
(1870-1919)
“En Paz”
(Artifex vitae artifex sui)
Muy cerca de mi ocaso, yo te bendigo, Vida,
porque nunca me diste ni esperanza fallida,
ni trabajos injustos, ni pena inmerecida;
Porque veo al final de mi rudo camino
que yo fui el arquitecto de mi propio destino;
que si extraje la mieles o la hiel de las cosas,
fue porque en ellas puse hiel o mieles sabrosas:
cuando planté rosales coseché siempre rosas.
…Cierto, a mis lozanías va a seguir el invierno:
¡mas tú no me dijiste que mayo fuese eterno!
Hallé sin duda largas las noches de mis penas;
mas no me prometiste tan sólo noches buenas;
y en cambio tuve algunas santamente serenas…
Amé, fui amado, el sol acarició mi faz.
¡Vida, nada me debes! ¡Vida, estamos en paz!
Amado Nervo
“At Peace”
(Creator of himself, of his destiny)
Very near my sunset, I bless you, Life
because you never gave me neither unfilled hope
nor unfair work, nor undeserved sorrow.
Because I see at the end of my rough way
that I was the architect of my own destiny
and if I extracted the sweetness or the bitterness of things
it was because I put the sweetness or the bitterness in them
when I planted rose bushes I always harvested roses
Certainly, winter is going to follow my youth
But you didn’t tell me that May was eternal
I found without a doubt long my nights of pain
But you didn’t promise me only good nights
And in exchange I had some peaceful ones
I loved, I was loved, the sun caressed my face
Life, you owe me nothing, Life, we are at peace!
Amado Nervo poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive M-N
Prijs der Nederlandse Letteren 2012 voor
Leonard Nolens
De Vlaamse dichter en dagboekschrijver Leonard Nolens (Bree, 11 april 1947) ontvangt dit najaar de Prijs der Nederlandse Letteren. Aan de prijs is een geldbedrag verbonden van 40.000 euro.
Dit maakte de voorzitter van het Comité van Ministers van de Taalunie, de Vlaamse Minister van Onderwijs Pascal Smet woensdagavond bekend in een uitverkochte Bourlaschouwburg in Antwerpen, waar de 65ste verjaardag van Nolens gevierd werd.
‘Nolens doet het Nederlands opnieuw zingen’, zo stelt de jury onder voorzitterschap van Herman Pleij. De jury noemt Nolens een ‘uitzonderlijk dichter en zeer begenadigd voorlezer’ en kenmerkt zijn werk als ‘een levenslange worsteling in taal en een zoektocht naar de eigen identiteit en die van de ander’.
De laureaat werd woensdagochtend overdonderd door het bericht. Hij zat in zijn werkkamer toen minister Smet belde: ‘Het was of de buitenwereld op een onwezenlijke manier binnenkwam’.
Bij de aankondiging in de Bourlaschouwburg zei minister Smet: ‘Leonard Nolens wijdt zich al zijn hele leven aan wat allicht economisch een van de meest nutteloze bezigheden is, en daar heb je in deze tijden uitzonderlijk veel lef voor nodig. Maar zonder taal, gevoed door taalkunstenaars, is er van economie waarschijnlijk helemaal geen sprake’.
Nolens heeft sinds zijn debuut in 1969 een indrukwekkend oeuvre opgebouwd. Zijn bundel Liefdes verklaringen (1990) werd in Nederland bekroond met de Jan Campertprijs en in België met de Driejaarlijkse Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor poëzie. In 1997 kreeg hij de Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele oeuvre. In 2008 werd hem de VSB Poëzieprijs toegekend.
De Nederlandse Taalunie kent de Prijs der Nederlandse Letteren om de drie jaar toe aan een auteur van wie het werk een belangrijke plaats inneemt in de Nederlandstalige literatuur. De ene keer overhandigt de Belgische koning de prijs, de andere keer de Nederlandse koningin.
De jury van de Prijs der Nederlandse Letteren 2012 bestaat uit Herman Pleij (voorzitter), emeritus hoogleraar historische Nederlandse letterkunde, Universiteit van Amsterdam; Chandra van Binnendijk, publicist, redacteur in Suriname; Leen van Dijck, directeur Letterenhuis Antwerpen; Iris van Erve, docent Nederlands, hoofdredacteur Passionate Magazine, adviseur Nederlands Letterenfonds; Judit Gera, hoogleraar moderne Nederlandse Letteren aan de Universiteit van Boedapest, literair vertaler; Ruth Joos, radiomaker bij de VRT; Michiel van Kempen, bijzonder hoogleraar West-Indische Letteren Universiteit van Amsterdam; Hans Vandevoorde, docent Nederlandse literatuur Vrije Universiteit Brussel.
Leonard Nolens is sinds de instelling van de Prijs der Nederlandse Letteren in 1956 de twintigste laureaat. De eerdere laureaten waren: Herman Teirlinck (1956), A. Roland Holst (1959), Stijn Streuvels (1962), J.C. Bloem (1965), Gerard Walschap (1968), Simon Vestdijk (1971), Marnix Gijsen (1974), Willem Frederik Hermans (1977), Maurice Gilliams (1980), Lucebert (1983), Hugo Claus (1986), Gerrit Kouwenaar (1989), Christine D’Haen (1992), Harry Mulisch (1995), Paul de Wispelaere (1998), Gerard Reve (2001), Hella S. Haasse (2004),Jeroen Brouwers (2007) en Cees Nooteboom (2009).
Het Comitë van Ministers van de Nederlandse Taalunie bestaat uit Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel (voorzitter); Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur; Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart, Nederlands minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap; Halbe Zijlstra, Nederlands staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
De Nederlandse Taalunie is een beleidsorganisatie waarin Nederland, Vlaanderen en Suriname samenwerken op het gebied van de Nederlandse taal en letteren en het onderwijs in en van het Nederlands. De Taalunie ziet het als haar opdracht om ervoor te zorgen dat alle Nederlandssprekenden hun taal op een doeltreffende manier kunnen gebruiken. Meer informatie over de Taalunie is te vinden op www.taalunieversum.org
‘Leonard Nolens doet het Nederlands opnieuw zingen. Hij is een uitzonderlijk dichter, een begenadigd voorlezer en zijn werk kenmerkt zich als een levenslange worsteling in taal en een zoektocht naar de eigen identiteit en die van de ander’. (Citaat van de jury van de Prijs der Nederlandse Letteren 2012)
Leonard Nolens (Bree, 1947) debuteerde in 1969 met de bundel Orpheushanden en heeft in de jaren daarop een indrukwekkend oeuvre opgebouwd. Zijn bundel Liefdes verklaringen (1990) werd in Nederland bekroond met de Jan Campertprijs en in België met de Driejaarlijkse Staatsprijs. In 1997 kreeg Nolens de Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele oeuvre, in 2008 werd hem de VSB Poëzieprijs toegekend voor zijn bundel Bres (2007), de bundel die tien jaar lang een ‘dichtbundel in wording’ was, en waarvan delen in eerdere bundels verschenen.
‘Als de Vlaamse dichter Leonard Nolens schrijft, vangt een fluisterend zingen aan. Met schrijnende refreinen, welluidende zinnen en een vreugdevolle melodie.’ NRC Handelsblad
poëzie:
Orpheushanden (1969)
De muzeale minnaar (1973)
Twee vormen van zwijgen (1975)
Incantatie (1977)
Alle tijd van de wereld. een poëtica (1979)
Hommage (1981)
Vertigo (1983)
De gedroomde figuur (1986)
Geboortebewijs (1988)
Liefdes verklaringen (1990)
Hart tegen hart. Gedichten 1975-1990 (1991)
Tweedracht (1992)
Honing en as (1994)
En verdwijn met mate (1996)
De liefdesgedichten van Leonard Nolens (1997)
Hart tegen hart. Gedichten 1975-1996 (1998)
Voorbijganger (1999)
Manieren van leven (2001)
Derwisj (2003)
Laat alle deuren op een kier. Verzamelde gedichten (2004)
Een dichter in Antwerpen en andere gedichten (2005)
Een fractie van een kus (2007, Gedichtendagbundel)
Bres (2007)
Woestijnkunde (2008)
autobiografisch:
Stukken van mensen. Dagboek 1979-1982 (1989)
Blijvend vertrek. Dagboek 1983-1989 (1993)
De vrek van Missenburg. Dagboek 1990-1993 (1995)
Een lastig portret. Dagboek 1994-1996 (1998)
Dagboek van een dichter 1979-2007 (2009)
Jij bent schatrijk geboren
Jij en ik, dat is twee
Plus dit. Dat is drie. Dat is vragen
Om ruzie, men komt er niet uit.
Wij zitten perplex in elkaar.
Wij maken hetzelfde misbaar.
Jij en ik dat is een.
Jij bent schatrijk geboren
En kocht mij met gemak.
Dat zet ik je betaald
Op deze rekening.
Ik ben geen slapend geld
Vandaag, ik handel in ons.
Ik werk mij in het zweet
Van jou, ik bid en vloek mij
Uit de naad van ons,
Ik maak je winst op de markt.
Jij bent wat ik hier tel,
Mijn tol, mijn kapitaal.
Ik viel jou in de schoot
Van goud, ik woeker met wissels
Van ons en koop je terug
Nu ik ons doorverkoop
Aan vreemden, de truc is gelukt.
Wij staan op hetzelfde biljet.
Leonard Nolens
uit: ‘Derwisj’, 2003
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive M-N, Art & Literature News
Marianne Moore
(1887 -1972)
Nevertheless
you’ve seen a strawberry
that’s had a struggle; yet
was, where the fragments met,
a hedgehog or a star-
fish for the multitude
of seeds. What better food
than apple seeds – the fruit
within the fruit – locked in
like counter-curved twin
hazelnuts? Frost that kills
the little rubber-plant –
leaves of kok-sagyyz-stalks, can’t
harm the roots; they still grow
in frozen ground. Once where
there was a prickley-pear –
leaf clinging to a barbed wire,
a root shot down to grow
in earth two feet below;
as carrots from mandrakes
or a ram’s-horn root some-
times. Victory won’t come
to me unless I go
to it; a grape tendril
ties a knot in knots till
knotted thirty times – so
the bound twig that’s under-
gone and over-gone, can’t stir.
The weak overcomes its
menace, the strong over-
comes itself. What is there
like fortitude! What sap
went through that little thread
to make the cherry red!
Marianne Moore poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive M-N
John Milton
On Time
Fly envious Time, till thou run out thy race,
Call on the lazy leaden-stepping hours,
Whose speed is but the heavy plummets pace;
And glut thy self with what thy womb devours,
Which is no more than what is false and vain,
And merely mortal dross,
So little is our loss,
So little is thy gain;
For when as each thing bad thou hast entombed,
And last of all, thy greedy self consumed,
Then long Eternity shall greet our bliss
With an individual kiss,
And Joy shall overtake us as a flood;
When every thing that is sincerely good
And perfectly divine
With Truth, and Peace, and Love shall ever shine
About the supreme throne
Of him, to whose happy-making sight alone,
When once our heavenly-guided soul shall climb,
Then, all this earthy grossness quit,
Attired with stars we shall for ever sit,
Triumphing over Death, and Chance, and thee O Time.
John Milton
Op de Tijd
Vlieg Tijd, jaloers, tot waar je landing ligt,
Spoor loden uren en hun luie stappen aan
Met slechts de valkracht van hun zwaar gewicht;
Zwelg, en verslind wat door je buik kan gaan,
Al is ’t niet meer dan valsheid zonder zin,
Verderfelijk slechts en vies:
Zo klein is ons verlies,
Zo klein is jouw gewin;
Want als jij al het kwade hebt verdelgd,
En dan tot slot je gulzige zelf verzwelgt,
Dan zegent ons de eeuwigdurendheid
Met ’n kus elk toebereid,
En overspoelt ons vreugde als een vloed;
Als alles wat waarachtig is en goed
En opperst goddelijk
Steeds straalt in waarheid, vredig, liefderijk
Rondom de hoogste troon
Van Hem, wiens zaligmakende betoon
Eens onze ziel ten hemel begeleidt,
Dan zetelen wij, alle aardse grofheid kwijt,
Getooid met sterren in de eeuwigheid,
Met zeges op de Dood, het Lot en jou, O Tijd.
Vertaling; Cornelis W. Schoneveld (2012)
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive M-N, Milton, John, More translations
31 januari 2012
Schrijfster Doeschka Meijsing overleden
In haar woonplaats Amsterdam is gisteravond de schrijfster Doeschka Meijsing overleden. Zij werd vierenzestig jaar. Meijsing stierf aan de complicaties van een zware operatie.
Doeschka Meijsing schreef vele verhalen, gedichten, essays en romans. Ze debuteerde in 1974 bij Querido met De hanen en andere verhalen. Voor Tijger, tijger! (1980) ontving ze de Multatuliprijs. De tweede man (2000) werd genomineerd voor de AKO Literatuurprijs en betekende Meijsings doorbraak naar het grote publiek. Haar roman 100% chemie (2002) werd genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs en kan worden gezien als een opmaat tot Moord, haar deel van de roman Moord & Doodslag (2005), die ze samen met haar broer Geerten Meijsing schreef. In 2008 publiceerde ze de roman Over de liefde, die bekroond werd met de F. Bordewijkprijs, de Opzij Literatuurprijs en de AKO Literatuurprijs. Dit aangrijpende relaas over de schaamte die liefde heet, werd haar laatste boek.
Annette Portegies, directeur/uitgever Querido: ‘Doeschka Meijsing verborg een diepe kwetsbaarheid achter een superieure vorm van ironie, zowel in haar werk als in haar leven. Weerspannig als ze was, was ze een vrouw om van te houden. Querido rouwt om de dood van Doeschka, die bijna veertig jaar aan de uitgeverij verbonden was. De Nederlandse literatuur verliest opnieuw een auteur van wereldformaat.’
De begrafenis zal in besloten kring plaatsvinden.
Daarachter
De diepte ja,
die kennen we.
Die is vaak nogal hartgrondig.
Maar de geur van violieren.
De deur naar de andere
kamer.
Waar ieder
voorwerp specifiek de geliefde
spiegelt.
Waar ieder
ander een rivaal is.
Die deur.
Daarachter.
Wie er liederen zingt.
Die.
(uit: ‘Paard Heer Mantel’, 1986)
Doeschka Meijsing (1947-2012) schreef verhalen, gedichten, essays en romans. Ze debuteerde in 1974 met De hanen en andere verhalen. Voor Tijger, tijger! (1980) ontving ze de Multatuliprijs. De tweede man (2000) werd genomineerd voor de AKO Literatuurprijs en betekende Meijsings doorbraak naar het grote publiek. Haar roman 100% chemie (2002) werd genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs en kan worden gezien als een opmaat naar Moord, haar deel van de spraakmakende roman Moord & Doodslag (2005), die ze samen met haar broer Geerten schreef. In 2007 publiceerde ze de kleine roman De eerste jaren en in 2008 volgde haar veelgeprezen bestseller Over de liefde die bekroond werd met de die bekroond werd met de F. Bordewijkprijs, de Opzij Literatuurprijs en de AKO Literatuurprijs. Doeschka Meijsing heeft een indrukwekkend oeuvre op haar naam staan, dat in 1997 werd bekroond met de Annie Romeinprijs.
romans en verhalen:
De hanen en andere verhalen (1974)
Robinson (1976)
De kat achterna (1977)
Tijger, tijger! (1980)
Utopia of De geschiedenissen van Thomas (1982)
Beer en Jager (1987)
De beproeving (1990)
Vuur en zijde (1992)
Beste vriend (1994)
De weg naar Caviano (1996)
De tweede man (2000)
100 % chemie (2002)
Moord & Doodslag (2005) met Geerten Meijsing
De eerste jaren (2007)
Over de liefde (2008)
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive M-N, In Memoriam
John Milton
(1608-1674 )
On Time
FLy envious Time, till thou run out thy race,
Call on the lazy leaden-stepping hours,
Whose speed is but the heavy Plummets pace;
And glut thy self with what thy womb devours,
Which is no more then what is false and vain,
And meerly mortal dross;
So little is our loss,
So little is thy gain.
For when as each thing bad thou hast entomb’d,
And last of all, thy greedy self consum’d,
Then long Eternity shall greet our bliss
With an individual kiss;
And Joy shall overtake us as a flood,
When every thing that is sincerely good
And perfectly divine,
With Truth, and Peace, and Love shall ever shine
About the supreme Throne
Of him, t’ whose happy-making sight alone,
When once our heav’nly-guided soul shall clime,
Then all this Earthy grosnes quit,
Attir’d with Stars, we shall for ever sit,
Triumphing over Death, and Chance, and thee O Time.
John Milton poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive M-N, Milton, John
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature