Or see the index
De kinderen Azurri hadden nog weinig weet van de dood. Zolang je iemand zag, was hij er immers nog. Toch waren ze bedroefd. Zelfs de kleine heks Josanna leek verslagen en was stil. De meisjes begrepen dat ze iets moesten doen. Ze plukten bloemen in de verwilderde tuin van Chiles Plaats en de weilanden. Hoewel de kraaien de boeketten niet mooi vonden, legden ze de bosjes in de kist, zodat de jongen kwam te rusten in de kleur van wilde bloemen en in kruidengeur. Zo lag hij daar, een kleine dode die veel meer achterliet dan men tijdens zijn leven had kunnen vermoeden.
Pastoor Joachim Andrade, dienaar Gods, die het op één dag nog nooit zo druk had gehad in zijn parochie, kwam naar buiten. In superplie, waarover een zwarte stola, ten teken van rouw. Hij droeg een zwart kruis met daarop een zilveren Christus die hing te trillen omdat zijn spijkers in het door worm aangetaste hout geleidelijk aan loslieten. Met het kruis hoog geheven liep de pastoor naar de kist en begon aan de gebeden voor overledenen. Zo’n kind werd een engel voor Gods troon. Rond het lijk verzamelden zich allen die op het plein waren. En de twee bedelwijfjes waren er weer. Heel bescheiden stonden ze wat achteraf. Na het gebed van de priester hesen mannen de kist op hun schouders en droegen hem rond het plein. Een groot deel van de bevolking van Solde liep er in een stoet achteraan. Mensen die ook niet precies wisten waarom ze achter de kist liepen; het enkel deden uit een vaag besef van traditie. Als de jongen nog geleefd had, zou hij gezien hebben dat er veel belangstelling voor hem was. Zelfs mensen met wie hij tijdens zijn leven nooit contact had gehad of die hem nooit gemogen hadden, liepen nu achter zijn kist. Stel je voor dat de jongen plotseling door een wonder weer levend zou worden! Als hij al dat volk om zich heen zou zien, zou hij in woede ontsteken en vanuit zijn kist tegen hen tekeergaan. En hen bestoken met wat hij grijpen kon, al waren het dan maar bloemen in zijn geval.
Ton van Reen: Landverbeuren (61)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van
Céleste liet haar hoofd op zijn borst zakken, zodat haar haren als een gordijn over zijn gezicht lagen. Zijn hart hoorde ze niet meer, maar zijn lijf was nog warm. Ze sloot zijn ogen. Zo leek de jongen enkel te slapen. Blind van tranen liep ze terug naar de kroeg. Ontmoette Kaffa, die de kat al had begraven en die zijn plaats onder de meidoorn weer opzocht. Hij zag hoe ze huilde en begreep dat het afgelopen was met de jongen. Wilde naar haar toe gaan om haar te troosten, maar hij voelde een vlammende pijn in zijn lijf. Wankelend liep hij naar de meidoorn en greep zich met beide handen aan de boomstam vast. Hij drukte zijn gezicht tegen de schors en huilde.
De tamme buizerd leek te begrijpen wat er gebeurde. Hij vloog laag over het bed en sloeg zenuwachtig met zijn vleugels. De kraaien, die zagen dat de jongen nu echt dood was, vielen rond het bed neer en hieven een hartverscheurend huilen aan dat door merg en been ging. Toch liepen er geen tranen langs hun gezichten. Op het plein leek alles verstard. Er viel een algemene verslagenheid over de dood van de jongen waar te nemen. Terwijl men hem in leven toch nauwelijks had opgemerkt. Het grootste deel van zijn tijd had de jongen buiten het dorp doorgebracht. En nadat hij ziek was geworden, had men hem ook niet meer gezien, omdat hij al die gruwelijke weken alléén in zijn kamertje had doorgebracht. De meeste mensen hadden hem altijd een rotjongen gevonden, maar nu hij gestorven was, kon iedereen zich toch wel iets aardigs van hem herinneren. Nooit had hij beter geleken en was hij zo dicht bij de mensen van Solde als in de eerste uren na zijn dood. Toch zou hij vlug worden vergeten; hij nam geen plaats meer in. De eerste die weer helder dacht, was de timmerman. Hij voelde niets van rouw. Alle gevoelens om een ander waren hem vreemd. Dat hij zijn kind nooit meer zou zien, deerde hem niet. Hij had altijd last van de jongen gehad. Het was een hele opluchting voor hem dat de knaap nu eindelijk dood was. Bijna triomfantelijk kwam hij naar buiten met de lijkkist die hij op voorhand had gemaakt en zette die naast het bed. Keek naar Kaffa omdat hij nog bang voor hem was, maar zag dat hij van de gek niets te duchten had. Kaffa huilde. Ook de kraaien konden niet wachten tot de warmte, die toch leven betekende, uit het lichaam van de jongen was verdwenen. Ze sloegen sprei en lakens terug, kleedden het ontzielde lichaam uit en wasten het. Ze staken het lijk in een mooi gesteven doodshemd dat aan de randen met goudstiksels was afgezet. Mooi als hij was had de jongen in zijn nieuwe jurk wel iets weg van Angela Azurri. De kist werd vanbinnen met een laken bekleed. Daarna werd het lichaam erin gelegd. De handen gevouwen. Het hoofd wat deemoedig opzij. Nu was de jongen pas echt dood.
Ton van Reen: Landverbeuren (60)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van
Hoofdstuk 9 – Inmiddels verstreek de middag. De zon was over zijn hoogste punt heen. De schaduwen begonnen langer te worden. Was vroeg in de middag het dorpsplein een en al zon, met alleen schaduw recht onder de meidoorn, nu was de schaduw overal.
Voor opoe Ramesz was er in de buurt van haar huis geen plekje meer om in de zon te zitten. Haar gezicht stond dan ook erg ontevreden en ze zat te rillen van de kou. Jacob Ramesz, die het spelletje landverbeuren had verloren, maar dat goed kon verwerken omdat hij nooit op een overwinning had gerekend, liep naar zijn deurgat terug. Naar dat mens dat hem al jaren op zijn zenuwen werkte. Die klit aan zijn lijf. Dat zo iemand maar bleef leven. Vroeger, godverdomme, toen was het anders. Toen hoefde hij maar met zijn vingers te knippen om haar van de ene naar de andere hoek van zijn kot te laten kruipen. Dat mens hing daar maar in haar stoel. Levenloos, maar vast van plan het nog jaren vol te houden. Wat een ellende! Drie keer al had ze op het kantje gelegen. Drie keer had ze de genade der stervenden ontvangen, maar telkens had ze het overleefd. En alle keren was ze met veel zorg door kerk en buurt omgeven geweest. Terwijl ze zich anders nooit iets van haar aantrokken, hadden de kraaien haar toen hartstikke verwend. Moest je toch eens horen hoe ze met haar poten op het stoofje zat te roffelen om hem te dwingen het ding bij te vullen. Gottegot, dat moest dan maar weer. Jacob deed zijn plicht. Als hij haar liet verrekken, zou het volk van Solde hem pas echt uitspuwen. Daar paste hij voor. Hij liet zich het dorp niet uit jagen. Hij dook in het achterhuis om de laatste kolen bij elkaar te schrapen. Er was nog brandstof voor een paar dagen. Dan zou ze het zonder moeten doen.
Hij was benieuwd hoe ze daarop zou reageren. Zou ze gaan schreeuwen? Hysterisch worden? Zo zat opoe Ramesz even later weer boven haar rokende stoofje te glimlachen. De walm trok onder haar rokken en kroop tussen kraag en mouwen naar buiten. Ze was er zo aan gewend geraakt dat ze er niet eens meer van hoefde te hoesten. Ze hoorde de timmerman maar zag hem niet, omdat haar hersens de beelden die haar ogen opvingen door de molen haalden. De omgeving voor haar veranderend in steeds andere, maar steeds verkeerd in elkaar gezette legpuzzels. Waarin zelfs zij, opoe Ramesz zelf, met haar eigen stoofje, dan weer hier, dan weer daar zat. In de meidoorn of op de tafel van de kaarters. Tegen de gevel van de kerk of onder het bed van de jongen. Soms broederlijk naast de tamme buizerd of tot aan haar strot in de spoelbak. Nooit voor haar deur. Ze zat er met haar rug naartoe, zodat haar eigen huis en haar eigen vent nooit in het verwarde legpatroon van haar waarnemingen voorkwamen. Haar warme stoofje maakte haar weer zo opgewekt dat ze naar iedereen leek te lachen.
Ondertussen had de timmerman, zo goed en zo kwaad als hij kon, het gat in het dak van de kerk gedicht. Hij ging naar binnen om de pastoor aan te spreken over het resterende deel van zijn loon, maar Joachim Andrade gaf niet thuis. In extase lag hij op de trappen voor het altaar te bidden. Iedereen in Solde wist dat je hem in deze houding niet mocht storen, omdat zijn hemelse verrukking dan binnen één tel kon omslaan in aardse gramschap. Wel vreemd dat men hem altijd aantrof in gebed als men iets van hem nodig had. Als het op geld aankwam, had die pastoor altijd wel wat om een mens aan het lijntje te houden. De timmerman vloekte, maar begreep dat er op dit moment geen cent voor hem in het vat zat. Hij zwoer nooit meer een hand voor die verdomde zwartrok uit te steken. Teleurgesteld verzamelde hij zijn gereedschap, nam zijn ladder op de nek en sjouwde terug naar de werkplaats. Hij zette de ladder binnen en plofte als een zak in een hoop houtkrullen. Hij snakte naar drank, maar hij was zo moe als een hond en bleef van louter ellende liggen. Nu het tegen de avond liep, leek het of alle geluiden wat dichter in elkaar schoven. Het geratel van de bakkerskar die het plein op reed, klonk dan ook des te harder op. Het knarsen van de wielen over het grind drong scherp in alle hoeken door.
Ton van Reen: Landverbeuren (56)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van
Toen Elysee bij zijn positieven kwam, kon hij geen stukje van de lucht zien. Alleen benen, over hem gebogen lijven, koppen met grote, op sensatie beluste ogen. Uit zijn mond liep een straaltje bloed. Zijn tanden waren door zijn lip geslagen.
De waarzegger wilde weg van het plein. Terug naar de eenzaamheid van zijn kamertje in Chiles Plaats. Maar hij kon nauwelijks overeind komen. De slager wilde hem wel behulpzaam zijn, pakte hem op bij kop en kont en legde hem dwars over de ezel, zodat het hoofd van de man langs de kop van het dier schommelde. Geen vreemde houding voor Elysee. Als hij dronken was, zag men hem vaker in deze toestand rondrijden. Toen de slager het beest een harde klap op de schoft gaf, ging het ervandoor. Stoof het plein af en verdween tussen de bouwvallen van Chiles Plaats. Iedereen haalde opgelucht adem toen de ezel uit het zicht was. De spanning was voorbij. Het volk droop af. Alleen de kraaien bleven achter, zich verzamelend rond het bed van de jongen. De sensatie van het gevecht leek hen te hebben opgemonterd. Opgewekt wijdden ze zich weer aan hun taak. Ze praatten bijna vrolijk en liepen de hele litanie van alle heiligen nog eens af, onderwijl het lichaam van de jongen nog eens bedekkend met de relikwieën die ze in de loop van de ochtend al hadden gebruikt. Even zag het ernaar uit dat de jongen erbovenop zou komen. Het leek of hij rustig lag te slapen. De rust keerde terug op het plein. Werd alleen verstoord door het gehamer van de timmerman op het kerkdak. De man vervloekte de pastoor die hem dit onzalige karwei had aangesmeerd. Hoe langer het werk duurde, hoe meer hij de pest in kreeg. Al zijn woede in zijn arbeid leggend, hamerde de timmerman er driftig op los en loerde soms naar Kaffa en Jacob Ramesz, die doelloos op het plein stonden. Kaffa was sprakeloos. Langs de stam van de meidoorn zakte hij op zijn hurken. Over de twee landen starend die nog met elkaar in strijd waren, dacht hij na over het gebeurde. Hij had niet willen vechten. Het was de schuld van de waarzegger zelf dat hij gewond was geraakt. Toch voelde Kaffa zich alsof hij een fout had gemaakt. Per slot van rekening waren hij en Elysee twee gelijken. Twee mannen die niet meetelden in dit dorp. Zeker onder de ogen van de mensen hadden ze niet met elkaar mogen vechten. Maar zo was Elysee. Hij joeg altijd iedereen tegen zich in het harnas.
Jacob Ramesz stond beteuterd naast Kaffa en peuterde in zijn neus. Hij wist niet wat hij in deze situatie moest doen. Hoopvol keek hij naar de buizerd. Die kon hem ook niet helpen en hij had het bovendien te druk met zijn eigen verdriet. Jacob vroeg zich af of ze het spelletje landverbeuren nog zouden uitspelen.
Tenslotte had Kaffa zelf om revanche gevraagd. Maar hij leek helemaal uit het lood geslagen. Moest je nou eens zien hoe vreemd hij daar in het zand zat te staren. Langzaam leek Kaffa bij te komen uit zijn verdoving. Hij keek om zich heen, zag zijn mes in het gras liggen. Hij raapte het op en reinigde het met plukjes gras. Veegde daarna de streep uit die door de waarzegger was getrokken, zo de situatie herscheppend zoals die was voordat Elysee was komen opdagen. Kaffa begreep dat Jacob daar nog stond omdat hij verder wilde spelen. Om van hem af te zijn greep hij het mes, mikte secuur en wist in één worp zoveel van het land van Jacob te winnen dat er voor diens koning geen plaats meer was.
Ton van Reen: Landverbeuren (55)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van
Het liefst had hij Elysee direct tegen de grond geslagen, maar de hele gebeurtenis van de afgelopen ochtend ging weer aan zijn ogen voorbij. Hoe Elysee met Angela aan de pompbak stond. En het flitsen van het mes. Wat zocht die vent in godsnaam nog in dit dorp? De waarzegger rukte het mes uit Kaffa’s hand, knipte het open en hield het dreigend voor zich uit. Daar had Kaffa niet op gerekend.
Dol van haat deed Elysee een uitval om hem aan het mes te rijgen. Kaffa kon de stoot ontwijken en sloeg hem zo hard op de arm dat Elysee met een schreeuw van pijn het mes liet vallen. De spanning was te snijden. Een gevecht tussen de twee landlopers was een regelrechte sensatie. Was er anders nooit iets te doen op het dorpsplein, vandaag kon de koek niet op, al was het haast zeker dat iemand die met Kaffa wilde vechten, zijn eigen vonnis tekende. Elysee leek op wraak belust. Zijn kop ziedde. Razend sloeg hij op zijn tegenstander in, maar hij zag alles door een rood waas, zodat zijn vuisten door de lucht maaiden en geen doel troffen. Er kwamen steeds meer mensen op het plein, alsof heel Solde rook dat er een knokpartij aan de gang was. Daar wilde men niets van missen. Op het dak van de kerk zat de timmerman te schreeuwen, alsof hij loge zat in het theater. Natuurlijk zou hij niets liever zien dan dat Kaffa verloor. Ieder ander die partij koos, zou zich achter Kaffa scharen. Niet dat ze hem graag mochten, maar enkel om uit twee kwaden de minst erge te kiezen.
Hielden de dorpsbewoners normaal gesproken zo veel mogelijk afstand van beide zwervers, nu kwamen ze opdringen. Publiek bij een wedstrijd. Steeds dichter sloot de cirkel om de twee kemphanen, die pal tegenover elkaar stonden, bewegingloos haast, ieder bedacht op de minste beweging van de ander. Zelfs de kraaien rond het bed vergaten de jongen en zijn reis naar de eeuwigheid en drongen zich tussen de mensen naar voren. Kaffa hoorde de kinderen joelen. De krekelstem van Angela, die boven alles uitkwam om hem aan te moedigen. Ook de stem van de timmerman, die vanaf het kerkdak Elysee aanvuurde. Maar Kaffa wilde niet vechten. Toen de waarzegger plotseling weer dol voor zich uit begon te slaan, hield hij de man van zijn lijf en weerde de slagen af. Niemand gaf de waarzegger een schijn van kans tegen Kaffa. Onverwacht wist Elysee het mes van de grond te grissen. Direct viel hij naar Kaffa uit, het in het zonlicht flikkerende mes als een verlengstuk van zijn rechterarm voor zich uit gestoken. Door een stap opzij te doen wist Kaffa het mes te ontwijken. Elysee verloor zijn evenwicht en sloeg tegen de grond. Om van hem af te zijn raapte Kaffa hem op en gaf hem met zijn vuist zo’n dreun op de kin dat Elysee achteruit vloog en volkomen groggy in elkaar zakte. Buiten het kreunen van de man was er geen enkel geluid te horen. De waarzegger rolde op zijn rug. Het publiek dromde om hem samen.
Ton van Reen: Landverbeuren (54)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van
Ondertussen had het lieveheersbeestje dan toch maar gewonnen. Daarom besloot Angela het diertje te bevrijden uit zijn zilveren boeien. Met de scherpe punt van het mes wikkelde zij het kevertje uit de dunne zijden draad, zette het op de rug van haar hand en blies het in de richting van de hemel. Waar het krachtens zijn naam ook thuishoorde. Even spreidde het zijn vleugels uit. Viel toen als een steen naar beneden. Dood.
Blijkbaar was de vreugde over de bevrijding te groot geweest. Een pyrrusoverwinning. Angela knielde bij het lijkje neer. Met het mes groef ze een holletje in het zand, legde daar het ontzielde lichaampje in en veegde het kuiltje dicht. Ze was bang dat de mieren het beestje zouden vinden en het lijkje niet met rust zouden laten. De hele ceremonie had indruk gemaakt op de kinderen, ook al was het leven van een lieveheersbeestje te fragiel om werkelijk bedroefd over te zijn. Kaffa wilde revanche. Jacob had wel zin in nog een spelletje. Hij nam het mes en tekende twee nieuwe landen. Het spel kon opnieuw beginnen.
Als verliezer was Kaffa het eerst aan de beurt. Net wilde hij het mes in het land van Jacob mikken, toen plotseling vanachter de schuur van Chiles Plaats de ezel, die naar het leek dansen kon, het plein kwam oplopen. Op zijn rug de waarzegger. Elysee had één been stijf verpakt in zwachtels, repen jute van een aardappelzak. Terwijl Jacob twee lucifers in de landen legde, trokken de kinderen Azurri zich uit angst terug tot de onmiddellijke omgeving van hun huis. De kraaien stelden zich op rond het bed. De timmerman, die op het kerkdak bezig was met het vernieuwen van rotte spanten, liet van verbazing zijn hamer door het gat in het dak naar beneden vallen. Het op de vloer vallende gereedschap maakte in de holle kerk een kletterend geluid, als van een valse klok. De pastoor schrok ervan. Bijna had hij de timmerman omlaag gevloekt, als hij er niet op het laatste moment aan had gedacht dat wanneer hij echt ruzie kreeg met de man, hijzelf het dak op zou moeten. Elysee bond zijn dier aan een van de struiken in de caféhof. Hij groette de vier kaarters. Die wilden niets van hem weten en keken langs hem heen. Ze waren wel verbaasd over zoveel lef.
Die waarzegger deed net of er de afgelopen ochtend totaal niets op het plein was gebeurd. Hij liep naar het bed van de jongen. De kraaien schrokken van zoveel bluf en kropen bij elkaar. Mistroostig nam de waarzegger de hand van de jongen op. Hij zag dat hier geen toekomst meer te voorspellen was. Bruusk liet hij de hand op de beddensprei vallen en draaide de jongen de rug toe. Lachend, alsof hij haar iets over de toekomst wilde zeggen, greep hij een kraai bij de arm. De vrouw trok zich schreeuwend los en keek naar haar arm alsof ze zich had gebrand. Even leek Elysee van zijn stuk gebracht. Hij herstelde zich echter vlug en liep naar Kaffa en Jacob. Hij zag hoe de oude Ramesz zijn mes in het land van Kaffa gooide, maar al bij de volgende worp van Kaffa weer een groot deel van zijn land verloor. Jacob, die nauwelijks iets wist terug te winnen, zou al vlug verloren hebben als op dit moment de waarzegger het spel geen andere wending had gegeven door het mes uit Jacobs hand te rukken en het goed gericht en uitdagend ver in het land van Kaffa te gooien. Met een triomfantelijk gebaar sneed hij een groot deel van diens gebied af en gooide het mes opnieuw. Terwijl hij inwendig kookte stond Kaffa op, greep het mes en knipte het dicht. Zeer tot ongenoegen van Elysee, die woedend brulde dat hij wilde spelen en om zich heen begon te slaan. Met zijn rauwe schreeuwen hield hij het hele plein in zijn ban. Geen mens bewoog meer. In afwachting van wat er ging gebeuren, bleef iedereen naar de waarzegger kijken. Kaffa voelde zijn hart hoog in de keel kloppen. Hij kon zich slechts met moeite beheersen.
Ton van Reen: Landverbeuren (53)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van
Langzaam, als een gans, waggelde Jacob in de richting van Kaffa. Vurig hopend een spelletje mee te mogen doen. Op zijn minst te mogen kijken hoe die gek met het mes werkte. In elk geval niet teruggejaagd te worden. Hij passeerde de kraaien, die moe rond het bed van de jongen hingen. Het kind leek te slapen. Rond zijn mond een lach, of hij zich volkomen tevreden voelde tussen de witte lakens.
Een geluk voor de jongen dat hij nog geen weet had van de dingen die er met hem gingen gebeuren. Zo’n kind had nog geen angst voor de dood. Kaffa zag Jacob op zich afkomen. Hij mikte secuur en gooide het mes in het land van het lieveheersbeestje. In één slag won zijn linkerhand een groot stuk van de rechterhand. Al zijn lef bij elkaar rapend hurkte Jacob bij de landen neer, greep het mes en wierp het krachtig in het land van de libel, waarin het rechtop bleef staan en natrilde. Met de punt van het mes sneed hij een groot stuk van het gebied van de uitgedroogde koning af, ten voordele van het lieveheersbeestje. De koning bleef echter onbedreigd op zijn rug liggen, zijn achttal poten ingekeerd maar krampachtig over zijn borst gevouwen, want het gebied dat Jacob bij zijn volgende worp veroverde, was te klein om van een echte overwinning te spreken. Op zijn beurt won Kaffa een flink stuk terug en voegde dat bij zijn eigen land. Kaffa had weinig moeilijkheden met het spel. Daarom liet hij Jacob maar begaan. In de volgende ronden wist hij zoveel van Jacob te winnen dat diens koning zich nog maar nauwelijks kon handhaven. Voor het lieveheersbeestje zag het er allerberoerdst uit. Het leek te gaan verliezen, hoewel het in de heilzame stralen van de zon lag. En zelfs nog leefde, in tegenstelling tot de libel, die allang dood was.
Plotseling kreeg het lieveheersbeestje hulp van een horde ruiters die, komende vanachter de hak van Kaffa’s voet, het land van de libel binnenviel. Het spel lag stil. Vol spanning wachtte men op wat er ging gebeuren. De kinderen Azurri leefden ademloos met het gebeuren mee. Een gevleugelde mierenkoningin richtte haar wapens op de dode koning. De rest van het leger sloot de koning in en liep hem onder de voet. Met hun poten trapten de paarden het lijk van de libel in de richting van het niemandsland. Even later verdween het leger triomfantelijk met de buit achter de hak van Kaffa’s rechterschoen. Kaffa’s land was stuurloos. Het was of dit Jacob nieuwe kracht gaf. Bij zijn volgende worp wist hij een groot deel van het verspeelde land terug te winnen. Langzaam maar zeker raakte Kaffa het grootste deel van zijn grondgebied kwijt. Verbaasd over het plotselinge herstel van zijn tegenstander raakte Kaffa in de war. Hij aarzelde een moment. Zijn mes viel plat. Jacob sloeg onmiddellijk toe. Op zijn beurt won hij zoveel land van Kaffa dat er geen plaats meer voor diens koning bleef, zo die er nog geweest was. Kaffa had verloren. Door eigen schuld. Een kampioen hoorde zich niet te laten intimideren. Hij had te makkelijk over het spel gedacht nadat het zeker leek dat hij zou winnen.
Ton van Reen: Landverbeuren (52)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van
Geschrokken veerde het doodzieke kind op en antwoordde met een kreet die het schreeuwen van de Azurri’s overstemde en alle andere geluiden uitveegde. Alleen de galmende kreet van de jongen vulde het plein, kaatste op en neer tussen de gevels, ebde langzaam weg in de straatjes en liet een vreemde stilte achter, die zo huiveringwekkend was dat Kaffa een koude rilling over zijn rug voelde lopen.
Hij zag dat de meisjes Azurri hun ogen ver openhielden en angstig naar de stilte luisterden, die al snel werd verbroken door het gemummel van opoe Ramesz, waarmee de alledaagsheid op het plein terugkeerde. De timmerman, die ongevoelig bleef voor wat er gebeurde, haalde een ladder onder de houtkrullen in zijn werkplaats tevoorschijn. Met veel tegenzin liep hij, onder het gewicht van de ladder door de knieën knikkend, naar de kerk. Schoof de ladder tegen de muur en klom omhoog, oog in oog komend met de heiligen in de gebrandschilderde ramen. Tot op het dak. Leek hij voortdurend om te vallen wanneer hij op de begane grond liep, nu viel alle onhandigheid van hem af. Hij liep als een kat door de goot, klom behendig tegen de pannen op, tot op de nok van het dak. Daar nam hij plaats in ruiterzit en bekeek vanaf zijn hoge positie het plein. De meisjes Azurri stonden in een kring rond Kaffa, wachtend op het flitsen van het mes. Vlak voor zijn ogen zag Kaffa hun beweeglijke lijven. Bruin van de zon. Nog glinsterend van het water. Hun natte broekjes plakten tegen hun billen. Hij rook de zoete geur van hun huid, hun natte haren. Hij zou hun zachte vel willen strelen. Hij werd helemaal warm van de gedachte. Zijn hand leek te rillen. Hij moest het mes vaster tussen zijn vingers klemmen om het niet weg te laten schieten. Jacob Ramesz dook op uit het donkere gat van zijn kot, een kop koffie voor zijn vrouw in de hand. Het enige wat hij haar te bieden had, ook al zou het haveloze mensje een uitgebreide maaltijd kunnen gebruiken. Zonder morsen dronk ze de gloeiend hete drank in één teug op. Vanbinnen moest ze van ijzer zijn. De koffie bleek haar goed te bekomen. Haar wezenloze ogen straalden en ze stootte tevreden kirgeluidjes uit, als een kip die klaarkwam bij het leggen van een ei. Jacob Ramesz zag dat de meisjes Azurri beurtelings naar het dak van de kerk en naar Kaffa keken. Tot zijn verbazing zag hij de timmerman op de nok zitten, als een ruiter te paard. Waar haalde de man de moed vandaan? De timmerman merkte dat de vlooientemmer naar hem keek en stak zijn vuisten naar hem uit. Jacob Ramesz werd daar koud noch warm van, want zijn hele aandacht werd opgeëist door Kaffa, die met een spelletje landverbeuren wilde beginnen. Tussen de benen van de meisjes door zag hij de in het zand getekende landen. Jacobs handen jeukten bij de gedachte aan het spel. Hij kwam dichterbij. Die gek leek nu wat toegeeflijker. Tenminste, hij hield hem niet meer met zijn ogen op afstand. Kwam het door de nederlaag die hij tegen Azurri had geleden? Wat was er toch met Kaffa aan de hand? Hij deed heel anders dan gewoonlijk. Heel onzeker. Dat kon nooit alleen het gevolg zijn van dat ene verlies. Het moest wat in hemzelf zijn. Iets wat zijn kop op hol bracht.
Ton van Reen: Landverbeuren (51)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van
De blikken van de mensen deerden hem niet meer. Hij zag alles nu een beetje wazig. Als hij zijn ogen dichtkneep tot spleetjes, lag het hele plein erbij alsof hij ernaar keek door bewasemd glas. De figuren van de mensen bewogen er langzaam in, golvend en vertekend, als op het oppervlak van water.
En ook de meidoorn kwam tot leven. Als Kaffa naar boven keek, leken de takken van de bomen zich spiralend omhoog te bewegen, alsof ze de buizerd bij zijn strot wilden grijpen. Kaffa haalde het mes uit zijn zak, klikte het open en tekende in één haal een cirkel in het zand tussen zijn voeten. Tegelijkertijd liet de buizerd kop en vel van een muis op de grond vallen. Dat beest leek zich vandaag een ongeluk te vreten. Alsof hij het op de zenuwen had. Bij tijden kon de buizerd veel verteren, al had hij ook dagen dat hij niets door de strot kon krijgen. Vooral sinds de jongen ziek was, kon hij nors op zijn plaats blijven zitten, bewegingloos en mager. Tot hij waanzinnig leek te worden en zo wild op de takken aanviel dat zijn veren in het rond stoven. Als hij daarna uitgeput op zijn plaats was neergestreken, kon hij weer dagen blijven kniezen, soms zijn haat tonend door valse geluiden uit te stoten tegen het plein en tegen allen die zich daarop bevonden.
Kaffa verdeelde de cirkel in twee gelijke helften. Hij had nu twee landen. Elk even groot. Genoeg voor twee koningen die zich binnen de kortst mogelijke tijd kapot moesten vechten. Voor elk land zocht hij een koning. In het land van zijn rechterhand werd dat een lieveheersbeestje, dat hij nog levend maar reeds in zilver verpakt in het web van een spin vond. In het land van zijn linkerhand werd de koning een libel die ook in het web van de spin hing, maar die allang was leeggezogen en verdroogd. Winnaar zou hij worden die zoveel van het land van de andere koning kon pikken dat die niet meer in zijn land paste. Terwijl Kaffa klaar zat om het spel te beginnen, klommen de kinderen Azurri uit de pompbak en renden op hem af, gillend en lachend. Het gras natspattend met water dat van hun vel stoof. De meisjes lieten het hele plein delen in hun kabaalachtige vreugde. Hun stemmen zongen rond tussen de gevels van de boerderijen, de kerk, de winkels en de woonhuizen. Bleven schetterend nagalmen in de oren van de zure kraaien, die nijdig naar de halfnaakte meisjes keken. Botsten echter vergeefs tegen de verhoornde trommelvliezen van de vier kaarters, die al zo dronken waren dat hun ogen rood aanliepen en de kaarten soms uit hun handen vielen. Kaatsten op en neer tussen opoe Ramesz en alles wat ze binnen gehoorsafstand had, ook al had zij geen enkel idee van wie of waar de geluiden afkomstig waren. Ze hoorde misschien het krijsen van de meiden Azurri uit de keel van de buizerd. Hoorde de rauwe stem van de buizerd uit de bekken van de kraaien. Hoorde het bidden van de kraaien uit de monden van de vier kaarters. Hoorde het vloeken van de kaarters uit de mummelende mondjes van de twee bedelwijfjes die in het hooi bij een van de boerderijen waren neergestreken. Hoorde het gemompel van de twee mensjes uit de ratelende kleppen van de klanten die de winkels in en uit liepen. Hoorde de felle stem van de slager uit de kelen van de meisjes Azurri die rond Kaffa sprongen, in afwachting van het spel met het mes. Hoorde de stemmen van de kinderen uit de brede bek van de kastelein, die echter zwijgend tegen de pui van zijn deur leunde. En opoe Ramesz lachte. Ze lachte om die hele vrolijke kermis van geluiden in haar kop, waar haar tandeloze mond soms het murmelen van een beek, soms de schreeuw als van een ekster aan toevoegde. En steeds weer andere geluiden die uit haar leken op te wellen. Tot een van de meisjes Azurri zo hard uithaalde dat haar schreeuw onder het bed van de jongen dook.
Ton van Reen: Landverbeuren (50)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van
Kon je het liefde noemen? Was ook Kaffa, met die hele warboel van emoties en onverklaarbare toestanden in zijn kop, in staat om van een vrouw te houden? De kaarters bleven het vreemd vinden, maar in hun lange leven hadden ze meer dingen meegemaakt die onverklaarbaar leken. En anders dan de kraaien vonden ze het beter de dingen op hun beloop te laten.
In hun leven hadden ze zich al te vaak vergist om nog een oordeel over een ander uit te spreken. Bovendien hadden ze graag met die meid te doen. Ze was altijd vriendelijk, had een ruim hart en trok zich van het geroddel over haar persoon niets aan. Dat kon je toch moedig noemen. En ook Kaffa was wel geschikt. Je kon beter met hem omgaan dan met menig ander van wie het heette dat die ze wel alle zeven op een rijtje had.
Best een aardige jongen voor een malloot. Als je hem maar goed behandelde. Oude mannen waren ze, maar hun leeftijd had hen wijs gemaakt. En wat dacht opoe Ramesz van die twee vrijers op het plein? Zag ze hoe Kaffa met zijn handen de haren van het meisje streelde en haar lijf aftastte? Herinnerde het haar aan vroeger toen ze misschien zelf nog mooi was en door zwoele knapen naar het koren werd gelokt? Kermisklanten met lang zwart haar en een lul die op barsten stond, zodat ze zich niet lang konden beheersen en snel met hun handen onder haar rokken lagen te rotzooien? Had Jacob Ramesz, die als een vod in de deur hing, haar ooit zo gestreeld als Kaffa die cafémeid nu? Zo voorzichtig of ze breekbaar was als porselein en eigenlijk te mooi om aan te raken? God moest het nog weten. Maar Jacob raakte niet meer ondersteboven van een vrijpartijtje op het plein. Hij keek langs die twee heen en ergerde zich alleen aan de kraaien. Hij kon hun venijnige gesis slecht aan zijn oren verdragen. De kastelein, die de gebeurtenissen vanuit de kroeg had gevolgd, was naar buiten gesloft en stond woedend in de caféhof. Zijn dochter zette hem en zijn zaak voor schut door zich zo in te laten met die gek. Ze ging de laatste tijd steeds vaker met hem om. Nu maakte ze het toch meer dan bont.
Hij riep haar terug naar huis en kon de woede in zijn stem nauwelijks onderdrukken. Céleste hoorde haar vader roepen. Ze herkende zijn woede. Het raakte haar niet. Ze had absoluut geen angst voor hem. Hij zou haar toch niks durven doen. Ze had al eerder gedreigd het huis te verlaten als hij het nog ooit zou wagen een grote bek tegen haar op te zetten. Tenslotte zorgde zíj voor geld in het laatje. Toen ze nog jonger was, had hij haar dikwijls geslagen. Nu de hele zaak om háár draaide, had zij hém in haar macht. Maar ze wilde hem niet provoceren en gunde vooral de kraaien de lol van hun leedvermaak niet. Ze stond op, liet Kaffa alleen en liep terug naar de kroeg. Wierp een blik op het bed. De jongen leek te slapen, want hij merkte haar niet op. In een paar lange teugen dronk Kaffa de fles bier leeg. Het bier begon te werken. Het was al zijn tweede fles. In zijn hoofd werd het licht, wat vooral met deze hitte een fijn gevoel was. Het maakte hem vrijer.
Ton van Reen: Landverbeuren (49)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van
Hoofdstuk 8 – Kaffa hield zijn kop in het frisse pompwater. Het zonlicht viel in de spoelbak, rozig gefilterd door de bloemen van de meidoorn, en wierp handenvol gensters op de natte pompsteen. De vrolijke kleur van het licht deed de zwarte gedachten in zijn hoofd verbleken. En zoals dat vaak met hem het geval was, sloeg zijn stemming om van de ene op de andere minuut.
Bijna dansend liep hij naar de meidoorn. Hij zag dat er veel leven was in een van de boomholtes, die door water en wind zo diep was ingevreten dat een lijster er zijn nest in had gebouwd. Maar de lijster zelf had bij de komst van de buizerd zijn huis verlaten. Een legertje pissebedden had kans gezien zich er te nestelen. Ze waren echter zo talrijk geworden dat er telkens als je hard tegen de boom aan trapte, jonge diertjes uit het nest vielen. In alle richtingen vluchtend bewogen ze, rollend als dikke druppels water die over droog zand liepen. Kleine, gepantserde diertjes, die eropuit leken te trekken om oorlog te voeren tegen de wurmen, hemelbeestjes, meikevers en het dikke vliegend hert dat stil en ondoorgrondelijk, maar met zijn kaken gespreid, ondersteboven tegen de boom zat. Kaffa schurkte behaaglijk zijn rug tegen de knobbelige stam en liet zich op de hurken zakken. Wat zwaaiend op haar benen, alsof ze moe of een beetje dronken was, liep Céleste met een fles bier in de hand naar Kaffa. Rakelings de kraaien passerend. In elk geval hun naar mottenballen en kamfer stinkende kleren ruikend. Op gevaar af dat de vrouwen zouden opstuiven om haar terug naar het café te jagen. Ze zette de fles bier naast Kaffa neer, boog zich over hem heen en rook zijn lijflucht. Een zoetige lucht als van een klein kind. De geur van nat stof, zaagsel en zeik. Ze streelde zijn haren, die aanvoelden als chiffon. Kaffa vond het prettig. Hij kon haar adem voelen. Hij trok haar naar zich toe en streelde haar gezicht. Haar huid stond gespannen. Waste ze zich te veel met zeep? Kaffa zag dat de kraaien naar hen loerden. In de ogen van de vrouwen herkende hij hun haat en hun afgunst jegens de meid, die zich niet schaamde voor haar gevoelens en die het waagde, terwijl iedereen het zag, om die gek door zijn haar te strelen. Ongegeneerd liet ze zien dat ze van Kaffa hield. Het gedrag van die twee wekte verzet in de knarrige koppen van de vrouwen. Zo’n gek konden ze nog tolereren, maar ze vonden dat het geen pas gaf dat hij als een normaal mens behandeld werd. Misschien ging die meid wel met hem naar bed. Van zo’n hoerige griet kon je dat verwachten. Ze maakte een heel dorp te schande met haar vunzige gedrag. En Joachim Andrade, die lapzwans van een pastoor, liet dat allemaal maar toe. Deed net of hij stront in zijn ogen had. Of er geen kinderen in Solde waren die open en bloot konden zien hoe die twee daar met elkaar bezig waren. En op klaarlichte dag nog wel. Hoorde zo’n pastoor dan niet te waken over de zeden in het dorp? Feit was dat sinds zijn komst alle schandalen ongestraft bleven. Joachim Andrade zag alles door de vingers. Alleen al omdat hij zo ontzettend veel van de lucht van wierook hield en te beroerd was om zijn kop buiten de kerk te steken. Ook de vier kaarters zagen de twee daar onder de meidoorn, in het rozige licht van de zon. Maar ze waren oud genoeg om te begrijpen dat er tussen hen iets was wat oneindig teer moest zijn.
Ton van Reen: Landverbeuren (48)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van
Zo hernamen de gebeurtenissen op het plein hun gewone loop. De bakkersvrouw haalde het witte laken voor de winkelruit weg. Op zijn tocht langs de hemel scheen de zon nu loodrecht op de daken. Hij liet de gevel in de schaduw van het overhangende dak, zodat de winkelruit niet meer als een spiegel werkte maar de flessen snoep en het brood in de etalage duidelijk liet zien.
Ook de klanten, die gezellig stonden te ouwehoeren. Irma en Josanna Azurri kwamen uit het huis, hun ogen nog halfdicht van de slaap. Met hun lome lijven liepen ze naar de pompbak en raakten het water aan met hun vingertoppen. Nog warm van de slaap leek het water kouder dan het in werkelijkheid was. Ze talmden even. Lieten voorzichtig een hand in het water zakken. Daarna een hele arm. Spetterden elkaar nat en sprongen dan ineens in de spoelbak. Direct klonken hun gillende stemmen weer over het plein. Iedereen die nog last had van de middagslaap, werd er helemaal wakker van. Uit alle hoeken van het dorp liepen de vrouwen over het plein, gewoon om te wandelen maar ook om te weten te komen hoe het met de jongen was. Ze maakten een praatje met de kraaien. Over de kwaliteit van het beddengoed, dat ze keurden door het tussen hun vingers te wrijven en eraan te ruiken. De jongen zelf zagen ze nauwelijks of niet. Hij was nog niet dood. Hij leek niet eens dood te wíllen. Dat maakte hem niet interessant genoeg. Druk pratend veranderden de vrouwen vaak van gespreksonderwerp. Sprongen van de hak op de tak. Kwamen van het beddengoed op wasmiddelen. Van wasmiddelen op ondergoed. Van ondergoed op bruidsjurken. Van bruidsjurken op de een of andere bruidegom. Van de bruidegom op de gek met die meid. Van de gek met die meid op geld verdienen. Van geld verdienen op de alsmaar stijgende prijzen. Een mens moest toch wat over de tand krijgen, anders zou je toch nooit meer in een winkel komen. En ze kwetterden maar door. Hun monden stonden geen ogenblik stil. En als ze niks meer wisten, begonnen ze weer van voren af aan. Of over het weer. Over de overdadige hitte. Hoe lang zou die nog aanhouden? En ten slotte, toen ze helemaal niks meer konden bedenken, over de jongen. Hoe lang duurde dat sterven al? Toch al een paar weken? Dat liep zeker op een tragedie uit. Ook de ouwe vlooientemmer Jacob Ramesz was wakker geworden. Hij strekte zijn benen, ging rechtop zitten en boerde, hoewel hij nog steeds niks te eten had gehad. Hij schopte een paar maal tegen de stoel van opoe om haar te doen ontwaken, voor het geval ze nog mocht slapen. Liep een paar maal op en neer tussen stoel en deur om het bloed weer door zijn lijf te voelen stromen. Voelde weer die ontzettende honger die als een klem in zijn maag zat.
Opoe Ramesz, die leek te barsten van de kou nu ze niet meer volop in de zon zat, rilde in haar slaap. Dat was voor Jacob het sein om haar met stoofje en al een paar meter naar voren te schuiven, zodat ze weer in de hete zon zat. Getuige de glimlach die rond haar mond verscheen, beviel haar dat duidelijk beter. Ook de vier kaarters waren wakker geworden door het schreeuwen van de meisjes Azurri. Opgemonterd door de slaap en onder luid schelden zochten ze hun kaarten bij elkaar. Iedere kaarter had wel wat anders vast dan hij in handen meende te hebben voordat hij in slaap was gevallen. Natuurlijk hadden de anderen die gepikt. Zo was dat elke dag die God gaf hetzelfde. Alvorens verder te spelen besloten ze eerst een nieuwe fles jenever te laten aanrukken. Om op speeltemperatuur te komen. Maar hoe ze ook riepen naar Céleste, ze reageerde niet. Ze had geen weet van haar omgeving, omdat ze met haar gedachten alleen maar bij de jongen was.
Ton van Reen: Landverbeuren (47)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature