In this category:

Or see the index

All categories

  1. AFRICAN AMERICAN LITERATURE
  2. AUDIO, CINEMA, RADIO & TV
  3. DANCE & PERFORMANCE
  4. DICTIONARY OF IDEAS
  5. EXHIBITION – art, art history, photos, paintings, drawings, sculpture, ready-mades, video, performing arts, collages, gallery, etc.
  6. FICTION & NON-FICTION – books, booklovers, lit. history, biography, essays, translations, short stories, columns, literature: celtic, beat, travesty, war, dada & de stijl, drugs, dead poets
  7. FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor's choice, etc.
  8. LITERARY NEWS & EVENTS – art & literature news, in memoriam, festivals, city-poets, writers in Residence
  9. MONTAIGNE
  10. MUSEUM OF LOST CONCEPTS – invisible poetry, conceptual writing, spurensicherung
  11. MUSEUM OF NATURAL HISTORY – department of ravens & crows, birds of prey, riding a zebra, spring, summer, autumn, winter
  12. MUSEUM OF PUBLIC PROTEST
  13. MUSIC
  14. NATIVE AMERICAN LIBRARY
  15. PRESS & PUBLISHING
  16. REPRESSION OF WRITERS, JOURNALISTS & ARTISTS
  17. STORY ARCHIVE – olv van de veestraat, reading room, tales for fellow citizens
  18. STREET POETRY
  19. THEATRE
  20. TOMBEAU DE LA JEUNESSE – early death: writers, poets & artists who died young
  21. ULTIMATE LIBRARY – danse macabre, ex libris, grimm & co, fairy tales, art of reading, tales of mystery & imagination, sherlock holmes theatre, erotic poetry, ideal women
  22. WAR & PEACE
  23. WESTERN FICTION & NON-FICTION
  24. ·




  1. Subscribe to new material: RSS

Porcelijn, Esther

«« Previous page · Esther Porcelijn gedicht: Bij de gratie Gods · Esther Porcelijn gedicht: Liegliefde · Esther Porcelijn nieuwe Stadsdichter Tilburg · Esther Porcelijn: Het beest in ons · Esther Porcelijn: Misschien als ik dit stuk kleed niet had afgescheurd in een spaanse bar · Esther Porcelijn: Coupé-schreeuwer · Esther Porcelijn gedicht: Gedetineerd · Esther Porcelijn: Wat is nu beter weetje? · Esther Porcelijn: Iedereen is zielig · Esther Porcelijn: Contactadvertentie van een rubensvrouw · Esther Porcelijn: Liefde voor objecten · Esther Porcelijn gedicht: Badwater ballade

»» there is more...

Esther Porcelijn gedicht: Bij de gratie Gods

Photo kempis.nl


Esther Porcelijn

Bij de gratie Gods

 

Help, de koningin

Is plotseling verdwenen

Vergruist door onweer.

Niemand die haar ziet

Niemand heeft haar zien vergaan

Ook de koning niet.

De koning vond een brief

Met daarop groot geschreven:

“ik ben dus weg, dag.”

Naar het schijnt was zij

Al jaren ongelukkig

Door verandering.

Zelfs de pap was vies

Het heden beviel haar niet

De troon verstoten.

Hoe de mensen nu

Moeten hebben en willen

Van alles teveel.

Zelfs het wolkendek

Raast voorbij aan de regen

Geen tijd voor hagel.

Ze wilde niet meer

Het hoofd van onze staat zijn

Ze is nu alleen.

Op een wolk heel hoog

Zit ze boos te foeteren:

“zoek het zelf maar uit”

Pas als het volk weer

Denkt te weten wat goed is

Haalt de koning een

hoge trap en haalt

Het hoofd op, pas dan

Zijn we een staat.

 

Esther Porcelijn gedichten

kempis.nl poetry magazine

 

Esther Porcelijn wordt tijdens Boeken rond het paleis op 28 augustus 2011 geïnstalleerd als de nieuwe (vijfde) Stadsdichter van Tilburg

More in: Archive O-P, City Poets / Stadsdichters, Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther


Esther Porcelijn gedicht: Liegliefde

Foto kempis.nl

 

Esther Porcelijn

Liegliefde

 

Nee, maar dan als ik met jou ben dan zal ik nooit meer met een ander.

Want ik ben zeer loyaal, kom altijd terug bij mijn vriendje, want ik ben loyaal snap je?

Ik zal dan niet twijfelen tussen de een en de ander, want dan ben jij mijn vriendje snap je?

Vroeger was allemaal vroeger, dat was toen snap je?

Als ik nu met jou ga ben ik anders.

Vroeger was ik niet trouw, maar vroeger was ik ook niet met jou snap je?

Toen was jij nog niet mijn vriendje…en nu wel, dus.

Vertrouwen, vertrouw jij mij dan?

Vér-trouwen, trouwen is nog ver.

Gewenning is altijd dichtbij. En ja, ik ging met anderen om tegen de sleur in…tegen de sleur in leven, begrijp je?

Met jou komt geen sleur.

Hoe ik dat weet?

Omdat ik nu écht verliefd ben.

‘t Vorige was kinderspel.

Gewenning op zijn hoogst maar geen sleur, nee, geen sleur hoor!

 

Esther Porcelijn gedichten

kempis.nl poetry magazine

Esther Porcelijn wordt tijdens Boeken rond het paleis op 28 augustus 2011 geïnstalleerd als de nieuwe (vijfde) Stadsdichter van Tilburg

More in: City Poets / Stadsdichters, Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther


Esther Porcelijn nieuwe Stadsdichter Tilburg

Foto fleursdumal.nl

Esther Porcelijn nieuwe Stadsdichter Tilburg

Studente filosofie UvT jongste en eerste vrouwelijke stadsdichter van Tilburg

Esther Porcelijn wordt de vijfde Stadsdichter van Tilburg. Dat heeft het college besloten op voordracht van de stadsdichtercommissie. De officiële installatie van Esther Porcelijn als stadsdichter vindt plaats op zondag 28 augustus 2011 tijdens ‘Boeken rond het Paleis’. Op die dag wordt ook afscheid genomen van de huidige Stadsdichter Cees van Raak.

Wethouder Marjo Frenk (cultuur): “Esther Porcelijn zal een nieuwe, jonge groep stadsbewoners aanspreken. En de relatie tussen de universiteit en de stad ongetwijfeld versterken. Het college denkt dat Esther Porcelijn, net als de voorgaande dichters hebben gedaan, een eigen en nieuwe invulling geven aan de functie.”

Sinds Esther Porcelijn (Amsterdam 1985) drie jaar geleden aan de Universiteit van Tilburg begon met haar studie filosofie, maakt zij op de campus en in de stad furore als dichter. Voordat zij haar studie in Tilburg begon, volgde zij een opleiding aan de toneelacademie in Maastricht. Naast haar studie is zij actief als actrice en toneelschrijfster.

De Stadsdichtercommissie is overtuigd van haar kwaliteiten en van mening dat haar jeugdige leeftijd ruimschoots gecompenseerd wordt door haar spontaniteit, bevlogenheid, scherpzinnigheid en gevoel voor humor. In haar voordracht schrijft de commissie: “Met veel overtuigingskracht en enthousiasme weet zij haar gedichten, monologen en dialogen voor het voetlicht te brengen. Haar toneelervaring staat garant voor spannende, zo niet spraakmakende voordrachten, waarmee zij onmiddellijk de aandacht van het publiek afdwingt.”

Sinds 2003 heeft Tilburg een Stadsdichter. Een Stadsdichter draagt met gedichten, voordrachten en performances bij aan de versterking van het culturele klimaat in Tilburg. Dit doet de Stadsdichter vanuit een onafhankelijke blik op de stad. Elke twee jaar wordt een nieuwe Stadsdichter benoemd. De huidige Stadsdichter is Cees van Raak. Eerder waren JACE van de Ven, Nick J. Swarth en Frank van Pamelen stadsdichter.

Poëzie van Esther Porcelijn op www.fleursdumal.nl

fleursdumal.nl magazine

More in: City Poets / Stadsdichters, Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther


Esther Porcelijn: Het beest in ons

The minotaur – George Fredric Watts 1885


Esther Porcelijn

Het beest in ons

Het beest in ons is geen evolutionair overblijfsel, het is niet onze drift naar seks of lust naar bloed, het is geen algoritme dat wordt geërfd, geen primitieve nostalgie.

Ik ben alleen.
Nooit kan ik mij verhouden tot anderen, hoe gaat dat dan, verhouden tot een ander?
Mijn ervaringen zijn van mij alleen. Niemand voelt zich ooit precies zoals ik. Niemand kan mij iets dicteren. Ik weet zelf wel wat ik wil! Ja, misschien sluit ik anderen hierdoor buiten, maar die anderen zijn maar vreemden. Zij zijn mij vreemd want ze zijn mij niet, ze kennen mijn diepste verlangens niet. Ik ben ik.
Maar hoe kan ik dan weten wat goed is als er geen voorbeeld is waar ik mij aan kan meten, en deze bijzonderheidpositie het mij onmogelijk maakt om mij te meten aan iets anders dan mijzelf? Moet ik mijn eigen wil dan uitbaten? Mijn wil opleggen aan alles om mij heen, omdat ik niets anders ken? Hoe kan ik dan ooit uit dat kleine universum komen van alleen ik met ik?
Moet ik mij dan toch maar neerleggen bij de populaire idee dat alle handelingen van een mens voortkomen uit egoïsme, en dat dit alles gevolg is van een jarenlange survival of the fittest?
Ben ik werkelijk zo gedetermineerd door iets als een evolutionair proces? Ben ik zo gemaakt om mij alleen bezig te houden met mijzelf? Ben ik zo bepaald?
Ik begrijp dat wie boven alles het eigen genot nastreeft anderen onvermijdelijk zal schaden, maar wat kan het mij schelen? Ik leef mijn leven gewoon, ik schaad zo min mogelijk mensen, ja dat probeer ik dan, verder doe ik lekker waar ik zin in heb, ik leef maar één keer, uiteindelijk gaan we allemaal dood, en de volgende generatie moet er zelf maar een feestje van maken.
Ik zou er haast om gaan huilen, maar dan huil ik dus om mijzelf.
Deze onafwendbaarheid van mijn eigen egoïsme is tragisch.
Maar wat is tragisch?
Ik kijk naar het schilderij de Minotaurus van George Watts. De Minotaurus kijkt in de verte, naar het licht boven de zee. Hij is een woest beest, half stier half mens, en hij voedt zich met mensenvlees. In dit schilderij is hij afgebeeld als haast snakkend, maar snakkend naar wat? Naar het loskomen van zijn beestheid misschien? Naar het wegkomen uit het labyrint? Het lijkt alsof hij iets achterna is gerend, ziet hij iets in de verte? Zijn het mensen in een schip en wil hij daarbij horen?
Zijn ruggengraat geeft zo’n richting aan zijn houding, alles is naar voren toe, zijn schouders alsof hij net is komen aanrennen en hij zich nog net vastklampt aan de rand van het balkon.
Zijn handen grijpen de rand, maar zijn hand lijkt als in een vlies gegoten, zijn hand is net geen hand. Met een paar ronde schilderstreken wordt de illusie gewekt dat zijn hand overgaat in een hoef, of zijn hoef in een hand. Maar als je goed kijkt zie je dat die ronde streken een vogeltje vormen dat hij in zijn snakkramp heeft vermorzeld.
Achter de Minotaurus is donkerte, een groot contrast met wat voor hem ligt.
Die donkerte is volgens mij het labyrint waar hij nooit uit zal komen, maar vooral de onafwendbaarheid van dat lot. Dat is ook net de bedoeling van een mythe, dat de personages geen keuze hebben, dat het verhaal zich zo zal afspelen als het bedoeld is. De Minotaurus is ook nog eens een zeer laag mythisch beest, hij heeft zeker geen keuze, daarom plaatst Watts hem snakkend in een schilderij.
Achter de Minotaurus huist die onafwendbaarheid, daar zit de tragiek.
Het is daar zwart en leeg, het aller alleenst, het meest onafwendbaar. De Minotaurus kan daar nooit weg, die leegte is oneindig, het is het grote lege en ik herken het. Ik kan er om huilen, ik herken die leegte onmiddellijk.
Ik huil. De tranen stromen langs mijn wangen, de leegte grijpt mij aan, het is een beklemmende ervaring. Ik voel dat die onafwendbaarheid ook in mij zit, en dat zij mij alleen maakt, het meest eenzaam. Ik ben alleen en niemand kan zich ooit zo voelen als ik. Maar door de tranen heen moet ik opeens lachen. Hoe kan ik nu lachen om zoiets tragisch?
Ik lach om het vogeltje, of, ik lach om dat de Minotaurus niet anders kan dat het vogeltje vermorzelen, al snakt hij naar het licht en een soort loskomen van zijn labyrint, hij kan niet anders omdat hij zich tot niemand anders kan verhouden. Er is geen andere Minotaurus, er is geen ander wezen in zijn verhaal dat net zo is als hij.
En in mijn verhaal is wel een ander wezen, er zijn andere mensen.
Ik lach omdat ik zie dat de Minotaurus in mij zit, en in alle mensen en dat dit tegelijk het tragische relativeert. Hij is alleen en eenzaam, maar ik ben niet alleen eenzaam.
Ik voel mij plotseling minder leeg en begrijp dat ik niet huil om mijzelf alleen. Ik benoem de tragiek en mijn tranen niet als erg maar als iets anders, en dat andere maakt dat ik moet lachen.
Ik merk dat het tragische en het grote onafwendbare in mij zit, en dat dit op zijn beurt zo onafwendbaar is. Maar ik merk vooral dat dit alles óók in mij zit, niet enkel in mij. Dit tragische is onderdeel van iedereen, wij ontkomen niet aan het grote zwarte; de dood. En dit inzicht maakt opmerkelijk genoeg dat ik moet lachen.
De Ironie!
Ik zie dat die onafwendbaarheid zich uit in mijn sterfelijkheid, maar met mij iedereen, en het inzien dat dit voor iedereen geldt kan ik niet anders benoemen dan als ironie. En tegelijk is dit ironisch voor iedereen. Het is het lachen door de tranen heen, en dit kan alleen omdat ik niet huil voor mijzelf, althans niet enkel voor mijzelf. Ik huil om iets dat groter is dan mijzelf, dat voor iedereen hetzelfde is.
Tragiek en Ironie horen bij elkaar, Tragiek zonder Ironie is enkel zelfbeklag. En Ironie zonder Tragiek des te verdrietiger. Ik huil niet om mijzelf, ik huil om het inzicht dat het meest menselijke die onafwendbaarheid is, en dit inzicht maakt tegelijk dat ik moet lachen en ik zie in dat tragiek niet erg is. Erg is iets dat alleen om mijzelf gaat, dan zijn het tranen om medelijden, en dan misschien zelfs uit medelijden voor een ander, maar dit gaat niet verder dan mijzelf, dan zou je altijd nog kunnen volhouden dat het huilen om een ander enkel iets over jezelf zegt.

Ik zie dat tragiek is. Het is niet iets ergs, het is niet iets waarover ik alleen hoef te huilen, het is iets waar ik ook om kan lachen, omdat ik inzie dat het onafwendbaar is, en dat dit voor iedereen zo is. Terwijl de Minotaurus onontkomelijk het vogeltje vermorzelt en tot in het oneindige vast zal zitten in het labyrint, is het voor ons onontkomelijk dat ook wij te maken hebben met het onafwendbare, en dat die grote leegte ook in ons zit.
De Minotaurus is een beest, maar kan ook niet anders zijn, hij kan zich ook helemaal niet verhouden tot iets anders dan zijn eigen verhaal. Wij kunnen dat wel, door in te zien dat hoe die Minotaurus snakt, dat wij dat ook doen, dat iedereen dat doet.
Dit is niet erg of zielig, nee, het maakt ook vrolijkheid mogelijk, het maakt ons aan het lachen. Het samenspel van Tragiek en Ironie bindt alle mensen.
Het biedt meer dan alleen troost, het verzacht tijdens verdriet om de eenzaamheid maar doet ons tijdens die persoonlijke ervaring ook begrijpen dat wij verder kunnen denken dan alleen onszelf, juist door in te zien wat ons allen bindt. Is dat niet het meest vrolijk en het minst eenzaam?
 

Het beest in ons door Esther Porcelijn

kempis.nl poetry magazine

More in: Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther


Esther Porcelijn: Misschien als ik dit stuk kleed niet had afgescheurd in een spaanse bar

Esther Porcelijn

Misschien als ik dit stuk kleed

niet had afgescheurd in een spaanse bar

 

Aan dit stuk papieren kleed

Hadden mensen kunnen eten

Belangrijke heren, vergeten

Dat hun vrouwen thuis alleen zijn

 

Ze zouden tapas nemen

Inktvis met vele broden

Een goede laag om de rode

Wijn op te serveren

 

Gepraat zou er worden

Gesproken over verre landen

Over oorlog en politieke banden

Om hun huwelijk mee te verbloemen

 

Als hun liefdeloosheid

Zou zijn voldaan

Geen pap meer gezegd aan

De tafel van de heren

 

Dan zouden ze huiswaarts keren

Hun vrouwen slapen al, op hun plek ligt de hond

 

Esther Porcelijn gedichten

kempis.nl poetry magazine

More in: Archive O-P, Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther


Esther Porcelijn: Coupé-schreeuwer

Esther Porcelijn

Coupé-schreeuwer

Ik zat onlangs in de trein tussen Deventer en Zwolle.

De coupé zat vol, en ik haalde mijn tas weg omdat er een jongen binnenkwam. Deze jongen begon tegen mij te praten, het werd duidelijk dat hij lichtelijk zwakbegaafd was. Omdat de jongen heel luid sprak en zijn muziek nog aan had staan, begonnen de andere treinreizigers al te zuchten en demonstratief te verzitten. Er zat een best zakelijke jongen met een statistiekboek en twee vrouwen die nogal tuttig leken en duidelijk uit de buurt kwamen, de vrouwen keken zuinig uit hun ogen. Hun blikken keken naar hem en weer weg, geëergerd. De jongen bleef tegen mij spreken over hoe hij treinmachinist wilde worden en daar nu nog 8 jaar voor zou moeten studeren. Hij vertelde: “dan denk je wel, dat is niet zo moeilijk, maar als ik bijvoobeeld de trein van Zwolle naar Roosendaal wil rijden, dan moet ik alles uit mijn hoofd leren, alle seinen enzo.” Terwijl ik besefte dat dit nog best veel is, bleef hij vragen stellen: “wat doe jij dan?” Ik vertelde dat ik filosofie studeer. Hij vond filosofie een duur woord. Ik gaf hem gelijk. Hij vroeg mij wat filosofie dan is, hij had er nog nooit van gehoord. Ik vond dat eigenlijk een best moeilijke vraag en ik vertelde hem dat filosofie een studie van het denken is.

Ondertussen gingen de overige treinreizigers door met hun demonstratieve kuch-zucht-wegkijk-erger-dans. Ik probeerde wel af te tasten of het ongepast was om zo te blijven spreken, maar ik vond het ook wel fijn dat iemand zo fris vragen aan je stelt. Die andere reizigers zuchten wel, maar maken helemaal geen contact. De jongen vroeg aan mij of je met filosofie wel iets kan doen, hij vond het klinken alsof je er niets mee kan. Ik probeerde uit te leggen dat je bij filosofie bezig bent met vragen als: wanneer weet je iets echt zeker? De jongen zei dat het zeker is als de feiten op tafel liggen. Ik vond het wel een goed antwoord. De jongen vond filosofie nog steeds maar raar. Ik gaf hem gelijk. Ik merkte dat ik door die ergerhouding van de andere treinreizigers juist nog liever met die jongen wilde praten. Heel arrogant wilde ik hen wel eens laten zien dat deze jongen zo vervelend en dom nog niet was. De tuttige vrouwen bleven zuchten en keurden de jongen nog een keer af met hun zuinige blikken.

Ik vertelde de jongen dat er een plek is, een school, waar je álles mag vragen wat je wil, en waar nooit iemand zal zeggen dat iets niet hoort of mag, en dat die school filosofie is. Ik keek, niet per ongeluk, ook terloops naar die vrouwen terwijl ik dit vertelde. Een van de vrouwen begon, na nog een zuchtsessie, in een klein boekje te lezen, een klein bijbeltje. Stiekem werd ik een beetje boos van binnen. Wel andere mensen afkeuren en niet eens een poging wagen er een gesprek mee te voeren, en dan vervolgens zeer serieus in de bijbel gaan lezen om te zien hoe Jezus de minst veroordelende persoon van zijn tijd was. Ik vond dat die vrouw er dan toch weinig van had begrepen. Blijf maar neuzen in dat boekje, wat je daar zoekt ligt recht voor je neus, zuinig wijf! We waren bijna in Zwolle. Het landschap buiten was supermooi. En de jongen vond het landschap ook mooi. Ik nam afscheid van de jongen en hij vertelde mij nog dat hij toch liever iets studeert waar je wat aan hebt. Maar hij vond ook dat: “ieder zijn heug.” Die jongen heeft het beter begrepen dan die anderen. Of ben ik nu juist arrogant? Is wat ik deed juist egostrelerij?

Esther Porcelijn: Coupé-schreeuwer

(eerder verschenen in Univers, 26-04-2011)

kempis.nl poetry magazine

More in: Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther


Esther Porcelijn gedicht: Gedetineerd

Esther Porcelijn

Gedetineerd

 

Help help, mijn acquisitie is op,

het tocht hier, een bries als natte vaatdoeken van moeder.

Mijn veters zijn weg, ik wil heus niks ergs doen.

Naast mij schreeuwt er een, of is het dáárnaast?

Peinzen over het peinzen, zeven streepjes op de muur,

nog zoveel te gaan, niets anders dan buiten.

Als vroeger, in vorige tijden, een klop op de deur,

Borden puree en blinde vinken uit ogen samengeperst.

Kwijnen wil ik, maar er is teveel daglicht tussen de tralies.

Een cake met een vijl van mijn vriendin,

ik heb nog geen post.

Het ruikt hier naar niks, niet eens naar niets.

Er huilt er een onder me, of is het dááronder?

Ik voel me als een kudde wolven

mee huilen, maar er is teveel daglicht tussen de tralies

Het wc-papier raakt maar niet op

mijn kleding blijft schoon.

Geen streek kan ik uithalen

meteen iemand in de buurt met een zacht woord,

een begripvolle stem.

En de zeep blijft aangevuld.

Nooit alleen in de douche met een ander die wat wilt.

Mijn tv doet het.

Een film op, over Amerikaanse gedetineerden,

ik wil met ze meeleven,

sympathiseren,

huilen als wolven,

een verbond sluiten.

Maar er is teveel licht tussen de tralies

en mijn acquisitie is op.

 

Esther Porcelijn poëzie

kempis.nl poetry magazine

 


More in: Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther


Esther Porcelijn: Wat is nu beter weetje?

 

Esther Porcelijn

Laten we het even niet over kwantummechanica hebben..
Even niet over mensenrechten..
Want daar loopt een vrouw met grote borsten.

Wat is nu beter weetje?

Druk bevallen of
druk studeren.
Drinken mét
of zonder kleren.
Zwetend roken of
mannen bezweren
of gillen en krijsen
of kennis fingeren.
Wat is nu beter weet je
metselaren of metseleren.
Wat is nu beter weetje?
Kwakkelen in banken of
letters stampen
of watersnoodrampen
kant ledikanten.
Hegel vergeten of
vrouwen versleten
zonder vlees is niets te min.
De borsten vermelken of
telkens nog efkes
mijn deugdzaamheid tellen.
Scheldend beffen?
Wat is nu beter weetje?
Mijn moeders advies
“Kom, leren! Want anders
dan word je helemaal niets.”
Mijn moeders advies in mijn reet.

Als professoren
mijn ogen en oren
als lampen vervangen
tot elk verlangen
tot autonomie
in de kop is gedrukt.
Wat is nu beter weetje?
Dat varkentje wassen of
eerst nog oppassen
dat het biovlees is.
Als ik me vergis
is geen mens meer alleen
internet is genoeg voor allen.
Vriendschap verkleden of
mannen verslinden.
Overjas trekken of
zelf ondervinden.
Wacht nog maar even ik zoek het wel uit
zo, alle kennis onder mijn huid
een chip is calorievrij tegenwoordig.
Zo is ‘ie braaf, zo is ‘ie braaf.
Kwijl maar allen
de hoofden naar voren
waf waf
waf waf
waf waf
waf waf waf.
Wat is nu beter weetje?
Zitten en zwijgen
de wetenschap schrijven
en alles weten
wat iemand al weet.
Of toch even kijken
of wijven met tieten
of wijven met zonder
mij nu willen pijpen.


Esther Porcelijn poëzie

kempis.nl poetry magazine

More in: Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther


Esther Porcelijn: Iedereen is zielig

Esther Porcelijn

 

Iedereen is zielig

Mocht de evolutie mij ooit inhalen,
In geen geval ga ik als geen grijze bij de pakken neerzitten.
Bedroefd sikkeneuren in een geul waar vlaggen met wimpels aan de vlag..
Iedereen wuifde..

Iedereen is zielig

Iedereen wuifde naar mij.
En ik op de grote auto, met vlaggetjes en heel veel pepermunten.
De mannen lachten naar mij en giechelden zelfs.
De vrouwen wapperden met hun rokken omhoog, en de benen die ik ook wilde, verkozen tot bijzondere, betere dan welke..
Vanuit de ramen gooide de kinderen mij zakdoekjes toe, prachtige witte (voor als je vies bent) er was muziek op straat, de band kwam op mij afgeblazen, komt dat zien komt dat zien. Dansende zigeuners op straat, vrijheid en dansen en liefde..
De man achter het stuur legde zijn hand op mijn been, en gaf een knipoog, zo een vieze met opgetrokken wenkbrauw en een hups in ‘t gezicht.. Heerlijk!
Kraaiende oudjes in rolstoel kwamen naar mij fluiten.. vooruit, vooruit, vooruit.
Ik dacht aan kinderverhalen en zag mij staan in rode jurk op een toneel met een orkest en de dirigent moet huilen, iedereen klapt en zingt en fluit.
“klap” En daar was een kerel, zo een flinke, een kerel met echte snorresmoel, mooi hoe hij keek, de ogen zo priemend als algen in een zwembad, kraakhelder en modderig, zo groen als een kever.
Ik zag hoe ik huilde, ik, de vrouw in het midden, de auto stond stil, krijsende kinderen. En ik in witte nachtjapon.
De man die van mijn been hield, gromde een beetje, hij gromde achter me..mijn eerste erotiek, en zeven keer kuchte een vrouw achter mij.
Vooraan stond ik, op de wagen, alle vlaggetjes vlogen en iedereen lachte, ik stond op de wagen als hoofdrol, iedereen klapte en ik was belangrijk.
Gevoelloos en huilend, de allergrootste prijs, wie komt mij trouwen, ik zal ervoor zingen, kom maar, kom maar, applaus, applaus, applaus!
“klap” iemand pakte mij,
toen werd ik kaalgeschoren.

 

Esther Porcelijn: Iedereen is zielig
kempis.nl poetry magazine

More in: Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther


Esther Porcelijn: Contactadvertentie van een rubensvrouw

 

Esther Porcelijn

(samenvoeging van haiku’s, omdat een haiku ook meervoud kan zijn)
 
Contactadvertentie van een rubensvrouw
 
Opzoek naar dikzak
Vette man, liefst ingelegd
Moet slagroom spuiten
 
Ik, voluptueus
Vet moet ook kunnen rollen
Mijn vlees kent geen maat
 
Ben jij het vliesje
De room die mij doet schiften?
Klamp je vast aan mij
 
Roep mijn naam en glij
Roetsj langs al mijn inhammen
Mijn vel bedekt je

Zie, de angst verdwijnt
Verschrompelt langs mijn dijen
Geen bangerikken!!
 
bel: 575-575

 

Esther Porcelijn poëzie
kempis.nl poetry magazine

More in: Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther


Esther Porcelijn: Liefde voor objecten

 

Esther Porcelijn

Liefde voor objecten

Er is een kabinet op mij gevallen.
Flirtend strek ik mijn gebroken been en buig het om hem heen.
Hij zucht diep en schudt zijn lades.
Nee nee, echt hout is niet snel versierd.
Bloedend snik ik en vraag of hij mijn kameraad is.
Een zevendelig servies is ‘t enige dat hij mij kan bieden.
Kermend vraag ik hem op te staan.
Hij zegt dat ‘ie niet voor niets is gevallen.
Ik stop mijn handen in zijn scharnieren, ‘t kraakt.
Ik stop mijn vingers tussen zijn bestek,
vork mes mes lepel vork vork vork vork vork vork…juskannetje, ik roer er zacht in.
Hij piept terwijl ik hem langzaam ontmantel.
Mijn tanden aan de kant geschoven worstel ik mij door zijn schroeven, krik krak krik krak krak.
Stervend kus ik zijn handvatten, hij kucht en breekt.
Dit was eenmalig.
De houtsplinters vliegen mij om de oren, het servies aan gruzelementen.
Mijn lichaam komt onder de ravage vandaan.
Ik pak een stuk van een kapotte lade en ram het fiks tegen zijn deur.

Gezocht: kabinet, liefst een van plastic.

Negen maanden later beval ik van een sigarenkistje.

 

Esther Porcelijn: Liefde voor objecten
kempis.nl poetry magazine

More in: Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther


Esther Porcelijn gedicht: Badwater ballade

 

Esther Porcelijn

Badwater ballade

Kleine Katoo zat in bad
Te plonzen en spetteren, veel te veel zeep
Van voor was ze wel nog wat plat
Maar dat was niet iets dat haar vader begreep

Haar vader kwam binnen om haar rug eens te wassen
Ze wist niet waar ze het zoeken moest
Hij waste en begon haar van voor te betasten
Zijn hand voor haar mondje, zo bleef ze wel koest

Heel traag gleed zijn hand naar benee
Ze snikte en snikte, moeder was boven
Haar vader zei “stil maar het valt toch wel mee?”
Ze was nog heel klein, moest hem maar geloven

Hij zei dat ze nog een plekje had
Ze had zich gewassen, heel d’r vel
Begreep niet waar dat plekje dan zat
Nee jij ziet het niet, maar ik zie het wel

Het water was koud en de zeep was al op
Toen vond ze het welletjes, ze wilde eruit
Haar vader keek woedend, ze schreeuwde nu “stop”
Ma hoorde van boven een zorg’lijk geluid

Haar moeder kwam kijken, maar werd niet verrast
Haar vader had zeep in bad gespoten
Een vader die dochterlief onschuldig wast
Ons lieve kind, wat wordt ze al groot hè?

Moeder ging weg, van geen kwaad bewust
Dit is bijzonder, ons geheim
Katoo groeide op, ze was nooit ongerust
En omdat ze niet beter wist vond ze het fijn

 

Esther Porcelijn poëzie
kempis.nl poetry magazine

More in: Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther


Older Entries »« Newer Entries

Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature