Ton van Reen: Het diepste blauw (047). Een roman als feuilleton
Vanaf de dag dat hij de harmonica kocht, gaat Mels elke week een middag naar juffrouw Fijnhout. Hij komt graag bij haar, vooral omdat het in haar huis naar vanille ruikt en omdat het er altijd zo stil is. Een stilte die niet eens wordt verstoord door de winkelbel, maar die er juist door wordt benadrukt.
Eerst doet hij werk waarbij je op een stoel moet staan. Ramen lappen. Lampen afstoffen. Stof afnemen van de bovenranden van de schilderijen en van de foto’s achter glas. Soms een spijker in de muur slaan voor weer een schilderij of voor een foto die bijna verloren was geraakt.
In de winkel legt hij alles goed. Stapelt de rolletjes lint en kant van dik naar dun. Van de pakken turf, die bij elkaar worden gehouden door rood koperdraad, bouwt hij op de stoep een piramide, waarop hij even uitrust. Daarna harkt hij de tuin en veegt hij de bladeren van de stoep.
Als hij klaar is, is het zes uur. Juffrouw Fijnhout sluit de winkel. Terwijl ze haar potje kookt, drinken ze thee. Ondertussen vertelt ze over vroeger. Over haar jeugd. En over haar grootmoeder, die hier al een winkeltje had in knopen en kant, dat niet veel groter was dan een paar laden in haar keukenkast. Met een paar knopen en spelden die ze overhad, was ze ooit het winkeltje begonnen.
`Dat was niet uit weelde, dat snap je’, zegt juffrouw Fijnhout veelbetekenend. `De mensen hadden het niet breed. Ze rekenden nog in halve centen.’
Ze laat de paar halve centen zien die ze in de tafella bewaart. Eentje met een leeuw en op de andere kant de W van Willem “iii”.
Ze vertelt over de dingen waar de mensen in haar jeugd nog in geloofden. Over de heksen die in het bos woonden en meisjes roofden om hun toverkunsten te leren. En over de duivel die in het Zwarte Water woont. Wat echt waar is, want het moeras vriest zelfs in de strengste winter niet dicht. En er dansen vurige lichtjes over het water. Dat zijn de zielen van de kinderen die niet naar hun ouders hebben geluisterd en in de handen van de duivel zijn gevallen. Dat bewijst dat de hel onder het meer ligt. En ze vertelt over de wolven die anderhalve eeuw geleden drie meisjes hebben opgegeten. Mels kent het verhaal ook van grootvader Rudolf, maar die vertelt altijd dat er maar één meisje is opgegeten en dat er twee zijn gebeten. Die hebben het overleefd, maar het zijn kwaaie wijven geworden. Wie door een wolf wordt gebeten, eindigt altijd als een heks.
Ton van Reen: Het diepste blauw (047)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book Stories, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van