Or see the index
Museum Dr8888 viert 100 jaar Dada
De tentoonstelling is nog tot en met 18 september 2016 te zien.
De tentoonstelling Holland Dada and the International Context sluit aan bij de mondiale viering van de oprichting van de Dada-beweging in 1916. Museum Dr8888 heeft dankzij een uitgebreid internationaal netwerk de hand weten te leggen op prachtige collecties van Dada-kunstenaars uit diverse landen als Frankrijk, België en Duitsland. De tentoonstelling toont topwerken van o.a. Hans Arp, Marcel Duchamp, Kurt Schwitters, Man Ray en Francis Picabia.
Holland Dada and the International Context is opgebouwd in hoofdstukken die corresponderen met steden waar Dada een rol heeft gespeeld en een speciaal hoofdstuk over Holland Dada. Steden als Zürich, New York, Berlijn, Hannover, Parijs en Drachten zijn te zien in het gehele museum. Museum Dr8888 toont tijdens deze tentoonstelling een breed spectrum van disciplines: van literatuur en beeldende kunst tot film en muziek.
Randprogrammering: Naast de tentoonstelling volgt ook een randprogrammering die zich afspeelt binnen en buiten het museum. Zo geven Professor Russolo & His Noise Intoners vanaf mei elke laatste zaterdag van de maand om 15.30 uur een speciale Dada-voorstelling met de titel De grote betovering van het tijdloze (De liefde) in het auditorium. Dit is een ruim 35 minuten durende ode aan 100 jaar Dada in de vorm van een sprookjesachtige circusvoorstelling, waarin zeven bijzondere fantasiekarakters worden gemimed, gedanst en gezongen door zeven verschillende acteurs. De voorstellingen vinden plaats in het kader van Holland Dada and the International Context en zijn gratis te bekijken. U betaalt slechts toegang tot het museum.
Tentoonstelling Dada Remake in Sûnenz
Op maandag 20 juni opent Museum Dr8888 i.s.m. Sûnenz, de tentoonstelling DaDa Remake. De tentoonstelling bestaat uit foto’s van scholieren en studenten van o.a. ROC Friese Poort en het Drachtster Lyceum. Tijdens de opening wordt tevens de nieuwste uitgave van het tijdschrift DADA in Stijl gepresenteerd. Het tijdschrift is een samenwerking tussen Museum Dr8888, ROC Friese Poort en Minerva Academie voor Popcultuur. De tentoonstelling is tot en met 28 augustus in Sûnenz te zien.
Over de tentoonstelling: De tentoonstelling DaDa Remake is samengesteld uit foto’s die gemaakt zijn door studenten en scholieren. De jonge kunstenaars deden mee aan het Dada-fotografie project ‘Hoe bluf ik mijn weg door fotografie?’, een project over Dada en fotografie in het kader van de manifestatie 100 jaar Dada. Zij lieten zich inspireren door een iconische foto, denk aan de Beatles op Abbey Road van Iain MacMillan of Maxima van Erwin Olaf. Museumdocent is Mariëlle Vos en gastcurator van de tentoonstelling is Hester Witteveen, student kunstgeschiedenis aan de RUG.
Tentoonstelling DaDa Remake
Datum: 20 juni t/m 28 augustus 2016
Plaats: Sûnenz, Burgemeester Wuiteweg 140B, Drachten
Openingstijden: ma-zo, 9:00 – 20:00 uur
Tijdschrift Dada in Stijl te koop
DADA in Stijl is alweer de derde uitgave van het tijdschrift waarin jonge vormgevers, schrijvers en kunstenaars hun talenten laten zien. Dit doen ze in de vorm van foto’s, collages en artikelen. Het tijdschrift bestaat uit bijdragen van onder meer Natasha Taylor, Tjy Liu, Bert Jansen, Hein Kockelkoren, studenten TURBO Groep van AvP en ROC Friese Poort.
Het tijdschrift is verkrijgbaar voor € 6,50
Nieuwe publicatie
Holland Dada en de internationale context
door Annemieke Keizer-Sloff e.a.
€29,90
Paperback
Nederlands
Pagina’s 288
Auteur: Paulo Martina, Annemieke Keizer-Sloff, Dick Adelaar, Emanuel Overbeeke, Hester Jenkins, K. Schippers, Niels Bokhove, Remco Heite
ISBN: 9789056153748
In Holland Dada en de internationale context gaan verschillende dada-deskundigen, waaronder schrijver/dichter K. Schippers, in op de betekenis van de beweging voor de beeldende kunst, muziek en typografie. De internationale context staat hierbij centraal. De steden die in het boek aan bod komen zijn: Zürich, New York, Berlijn, Hannover, Keulen, Parijs, Antwerpen en Drachten.
Ondanks haar kleine omvang neemt Drachten zeker geen onbelangrijke plaats in de geschiedenis van dada in. Zo bestond er een intensief contact tussen Theo van Doesburg en Kurt Schwitters en de Drachtster broers Evert en Thijs Rinsema. Evert Rinsema was dichter, zijn broer Thijs kunstschilder. Door de vriendschap met de gebroeders Rinsema kwam Theo van Doesburg in contact met de gemeente-architect Cees Rienks de Boer. Van Doesburg ontwierp voor 16 middenstandswoningen aan de Torenstraat en de Landbouwwinterschool een kleuroplossing. Ook ontwierp hij op verzoek van De Boer glas-in-loodramen voor de Christelijke ULO en de Landbouwwinterschool.
In april 1923 ‘eindigde’ in Drachten de internationale dada-beweging met een solo-optreden van Kurt Schwitters. Tot die tijd shockeerde hij zijn publiek graag met abstracte poëzie en een onverstaanbaar mengsel van diverse talen en dierengeluiden, maar vanaf dat moment stapte Schwitters over op sprookjes en voordrachten over moderne kunst. Het optreden in Drachten was de laatste in zijn soort en daarmee een keerpunt in de gehele dada-beweging.
# Meer informatie op website Museum Dr8888
Museum Dr8888
Museumplein 2,
Drachten
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, Antony Kok, Art & Literature News, Dada, Dadaïsme, De Stijl, Doesburg, Theo van, Evert en Thijs Rinsema, Kok, Antony, Kurt Schwitters, Marcel Duchamp, Piet Mondriaan, Schippers, K., Schwitters, Kurt, Theo van Doesburg, Theo van Doesburg
ROOD! Heilstaatvisioenen uit de Sovjet Unie 1930-1941
VAN ABBEMUSEUM EINDHOVEN t/m 29.07.2016
Na de Russische revolutie van 1917 besloten de machthebbers in de nieuwe Sovjet-Unie hun ideeën op een unieke wijze te gaan uitdragen. De Sovjetideologie zou worden gepresenteerd via radicale avant-gardistische ontwerpen, gemaakt door de culturele elite van het land. Als vurige aanhangers van de nieuwe orde vormden schrijvers en beeldend kunstenaars als het ware een artistiek leger dat net als het Rode Leger ten dienste van de staat stond. Vooral in de jaren dertig was er geen natie ter wereld die zoveel eersteklas kunstenaars in dienst had voor propagandadoeleinden als de Sovjet-Unie. De tentoonstelling ROOD! in het Van Abbemuseum biedt van 3 mei tot en met29 juli 2016 een overzicht van meer dan 150 heilstaatvisioenen uit de Sovjet-Unie uit de periode 1930-1941.
De USSR in opbouw: De visualisering van het communistische gelijkheidsideaal was een van de hoofddoelstellingen van het tijdschrift De USSR in opbouw. Dit maandblad op groot formaat verscheen van januari 1930 tot mei 1941. Naast een Russische uitgave waren er edities in het Engels, Frans, Duits en vanaf 1938 ook in het Spaans. In de opmaak werden onder anderen foto’s en fotocollages gebruikt op een manier die radicaal vernieuwend was. Daarbij waren de grafische ontwerpen ingenieus en ook de typografie werd als het ware opnieuw gedefinieerd. Behalve fotografen als Sergej Senkin, Georgi Petroesov en Michail Seregin leverden nu wereldberoemde kunstenaars als El Lissitzky en Alexander Rodtsjenko belangrijke bijdragen aan het blad. Daarnaast was Lissitzky in 1935 ook de maker van het geweldige fotoalbum De industrie van het socialisme, een monument voor de industriële verworvenheden van de Sovjet-Unie. Samen met Vavara Stepanova maakte Rodtsjenko in 1938 het monumentale fotoalbum Moskou gereconstrueerd, waarin de modernisatie van de Russische hoofdstad naar voorbeeld van Parijs uitvoerig werd geïllustreerd en gedocumenteerd. Rodtsjenko nam zelf de foto’s, die net als de fotomontages, uitklap-platen, kaarten en diagrammen op elke nieuwe bladzijde voor een verrassing zorgden.
Paradeboeken: Tot de meest bijzondere en meest kostbare publicaties uit deze bloeitijd van de Russische propaganda behoren boeken met speciale opdrukken of zelfs metalen plaquettes en reliëfs op de omslag. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het boek Tankbestuurders, in 1936 ontworpen door Andrej Lavrov en een van de opvallendste stukken op de tentoonstelling in Zwolle. Met dergelijke luxe uitgaven was voor de ontwerpers of uitgevers geen geld te verdienen. De productie ervan was namelijk zo duur dat de boeken alleen gemaakt konden worden omdat de Russische regering ze in opdracht gaf en zich er financieel garant voor stelde. Niet voor niets worden ze daarom ook wel ‘paradeboeken’ genoemd. De primaire functie van de boeken was inderdaad dezelfde als die van een militaire parade, dat wil zeggen: pronken en indruk maken ter meerdere eer en glorie van de communistische heilstaat.
De opzienbarende Sovjet-vormgeving uit de jaren dertig groeide uit tot een inspiratiebron voor modernisten over de hele wereld. Zoals de expositie in Museum de Fundatie duidelijk maakt, reikte haar invloed ook tot in Nederland.
De kring rond Theo van Doesburg en De Stijl was zeer geïnteresseerd in de Russische avant-gardekunst, zowel qua vormgeving als in ideologische zin. Gerrit Rietveld was als grafisch ontwerper en typograaf verbonden aan het tijdschrift Nieuw Rusland, opgericht in 1928 als orgaan van het Genootschap Nederland-Nieuw Rusland. Cineast Joris Ivens volgde voor dit tijdschrift de ontwikkelingen op het gebied van de Russische film. In maart 1931 richtte de Communistische Partij Nederland de Vereniging Vrienden van de Sovjet-Unie op, die een jaar later het tijdschrift Feiten uit de Sovjetunie lanceerde. De omslagen van de publicaties zijn veel interessanter dan de door het Kremlin gedicteerde inhoud. Ze werden ontworpen door Nico de Haas en Cas Oorthuys van de Nederlandse vereniging van Arbeiders Fotografen, afgekort tot ArFot, die zich rechtstreeks door de Russische avant-gardisten lieten beïnvloeden.
Alle werken zijn afkomstig uit de LS collectie van het Van Abbemuseum.
Bij de tentoonstelling verschijnt een Engelstalige catalogus.
Curatoren: Albert Lemmens, Serge Stommels en Diana Franssen
Openingstijden Bibliotheek: De tentoonstelling vindt plaats in de bibliotheek, deze is geopend van dinsdag tot en met vrijdag van 11.00 tot 17.00 uur. Weekends gesloten.
Van Abbemuseum: Het Van Abbemuseum in Eindhoven is een van de meest toonaangevende musea voor hedendaagse kunst in Europa. Het museum heeft een uitgebreide internationale collectie van ruim 2700 kunstwerken, waaronder sleutelwerken van Lissitzky, Picasso, Kokoschka, Chagall, Beuys, McCarthy, Daniëls en Körmeling. Vragen op het gebied van kunst en samenleving stelt het museum op een experimentele manier aan de orde.
Openheid, gastvrijheid en kennisuitwisseling zijn voor het Van Abbemuseum van belang, en prikkelen bezoekers om over onderwerpen na te denken. Bijvoorbeeld over de rol van de collectie als cultureel ‘geheugen’, of over het museum als publieke ruimte. Door internationale samenwerking en uitwisseling is het Van Abbemuseum bovendien een plaats waar creatieve kruisbestuiving plaatsvindt. Een bron van verwondering, inspiratie en verbeelding.
Openingstijden Museum: Dinsdag t/m zondag 11.00–17.00 uur. Donderdag 11.00 – 21.00 uur.
Toegang: Volwassenen: € 12,00 / Groepen van 10 of meer personen: € 9,00 / Jongeren 13-18 jaar, studenten, CJP houders: € 6,00/ Kinderen t/m 12 jaar, Museumkaart: gratis / Familiepas (2 volwassenen en max. 3 kinderen tot 18 jaar): € 18,00. Iedere dinsdagmiddag tussen 15.00-17.00 uur: gratis toegang.
Van Abbemuseum,
Bilderdijklaan 10, Eindhoven.
www.vanabbemuseum.nl
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book Stories, Art & Literature News, Constructivism, De Stijl, Exhibition Archive, Theo van Doesburg
Marthe Donas (1885-1967) verwierf tijdens het interbellum als enige Belgische vrouw internationale faam in de avant-garde. Ze werkte in dezelfde kring als de groten der aarde, zoals Pablo Picasso, Theo van Doesburg en Piet Mondriaan.
Maar na haar dood werd ze vergeten…
Het Museum voor Schone Kunsten Gent organiseert dit jaar de eerste grote tentoonstelling ooit gewijd aan Donas. De nadruk ligt op haar meest creatieve jaren, van 1916 tot 1927.
Donas. De Belgische avant-gardiste
tot 05.06.2016 – MSK GENT
In de jaren onmiddellijk na de Eerste Wereldoorlog maakte de enigmatische ‘Tour Donas’ een blitzcarrière op tentoonstellingen in geheel Europa, tot in de Verenigde Staten toe. Achter dit ongewoon pseudoniem school de jonge Antwerpse kunstenares Marthe Donas (1885-1967), de enige Belgische vrouw in de internationale avant-garde. In 2016 organiseert het MSK de eerste grote overzichtstentoonstelling ooit gewijd aan deze bijzondere kunstenares.
Kunstenares uit de burgerij: Marthe Donas wordt in 1885 geboren in het Antwerpse burgermilieu. Haar vader verzet zich tegen haar plannen om schilderes te worden, maar Marthe volhardt en volgt met tussenpozen les aan de Academie van Antwerpen en, tijdens de Eerste Wereldoorlog, in Dublin. In 1916 trekt ze naar Parijs en ontdekt er het kubisme.
Internationale carrière: Donas werkt aanvankelijk nauw samen met haar partner, de revolutionaire Oekraïense beeldhouwer Alexander Archipenko. Via hem legt ze contacten met de internationale kunstwereld en stelt tentoon met Theo van Doesburg, Pablo Picasso, Amedeo Modigliani, Fernand Léger, Piet Mondriaan en Sonja Delaunay. Alle beïnvloeden ze haar schilderstijl.
Donas verwerft tijdens het interbellum behoorlijke faam. Zo exposeert ze met 35 topwerken in de mythisch geworden Berlijnse galerie Der Sturm. Daar koopt de Amerikaanse verzamelaar Katherine Dreier vier schilderijen en een inkttekening, om toe te voegen aan de kunstcollectie waarmee ze met de hulp van Marcel Duchamp en Man Ray Amerika in contact brengt met de Europese avant-garde.
Recent herontdekt: Vanaf de jaren 60 krijgt Donas’ vroeg werk langzaam terug erkenning. Thans wordt ze in binnen- en buitenland opnieuw ontdekt als een van de pioniers van het Belgisch modernisme. De tentoonstelling in het MSK wordt de eerste belangrijke sinds haar overlijden in 1967 die uitsluitend gewijd is aan haar werk.
De nadruk ligt op Donas’ meest creatieve jaren tussen eind 1916 toen ze zich in Parijs vestigde en 1927, het jaar waarin ze voor een lange tijd met schilderen stopte.
MSK Gent
Fernand Scribedreef 1
Citadelpark
9000 Gent
T +32 (0)9 240 07 00
# meer info op website MSK Gent
fleursdumal.nl magazine
More in: Art & Literature News, Constructivism, De Stijl, Exhibition Archive, Historia Belgica, Theo van Doesburg
Tot 29 mei 2016
Theo van Doesburg
Een nieuwe kijk op leven, kunst en technologie
BOZAR / Paleis der Schone Kunsten (Bozar) Brussel
Deze tentoonstelling geeft, voor het eerst in België, een zicht op het veelzijdige oeuvre van de Nederlandse kunstenaar Theo van Doesburg, de spilfiguur van de kunststroming De Stijl. Het multidisciplinaire oeuvre van deze artistieke geestverwant van Piet Mondriaan wordt gepresenteerd in de context van de belangrijkste internationale kunststromingen waar hij bij betrokken was.
Met werk van o.a. Theo van Doesburg, Piet Mondriaan, Bart van der Leck, Kurt Schwitters, Georges Vantongerloo, Hans Arp, El Lissitzky, Victor Servranckx, Gerrit Rietveld, César Domela, Jean Hélion, Karel Maes . . .
De Nederlandse kunstenaar Theo van Doesburg (1883-1931) was actief als schilder, dichter, typograaf, kunsttheoreticus, interieurarchitect… Hij had van meet af aan een uitgesproken multidisciplinaire aanpak: hij had een kunst voor ogen die ingreep op alle vlakken van het leven en hij streefde naar het idee van het ‘totaalkunstwerk’.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog stond hij aan de wieg van één van de belangrijkste kunststromingen van Europa, De Stijl. Van Doesburg richtte het gelijknamige kunsttijdschrift in 1917 op en verzamelde hiertoe gelijkgestemde kunstenaars, architecten en designers rond zich: de bekendste is ongetwijfeld Piet Mondriaan, maar ook Antony Kok, Bart van der Leck, J.J.P. Oud, Vilmos Huszár, Gerrit Rietveld en Georges Vantongerloo maakten deel uit van dit oorspronkelijke collectief. De leden van De Stijl streefden onder impuls van Van Doesburg naar een radicale hervorming van de kunst, in interactie met de maatschappij, wetenschap en technologie.
Onder de dynamische leiding van Theo van Doesburg verspreidden de ideeën van De Stijl zich al snel als een inktvlek door Europa. Hij ontpopte zich tot een energetisch sleutelfiguur van de Europese avant-garde.
De caleidoscopische tentoonstelling presenteert Theo van Doesburg als een visionaire kunstenaar en fascinerende persoonlijkheid. Alle facetten van zijn multidisciplinaire oeuvre komen aan bod.
De focus ligt daarnaast ook op de creatieve dynamiek die heerste tussen de verschillende kunstenaars van de avant-garde en de kruisbestuiving tussen de diverse disciplines die hieruit voortsproot. De bezoeker ontdekt zo’n 140 schilderijen, tekeningen, foto’s, tijdschriften, publicaties, meubels, maquettes en glasramen van Theo van Doesburg en zijn artistieke tijdgenoten.
De tentoonstelling is thematisch-chronologisch opgebouwd en start in 1917 met de kunst en het gedachtengoed van de Nederlandse beweging De Stijl, en volgt dan het artistiek parcours van Van Doesburg doorheen Europa.
Reis met kunstenaar Theo van Doesburg naar het begin van de twintigste eeuw en snuif de revolutionaire sfeer op van de avant-garde in deze tentoonstelling Theo van Doesburg. Een nieuwe kijk op leven, kunst en technologie. In 1917 richtte hij samen met Piet Mondriaan de kunststroming De Stijl op in Nederland. Om hun abstracte beeldtaal internationaal te promoten trok Van Doesburg door Europa. In Parijs kwam hij in aanraking met de kunst van de dadaïsten en begon zelf dadaïstische poëzie te schrijven. In Weimar stelde hij zijn nieuwe schoonheidsbewustzijn voor aan de architecten van het Bauhaus. Hij reisde Europa rond en zorgde ervoor dat zijn vooruitstrevende beeldtaal niet alleen opdook in schilderijen, maar ook in gebouwen, meubels en interieurs.
Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog werd de Europese avant-gardebeweging gedreven door een behoefte aan verandering en de hoop op een betere toekomst. In zijn streven naar heropbouw had de Nederlander Theo van Doesburg (1883–1931) – meer dan welke andere kunstenaar ook – een belangrijk aandeel; hij trok de neoplasticistische esthetiek, die Mondriaan voor de schilderkunst had gedefinieerd, open naar alle disciplines: beeldhouwkunst, architectuur en toegepaste kunsten.
De tentoonstelling, die begint bij de oprichting van de beweging De Stijl in 1917, legt de nadruk op de bijzondere creativiteit en het dynamisme van Van Doesburg. Door zijn uitgebreide netwerk en talrijke reizen wist hij stromingen die op het eerste gezicht onverzoenbaar leken, zoals het dadaïsme en het neoplasticisme, te verenigen. Het traject van Van Doesburg kan worden omschreven als een voortdurend zoeken naar synthese in overeenstemming met zijn initieel doel: een nieuwe kunstexpressie creëren, in interactie met de complexiteit van het leven en met de evolutie van de wetenschap en de techniek, om zo te bouwen aan een nieuwe wereld.
Om de wereld te veranderen was een revolutie nodig. Maar waar Van Doesburg, Piet Mondriaan en Kurt Schwitters naar streefden, was een revolutie van de kunst zelf: daarin onderscheidden zij zich van de in die tijd sterk verspreide opvatting dat de kunst ‘in dienst van de Revolutie’ moest staan, een ideaal dat door charismatische kunstenaars als El Lissitzky en André Breton werd gehuldigd.
‘Theo van Doesburg. Een nieuwe kijk op leven, kunst en technologie’ toont een reeks werken die aan dat esthetische programma beantwoorden, en vestigt tevens de aandacht op het exemplarische activisme van Van Doesburg. Om zijn project een internationale dimensie te geven, vormde hij eerst, samen met Bart van der Leck, Vilmos Huszár, Georges Vantongerloo, Jan Wils, Antony Kok, J.J.P. Oud en Gerrit Rietveld een beweging rond Piet Mondriaan. Later vernieuwde hij de kunststroming en maakten onder anderen Cornelis van Eesteren, Friedrich Vordemberge-Gildewart en César Domela er deel van uit. In de loop van de jaren bleef Van Doesburg onvermoeibaar zijn ideeën en zijn creativiteit ontwikkelen en verzamelde hij talrijke kunstenaars om zich heen. (…)
De tentoonstelling ‘Theo van Doesburg. Een nieuwe kijk op leven, kunst en technologie’ – de titel is geïnspireerd op een artikel van Van Doesburg dat in 1922 in De Stijl verscheen – wil de bijzondere betekenis van deze kunstenaar duidelijk maken, zowel aan de hand van zijn artistieke realisaties als van zijn activisme, dat een andere manier was om zijn filosofisch, artistiek en collectief ideaal te verwezenlijken. Talrijke kunstenaars, onder wie Mondriaan, hebben hun internationale bekendheid in ruime mate aan hem te danken.
De Theo van Doesburg retrospectieve in BOZAR is een mooie aanleiding om aandacht te schenken aan I.K. Bonset, de legendarische schrijversnaam van Van Doesburg. De Nederlandse klankdichter Jaap Blonk – bekend van zijn uitvoering van Kurt Schwitters’ Ursonate – maakte op verzoek van BOZAR opnames van Bonsets gedichten. Ze zijn in de “Dada” zaal van de expo te beluisteren en werden ook geperst op een exclusieve vinyl single. “Jaap Blonk leest Theo Van Doesburg” verschijnt in een gelimiteerde oplage van 300 exemplaren en is te koop in de BOZAR BOUTIK. De poëzie van Bonset is ook te lezen in de literaire bezoekersgids.
Curator: Gladys Fabre
BOZAR/Paleis voor Schone Kunsten
Circuit Koningsstraat
Paleis voor Schone Kunsten
Koningsstraat 10
1000 Brussel
# Meer info op website BOZAR
fleursdumal.nl magazine
More in: Antony Kok, Art & Literature News, Bauhaus, Dada, De Stijl, Doesburg, Theo van, Exhibition Archive, Kok, Antony, Kurt Schwitters, Piet Mondriaan, Schwitters, Kurt, Theo van Doesburg
Tot 29 mei 2016
Theo van Doesburg
Een nieuwe kijk op leven, kunst en technologie
BOZAR / Paleis der Schone Kunsten Brussel
Reis met kunstenaar Theo van Doesburg naar het begin van de twintigste eeuw en snuif de revolutionaire sfeer op van de avant-garde in deze tentoonstelling Theo van Doesburg. Een nieuwe kijk op leven, kunst en technologie. In 1917 richtte hij samen met Piet Mondriaan de kunststroming De Stijl op in Nederland. Om hun abstracte beeldtaal internationaal te promoten trok Van Doesburg door Europa. In Parijs kwam hij in aanraking met de kunst van de dadaïsten en begon zelf dadaïstische poëzie te schrijven. In Weimar stelde hij zijn nieuwe schoonheidsbewustzijn voor aan de architecten van het Bauhaus. Hij reisde Europa rond en zorgde ervoor dat zijn vooruitstrevende beeldtaal niet alleen opdook in schilderijen, maar ook in gebouwen, meubels en interieurs.
Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog werd de Europese avant-gardebeweging gedreven door een behoefte aan verandering en de hoop op een betere toekomst. In zijn streven naar heropbouw had de
Nederlander Theo van Doesburg (1883–1931) – meer dan welke andere kunstenaar ook – een belangrijk aandeel; hij trok de neoplasticistische esthetiek, die Mondriaan voor de schilderkunst had gedefinieerd, open naar alle disciplines: beeldhouwkunst, architectuur en toegepaste kunsten.
De tentoonstelling, die begint bij de oprichting van de beweging De Stijl in 1917, legt de nadruk op de bijzondere creativiteit en het dynamisme van Van Doesburg.
Door zijn uitgebreide netwerk en talrijke reizen wist hij stromingen die op het eerste gezicht onverzoenbaar leken, zoals het dadaïsme en het neoplasticisme, te verenigen. Het traject van Van Doesburg kan worden omschreven als een voortdurend zoeken naar synthese in overeenstemming met zijn initieel doel: een nieuwe kunstexpressie creëren, in interactie met de complexiteit van het leven en met de evolutie van de wetenschap en de techniek, om zo te bouwen aan een nieuwe wereld.
Om de wereld te veranderen was een revolutie nodig. Maar waar Van Doesburg, Piet Mondriaan en Kurt Schwitters naar streefden, was een revolutie van de kunst zelf: daarin onderscheidden zij zich van de in die tijd sterk verspreide opvatting dat de kunst ‘in dienst van de Revolutie’ moest staan, een ideaal dat door charismatische kunstenaars als El Lissitzky en André Breton werd gehuldigd.
‘Theo van Doesburg. Een nieuwe kijk op leven, kunst en technologie’ toont een reeks werken die aan dat esthetische programma beantwoorden, en vestigt tevens de aandacht op het exemplarische activisme van Van Doesburg. Om zijn project een internationale dimensie te geven, vormde hij eerst, samen met Bart van der Leck, Vilmos Huszár, Georges Vantongerloo, Jan Wils, Antony Kok, J.J.P. Oud en Gerrit Rietveld een beweging rond Piet Mondriaan. Later vernieuwde hij de kunststroming en maakten onder anderen Cornelis van Eesteren, Friedrich Vordemberge-Gildewart en César Domela er deel van uit. In de loop van de jaren bleef Van Doesburg onvermoeibaar zijn ideeën en zijn creativiteit ontwikkelen en verzamelde hij talrijke kunstenaars om zich heen. (…)
De tentoonstelling ‘Theo van Doesburg. Een nieuwe kijk op leven, kunst en technologie’ – de titel is geïnspireerd op een artikel van Van Doesburg dat in 1922 in De Stijl verscheen – wil de bijzondere betekenis van deze kunstenaar duidelijk maken, zowel aan de hand van zijn artistieke realisaties als van zijn activisme, dat een andere manier was om zijn filosofisch, artistiek en collectief ideaal te verwezenlijken. Talrijke kunstenaars, onder wie Mondriaan, hebben hun internationale bekendheid in ruime mate aan hem te danken.
(BOZAR Brussel)
De Theo van Doesburg retrospectieve in BOZAR is een mooie aanleiding om aandacht te schenken aan I.K. Bonset, de legendarische schrijversnaam van Van Doesburg. De Nederlandse klankdichter Jaap Blonk – bekend van zijn uitvoering van Kurt Schwitters’ Ursonate – maakte op verzoek van BOZAR opnames van Bonsets gedichten. Ze zijn in de “Dada” zaal van de expo te beluisteren en werden ook geperst op een exclusieve vinyl single. “Jaap Blonk leest Theo Van Doesburg” verschijnt in een gelimiteerde oplage van 300 exemplaren en is te koop in de BOZAR BOUTIK. De poëzie van Bonset is ook te lezen in de literaire bezoekersgids.
Curator: Gladys Fabre
BOZAR/Paleis voor Schone Kunsten
Circuit Koningsstraat
Paleis voor Schone Kunsten
Koningsstraat 10
1000 Brussel
fleursdumal.nl magazine
More in: Antony Kok, Art & Literature News, Dada, De Stijl, Doesburg, Theo van, Kok, Antony, Kurt Schwitters, Piet Mondriaan, Schwitters, Kurt, Theo van Doesburg, Theo van Doesburg
De bekende filosoof Jan Bor heeft een nieuw boek geschreven: ‘Mondriaan filosoof‘. Was Piet Mondriaan geen kunstschilder? Jawel maar hij heeft ook tot het einde van zijn leven filosofische teksten geschreven.
Ook te gast is sterrenkundige Lucas Ellerbroek (1984) over zijn boek ‘De Planetenjagers’ waarin hij de geboorte van een nieuw vakgebied beschrijft en de menselijke worstelingen die daarmee gepaard gaan.
Jan Bor & Lucas Ellerbroek
VPRO Boeken zondag 8 februari 2015
NPO 1, 11.20 uur
# meer info op website vpro boeken
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, Art & Literature News, De Stijl, Piet Mondriaan
De wereld van heden
raast door in dada′s voetspoor
Antony Kok
Experimenteel dichter (1882 – 1969)
DE BIOGRAFIE
Via de site www.antonykok.nl krijgt u een beeld van het leven en werk van de schrijver en dichter Antony Kok (1882-1969). U vindt niet alleen teksten (poëzie en proza) en beeldmateriaal van Antony Kok en De Stijl, maar ook enkele beschikbare biografische teksten.
Het materiaal is mede verzameld voor de in het voorjaar van 2016 te verschijnen biografie van de hand van schrijver en dichter Jef van Kempen (1948) en literatuurwetenschapper Hanneke van Kempen (1976). Er zal dan tevens een uitgave van de verzamelde gedichten, aforismen en prozateksten verschijnen. De laatste bloemlezing van het werk van Antony Kok verscheen in 2000: Antony Kok, Gedichten en Aforismen (Een keuze uit de gedichten en aforismen van Antony Kok, bezorgd en van een nawoord voorzien door Jef van Kempen).
De komende tijd zal nieuws over de biografie verschijnen op deze website (fleursdumal.nl) en de speciale website antonykok.nl
# WEBSITE ANTONY KOK
www.antonykok.nl
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, Antony Kok, Art & Literature News, Dada, De Stijl, Hanneke van Kempen, Jef van Kempen, Kempen, Jef van, Theo van Doesburg
More in: Antony Kok, Dada, De Stijl
foto fleursdumal.nl
EXPERIMENTEN BIJ DE SLAGER
Het debuut van Antony Kok
Door Jef van Kempen
Toen Antony Kok (1882-1969) in 1908 werd aangesteld als commies bij de Staatsspoorwegen in Tilburg, betrok hij een kamer boven slagerij De Brouwer op de hoek van de Tuinstraat en de Telefoonstraat. Hij zou het daar tien jaar lang erg naar zijn zin hebben, want hoewel Kok een verstokte vrijgezel was, hield hij van huiselijkheid en gezelligheid. Het was een druk huishouden bij het slagersechtpaar Bernard en Elisabeth de Brouwer. Zij hadden negen kinderen en er woonde ook nog een ongetrouwde broer bij hen in.
Sinds hij in 1914 met Antony Kok bevriend was geraakt, was beeldend kunstenaar, schrijver en dichter Theo van Doesburg een graag geziene gast in de Tuinstraat. Van Doesburg kon daar later nog lyrisch over worden: “Ik ben voortdurend met mijn gedachten te Tilburg. Ik zie voortdurend de Zomerstraat, de Heuvelstraat, de Stationsstraat en niet het minst de Tuinstraat.”
Er werden op Koks kamer heftige discussies gevoerd over literatuur, beeldende kunst en muziek en ze maakten plannen voor een eigen tijdschrift. In 1915 waagde Kok zich onder invloed van zijn vriend aan het schrijven van experimentele klankgedichten, zoals de gedichten De Wisselwachter en Nachtkroeg. Of zo maar een gedicht voor de grap, zoals Klanken. Kok had de door een toevallige voorbijganger uitgesproken zin “De straat daar rechts daar zullen we heen” verkeerd verstaan.
‘t Landschap blonk
in de zonne die zonk
toen kwam ik twee mensen tegen.
“Stratewets da wubbel dahee”.
Ik dacht bij mij zelf,
wat zeggen die twee.
Stratewets da wubbel dahee?
Van Doesburg vond het allemaal prachtig: “Verzen lezen is verzen luisteren. Men leest de woorden en luistert naar den zin er van in zijn binnenste. Zoo heb ik je verzen gelezen: beluisterd”.
In oktober 1917 was het eindelijk zover. Het eerste nummer van het al zo lang geplande tijdschrift verscheen en kreeg de door Kok bedachte naam: De Stijl. Het zou een van de belangrijkste tijdschriften worden uit de Nederlandse kunstgeschiedenis. Antony Kok debuteerde niet met een gedicht maar met een essay: De moderne schilderij in het interieur. Hij zal het ongetwijfeld vol trots aan slager De Brouwer hebben laten zien.
(Brabants Dagblad, 19 juni 2003)
Jef van Kempen: Experimenten bij de slager. Het debuut van Antony Kok
fleursdumal.nl magazine
WEBSITE ANTONY KOK MAGAZINE over De Stijl & DADA
More in: Antony Kok, Dada, De Stijl, Jef van Kempen, Literaire sporen
Centre Pompidou Paris
MONDRIAN/DE STIJL
December 1, 2010 – March 21, 2011
The MONDRIAN/DE STIJL exhibition at the Centre Pompidou links the career of one of the greatest abstract painters of the 20th century to the story of one of the most fertile art movements of European modernism.
A key element of any understanding of the springs of modern art, between the end of the first decade of the century and the close of the Twenties the avant-garde movement De Stijl (Style) elaborated a vision of both art and society that aspired to universality, nourishing the ambition for a “total art.” It was in Paris, between 1912 and 1938, that Piet Mondrian, the central figure of the movement and its most famous representative, pursued his quest for visual harmony. Seeking a universal language of forms and primary colours, his radical abstraction sought to go beyond painting.
For Mondrian and other De Stijl artists, the total work of art was the key to a new world, the symbol of a renewed human community characterised by a perfect equilibrium in which each element combines with every other to form a whole.
The exhibition consists of two sections. The first, devoted to Mondrian, focuses on the drawings and paintings he produced in Paris between 1912 and 1938. Through some hundred major works, it shows the painter’s development from Cubism to Neo-Plasticism, from “natural reality to abstract reality,” reflecting the artistic dynamism that marked the painter’s years in the French capital.
This is the first time since 1969 that a large-scale exhibition of Mondrian’s work has been staged in the city where most of it was indeed produced.
The second section looks at De Stijl, examining it history in parallel with Mondrian’s career, through an outstanding selection of paintings, drawings and photographs. It has as its guiding thread the cross-disciplinary practice of the movement’s members, notably revealing the complexity of the collaborations between the painters, architects and designers who rallied around the three leading figures of Piet Mondrian, Theo van Doesburg and Gerrit Rietveld. To accompany this unprecedented exhibition, Éditions du Centre Pompidou are to publish two major works: Mondrian (ed. Brigitte Leal), and De Stijl, 1917–1931 (ed. Frédéric Migayrou and Aurélien Lemonier). Other publications will include Mondrian/De Stijl, an album of the exhibition; an edition of Mondrian’s French writings; the republication of his key text of 1920, Réalité naturelle, réalité abstraite; and a special number of the journal Les Cahiers du Musée.
PIET MONDRIAN (1872 – 1944)
Born in the Netherlands in 1872, Mondrian first received an academic training in Amsterdam, where he gained his first commissions (traditional portraits, decorative work for churches and private houses). At the start of the new century he was regularly painting, in a Symbolist vein, the farmhouses and countryside near his family home at Winterswijk, and already showing a marked interest in the rhythmic elements of composition (trees and fences), flatness (with the raising of the horizon line to counter the effect of depth) and the geometrization of forms.
Having moved to Paris in 1912, Mondrian discovered Picasso’s Cubism and abandoned the Divisionist- or Fauve-inspired painting, sometimes marked by theosophical influences, of his years in Domburg and Oele, to embark on the quest for a “universal pictorial language.”
Between 1912 and 1920, he gradually developed his Cubism towards Neo-Plasticism (the new, abstract, plastic art), moving from “natural reality to abstract reality.” Starting from the analytical decomposition of form, he developed a “pure” visual art based on the relationship between coloured surfaces and guided by a logic of harmony and equilibrium between elements. This horizontal/vertical dialectic, in which pure colours (blue, red, yellow) are juxtaposed with non-colours (black, white, grey) in a combinatorial geometry that abolishes perspective, allows for an infinity of modular variations. On this basis Mondrian produced during this period several series of paintings through which he developed his theology of Neo-Plasticism. These works are ordered in consistent, systematically developed series – the “plus-minus” works, the square compositions, the diamonds, the grids. “Everything is composed by relation and reciprocity. Colour exists only through another colour, dimension is defined by another dimension, there is no position except in opposition to another position.” The painting is open, seemingly a fragment of a much larger ensemble. The division of the canvas into rectangles echoes the frame, the wall on which the painting hangs, the room, the city about… Neo-Plasticism is a vision of precision that ties pictorial order to a social, spiritual and poetical utopia.
In his “sanctuary,” his studio at 26 Rue du Départ in Montparnasse – a space not so much decorated as treated as if it were itself a painting, furniture and easel included, to create a total art space – Mondrian lived meagrely but far from reclusively. This experimental
laboratory served as the headquarters of a considerable operation combining theoretical work, publishing and business, to promote the Neo-Plastic ideal and to develop and exploit his connections among all the abstract currents of Europe (Dada, De Stijl, Abstraction-
Création, etc.).
In 1915, the same studio was the site of his decisive encounter with Theo van Doesburg. In 1918, he launched the of the De Stijl manifesto. In 1921, he showed at Léonce Rosenberg’s Effort Moderne gallery, which also published his treatise Le néoplasticisme: Principe général de l’équivalence plastique, and staged the exhibition “De Stijl” in 1923. In 1925, Mondrian took part, together with other leading abstractionists, in the first international exhibition of non-figurative art, “L’Art d’Aujourd’hui.” In 1926, he did the stage design for Michel Seuphor’s L’Éphémère est éternel. In 1927, he published “Le Home – la Rue – la Cité” in Vouloir, showed at the Salon des Tuileries and exhibited at Jeanne Bucher’s. In 1931, he supported the formation of the Abstraction-Création group. In 1937, he took
part in the exhibition “Origines et développement de l’art international indépendant,” organised at the Jeu de Paume by Yvonne et Christian Zervos. During his twenty years in Paris, Mondrian got to know not only all the artists that mattered – the Delaunays, the Arps, Jean Hélion, Robert Mallet–Stevens, Pierre Chareau, Le Corbusier, the Cubists, the Constructivists, the Dadaists and the abstractionists, but also many young artists such as Calder, who came especially to Paris in 1930 to visit his studio.
In Paris too he found his first collectors, Frenchmen like Charles de Noailles, Americans like Albert Gallatin, Swiss like Alfred Roth, and also his first disciples, such as Jean Gorin and Félix Del Marle, and critics and eulogists like Christian Zervos and Michel Seuphor.
“A poem of right angles,” according to Le Corbusier, the Neo-Plasticist microcosm of 26 Rue du Départ became the crucial reference point of a new vision of the world that subordinated the individual to the universal . As such, it was visited by the greatest photographers
of the time, among them André Kertész, Rogi André and Florence Henri, who immortalised it in pictures published in art journals the whole world over.
Curator: Brigitte Leal
Assistant Director, Collections du Musée national d’art moderne/Centre de création industrielle
DE STIJL AND NEO-PLASTICISM
The Dutch avant-garde movement De Stijl (Style) is an essential key to any understanding of the springs of Modernism. It formed around three central figures: the painters Piet Mondrian and Theo van Doesburg and architect and furniture designer Gerrit Rietveld. Other members of the original group were painters Bart van der Leck, Georges Vantongerloo and Vilmos Huszar, architects JJP Oud, Robert van’t Hoff and Jan Wills, and poet Anthony Kok, who would be joined by graphic designer Piet Zwart and architect Cornelis van Eesteren.
It was in 1918, a year after the official foundation of the group and the publication of the first issue of the journal that publicised and promoted the movement’s teachings that the founders of De Stijl explicitly articulated the aesthetic and social vision that drew them together: the group’s first manifesto called for a new equilibrium between the individual and the universal and for the emancipation of art from the constraints of the cult of individualism. This quest for the utopian and universal might be summed up in the aphorism: “The goal of life is man; the goal of man is Style.”
Both utopian vision and practical engagement in the production of the real in an industrial world, De Stijl drew on the Hegelian tradition and on Theosophy, an esoteric doctrine then popular in the Netherlands and elsewhere. The founders of the movement were however primarily concerned with the formal – pictorial or architectural – expression of the principles of universal harmony. Painting, sculpture, graphics, furniture design, architecture and soon town planning served as the medium of experiment. De Stijl’s creations were multidisciplinary by nature, transcending the traditional academic boundaries between major and minor arts, between decorative art, architecture and urbanism.
The guiding theme of the movement during its fourteen years of productive existence might be taken to be the spirit of the city. The spatiality of the work of art gradually shifts from being the basis for an analysis of the world to a means of construction of the urban
social and political environment. In this respect, the spatialization of the work of art constitutes a specific experience of the world, ordering it and giving substance to community, embodying and making possible the equilibrium between individual and collective, between rational and sensuous, knowing and doing, spiritual and material.
For De Stijl, the priority was to find a formal language that answered to the problems of industrial society in the wake of the Great War and to adumbrate the strategies for the establishment of a new social order.
The method that served the vision was Neo-Plasticism, which at first represented a simple radicalisation of the avant-garde practice of the time. “The Cubists,” said Mondrian, “refuse to take their own artistic revolution to its logical conclusion. The modern sensibility cannot be reduced to the integration of multiple points of view, but must tend towards an immediately universal and rational plastic language.” Van Doesburg, for his part, called for “the elaboration, in connection with the plastic arts, of simple fundamental principles
understandable to all.” It was through the rigorous employment of primary colours alone (blue, yellow, red), unmodulated white and black, and straight lines laid out at right angles, and the limitation of forms and the geometrization of volumes that this brought that
the members of De Stijl invented a new grammar of forms. The analytical simplification of the formal lexicon and the harmonious dynamics of proportion offered no scope for tragedy, in the end projecting aesthetics as a universal.
Curator: Frédéric Migayrou
Assistant Director Musée national d’art moderne/ Centre de création industrielle
Assistant Curator: Aurélien Lemonier
Curator, Department of Architecture, Musée national d’art moderne/ Centre de création industrielle
AROUND THE EXHIBITION
INTERNATIONAL MONDRIAN COLLOQUIUM
WEDNESDAY 9 FEBRUARY 2011, 11 AM – 13 PM, 2.30 PM – 6.30 PM
PETITE SALLE, LEVEL -1
Admission free, subject to availability
To accompany the exhibition “Mondrian / De Stijl,” the Centre Pompidou is organising an international colloquium on Mondrian, under the direction of Brigitte Leal, curator of the exhibition and Assistant Director, Collections, at the Musée National d’Art Moderne, and Jean-Pierre Criqui, Head of Spoken Word at the MNAM and editor of the Cahiers du Musée national d’art moderne. The colloquium will consider the artist’s Paris years, but also different aspects of his work as they extend both before and after this period.
With:
Carel Blotkamp, Free University of Amsterdam
Yve-Alain Bois, Institute for Advanced Study, Princeton
Thierry de Duve, Université de Lille 3
Hans Janssen, Gemeentemuseum, The Hague
Guitemie Maldonado, Université de Paris 1
Georges Roque, CNRS, EHESS, Paris
INTERNATIONAL COLLOQUIUM: “DE STIJL, UNE AVANT-GARDE DU XXe SIÈCLE”
FRIDAY 21 JANUARY 2011, 2 PM – 8.30 PM, PETITE SALLE, LEVEL -1
The Bibliothèque Publique d’Information at the Centre Pompidou is organising a colloquium under the title “De Stijl, une avant-garde du XXe siècle.” This event, consisting of a series of presentations and a round-table discussion led by Frédéric Migayrou, Assistant Director of the Musée National d’Art Moderne / Centre de Création Industriel, curator of the De Stijl exhibition, and assistant curator Aurélien Lemonier, will bring together academics, art historians, architects and artists to consider De Stijl’s modernity.
With:
Michael White, Senior Lecturer in the History of Art, University of York
Marek Wieczorek, Associate Professor of Modern Art History, University of Washington
Philippe-Alain Michaud, curator and head of film at the Centre Pompidou
Valérie Guillaume, curator in chief and head of future technology at the Centre Pompidou
Round-table discussion with: Claude Parent, architect; Dominique Perrault, architect;
and Claude Rutault, artist
LA SEMAINE DE STIJL
From 9 to 14 February 2011, in connection with the Mondrian/De Stijl exhibition,
the Dutch Institute in Paris is organizing, in collaboration with the Centre Pompidou,
a series of events entitled “La Semaine De Stijl.”
Among the events are:
PAROLE AU GRAPHISME
FRIDAY 11 FEBRUARY 2011, AT 7PM, PETITE SALLE, LEVEL -1
Entrée libre dans la limite des places disponibles
A discussion of the typography and graphic design of the De Stijl period and its legacy today.
“Graphisme sous influence: l’héritage De Stijl à la Gerrit Rietveld Academie d’Amsterdam.”
CONCERT RED YELLOW + BOOGIE WOOGIE,
WITH THE QUARTET MONDRIAAN, AND GUUS JANSEN
SATURDAY 12 FEBRUARY 2011 AT 8PM, GRANDE SALLE, LEVEL -1
¤14, concessions ¤10
On the programme are Guus Janssen’s Café Society Downtown (2008) and a new work by the same composer, Anton Webern’s Langsamer Satz (1905), an extract from Jacob van Domselaer’s Proeven van stijlkunst (1913-16) (arr. Guus Janssen) and Morton Feldman’s Structures (1951).
SOIRÉE LETTRES MONDRIAN / VAN DOESBURG
MONDAY 14 FEBRUARY 2011 AT 7PM, PETITE SALLE, LEVEL –1
Entrée libre dans la limite des places disponibles
Staged reading of the unpublished letters of Piet Mondrian (1872-1944) and Theo van Doesburg (1883-1931), conserved at the Fondation Custodia in Paris. The reading will be preceded by an opportunity to view these hand-written letters by two key figures of the
De Stijl movement.
Part of the programme of BPI events.
CHRONOLOGY MONDRIAN
7 March 1872 Pieter Cornelis Mondriaan born at Amersfoort.
1892 Moves to Amsterdam, enrols at the academy of Fine Arts.
1897 Becomes a member of the St Luke’s painters’ group, which stages annual exhibitions at the Stedelijk Museum.
Receives his first commissions (traditional portraits, interiors for churches and private clients).
Regularly paints, in Symbolist vein, the landscapes and farms near the family home at Winterswijk.
Already shows an interest in the rhythmic elements of composition (trees and fences) and in flatness (raising the horizon line to counter the effect of depth).
1904-1906 Paints mills, haystacks and views of the River Gein. His painting becomes Expressionist and Fauve, embarking upon a “clarification of the plastic image” (Seuphor).
1908 At Domburg, concentrates on the motifs of church, lighthouse, dunes and sea. The brushwork is sometimes Divisionist (inspired by Jan Toorop) and areas of flat colour are increasingly present. Begins to explore the Theosophy of Helena Blavatsky and the ideas of Rudolf Steiner.
1909 Major Spoor, Mondrian and Sluyters retrospective at the Stedelijk Museum, Amsterdam.
Joins the Netherlands Theosophical Society.
1911 First visit to Paris. Mondrian would have been able to visit the Salon des Indépendants with its Room 41, considered to be the first major collective manifestation of Cubism.
1912 Mondrian moves to Paris. Shows at the 28th Salon des Indépendants, henceforth signing his name Mondrian with a single “a”. Influenced by the Cubists, he paints nudes, still lifes (Still Life with Ginger Pot) and views of Parisian buildings. Adopts Analytical Cubism. The evidence of reality disappears behind the network of geometrical lines and patches of graded monochrome.
1913 His presence at the Salon des Artistes Indépendants is noted by Guillaume Apollinaire, who mentions “Mondrian’s very abstract Cubism” in his report.
1914 Goes back to Holland and is unable to return to Paris on account of the war.
1915-1916 Goes to live in Laren. Meets Theo van Doesburg, Bart van der Leck and the theosophist Schoenmaekers.
The real “beginning of his art”: the subject disappears, paintings consist of simple areas of colour or lines forming “pluses and minuses”.
1917 Publishes a series of articles in the journal De Stijl, which will appear monthly until 1932.
1919 Returns to Paris.
1921 Publication of the pamphlet Le Néo-plasticisme. Principe général de l’équivalence plastique is published by Léonce Rosenberg’s Galerie de l’Effort Moderne. In his earliest Neoplasticist paintings, squares and rectangles of primary colours, or of black, are organised within an asymmetrical grid of black lines. With the flat (“Het Vlak”) he sought to do away with space and volume, going beyond visible nature to arrive at “a purer (cosmic) manner.” The artist was to understand colours intuitively and integrate them into a harmonious composition.
Takes part in the exhibition “Les Maîtres du Cubisme” at Galerie de L’Effort Moderne,” alongside Picasso, Braque, Gris, and Léger amongst others.
Settles at 26, rue du Départ. Very quickly begins to fix painted boards to the walls of the studio, which becomes the abstract concretisation of paintings to come.
1922 Retrospective organised by the Stedelijk Museum to mark the artist’s 50th birthday.
Despite artistic recognition, Mondrian lives in poverty, continuing to do flower paintings that he sells to make a living.
1923 Meets Michel Seuphor. Takes part in the first big De Stijl exhibition in Berlin.
1924 Gives greater emphasis in his paintings to the white background and black lines.
1925 Break with Van Doesburg.
1926 Makes drawings of an abstract interior for Ida Bienert of Dresden.
Maquette of Neoplasticist stage design for Michel Seuphor’s L’Éphémère est Éternel.
André Kertész shoots a series of photographs of Mondrian’s studio.
1927 Mondrian’s work first shown in the US by Katherine Dreier. The article “Le jazz et le néo-plasticisme” proposes a new conception of rhythm.
1930 Contributes to the journal Cercle et Carré and to the group show of the same title.
1931 Joins the Abstraction-Création association. Death of Van Doesburg, to whom he pays tribute in the last number of De Stijl the following year.
1932 Move to the double line, which emerges as a distinct form of construction.
A retrospective at the Stedelijk Museum in Amsterdam marks his 60th birthday.
1934 Attends a Louis Armstrong concert at the Salle Pleyel.
Regularly meets with the young American painter Harry Holtzman, who is visiting Paris.
1935 Exhibition “Cubism and Abstract Art” at the Museum of Modern Art, New York. The catalogue devotes a whole chapter to Mondrian and De Stijl.
1937 Exhibition “Origines et développement de l’art international indépendant” at the Musée du Jeu de Paume, curated by Christian Zervos.
1938 Leaves Paris for London, moving in with Ben Nicholson.
1940 Arrives in New York. Finds accommodation through Harry Holtzman, who introduces him to boogie-woogie.
1941 Shows New York City I, consisting of coloured lines. Also starts using strips of coloured paper.
1 February 1944 Death of Mondrian. His last painting, Victory Boogie-Woogie, remains unfinished. Fritz Glarner and Harry Holtzman shoots a series of photographs and a film of his studio in New York.
1945 “Piet Mondrian” retrospective at MoMA.
1957 Exhibition “Mondrian, l’organisation de l’espace” at Galerie Denise René in Paris.
1969 Most recent French retrospective of Mondrian’s work at the Orangerie des Tuileries, organised by Michel Seuphor.
DE STIJL CHRONOLOGY
1914 Summer: Piet Mondrian moves to Laren, in Holland, the declaration of war making it impossible for him to return to Paris, where he has lived since 1912. Theo van Doesburg is mobilised and sent to the Belgian frontier near Tilburg, where he gets to know poets Evert Rinsema and Antony Kok.
1915 November: Van Doesburg publishes in the journal Eenheid an article on the work of Mondrian, which he has recently discovered.
1916 January-February: Van Doesburg visits Mondrian, who introduces him to the German theosophist Mathieu Hubertus Josephus Schoenmaekers.
March-June: Theo van Doesburg, Eric Wichman and Louis Saalborn establish the artist’s society De Anderen [The Others].
May: Van Doesburg meets architects Jacobus Johannes Pieter Oud and Jan Wils and painter Bart Van der Leck.
Together they establish in Leiden the artists’ society De Sphinx, whose goal is to promote a closer relation between architecture and painting.
This is the beginning of a period of cooperation between the painter and the architects, for whom he produces interior colour schemes and stained-glass windows. His work is close to that of Vilmos Huszár in the same period. Robert van’t Hoff builds the Henny villa at Huis-ter-Heide, whose geometric radicalism wins international recognition. Helene Kröller-Müller acquires recent works by Van der Leck, whose simplified forms and areas of flat primary colour bring it very close to pure abstraction.
1917 Van Doesburg makes his first Neoplastic paintings, called Compositions, based on the use of geometrical grids in accordance with Mondrian’s precepts.
October: Publication of the first issue of the journal De Stijl, whose editor is Van Doesburg. Among the contributors are the painters Mondrian, Van der Leck, Huszár, Gino Severini and Georges Vantongerloo, the poet Kok and architects Oud, Wils, Huib Hoste and Van’t Hoff.
1918 Influenced by De Stijl principles, Gerrit Rietveld develops a first version of the Red-Blue Chair. Van Doesburg conceives the colour scheme for the hotel-restaurant De Dubbele Sleutel, designed by Wils, and for the Bart De Ligt house, designed by Van’t Hoff. He produces stained-glass windows for J.J.P. Oud’s workers’ housing project at Spangen in Rotterdam.
November: Publication of the first manifesto in De Stijl.
1919 The journal is widely distributed in Europe, and includes information on artistic activities abroad.
July: Mondrian leaves for Paris.
1920 February-March: Van Doesburg stays in Paris as Mondrian’s guest. He meets Léonce Rosenberg, director of the Galerie L’Effort Moderne.
April: Theo van Doesburg, Piet Mondrian and Antony Kok sign the second De Stijl manifesto, devoted this time to literature. Piet Zwart collaborates with Jan Wils, designing the colour scheme for the Dansinstituut Gaillard-Jorissen in The Hague and the Bruynzeel Fabrieken in Zaandam.
May: Van Doesburg adopts the pseudonym of I.K. Bonset, Dada poet.
June-November: He organises in the Netherlands the exhibition “La Section d’Or – Paris. Kubisten en Neo-Kubisten.”
18 December 1920 – 3 January 1921: Van Doesburg’s first visit to Germany, taking in Walter Gropius’s Bauhaus in Weimar.
1921 Van Doesburg devotes himself to architectural collaborations. He conceives of colour as the instrument of so radical a dynamization and destructuring of architecture that Oud terminates their relationship and quits De Stijl.
17 March – 28 April : Theo van Doesburg and Nelly van Moorsel travel through Europe. They meet Tristan Tzara.
28 April – late 1921: Van Doesburg moves to Weimar, from where he edits De Stijl. The journal opens its pages to new authors: Hans Richter, Kurt Schwitters, Raoul Hausmann, Clément Pansaers…
May: Van Doesburg’s first philosophical articles published under the pseudonym Aldo Camini.
August: Publication in the journal of the third De Stijl manifesto, “Towards a new World Plasticism.”
1922 Van Doesburg launches the journal Mécano (Leiden, 1922-1923).
8 March-8 July: Van Doesburg offers Bauhaus students a course on De Stijl.
Gets to know the Dutch architect Cornelis van Eesteren, the encounter marking the beginning of a close collaboration.
Van Doesburg is behind the International Congress of Progressive Artists held in Düsseldorf
(29-31 May) and the Constructivist and Dadaist Congress at Weimar (25 September).
1923 January-April: “Dada Tour” of Holland by Nelly van Moorsel, Theo van Doesburg, Kurt Schwitters and Vilmos Huszár.
May: Theo van Doesburg and Nelly van Moorsel move to Paris.
May-October: Huszár and Rietveld submit Composition spatiale et colorée to the Grosse Berliner Kunstausstellung and the Juryfreie Kunstschau in Berlin.
15 October – 15 November: Exhibition “Les Architectes du groupe De Stijl” at the Galerie L’Effort Moderne in Paris. Van Doesburg and Van Eesteren show three projects for houses they call Counter-constructions.
1924 Gerrit Rietveld and Truus Schröder-Schräder build the Schröder House in Utrecht. An architectural manifesto for De Stijl, it wins international recognition. César Domela joins the group.
March-April: “L’architecture et les arts qui s’y rattachent,” a De Stijl exhibition at the École Spéciale d’Architecture, Paris.
In a work entitled Contre-composition, Van Doesburg introduces the diagonal into his painting, calling “Elementarism” this painterly result of his architectural collaboration with Van Eesteren. The break with Mondrian is complete.
In Rotterdam, Oud builds the Café De Unie in accordance with De Stijl principles.
November: The Bulletin de L’Effort Moderne publishes the fifth De Stijl manifesto, “Vers une construction collective,” signed by Van Doesburg and Van Eesteren.
1925 Munich’s Bauhausbücher publishes Van Doesburg’s Grundbegriffe der neuen Gestaltenden Kunst and Mondrian’s Neue Gestaltung, Neoplastizismus, Nieuwe Beelding.
Van Eesteren wins the competition for the redesign of Unter der Linden in Berlin.
June: At the Paris Exhibition, Frederick Kiesler shows City in Space, an application of Neoplasticism to urban design.
The Vicomte de Noailles commissions a mural decoration from Van Doesburg for the “flower room” in the villa built for him at Hyères by Robert Mallet- Stevens.
July: Van Doesburg publishes the “Elementarist Manifesto.”
September: Renovation of the Café de l’Aubette begins in Strasbourg, under Van Doesburg, who is assisted by Hans Arp and Sophie Taueber-Arp. It is completed in 1928.
1927 For the 10th anniversary of De Stijl, Van Doesburg publishes a special number covering the group’s activities over the decade.
1928 June: Rietveld is one of the founder members of the Congrès Internationaux d’Architecture Moderne (Ciam), established on the initiative of Le Corbusier and Sigfried Giedion. With them he signs the “La Sarraz Declaration.”
1929 Van Doesburg builds a house and studio at Meudon
Van Eesteren is appointed head of the Amsterdam urban planning department, working on the extension of the city.
1930 18 April-1 May: The Cercle et Carré group’s exhibition at Galerie 23 in Paris includes works by some 50 artists, among them Vantongerloo and Arp. Mondrian and Michel Seuphor show their joint work, Tableau-poème. In reaction, Van Doesburg launches the journal Art concret, in defence of radical abstraction.
1931 February: The Abstraction-Création group is founded in Paris by Auguste Herbin, Theo van Doesburg and Jean Hélion.
7 March: Van Doesburg dies of a heart attack at Davos in Switzerland, where he had gone for health reasons.
1932 January: A last issue of De Stijl is published, in tribute to Theo van Doesburg.
Source Centre Pompidou Paris
Centre Pompidou Paris
MONDRIAN/DE STIJL
December 1, 2010 – March 21, 2011
fleursdumal.nl magazine
More in: De Stijl, Essays about Van Doesburg, Kok, Mondriaan, Schwitters, Milius & Van Moorsel, Piet Mondriaan
RIETVELDJAAR Utrecht
24 juni 2010 – 30 januari 2011
Over het Rietveldjaar
De stad Utrecht is er trots op dat de meeste Rietveldgebouwen binnen haar grenzen liggen en dat het gemeentelijke Centraal Museum de grootste Rietveldcollectie ter wereld heeft.
Daarom heeft de stad Utrecht 2010 tot Rietveldjaar uitgeroepen als startpunt in een meerjaren campagne om Rietveld als icoon van de stad Utrecht te profileren en zijn naam blijvend aan Utrecht te verbinden. Het Rietveldjaar wordt gelanceerd op 24 juni, de verjaardag van Rietveld. Vanaf dan vinden er wekelijks activiteiten plaats in de stad, de provincie maar ook daarbuiten. Er wordt samengewerkt met verschillende partners zoals onder andere het Nederlands Filmfestival, Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, bewoners van Rietveldhuizen, Armando Museum, Kröller Müller Museum, Dick Bruna, Krisztina de Châtel, Stichting Rietveldprijs, Studium Generale Utrecht, C-mon & Kypski, poppodium Tivoli, Culturele Zondagen en Premsela. Het multidisciplinaire karakter van het programma wordt ingezet om een breed en divers publiek te interesseren voor Rietveld en de tentoonstelling Rietvelds Universum.
Het Centraal Museum laat zien dat Utrecht al eeuwenlang geldt als voedingsbodem voor artistiek en cultureel talent van nationaal en internationaal niveau. Zo beschikt het oudste stedelijk museum van Nederland over de grootste collectie Rietveld-objecten ter wereld en toont het werk van de wereldberoemde Dick Bruna. Ook de collectie oude meesters met onder andere werken van Jan van Scorel, Abraham Bloemaert en Hendrick ter Brugghen is zeer de moeite waard. Naast het werk van al deze Utrechtse iconen biedt het Centraal Museum een overzicht van 2000 jaar turbulente geschiedenis, maar staat ook het nu centraal met actuele mode, vormgeving en beeldende kunst.
Het museum is grotendeels gevestigd in een voormalig middeleeuws klooster. Andere delen van het gebouw hebben dienst gedaan als weeshuis, militaire paardenstal en psychiatrisch ziekenhuis. Het is in 1999 verbouwd door de architecten Stéphane Beel, Lieven Achtergael en Peter Versseput. Het museum bestaat uit een verzameling gebouwen rond een grote binnentuin.
Gerrit Rietveld (1888-1964)
Van krullenjongen tot architect
Gerrit ging als twaalfjarig jongetje werken in het meubelmakersbedrijf van zijn vader. Daar leerde hij stap voor stap de kneepjes van het vak. Zijn creativiteit kon hij echter niet kwijt in het kopiëren van klassieke stijlmeubelen. Rietveld wilde duidelijk meer.
Vier jaar lang volgde Rietveld avondcursussen bij het Utrechts Museum voor Kunstnijverheid en bij architect P.C. Klaarhamer. Hij kwam hierdoor in aanraking met de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van de architectuur, vormgeving en beeldende kunst. In 1917 opende hij zijn eigen werkplaats, waarna hij in korte tijd een reeks revolutionaire stoelen ontwierp, waarvan de rood-blauwe stoel later wereldberoemd zou worden. De filosofie achter het ontwerp van deze stoelen was nauw verwant aan de ideeën van De Stijl beweging, waaraan ook schilders Bart van der Leck en Piet Mondriaan, en de architecten Theo van Doesburg en J.J.P. Oud deelnamen. De beweging groeide uit tot een van de belangrijkste avant-garde stromingen in de 20ste eeuw.
Hoewel Rietveld in die tijd toetrad tot de internationale avant-garde van de beeldende kunst en architectuur, leverde het hem nauwelijks betaald werk op. Via via kwam hij in contact met Truus Schröder-Schräder. Een ontmoeting met verstrekkende gevolgen. Na het overlijden van haar echtgenoot vroeg Truus Schröder aan Rietveld een voorstel te maken voor een nieuw te bouwen woonhuis aan de Prins Hendriklaan 50. Het was zijn eerste volwaardige bouwproject en daardoor dé kans zijn droom om architect te worden te realiseren. Truus Schröder bleek de ideale opdrachtgever. Ze gaf hem niet alleen alle vrijheid, maar daagde hem ook uit zijn ideeën in een ongekende vorm te gieten. Het resulteerde in een revolutionair manifest voor een nieuwe architectuur. In 2000 is het Rietveld Schröderhuis door de UNESCO op de Werelderfgoedlijst geplaatst en werd daarmee definitief een van de iconen van de twintigste-eeuwse architectuurgeschiedenis.
Vestiging als architect
Na de oplevering van het Rietveld Schröderhuis, in januari 1925, vestigde hij zich als architect in de atelierruimte op de begane grond. In de jaren vlak daarna ontwierp hij verscheidene fraaie projecten, o.a. de Erasmuslaan en ontwikkelde hij ideeën over woningbouw en massaproductie die de kern van zijn hele, latere oeuvre vormen. Waarschijnlijk was Rietvelds carrière sneller verlopen als de economische crisis niet was uitgebroken, gevolgd door de Tweede Wereldoorlog. Pas in de jaren vijftig kwam de wederopbouw van het verwoeste Nederland weer goed op gang. Ook ontstond er in die tijd een oplevende belangstelling voor De Stijl. Het leverde Rietveld enkele prestigieuze opdrachten op in de culturele sfeer, waaronder de bouw van het Nederlands Paviljoen voor de Biënnale in Venetië. Opdrachten in de volkswoningbouw, wat Rietveld het meest ambieerde, vielen hem slechts mondjesmaat ten deel. Pas toen hij in 1961 met de architecten Van Dillen en Van Tricht een maatschap oprichtte, kon hij meer werken realiseren.
Rietveld in het Centraal Museum
In 1958 organiseerde het Centraal Museum de eerste overzichtstentoonstelling over Rietveld. Sindsdien is de band tussen Rietveld en het museum blijven bestaan. De tentoonstelling legde de basis voor de huidige collectie Rietveld-meubels en -ontwerpen, de grootste van de wereld. In 1964 overleed Rietveld, een dag na zijn 76ste verjaardag.
Een tweede belangrijk moment voor het museum was de overdracht van het Rietveld Schröderhuis en het Rietveld Schröder Archief aan de Gemeente Utrecht in 1987. Het Centraal Museum kreeg toen het beheer over het huis en het belangrijke archief van Truus Schröder. Dankzij deze unieke collectie heeft het Centraal Museum zich ontwikkeld tot het internationale kenniscentrum bij uitstek over Rietveld en zijn werk.
Tentoonstelling Rietveld’s Universum
Centraal Museum, Utrecht
20 oktober 2010 – 30 januari 2011
De tentoonstelling Rietvelds Universum laat zien dat de Utrechtse architect en ontwerper Gerrit Th. Rietveld (1888-1964) veel meer heeft ontworpen dan de klassieke rood-blauwe stoel en het beroemde Rietveld Schröderhuis.
Hij realiseerde meer dan honderd gebouwen en vele meubelen. Het Centraal Museum plaatst Rietvelds werk in een brede context. Door de persoon en zijn manier van werken centraal te stellen en te vergelijken met beroemde tijdgenoten als Wright, Le Corbusier, Mies van der Rohe komt het creatieve genie van Rietveld in een nieuw licht te staan en wordt er een beeld gegegeven van Rietvelds bijdrage aan 20ste-eeuwse architectuur en design. De tentoonstelling wordt gerealiseerd in samenwerking met het Nederlands Architectuurinstituut.
Centraal staat Gerrit Rietvelds experimentele manier van werken. Zo is zijn zoektocht naar een stoel uit-één-stuk te volgen, waaruit de zigzagstoel is ontstaan. Door het werk van Rietveld naast dat van tijdgenoten te plaatsen wordt duidelijk dat hij als architect en vormgever soms zelfs radicaler was dan collega’s als Mies van der Rohe en Le Corbusier. Ook blijkt dat op cruciale momenten kunstenaars als Van der Leck, en Van Doesburg een beslissende invloed hebben gehad op zijn werk. Op zijn beurt heeft Rietvelds werk een belangrijke wending gegeven aan de ontwikkeling van architecten en vormgevers zoals Breuer en Aalto.
Rietveldjaar 2010 Utrecht
fleursdumal.nl magazine
More in: De Stijl, Gerrit Rietveld, Gerrit Rietveld
Kröller-Müller Museum Otterlo
Alles of niets –
Robert van ’t Hoff
architect van een nieuwe samenleving
2 april – 29 augustus 2010
De tentoonstelling Alles of niets – Robert van ’t Hoff, architect van een nieuwe samenleving toont het oeuvre van architect en architectuurtheoreticus Robert van ’t Hoff (1887-1979) en schetst een beeld van zijn persoonlijkheid. Het werk van de avant-garde architect die lid was van De Stijl wordt gekenmerkt door een sociaal-maatschappelijke betrokkenheid. De tentoonstelling is te zien van 2 april tot en met 29 augustus.
Bijzonder aan het overzicht van zijn oeuvre is het complete interieur van een studieruimte die Robert van ’t Hoff voor zijn woning in New Milton ontwierp en recent door zijn dochter, Megan van ’t Hoff (1922-2009), aan het museum is geschonken. Dit interieur en diverse andere ontwerpen op de tentoonstelling die tot nu toe onbekend zijn gebleven, geven nieuw inzicht in Van ’t Hoff’s worsteling met de vernieuwing van architectuur en de realisering van een sociaal-utopisch gedachtegoed.
Op deze overzichtstentoonstelling worden ook andere projecten voor het eerst geëxposeerd zoals een driezitsbank (1920) en een eikenhouten boekenkastje (circa 1933) dat hij voor eigen gebruik laat uitvoeren. De afdeling Bouwkunde van de TU Delft reconstrueerde een stoel van Van ’t Hoff, waarvan het oorspronkelijke, door Rietveld gemaakte exemplaar uit 1918, verloren is gegaan. Het museum toont ook de originele ontwerptekeningen en foto’s van zijn gebouwde oeuvre, waarvan Zomerhuis Verloop (1914-1915) en Villa Henny (de Betonvilla, 1914-1919) de bekendste zijn en meubelen, schetsen voor wooncommunes en zeldzame sociaal-utopische geschriften uit het bezit Robert van ‘t Hoff. Door ook werk van bevriende kunstenaars als de schilders Mondriaan en Bomberg, en de architecten Elling en Rietveld te tonen, wordt zijn specifieke rol en revolutionaire inborst binnen de progressieve kunstbeweging uit het begin van de twintigste eeuw zichtbaar.
Bij de tentoonstelling verschijnt de monografie Robert Van ’t Hoff, architect van een nieuwe samenleving, uitgegeven door NAi publishers, verkrijgbaar in de museumwinkel en in de reguliere boekhandel, ISBN 978-90-5662-749-2. De tentoonstelling is in samenwerking met het Nederlands Architectuurinstituut in Rotterdam tot stand gekomen.
Gastconservator Dolf Broekhuizen geeft op zondag 9 mei (14.00-15.00 uur) een lezing in het kader van de tentoonstelling. Aanmelden is niet nodig. De lezing is gratis voor bezoekers met een geldig entreebewijs voor het museum en het Park.
fleursdumal.nl magazine
More in: De Stijl
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature