LANDVERBEUREN (47) DOOR TON VAN REEN
Zo hernamen de gebeurtenissen op het plein hun gewone loop. De bakkersvrouw haalde het witte laken voor de winkelruit weg. Op zijn tocht langs de hemel scheen de zon nu loodrecht op de daken. Hij liet de gevel in de schaduw van het overhangende dak, zodat de winkelruit niet meer als een spiegel werkte maar de flessen snoep en het brood in de etalage duidelijk liet zien.
Ook de klanten, die gezellig stonden te ouwehoeren. Irma en Josanna Azurri kwamen uit het huis, hun ogen nog halfdicht van de slaap. Met hun lome lijven liepen ze naar de pompbak en raakten het water aan met hun vingertoppen. Nog warm van de slaap leek het water kouder dan het in werkelijkheid was. Ze talmden even. Lieten voorzichtig een hand in het water zakken. Daarna een hele arm. Spetterden elkaar nat en sprongen dan ineens in de spoelbak. Direct klonken hun gillende stemmen weer over het plein. Iedereen die nog last had van de middagslaap, werd er helemaal wakker van. Uit alle hoeken van het dorp liepen de vrouwen over het plein, gewoon om te wandelen maar ook om te weten te komen hoe het met de jongen was. Ze maakten een praatje met de kraaien. Over de kwaliteit van het beddengoed, dat ze keurden door het tussen hun vingers te wrijven en eraan te ruiken. De jongen zelf zagen ze nauwelijks of niet. Hij was nog niet dood. Hij leek niet eens dood te wíllen. Dat maakte hem niet interessant genoeg. Druk pratend veranderden de vrouwen vaak van gespreksonderwerp. Sprongen van de hak op de tak. Kwamen van het beddengoed op wasmiddelen. Van wasmiddelen op ondergoed. Van ondergoed op bruidsjurken. Van bruidsjurken op de een of andere bruidegom. Van de bruidegom op de gek met die meid. Van de gek met die meid op geld verdienen. Van geld verdienen op de alsmaar stijgende prijzen. Een mens moest toch wat over de tand krijgen, anders zou je toch nooit meer in een winkel komen. En ze kwetterden maar door. Hun monden stonden geen ogenblik stil. En als ze niks meer wisten, begonnen ze weer van voren af aan. Of over het weer. Over de overdadige hitte. Hoe lang zou die nog aanhouden? En ten slotte, toen ze helemaal niks meer konden bedenken, over de jongen. Hoe lang duurde dat sterven al? Toch al een paar weken? Dat liep zeker op een tragedie uit. Ook de ouwe vlooientemmer Jacob Ramesz was wakker geworden. Hij strekte zijn benen, ging rechtop zitten en boerde, hoewel hij nog steeds niks te eten had gehad. Hij schopte een paar maal tegen de stoel van opoe om haar te doen ontwaken, voor het geval ze nog mocht slapen. Liep een paar maal op en neer tussen stoel en deur om het bloed weer door zijn lijf te voelen stromen. Voelde weer die ontzettende honger die als een klem in zijn maag zat.
Opoe Ramesz, die leek te barsten van de kou nu ze niet meer volop in de zon zat, rilde in haar slaap. Dat was voor Jacob het sein om haar met stoofje en al een paar meter naar voren te schuiven, zodat ze weer in de hete zon zat. Getuige de glimlach die rond haar mond verscheen, beviel haar dat duidelijk beter. Ook de vier kaarters waren wakker geworden door het schreeuwen van de meisjes Azurri. Opgemonterd door de slaap en onder luid schelden zochten ze hun kaarten bij elkaar. Iedere kaarter had wel wat anders vast dan hij in handen meende te hebben voordat hij in slaap was gevallen. Natuurlijk hadden de anderen die gepikt. Zo was dat elke dag die God gaf hetzelfde. Alvorens verder te spelen besloten ze eerst een nieuwe fles jenever te laten aanrukken. Om op speeltemperatuur te komen. Maar hoe ze ook riepen naar Céleste, ze reageerde niet. Ze had geen weet van haar omgeving, omdat ze met haar gedachten alleen maar bij de jongen was.
Ton van Reen: Landverbeuren (47)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van