Or see the index
Salvatore Quasimodo
(1901-1968)
Wind at Tindari
Tindari, I know you
mild between broad hills, overhanging the waters
of the god’s sweet islands.
Today, you confront me
and break into my heart.
I climb airy peaks, precipices,
following the wind in the pines,
and the crowd of them, lightly accompanying me,
fly off into the air,
wave of love and sound,
and you take me to you,
you from whom I wrongly drew
evil, and fear of silence, shadow,
– refuge of sweetness, once certain –
and death of spirit.
It is unknown to you, that country
where each day I go down deep
to nourish secret syllables.
A different light strips you, behind the windows
clothed in night,
and another joy than mine
lies against you.
Exile is harsh
and the search, for harmony, that ended in you
changes today
to a precocious anxiousness for death,
and every love is a shield against sadness,
a silent stair in the gloom,
where you station me
to break my bitter bread.
Return, serene Tindari,
stir me, sweet friend,
to raise myself to the sky from the rock,
so that I might shape fear, for those who do not know
what deep wind has searched me.
Salvatore Quasimodo poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive Q-R
Ton van Reen
vannacht
Vannacht
zijn wij
over het ijs gelopen
er was
een vale maan
die traag
langs zijn koude licht
naar beneden schreed
jouw mistige adem
tekende draden
over je bedroomd
gezicht
schiep een waaiend
mozaïek
van zomaar
bij elkaar gezette
brandende
kaarsen
daartussen leek het
of de haren
rond je ogen
in kool getekend waren
de maan werd
een zware magneet
die de ijzeren deuren
in mijn hart
opentrok
later
heb ik jou
over de schuimsneeuwen
drempel van mijn huis
gedragen
Uit: Ton van Reen, Blijvend vers, Verzamelde gedichten (1965-2007). Uitgeverij De Contrabas, 2011, ISBN 9789079432462, 144 pagina’s, paperback
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive Q-R, Reen, Ton van
Ton van Reen
zwarte waakvogels
Zwaluwen in zwarte vechterspakken
schieten als speren door de lucht
drijvend op hun vleugels
houden ze de akkers in het oog
moedig als mannen waken ze over de oogst
Afgeschoten als pijlen
scheren ze over de bomen
en duiken laag over de paden
hun scherpe vleugels
snijden de toppen van de daken
Vertrouwd met het dorp
bouwen ze hun harde nesten
onder de dakranden van de hutten
waar ze samenhokken
met de zielen van de voorouders
Uit: Ton van Reen, Blijvend vers, Verzamelde gedichten (1965-2007).
Uitgeverij De Contrabas, 2011, ISBN 9789079432462, 144 pagina’s, paperback
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive Q-R, Reen, Ton van
Ton van Reen
waalwijk-besoyen
Wat verloren sta ik in de Grotestraat
het oude huis waarin ik werd geboren
blijkt lang geleden met de grond gelijkgemaakt
de beelden in mijn hoofd bewaard, zijn afgebroken
thuis en tuin van toen zijn zoekgeraakt
Waar vroeger binnen was is buiten
of toch weer binnen in een ander huis
groter en leger met hoge blinde ruiten
Daar stond het ouderlijke bed, de lakens stijf gesteven
nu vind ik er een perk, viooltjes, gras, wat grind
een berk, geweven twijgen van een nest, de jongen uitgevlogen
vogels die zijn weggepest of net als ik zijn weggegaan
om na vervlogen jaren hier nog eens stil te staan
Een kinderstem kaatst door de straat
ik huiver, het is de echo van mijn broertjes roep
vijftig jaar geleden stond hij op de stoep
– broertje broertje, kom je buiten? –
Ik spiegel me in blinde ruiten
blinkend als de regenplas
waarin ik mezelf voor het eerst zag
een halve eeuw krast tekens in het glas
mijn naam, met vingers op de ruit geschreven
vertelt dat ik kind ben gebleven
– broertje broertje, kom je spelen?
broertje broertje, kom je buiten? –
Uit: Ton van Reen, Blijvend vers, Verzamelde gedichten (1965-2007). Uitgeverij De Contrabas, 2011, ISBN 9789079432462, 144 pagina’s, paperback
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive Q-R, Reen, Ton van
Ton van Reen
vanaf de toren
Vanaf de toren
is de Maas een worm
met schubben
op het lijf
en de paarden
in de wei
zijn op hol geslagen mieren
uit dikke korrels zand
die de houten deuren
uit huizen vreten
Uit: Ton van Reen, Blijvend vers, Verzamelde gedichten (1965-2007). Uitgeverij De Contrabas, 2011, ISBN 9789079432462, 144 pagina’s, paperback
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive Q-R, Reen, Ton van
Ton van Reen
de eieren man
Soms
kwam de man naar hier
met een geknoopte handdoek
vol eieren
hij was van riet
een stuk licht riet uit de polder
doch zijn hart was zwaar
als lood
en zijn ziel was geronnen
tot een uitroepteken
zoiets van pijn
tussen zijn ogen
hij had bevende handen
en ogen
die de nacht verrieden
in zijn denken
maar om zijn lippen
lag iets van kristal
een beetje breekbare
zuivere liefde
wat eigenlijk vreemd was
aan zo’n man
zijn lange passen
maakten dat het Pasen werd
daarom heette hij ook
de Eieren Man
daarom ook lag er
een glimlach in het kristal
om zijn lippen
en achter zijn nachtogen
blonk dan iets
waar ik erg veel van hield
Uit: Ton van Reen, Blijvend vers, Verzamelde gedichten (1965-2007). Uitgeverij De Contrabas, 2011, ISBN 9789079432462, 144 pagina’s, paperback
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive Q-R, Reen, Ton van
Ton van Reen
vogels
Vanavond
zijn wij
twee doodgewaande
vogels
ver van huis
in de mist geraakt
scheef
uit ons vandaan
lopen
aan elkaar geregen
tijdsberichten
naar de wezens
in de andere sferen
onze vroegere
vrienden
in een eigen
andere wereld
waaronder wij
zijn doorgevlogen
Uit: Ton van Reen, Blijvend vers, Verzamelde gedichten (1965-2007). Uitgeverij De Contrabas, 2011, ISBN 9789079432462, 144 pagina’s, paperback
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive Q-R, Reen, Ton van, Ton van Reen
Ton van Reen
spitsuur
Een sirene jankt
en de dag
spat open
fabrieken lopen leeg
schoorstenen wuiven
de arbeiders na
auto’s spelen van
wie komt er in mijn hokje
langzaam lopend
in een rijtje
behangen ze de lucht
met hun ratelend hart
op hoge benen
lopen meisjes voorbij
ongemerkt halen ze
tussen zwoele wanden van ogen
de avond binnen
Uit: Ton van Reen, Blijvend vers, Verzamelde gedichten (1965-2007). Uitgeverij De Contrabas, 2011, ISBN 9789079432462, 144 pagina’s, paperback
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive Q-R, Reen, Ton van
Ton van Reen
de bomen
De bomen
hebben zich opgehangen
in de lucht
ze hebben de sferen
doorworteld
de bovenaardse lagen
afgegraasd
ze zijn als wilde paarden
op hol geslagen
de manen van hun
veel te grote wezens
achter zich sleurend
als bagage
alsof ze mensen waren
die met grote ijver
verjaagd zijn
van hun beperkte meters aarde
om het bezit van de vruchten
Uit: Ton van Reen, Blijvend vers, Verzamelde gedichten (1965-2007). Uitgeverij De Contrabas, 2011, ISBN 9789079432462, 144 pagina’s, paperback
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive Q-R, Reen, Ton van, Ton van Reen
Ton van Reen
wit licht
Wit licht uit de hutten
wit de witte graanschuren
wit de rode bomen, wit de zwarte dieren
wit de adem van het dorp
die wit boven de hutten van wit riet hangt
Het licht wit het stof van de zwarte straten
wit stof wit de bruine ezels
wit stof wit de zwarte kinderen
zwarte kinderen zijn wit
in wit licht
zwarte kinderen zijn witter dan wit
Het witte stof wit het licht
het witte stof van de witte straat
het witte stof
van de witbestoven ezels
het witte licht van de zwarte kinderen
die wit stof tegen het witte licht blazen
Uit: Ton van Reen, Blijvend vers, Verzamelde gedichten (1965-2007). Uitgeverij De Contrabas, 2011, ISBN 9789079432462, 144 pagina’s, paperback
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive Q-R, Reen, Ton van, Ton van Reen
Ton van Reen
spitsuur
Een sirene jankt
en de dag
spat open
fabrieken lopen leeg
schoorstenen wuiven
de arbeiders na
auto’s spelen van
wie komt er in mijn hokje
langzaam lopend
in een rijtje
behangen ze de lucht
met hun ratelend hart
op hoge benen
lopen meisjes voorbij
ongemerkt halen ze
tussen zwoele wanden van ogen
de avond binnen
Uit: Ton van Reen, Blijvend vers, Verzamelde gedichten (1965-2007)
Uitgeverij De Contrabas, 2011, ISBN 9789079432462, 144 pagina’s, paperback
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive Q-R, Reen, Ton van, Ton van Reen
Lola Ridge
(1871-1941)
The Legion of Iron
They pass through the great iron gates–
Men with eyes gravely discerning,
Skilled to appraise the tunnage of cranes
Or split an inch into thousandths–
Men tempered by fire as the ore is
And planned to resistance
Like steel that has cooled in the trough;
Silent of purpose, inflexible, set to fulfilment–
To conquer, withstand, overthrow …
Men mannered to large undertakings,
Knowing force as a brother
And power as something to play with,
Seeing blood as a slip of the iron,
To be wiped from the tools
Lest they rust.
But what if they stood aside,
Who hold the earth so careless in the crook of their arms?
What of the flamboyant cities
And the lights guttering out like candles in a wind …
And the armies halted …
And the train mid-way on the mountain
And idle men chaffing across the trenches …
And the cursing and lamentation
And the clamor for grain shut in the mills of the world?
What if they stayed apart,
Inscrutably smiling,
Leaving the ground encumbered with dead wire
And the sea to row-boats
And the lands marooned–
Till Time should like a paralytic sit,
A mildewed hulk above the nations squatting?
Lola Ridge poetry
kempis.nl poetry magazine
More in: Archive Q-R, Ridge, Lola
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature