In this category:

Or see the index

All categories

  1. AFRICAN AMERICAN LITERATURE
  2. AUDIO, CINEMA, RADIO & TV
  3. DANCE & PERFORMANCE
  4. DICTIONARY OF IDEAS
  5. EXHIBITION – art, art history, photos, paintings, drawings, sculpture, ready-mades, video, performing arts, collages, gallery, etc.
  6. FICTION & NON-FICTION – books, booklovers, lit. history, biography, essays, translations, short stories, columns, literature: celtic, beat, travesty, war, dada & de stijl, drugs, dead poets
  7. FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor's choice, etc.
  8. LITERARY NEWS & EVENTS – art & literature news, in memoriam, festivals, city-poets, writers in Residence
  9. MONTAIGNE
  10. MUSEUM OF LOST CONCEPTS – invisible poetry, conceptual writing, spurensicherung
  11. MUSEUM OF NATURAL HISTORY – department of ravens & crows, birds of prey, riding a zebra, spring, summer, autumn, winter
  12. MUSEUM OF PUBLIC PROTEST
  13. MUSIC
  14. NATIVE AMERICAN LIBRARY
  15. PRESS & PUBLISHING
  16. REPRESSION OF WRITERS, JOURNALISTS & ARTISTS
  17. STORY ARCHIVE – olv van de veestraat, reading room, tales for fellow citizens
  18. STREET POETRY
  19. THEATRE
  20. TOMBEAU DE LA JEUNESSE – early death: writers, poets & artists who died young
  21. ULTIMATE LIBRARY – danse macabre, ex libris, grimm & co, fairy tales, art of reading, tales of mystery & imagination, sherlock holmes theatre, erotic poetry, ideal women
  22. WAR & PEACE
  23. WESTERN FICTION & NON-FICTION
  24. ·




  1. Subscribe to new material: RSS

Reen, Ton van

«« Previous page · Ton van Reen: Het diepste blauw (050). Een roman als feuilleton · Ton van Reen: Het diepste blauw (049). Een roman als feuilleton · Ton van Reen: Het diepste blauw (048). Een roman als feuilleton · Ton van Reen: Het diepste blauw (047). Een roman als feuilleton · Ton van Reen: Het diepste blauw (046). Een roman als feuilleton · Ton van Reen: Het diepste blauw (045). Een roman als feuilleton · Ton van Reen: Het diepste blauw (044). Een roman als feuilleton · Ton van Reen: Het diepste blauw (043). Een roman als feuilleton · Ton van Reen: Het diepste blauw (042). Een roman als feuilleton · Ton van Reen: Het diepste blauw (041). Een roman als feuilleton · Ton van Reen: Het diepste blauw (040). Een roman als feuilleton · Ton van Reen: Het diepste blauw (039). Een roman als feuilleton

»» there is more...

Ton van Reen: Het diepste blauw (050). Een roman als feuilleton

Een man op een racefiets stopt bij Mels, trekt hem op het pad en jaagt weer verder. Alles zonder woorden, in grote haast, om de verloren tijd goed te maken.

Tegenover de molen staat de villa die directeur Frans-Joseph heeft laten bouwen. Zo groot als het huis is, toont het vooral hoe klein de watermolen is. Het is respectloos tegenover de geschiedenis van de fabriek waarvan de wortels bij de watermolen liggen. Na het vertrek van Frans-Joseph naar Zwitserland heeft het grote huis een paar jaar leeggestaan. Nu wordt het verbouwd. Niemand weet voor wie.

Op de parkeerplaats bij de watermolen staan al auto’s. Het huis van grootvader Bernhard is veranderd in een restaurant met dagcafé. Er lopen mensen rond de molen. Ze fotograferen elkaar bij het draaiende waterrad dat gifgroene schoepen heeft gekregen die blikkerig rammelen, alsof er kiezelstenen in rond rollen. Het geluid is zo onecht dat het pijn doet in de oren van iemand die het geluid van de oorspronkelijke molen kent.

De molen lijkt op een sprookjesmolen uit een kinderboek. Het is een museum geworden, met winkel. Er worden pakken meel van verschillende graansoorten verkocht. En koeken, gebakken volgens een recept van de vroegere molenaarsvrouw. Dat staat op het etiket. Maar Mels kan zich geen molenaarsvrouw herinneren, of het moet de weduwe Hubben-Houba zijn, maar ze was al dood voordat hij werd geboren. Van haar weet men nog nauwelijks iets. Op het kantoor hing een vergeelde foto van haar. En hij kent haar handschrift van de rekeningen en loonboekjes.

Hij proeft het stukje koek dat hij, net als iedereen die plaatsneemt op het terras, aangeboden krijgt. Het smaakt naar zoet brood. Maar niet dat van vroeger. Zo zoet, dat bestond toen niet.

Door de openstaande deur ziet hij dat de as die het waterrad koppelt met de overbrenging naar de molensteen is losgemaakt. Achter een kast zit een elektromotor verborgen die de molen aandrijft. Wie niet weet hoe het maalwerk werkt, ziet het niet. Het waterrad draait nutteloos rond. Het maakt Mels kwaad. Zo wordt het publiek dat meel uit grootmoeders tijd koopt, belazerd.

Hij bestelt koffie. Het meisje dat de bestelling noteert, vraagt achteloos of hij ook een pak koeken wil kopen. Hij geeft geen antwoord. Hij windt zich op over het bedrog.

Hij zit vlak bij het keukenraam van grootvader Bernhard. Vroeger was het donkerblauw, nu is het geverfd in een zoetroze kleur. Niets is hier nog echt. Van het werk van grootvader Bernhard, die de molen had teruggebracht in zijn oorspronkelijke staat, is niets over.

Ton van Reen: Het diepste blauw (050)
wordt vervolgd

fleursdumal.nl magazine

More in: - Book Stories, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van


Ton van Reen: Het diepste blauw (049). Een roman als feuilleton

`Koop je veters van me? Knopen? Karamels? Ulevellen?’

In de schaduw van de linden staat de zigeunerin die soms in het dorp komt venten, aan de ene arm een tas met koopwaar, op de andere arm een kind. Haar man zit op het stoepje voor een huis een sigaret te roken. In zijn karretje liggen dikke rollen touw, voor paarden en schepen. Jammer dat in dit dorp de paarden langzaam maar zeker vervangen worden door vrachtwagens en tractors en dat er buiten een paar roeibootjes op de Wijer geen schepen te vinden zijn.

Alleen grootvader Bernhard werkt nog met touw, voor de hijsinrichting in de watermolen. Hij leert hun hoe ze touw moeten knopen, om sterke verbindingen te maken.
Een jongen van zijn eigen leeftijd zit roerloos onder een boom. Hij kijkt naar Mels als een kat die weet dat ze bespied wordt. Het is Jacob, nu ziet hij het pas.

`Heb je je viool bij je?’ vraagt Mels.
`Ik speel niet meer.’
`En je bent zo goed.’
`Wat ik mooi vind, vinden de mensen niet mooi.’
`Toen speelde je “Twee koningskinderen”.’
`Weet ik. Ik speelde het vaak. Te vaak. Ik speel het nooit meer.’
`Ik snap hem niet’, zegt zijn vader. `Hij verdient tien keer zoveel met zijn viool als ik met de verkoop van touw.’

Pas heeft Mels nog met grootvader over zigeuners gesproken. Zoiets noemt Thija een voorschouw. Dat je praat over iets waar je nog niets van weet maar dat binnenkort gaat gebeuren. Thija heeft dat vaak. Ze is helderziende. Soms weet ze dingen over hen die ze eigenlijk helemaal niet kan weten. Of dingen die hij gedroomd heeft. Sommige kinderen op school zijn bang voor haar, omdat ze met haar lichte ogen door hen heen kan kijken.
De vrouw heeft zwart haar en donkere ogen en draagt een bonte rok met diermotieven die tot op de grond hangt. Vogels, eekhoorns, konijnen, alle dieren van het bos leven met haar mee in de beweging van haar rok.
`Voor een stuiver karamels’, zegt Mels.

Ze telt tien karamels af, licht- en donkerbruin in doorzichtige papiertjes. Ze doet er gratis vijf ulevellen bij.
`Dank u wel.’
`Je lijkt op mijn jongen’, zegt ze.
`Oh’, antwoordt hij verbaasd. Meer weet hij niet te zeggen. Sabbelend loopt hij naar de boot. Hij voelt zich wat ongemakkelijk. Het was net of de zigeunerin hem iets wilde vertellen. Hij had haar ook wat kunnen vragen, nu is het net of het hem niet interesseert.
Hij hoort dat hij gevolgd wordt. Het is de jongen.

Mels springt in de boot.
`Is die boot van jou?’
`Ja.’
`Ik wil ook graag varen.’
`Als je wilt, mag je een stuk mee.’
`Vandaag kan niet. We gaan zo naar huis.’
`Dan een andere keer.’
`Graag. Zit je op school?’
`Ja, natuurlijk. Jij dan niet?’
`Geen tijd voor. Nou, tot gauw.’
`Tot ziens.’
Mels roeit weg.

Ton van Reen: Het diepste blauw (049)
wordt vervolgd

fleursdumal.nl magazine

More in: - Book Stories, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van


Ton van Reen: Het diepste blauw (048). Een roman als feuilleton

Het kleine winkeltje van juffrouw Fijnhout zou in de erker passen die de entree tot de nieuwe zaak vormt. De huizen die vroeger rondom haar winkeltje lagen, zijn een voor een opgekocht en bij het pand getrokken. De winkel is nu een straatlengte breed.

Winkeljuffrouw Christine ziet Mels voorbijrijden en steekt haar hand op. Hij groet terug. Niet iedereen heeft een hekel aan hem. Ook de mensen die tot het laatst in de fabriek werkten, steken meestal hun hand op. Kameraadschap tussen mannen die samen de donkerste tijden hebben doorgemaakt. Vaak zijn het Turken, arbeiders van de laatste groepen die in het buitenland geronseld werden. Hij heeft ze altijd geholpen, ervoor gezorgd dat hun papieren in orde waren, dat hun gezinsleden konden overkomen en dat ze een flat kregen toegewezen. Hij heeft ze geholpen met het inrichten van een gebedsruimte in een leegstaand lokaal van de school en met de vergunningen voor de bouw van een moskee, achter het voetbalveld. Daar hebben ze nu ook een ontmoetingsruimte, een winkel en een islamitische slagerij.

Van de Turken verwacht hij er ook een aantal bij zijn lezing. Hij heeft immers ook foto’s van hen toen ze hier aankwamen: jonge jongens met verbaasde ogen, onderdanig en beleefd. In onwennige slobberige pakken, maar allemaal met stropdassen. Ze waren heel anders dan hun zonen die hem nu met hun snelle auto’s de stuipen op het lijf jagen. Van die tweede generatie verwacht hij niemand. Ze hebben nooit in de fabriek gewerkt. Er zitten er een paar in de handel. Niemand weet precies wat ze doen. Auto’s, drugs, dat zegt men. Ze scheuren op en neer tussen het dorp en de stad. Ze bezitten videotheken en slagerijen. Of dat waar is? En sommigen brengen klanten uit de stad naar de hoerenkast van mevrouw Lecoeur, die sinds een paar jaar in het dorp zit. In de paar winkels die het dorp rijk is, zijn ze graag gezien, want ze kopen bloemen, drank en lekkernijen. Ze hebben het geld los in de zak. Misschien dat hun ouders daarom zo zuur kijken. Hun vaders, de verbaasde jongemannen van toen, zijn gaan lijken op hun vaders die ze hebben achtergelaten in de dorpen in Turkije. Uit heimwee zijn ze zich net zo gaan kleden als de mensen vroeger thuis.

Misschien komen de Turkse arbeiders samen met hun vrouwen. Dat hij daar niet eerder aan heeft gedacht! Ook de andere arbeiders zullen hun vrouwen meebrengen. Die kennen hem ook allemaal. En hun vrienden. Of kinderen die hen begeleiden. Vijftig stoelen is te weinig.

Doet hij er wel goed aan de voorstelling te houden in het zaaltje van het café? Het is te klein. Hij onderschat de mensen. Hij had de parochiezaal moeten huren. Er kunnen er een paar honderd in. Maar dan had hij het probleem met de koffie. Daar kan hij zelf niet voor zorgen. En zijn vrouw en dochter? Nee, hij had het hun niet durven vragen. Stel je voor dat hij de parochiezaal had gehuurd en dat Lizet en Marjan hadden geweigerd voor de koffie te zorgen? Gênant. Het is beter dat de kastelein het doet. Als het echt te druk wordt, is een tweede presentatie mogelijk. En een derde. Bij succes kan alles.

Maar komen de Turken wel naar het café? Hij ziet er nooit een. De ouderen drinken geen alcohol, maar dat hoeft ook niet. In de parochiezaal ziet hij hen ook nooit. Moet hij een aparte voorstelling houden in hun eigen ontmoetingsruimte? Hij twijfelt. Waarom zou het hém wel lukken alle groepen uit het dorp in het café bij elkaar te brengen. Zelfs in de fabriek was er een tweedeling. Turken wilden in een ploeg met Turken. In de kantine zaten ze in een aparte hoek. De Turkse vrouwen die met inpakken hielpen, hadden een eigen hoekje in de inpakkerij. Ze kwamen niet eens in de kantine, want daar zaten ook andere mannen.

De kantine was altijd de toren van Babel van de fabriek geweest. Elke hoek voor een ander soort arbeider. Oorspronkelijk was de hoek bij de koffiebar de plek waar de arbeiders uit het dorp zaten. Vaders en zonen, mannen die er van generatie op generatie werkten, voor wie nooit iets anders had bestaan dan de fabriek. De hoek bij de kleedruimte en de wasplek was altijd bezet door de arbeiders die van her en der waren gekomen. Als eenlingen die ze in het begin waren, hadden ze ten slotte een eigen clan gevormd. Daar zaten zelfs protestanten tussen die op zondag naar kerken in de stad gingen. Dan was er de hoek van de ploegbazen, die stoelen hadden, terwijl de gewone arbeiders het moesten doen met banken aan tafels. De hoek naar de buitendeur was de hoek van de Turken, met een groot raam naar buiten. Ze moesten om zich heen kunnen kijken. Op een werkplek waar ze de lucht niet konden zien, gingen ze niet staan. Dat vertikten ze. Het waren buitenmensen.

De seizoenarbeiders kwamen zelden in de kantine. De meesten aten hun boterham op hun werkplek. Net als de mensen van kantoor. Die bleven achter hun bureau zitten om te lunchen. Zij mengden zich niet graag met de arbeiders. Dat was pas veranderd toen de directeuren erop aangedrongen hadden. In de laatste tien jaar van het bestaan mocht er geen verschil meer worden gemaakt tussen mannen in overalls en kantoormensen. Er was een aparte tafel gekomen voor de witteboordenmensen, dicht bij het koffieapparaat.

De kantine was het dorp op een kleinere schaal. Het oude dorp met de arbeiders van vader op zoon. De nieuwbouwwijk, met de nieuwkomers. De Turken en Marokkanen in hun flats. De werkbazen en het kantoorpersoneel in de bungalows aan de andere kant van het voetbalveld. Vier wijken die weinig met elkaar te maken hadden.

Hij stopt bij de brug en legt zijn hand op de leuning. Vanaf hier kan hij een heel eind over de Wijer uitkijken. Door de lichtval lijkt het of het water terugstroomt naar de bron.

Hij rijdt het verharde pad af, dat op de plaats ligt waar vroeger het zandpad langs de Wijer liep. Een paar skaters schreeuwen hem van het pad. Als ze voorbij zijn, zitten de voorwielen van de rolstoel vast in het modderige bermgras. De motor trekt het niet. Hij vloekt.

Ton van Reen: Het diepste blauw (048)
wordt vervolgd

fleursdumal.nl magazine

More in: - Book Stories, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van


Ton van Reen: Het diepste blauw (047). Een roman als feuilleton

Vanaf de dag dat hij de harmonica kocht, gaat Mels elke week een middag naar juffrouw Fijnhout. Hij komt graag bij haar, vooral omdat het in haar huis naar vanille ruikt en omdat het er altijd zo stil is. Een stilte die niet eens wordt verstoord door de winkelbel, maar die er juist door wordt benadrukt.

Eerst doet hij werk waarbij je op een stoel moet staan. Ramen lappen. Lampen afstoffen. Stof afnemen van de bovenranden van de schilderijen en van de foto’s achter glas. Soms een spijker in de muur slaan voor weer een schilderij of voor een foto die bijna verloren was geraakt.

In de winkel legt hij alles goed. Stapelt de rolletjes lint en kant van dik naar dun. Van de pakken turf, die bij elkaar worden gehouden door rood koperdraad, bouwt hij op de stoep een piramide, waarop hij even uitrust. Daarna harkt hij de tuin en veegt hij de bladeren van de stoep.

Als hij klaar is, is het zes uur. Juffrouw Fijnhout sluit de winkel. Terwijl ze haar potje kookt, drinken ze thee. Ondertussen vertelt ze over vroeger. Over haar jeugd. En over haar grootmoeder, die hier al een winkeltje had in knopen en kant, dat niet veel groter was dan een paar laden in haar keukenkast. Met een paar knopen en spelden die ze overhad, was ze ooit het winkeltje begonnen.

`Dat was niet uit weelde, dat snap je’, zegt juffrouw Fijnhout veelbetekenend. `De mensen hadden het niet breed. Ze rekenden nog in halve centen.’
Ze laat de paar halve centen zien die ze in de tafella bewaart. Eentje met een leeuw en op de andere kant de W van Willem “iii”.

Ze vertelt over de dingen waar de mensen in haar jeugd nog in geloofden. Over de heksen die in het bos woonden en meisjes roofden om hun toverkunsten te leren. En over de duivel die in het Zwarte Water woont. Wat echt waar is, want het moeras vriest zelfs in de strengste winter niet dicht. En er dansen vurige lichtjes over het water. Dat zijn de zielen van de kinderen die niet naar hun ouders hebben geluisterd en in de handen van de duivel zijn gevallen. Dat bewijst dat de hel onder het meer ligt. En ze vertelt over de wolven die anderhalve eeuw geleden drie meisjes hebben opgegeten. Mels kent het verhaal ook van grootvader Rudolf, maar die vertelt altijd dat er maar één meisje is opgegeten en dat er twee zijn gebeten. Die hebben het overleefd, maar het zijn kwaaie wijven geworden. Wie door een wolf wordt gebeten, eindigt altijd als een heks.

Ton van Reen: Het diepste blauw (047)
wordt vervolgd

fleursdumal.nl magazine

More in: - Book Stories, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van


Ton van Reen: Het diepste blauw (046). Een roman als feuilleton

In het voorbijgaan van de winkel van Hans Peeters ziet Mels hoe de jonge winkeljuffrouw Christine wat spullen herschikt. In de etalage staat een rij eenvormige tuinkabouters met dikke hoofden en idiote glimlachjes rond hun grote monden.

Witglimmende vijftigkilozakken kunstmest liggen op de stoep te wachten tot ze naar binnen worden gesjouwd.
Hij ziet het plakkaat op de deur. De kastelein heeft het overal laten ophangen. `Vertoning van vier films uit de geschiedenis van de Firma J.J. Hubben en Zonen, in Meel- en Bakwaren. Met deskundig commentaar door M. Gommans, voormalig hoofdboekhouder van de firma.’

Mels voelt zich bekeken door de opgezette vos in de glazen erker boven de deur. Hij is lichter bruin dan vroeger, toen hij op de kast van juffrouw Fijnhout stond.

Ton van Reen: Het diepste blauw (046)
wordt vervolgd

fleursdumal.nl magazine

More in: - Book Stories, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van


Ton van Reen: Het diepste blauw (045). Een roman als feuilleton

Met de handen voor zijn ogen tuurt hij in de etalage. Hij wil een cadeau kopen voor Tijger, omdat die morgen twaalf wordt. Hij heeft twee gulden uit zijn spaarpot gehaald, alles wat erin zat. Hij heeft meer, maar dat heeft hij in bewaring gegeven bij Thija, die het geld verzamelt voor de reis naar China. Elke week een dubbeltje.

Juffrouw Fijnhout verkoopt porseleinen bloemenvazen en dat soort dingen. Met Allerzielen heeft ze potchrysanten voor op het kerkhof. Maar ze heeft ook cadeautjes voor kinderen. Ze halen er hun blokfluiten voor de muziekles. Ze heeft fluiten in alle soorten. Van blikken exemplaren van veertig cent, tot houten en hoornen fluiten voor zeven gulden negentig, maar iedereen koopt die van veertig cent. De dure fluiten staan er alleen maar om je eraan te vergapen.

In de glazen kast achter de toonbank heeft hij al vaker het doosje met de Hohner-mondharmonica gezien, dat openstaat en vanbinnen met rood velours is bekleed. Het is een fraai instrument, met koperen beslag en zwartgelakt hout. Al maanden weet hij dat hij het ding voor Tijger wil kopen. Hij had hem al eerder willen halen, maar er staat een prijskaartje van twee gulden vijfenzeventig bij en zoveel heeft hij niet.

Mels gaat naar binnen en blijft in de deuropening staan, totdat de winkelbel is uit getrild en juffrouw Fijnhout binnenkomt. Haar huid is net zo lichtbruin als de vacht van de opgezette vos die vanaf zijn plek boven op de ladekast kijkt naar iedereen die binnenkomt.

Hij wijst op de harmonica en laat tegelijk de twee gulden in zijn andere hand zien. Ze begrijpt direct dat hij te weinig geld heeft, maar toch pakt ze de harmonica uit de vitrine en legt hem op de toonbank. Hij voelt er even aan met zijn wijsvinger, ziet hoe het koper beslaat alleen al door het aan te raken en weet dan nog zekerder dan zeker dat hij hem aan Tijger wil geven.

`Je hebt maar twee gulden’, zegt juffrouw Fijnhout een beetje lacherig. `Wat nu?’
`Binnenkort is Tijger jarig.’
`Bart?’
`Ja, Bart.’
`Dan moeten we een oplossing bedenken. Ik begrijp dat je hem nu wilt meenemen.’
`Kan ik die drie kwartjes later betalen?’
`Later zul je die kwartjes ergens anders voor nodig hebben.’ Ze lacht zo dat hij de gouden tand in haar gebit ziet. Bij anderen is dat lelijk, maar bij haar is het juist mooi.
`Je kunt die drie kwartjes verdienen.’
`Graag. Wat moet ik doen?’
`Ramen lappen. De karweitjes die ik niet meer goed kan. Ik durf niet meer op een stoel te staan.’
`Zal ik direct beginnen?’
`Als je ze vandaag allemaal lapt, krijg je nog een kwartje extra ook.’

Ton van Reen: Het diepste blauw (045)
wordt vervolgd

fleursdumal.nl magazine

More in: - Book Stories, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van


Ton van Reen: Het diepste blauw (044). Een roman als feuilleton

Hij rijdt langs de winkel die vroeger de winkel van juffrouw Fijnhout is geweest. `Hans Peeters IJzerwaren v.h. weduwe J. Fijnhout’ staat op het uithangbord.

Hij kan nog net aan de kant gaan voor een voorbij scheurende auto. Het stof prikt in zijn ogen. Met een rotvaart jaagt de auto de straat uit.

Hij is woedend. De straat is levensgevaarlijk door de jongelui die door het dorp racen. Er is al een kind doodgereden, en iemand is tegen de gevel van een hoekhuis geknald. Stomdronken of onder de drugs, zoiets. Niemand weet het precies, maar het houdt niet op.

Even blijft hij staan voor de winkel in ijzerwaren, om de ergernis in zijn hoofd te laten zakken en zijn hart tot rust te laten komen.

Ton van Reen: Het diepste blauw (044)
wordt vervolgd

fleursdumal.nl magazine

More in: - Book Stories, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van


Ton van Reen: Het diepste blauw (043). Een roman als feuilleton

Thija slaat zich op de knieën van pret. De hele meisjeskant lacht om de grap van juffrouw Elsbeth.

Al een paar weken vervangt juffrouw Elsbeth Boom meester Leo Hajenius, die ziek is. Er wordt gefluisterd dat hij de gele verf heeft, maar niemand heeft hem gezien sinds hij thuis is.

Nu Elsbeth voor de klas staat, is het een en al vrolijkheid. Ze maakt graag grappen, vooral over dingen die alleen de meisjes snappen. Die vinden het leuk dat de jongens er dan verwonderd bij zitten. De sfeer in de klas is heel anders met juffrouw Elsbeth. De doodse stilte heeft plaatsgemaakt voor een jolige stemming.

De punten vallen opeens veel hoger uit. Was een zeven bij de meester al bijna het hoogste wat je kon halen, juf Elsbeth strooit met achten en negens en geeft een enkele keer zelfs een tien. Maar alleen aan meisjes. Toen een paar jongens daartegen protesteerden, zei ze dat jongens toch al genoeg werden voorgetrokken buiten de school.

Ton van Reen: Het diepste blauw (043)
wordt vervolgd

fleursdumal.nl magazine

More in: - Book Stories, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van


Ton van Reen: Het diepste blauw (042). Een roman als feuilleton

Hij heeft Jacob maar kort gekend. Geen enkele foto is er van hem. Ook in het archief van de gemeente heeft hij niets over de zigeuners teruggevonden, net of ze niet bestaan hebben.

Het archief vertoont meer hiaten. Over de buitenlandse arbeiders die hier tijdelijk woonden, is er niets. Ze zijn gewoon nooit in de burgerlijke stand opgenomen geweest. Van mensen die hier jaren hebben gewoond, is geen spoor te vinden.
Ook de fabriek heeft weinig bewaard over de medewerkers. En zeker niet over hun familieleden.

De fabriek hield trouwens het nauwkeurigst verslag bij van de jaren die goed waren geweest, over de slechte jaren is weinig bekend. De administratie uit die tijd is niet compleet. Niets over de jaren waarin de Wijer droog stond en er niet kon worden gemalen. Niets over de jaren waarin de nieuwe maalderij maar op halve kracht draaide, omdat de oogsten waren mislukt en de gele velden groen uitsloegen voordat ze in goud konden veranderen. Dan had de duivel de korrels laten kiemen in de bijna rijpe aren. Niemand kon toen voorzien dat de fabriek zo geweldig zou gaan groeien  “meel had de wind mee”  dat ze zelfs arbeiders uit Spanje moesten halen. En later uit Marokko. Na een eeuw uitsluitend met mensen uit het dorp te hebben gewerkt, maakte het niet meer uit waar een arbeider vandaan kwam. Niemand had toen nog een streepje voor omdat zijn vader of zijn grootvader in dienst was geweest van de weduwe Hubben-Houba of de latere Firma J.J. Hubben en Zonen.

Hij stopt de mappen, de aantekenschriften en de vier korte films, die tijdens speciale gelegenheden en jubilea zijn gemaakt, in zijn kantoortas en zet die klem tussen zijn benen.

De presentatie begint om half elf. Het benieuwt hem hoeveel mensen er komen. Twintig? Dertig? Meer toch? Er leven nog heel wat mensen die op de filmpjes voorkomen. Die willen zichzelf graag terugzien, dat is zeker. Het café zal te klein zijn. Hij moet de kastelein vragen om vijftig stoelen klaar te zetten in het zaaltje achter het café.
Hij rijdt naar de trap, zakt met de lift naar beneden en rolt naar de keuken.
De tafel is leeg.

`Waar is mijn koffie?’
`Die heb ik weggedaan. Je was klaar met eten.’
`Ik heb maar één slok koffie gehad.’
`Had dat dan gezegd!’
`Marjan joeg me naar boven. Ze had haast.’
`Je maakte ruzie met haar.’

Hij rolt de keuken uit. Als ze kwaad is, ziet hij de harde trekken van haar meisjesgezicht terug. En als ze niet kwaad is, ziet hij het berekenende gezicht van toen ze op de brug stond en haar been op een sport van het hekwerk zette zodat hij onverwachts onder haar rok keek. Op die manier had ze hem later ingepalmd. Op een feestje. Ze bukte zich om iets op te rapen, precies zo dat hij haar borsten in haar openhangende blouse zag. Zo had ze hem opgehitst. Die avond was geëindigd op de zolder van de watermolen, waar ze hadden liggen vrijen op een stapel lege meelzakken. Hij herinnert zich die indringende geur van meel en jute nog. Dat was later nooit meer zo geweest. Het kwam door die gistende lucht. Gewone geilheid.
In de gang trekt hij zijn jas aan, gooit de plaid over zijn benen en rolt naar buiten.

Niemand op straat.

Beter zo. Hoeft hij zich niet rot te voelen als hij iemand groet en de ander niet teruggroet. Vaak doen mensen, gewoon door over hem heen te kijken, alsof ze hem niet zien.
Om de bulten in het trottoir te vermijden, rijdt hij over de straat naar de brug.
Het is al negen uur op de kerkklok. Waar is iedereen? Het is toch geen zondag? Het komt vaker voor dat hij niet meer weet welke dag het is. Alle dagen gaan in dezelfde monotone volgorde voorbij. Zijn tijd is afgepast, vanaf het moment dat hij uit bed komt en voor de eerste keer naar het toilet gaat, tot aan het moment dat hij voor het laatst naar de pot gaat en weer naar bed moet.

Hij komt voorbij de school, kan net in de klaslokalen binnen kijken. Afke zit midden in een rij. Ze kijkt aandachtig naar de meester en merkt hem buiten niet op. Zhia, haar vriendinnetje, ziet hem wel en heft even haar hand op. Hij groet terug. Ze lacht. Zelfs van zo ver ziet hij hoe aanstekelijk haar lach is.

Ton van Reen: Het diepste blauw (042)
wordt vervolgd

fleursdumal.nl magazine

More in: - Book Stories, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van


Ton van Reen: Het diepste blauw (041). Een roman als feuilleton

Iemand belt aan.
`Willen jullie touw?’
Mels herkent de zigeuner die soms in het dorp komt venten. Hij heeft een karretje met rollen touw.

`Echt goed henneptouw.’
`Wij gebruiken geen touw.’
Dan pas ziet hij de jongen die naast het karretje staat. Een smalle jongen, met een bleke huid.
`Hebben jullie feest?’ vraagt de man.
`Nee’, zegt Mels verbaasd.
`Wij spelen op feesten. Jacob speelt heel goed.’ De man knikt in de richting van de jongen. `Mijn zoon heeft talent. Jacob, laat iets horen.’

Jacob pakt een viool uit een kist en speelt de muziek van het lied `Daar waren eens twee koningskinderen en ze hadden elkander zo lief’. Mels zingt het liedje in zijn hoofd mee.
Een paar deuren gaan open. Mensen luisteren.
`Zo is het genoeg’, zegt Jacob na het spelen van het lied. Hij stopt de viool terug in de kist.
Mels sluit de deur.

`Wie was daar?’ roept zijn moeder uit het achterhuis.
`Twee koningskinderen’, zegt Mels.
`Ik dacht dat ik muziek hoorde.’
`Hoorde je ook. Zigeuners op straat.’
`Heb je ze een dubbeltje gegeven?’
`Had ik niet. Volgende keer.’
`Was het die jongen?’
`Ja, Jacob.’
`Die schopt het nog ver. Ik weet zeker dat hij ooit voor de koningin zal spelen.’
`Weet je ook zeker of hij dat wil?’
`Waarom niet?’
`Ik denk het niet.’
`Waarom?’
`Daarom.’

Ton van Reen: Het diepste blauw (041)
wordt vervolgd

fleursdumal.nl magazine

More in: - Book Stories, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van


Ton van Reen: Het diepste blauw (040). Een roman als feuilleton

Hij bladert door de mappen met foto’s. In tien mappen heeft hij de foto’s van de molen en de meelfabriek verzameld.

Ook foto’s van de mensen in het dorp, want iedereen werkte bij de fabriek. Een eeuw lang heeft de fabriek het leven in het dorp beheerst.

Elke dag werkt hij een paar uur aan de bijschriften. Het is een hels karwei om de namen op te sporen van vergeten mensen. Hoe verder terug in de tijd, hoe meer het lijkt of de mensen van dag tot dag hebben geleefd. Ze schreven weinig op. De boekhouding van de weduwe Hubben-Houba was niet meer dan een aantekenboekje. De tien werknemers hadden alleen voornamen. Hoe wist de weduwe het onderscheid tussen de drie Jannen en de twee Jozefs?

Vervelend is dat hij in zijn roes weer een map door elkaar gehusseld heeft. Te veel pillen geslikt voor verwijding van de bloedvaten, om meer bloed naar zijn hersenen te sturen. Het gevolg is dat hij alleen maar een vage herinnering aan de voorgaande dagen heeft. Dagen dat hij niet buiten is geweest. Niet eens beneden. Niet is aangekleed. Gelukkig hebben de medicijnen geholpen en is hij weer helder. Hij moet in zijn archief gezocht hebben naar foto’s die er niet zijn. Hij weet het nog vaag.

Soms is hij op zoek naar foto’s van Jacob.

Als hij helder is weet hij dat er geen foto’s van Jacob zijn.

Ton van Reen: Het diepste blauw (040)
wordt vervolgd

fleursdumal.nl magazine

More in: - Book Stories, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van


Ton van Reen: Het diepste blauw (039). Een roman als feuilleton

Al vroeg in de ochtend vertrekt zijn vader in de zwarte Ford naar de boeren, om graan in te kopen voor de meelfabriek.

Zijn werk kost zweet, bloed en tranen. Directeur Frits schrijft zijn vader voor hoeveel hij uit mag geven en daar mag hij geen cent bovenop doen.

`Onderhandelen met boeren over een prijs is bijna onmogelijk’, zegt vader. `Ze willen het onderste uit de kan. De room is voor de boeren en toch voelen ze zich altijd bestolen.’

Wat vader over de boeren vertelt, is precies het tegenovergestelde van wat grootvader Bernhard erover vertelt. Die zegt altijd dat de boeren te weinig krijgen.

Vader zwerft door het hele land. Bijna elke week brengt hij handdoeken mee waarop de namen van de hotels zijn geborduurd. Moeder is daar kwaad over, omdat hij ze pikt, maar hij zegt dat hij erom vraagt en ze krijgt als souvenirs. Ze hebben er een kast vol van, maar moeder gebruikt ze nooit.

Vader is alleen op zondag thuis, maar ook dan heeft hij geen tijd voor Mels. Dan gaat hij naar de hoogmis en daarna kaarten in het café. Daar is dan ook de jonge directeur Frans-Joseph, die een kwade dronk heeft. In het café gaat hij net zo tekeer tegen zijn kaartvrienden als door de week tegen de arbeiders. Niemand durft tegen hem te zeggen dat ze liever zonder hem kaarten. Zeker Mels’ vader niet.

`Rot maar op’, hoeft Frans-Joseph maar te zeggen. `Rot jij maar op.’ Zoals hij dat soms tegen mensen zegt als hun gezicht hem niet aanstaat of hun werk hem niet bevalt. Ze moeten altijd oppassen voor de directeuren.

Het kaarten eindigt meestal met ruzie. Vaak gaat Frans-Joseph met herrie naar huis. Als vader na zo’n kaartpartij thuiskomt, zegt hij geen stom woord en heeft hij hoofdpijn.

Soms zoekt Mels zijn vader op in het café. Dan krijgt hij limonade. Maar daar is het hem niet om te doen. Hij wil hem alleen maar vragen om naar huis te komen, omdat moeder op hem zit te wachten. Vader blijft altijd net zo lang in het café als de directeur en vaak is dat tot aan het avondeten.

Slechts op een enkele zondag, als Frans-Joseph op reis is of gewoon op vakantie, gaan ze met het gezin een stukje rijden. Na het middagdutje van vader. Nooit ver. Vader rijdt niet graag op zondag. Mels vindt die korte ritjes niet erg. Later haalt hij de schade wel in. Dan koopt hij zelf een Ford of een Borgward Isabella. Net zo’n grote zwarte bak als directeur Frits heeft.

Ton van Reen: Het diepste blauw (039)
wordt vervolgd

fleursdumal.nl magazine

More in: - Book Stories, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van


Older Entries »« Newer Entries

Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature