Or see the index
Henry Bataille
(1872-1922)
Les doux mots . . .
Les doux mots que morte et passée…
On dirait presque des mots d’amour,
De sommeil et de demi-jour…
La plupart des mots que l’on sait
N’enferment pas tant de bonheur.
On dit Marthe et l’on dit Marie,
Et cela calme et rafraîchit. –
Il y a bien des mots qui pleurent
Ceux-là ne pleurent presque pas…
Marthe, c’est, au réveil, le pas
Des mères dans la chambre blanche,
C’est comme une main qui se pose,
Et l’armoire sent la lavande…
Il faut murmurer quelque chose
Pour se bien consoler, des mots,
N’importe lesquels s’ils consolent,
S’ils endorment et tiennent chaud. –
Ah! loin des meilleures paroles,
Les doux noms que Marthe et Marie,
Les doux mots que morte et passée…
1893
Henry Bataille poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive A-B, Bataille, Henry
Koorts
Van schegbeeld en ontscheping droomt hij,
van vasteland waar onder plavuizen verleden
gromt. Kinderdeuntjes deinen er op de wal,
zingen zon en zee en moord en doodslag na.
Kaapstanders tollen rondom. Aarzelende druppels
dreigen maar eenzaamheid torst de zeeman nors.
Ritseling en nachtwind. Krulletjes slaap slechts,
vluchtig als de korte koelte die je ’s zomers voelt
wanneer je bladert door een boek. Van
de loefbras glijden ottergladde schietgebeden.
Bert Bevers
Verschenen in Onaangepaste tijden, Zinderend, Bergen op Zoom, 2006
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive A-B, Bevers, Bert
William Blake
(1757-1827)
A POISON TREE
Was angry with my friend:
I told my wrath, my wrath did end.
I was angry with my foe:
I told it not, my wrath did grow.
And I watered it in fears,
Night and morning with my tears;
And I sunnèd it with smiles,
And with soft deceitful wiles.
And it grew both day and night,
Till it bore an apple bright;
And my foe beheld it shine,
And he knew that it was mine,
And into my garden stole,
When the night had veiled the pole:
In the morning glad I see
My foe outstretched beneath the tree.
William Blake poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive A-B, Blake, William
foto: harrie janssens
Sara Bidaoui
TIENERMOEDERS
ik heb lopen dreinen
als nooit tevoren
verbergend met een koude blik
de schaamte
weggeslikt
zonder haar rustig te consumeren
het ziet het daglicht toch nog niet
voor ik haar onder ogen moet komen
zolang ik zwijg horen we haar niet
maar dan zal ze nooit bestaan
Onze route staat nergens aangegeven, en de dagen zullen
als uren over elkaar heen vallen, het besef zal me bedelven
me de adem doen ontnemen, het zweet me doen uitbreken
de omgeving die ik in slaap had gesust zal wakker worden
achter mij zal alles worden opgeheven
zullen ze haar welkom heten?
en ik vergeet steeds dat ik de toekomst weer opnieuw bedenken moet
de oude nog in mijn hoofd -denk ik-
dat alles nog zal moeten beginnen zoals ik het had opgeschreven
maar de wereld is al een tijdje niet alleen de mijne meer
en zal snel de onze zijn
kunnen we dit samen aan?
maar voor dat zo ver is
en ik haar aan een cluster van vonnissen moet uitleveren
weet ik dat ik mijn pantser moet opgeven
mijn zwaktes moet toegeven
mijn ontzetting moet verteren
en haar misschien eerst zelf moet zien
te leren accepteren
Sara Bidaoui, 2012
kinderstadsdichter Tilburg in 2010
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive A-B, Bidaoui, Sara, Kinderstadsdichters / Children City Poets
George Gordon (Lord) Byron
(1788-1824)
And Thou Art Dead, As Young And Fair
And thou art dead, as young and fair
As aught of mortal birth;
And form so soft, and charms so rare,
Too soon return’d to Earth!
Though Earth receiv’d them in her bed,
And o’er the spot the crowd may tread
In carelessness or mirth,
There is an eye which could not brook
A moment on that grave to look.
I will not ask where thou liest low,
Nor gaze upon the spot;
There flowers or weeds at will may grow,
So I behold them not:
It is enough for me to prove
That what I lov’d, and long must love,
Like common earth can rot;
To me there needs no stone to tell,
‘T is Nothing that I lov’d so well.
Yet did I love thee to the last
As fervently as thou,
Who didst not change through all the past,
And canst not alter now.
The love where Death has set his seal,
Nor age can chill, nor rival steal,
Nor falsehood disavow:
And, what were worse, thou canst not see
Or wrong, or change, or fault in me.
The better days of life were ours;
The worst can be but mine:
The sun that cheers, the storm that lowers,
Shall never more be thine.
The silence of that dreamless sleep
I envy now too much to weep;
Nor need I to repine
That all those charms have pass’d away,
I might have watch’d through long decay.
The flower in ripen’d bloom unmatch’d
Must fall the earliest prey;
Though by no hand untimely snatch’d,
The leaves must drop away:
And yet it were a greater grief
To watch it withering, leaf by leaf,
Than see it pluck’d to-day;
Since earthly eye but ill can bear
To trace the change to foul from fair.
I know not if I could have borne
To see thy beauties fade;
The night that follow’d such a morn
Had worn a deeper shade:
Thy day without a cloud hath pass’d,
And thou wert lovely to the last,
Extinguish’d, not decay’d;
As stars that shoot along the sky
Shine brightest as they fall from high.
As once I wept, if I could weep,
My tears might well be shed,
To think I was not near to keep
One vigil o’er thy bed;
To gaze, how fondly! on thy face,
To fold thee in a faint embrace,
Uphold thy drooping head;
And show that love, however vain,
Nor thou nor I can feel again.
Yet how much less it were to gain,
Though thou hast left me free,
The loveliest things that still remain,
Than thus remember thee!
The all of thine that cannot die
Through dark and dread Eternity
Returns again to me,
And more thy buried love endears
Than aught except its living years.
“And Thou art Dead, as Young and Fair” is reprinted from Works. George Gordon Byron. London: John Murray, 1832
George Gordon (Lord) Byron poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive A-B, Byron, Lord
Einstein en Ensor op het strand
De-Haan-aan-Zee. Woensdag 2 augustus 1933.
Van zijn vierduizendvierhonderdeenentachtig
dagen is het Derde Rijk aan de honderdvijfentachtigste
toe. De geleerde voelt zich niet meer op zijn plaats
wo die alten Wälder rauschen en trekt westwaarts,
de schilder aan zijn trage kust trouw.
In dit koninkrijk zonder eilanden is het zomer
en vrede, nog. De zee is fier op haar water,
spoelt het speels de badgasten tegemoet.
Maakt daarbij geen onderscheid. Ziet ook niet
dat Albert Einstein (54) en James Ensor (73)
samen ballen op het zand. Geluiden van branding
in hun haren, blote voeten aangetrokken.
Verte spant zeilen aan. Neen, neen: een zwarte
cirkel is nog geen o. De middag is warm
en donderdag wacht braaf op zijn beurt.
Even voelen ze zich samen machteloos,
als admiraals zonder vloot. Even,
en dan glijdt van de schaar van de toekomst
een zware schaduw.
Verschenen in Onaangepaste tijden, Zinderend, Bergen op Zoom, 2006 – © Bert Bevers
Bert Bevers poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive A-B, Bevers, Bert
In Memoriam Bernlef
(pseudoniem van: Hendrik Jan Marsman)
In zijn woonplaats Amsterdam is op 29 oktober 2012 na een kortstondig ziekbed de schrijver Bernlef overleden. Hij werd vijfenzeventig jaar. Bernlef publiceerde diverse romans, verhalenbundels, essays en dichtbundels.
MEER IN DINGEN DAN IN MENSEN
Omdat de dood in mensen huist
de buitenkant van dingen is
kan ik alleen in dingen leven zien
Hun stug en tegendraads bestaan
hun onverminderd staren in het zicht
van de mij toegemeten jaren
Daarom zie ik meer in dingen dan in mensen
die een mens die in mij groeit
in richting en in zwijgen naar hen toe.
Uitgeverij Querido treurt om de dood van Bernlef, die meer dan vijftig jaar aan de uitgeverij verbonden was. Uitgever Annette Portegies: “We verliezen niet alleen een geweldige schrijver maar vooral ook een lieve vriend. Iemand bovendien die, vanuit de traditie van ons huis, meedacht over de toekomst van de uitgeverij, en die jonge schrijvers hielp en adviseerde. We zullen hem verschrikkelijk missen.
In 1959 stuurde Bernlef enkele niet eerder gepubliceerde verhalen en gedichten in voor de Reina Prinsen Geerligsprijs, die aan hem werd toegekend. De winnende gedichten verschenen in 1960 in Kokkels en de verhalen in datzelfde jaar in Stenen spoelen. De twee boeken vormen samen zijn debuut.
In de jaren zestig vertaalde Bernlef het werk van diverse Zweedse dichters en schrijvers en recenseerde hij voor onder andere De Groene Amsterdammer, Het Parool, De Gids en Haagse Post. Met G. Brands en K. Schippers begon hij in 1958 het roemruchte tijdschrift Barbarber.
Met de roman Hersenschimmen (1984) brak Bernlef door naar het grote publiek: van het boek zijn in Nederland en Vlaanderen inmiddels bijna een miljoen exemplaren verkocht en het werd in tien talen vertaald. Meer dan een verhaal over dementie is Hersenschimmen een liefdesgeschiedenis, met een onvermijdelijk tragisch einde. In 1988 werd de roman verfilmd door Heddy Honigmann, met Joop Admiraal in de hoofdrol.
De jazz heeft altijd Bernlefs warme belangstelling gehad. Niet alleen dichtte hij over jazz, hij schreef er ook een aantal essays over die in 1993 gebundeld werden in Schiet niet op de pianist en in 1999 in Haalt de jazz de eenentwintigste eeuw? In 2006 publiceerde hij bovendien zijn jazzverhalen in Hoe van de trap te vallen.
Het werk van Bernlef is vaak bekroond. In 1962 kreeg hij de Poëzieprijs van de gemeente Amsterdam voor zijn dichtbundel Morene (1961) en in 1964 de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs voor Dit verheugd verval (1963). In 1984 werd zijn hele oeuvre bekroond met de Constantijn Huygensprijs. Voor de roman Publiek geheim (1987) kreeg hij de AKO Literatuurprijs en in 1994 werd hem de P.C. Hooftprijs toegekend voor zijn poëzie.
In 2008 schreef Bernlef het Boekenweekgeschenk, onder de titel De pianoman. Nog onlangs verschenen een nieuwe verhalenbundel, Help me herinneren, en zijn verzamelde poëzie, Voorgoed.
Bron: Uitgeverij Querido
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive A-B, Archive A-B, In Memoriam
Wereld van letters en leven
Soms zit het mee,
Dan heb je geluk,
Soms zit het tegen,
Dan heb ik een boek,
Als het even,
Niet meer leuk is,
Lees ik de letters,
Eén voor één,
Dat maakt me rustig,
Dan geniet ik even,
Maar als dat niet helpt,
Is het fijn,
Om dichtbij jou te zijn
Pleun Andriessen
Pleun Andriessen is kinderstadsdichter van Tilburg
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive A-B, Kinderstadsdichters / Children City Poets
Doelman in vlucht
De oude doelman zucht boven zijn bier.
In dit café komt hij vanaf zijn jongenstijd.
Ook ploeggenoten zaten ooit zo dikwijls hier,
lokaal zich lavend aan vermaardheid.
Langs deze wanden ruisen de verhalen
nog van die haast eeuwenoude bal
nu die hij weghield van de houten palen,
het was nochtans een ongelofelijke knal.
Nog weet hij het, na zoveel jaren:
in glazen klanken galmde het publiek.
Regenen mocht die dag maar even.
Hij voelt de wind weer door zijn haren
glijden, hoort na die zege de muziek.
Voor altijd blijft hij zweven, zweven, zweven
Verschenen in Onaangepaste tijden, Zinderend, Bergen op Zoom, 2006
Bert Bevers poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive A-B, Bevers, Bert
In Memoriam Gerard Brands
(Gerard Bron)
22 november 1934 – 12 oktober 2012
Gerard Brands was samen met J. Bernlef en K. Schippers een van de oprichters van het literaire tijdschrift Barbarber.
Van Gerard Brands zijn diverse kinderboeken verschenen. Brands was verder o.a. medewerker van Hollands Diep en hoofdredacteur van het populair-wetenschappelijke tijdschrift Kijk.
Werken van Gerard Brands zijn o.a.
Padden verhuizen niet graag. Avonturen met dieren (1978)
Een krekel voor de keizer (1980)
Het schaap in de luie stoel (1980)
Meneer Beck gaat even een krant kopen (1983)
Charlotte, de kleinste vrouw van de wereld (1986)
Bolletje (1988)
Allemaal bedrog (1992)
Sara en Lijsje: twee honden en ik (1999)
De groentekoppen (2000)
De sprinkhanentemmer (2001)
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive A-B, In Memoriam
Hallo Wereld
Hallo, kan iemand mij verstaan?
Alle mensen op de wereld,
Luister…
Luister even…
Ook vandaag lees ik
Weer voor uit,
Een van mijn gedichten.
Radio,
En televisie
Luister allemaal, vandaag de
Dag lees ik iets voor, wat ik al keren deed.
Pleun Andriessen
Pleun Andriessen is kinderstadsdichter van Tilburg
kempis.nl poetry magazine
More in: Andriessen, Pleun, Archive A-B
Jacques Brel
(1929-1978)
Jef
Non Jef t’es pas tout seul
Mais arrête de pleurer
Comme ça devant tout le monde
Parce qu’une demi-vieille
Parce qu’une fausse blonde
T’a relaissé tomber
Non Jef t’es pas tout seul
Mais tu sais que tu me fais honte
A sangloter comme ça
Bêtement devant tout le monde
Parce qu’une trois quarts putain
T’a claqué dans les mains
Non Jef t’es pas tout seul
Mais tu fais honte à voir
Les gens se paient notre tête
Foutons le camp de ce trottoir
Viens Jef viens viens viens
Viens il me reste trois sous
On va aller se les boire
Chez la mère Françoise
Viens Jef viens viens il me reste trois sous
Et si c’est pas assez
Ben il me restera l’ardoise
Puis on ira manger
Des moules et puis des frites
Des frites et puis des moules
Et du vin de Moselle
Et si t’es encore triste
On ira voir les filles
Chez la madame Andrée
Paraît qu’y en a de nouvelles
On rechantera comme avant
On sera bien tous les deux
Comme quand on était jeunes
Comme quand c’était le temps
Que j’avais de l’argent
Non Jef t’es pas tout seul
Mais arrête tes grimaces
Soulève tes cent kilos
Fais bouger ta carcasse
Je sais que t’as le coeur gros
Mais il faut le soulever Jef
Non Jef t’es pas tout seul
Mais arrête de sangloter
Arrête de te répandre
Arrête de répéter
Que t’es bon à te foutre à l’eau
Ou que t’es bon à te pendre
Non Jef t’es pas tout seul
Mais c’est plus un trottoir
Ça devient un cinéma
Où les gens viennent te voir
Viens Jef mais viens viens
Viens il me reste ma guitare
Je l’allumerai pour toi
Et on sera espagnols
Jef viens viens
Comme quand on était mômes
Même que j’aimais pas ça
Tu imiteras le rossignol Jef
Puis on se trouvera un banc
On parlera de l’Amérique
Où c’est qu’on va aller tu sais
Quand on aura du fric Jef viens
Et si t’es encore triste
Ou rien que si t’en as l’air
Je te raconterai comment
Tu deviendras Rockefeller
On sera bien tous les deux
On rechantera comme avant
Comme quand on était beaux Jef
Comme quand c’était le temps
D’avant qu’on soit poivrots
Allez viens Jef viens
Oui oui Jef oui viens.
1964
Jacques Brel poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive A-B
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature