Esther Porcelijn gedicht: Badwater ballade
Esther Porcelijn
Badwater ballade
Kleine Katoo zat in bad
Te plonzen en spetteren, veel te veel zeep
Van voor was ze wel nog wat plat
Maar dat was niet iets dat haar vader begreep
Haar vader kwam binnen om haar rug eens te wassen
Ze wist niet waar ze het zoeken moest
Hij waste en begon haar van voor te betasten
Zijn hand voor haar mondje, zo bleef ze wel koest
Heel traag gleed zijn hand naar benee
Ze snikte en snikte, moeder was boven
Haar vader zei “stil maar het valt toch wel mee?”
Ze was nog heel klein, moest hem maar geloven
Hij zei dat ze nog een plekje had
Ze had zich gewassen, heel d’r vel
Begreep niet waar dat plekje dan zat
Nee jij ziet het niet, maar ik zie het wel
Het water was koud en de zeep was al op
Toen vond ze het welletjes, ze wilde eruit
Haar vader keek woedend, ze schreeuwde nu “stop”
Ma hoorde van boven een zorg’lijk geluid
Haar moeder kwam kijken, maar werd niet verrast
Haar vader had zeep in bad gespoten
Een vader die dochterlief onschuldig wast
Ons lieve kind, wat wordt ze al groot hè?
Moeder ging weg, van geen kwaad bewust
Dit is bijzonder, ons geheim
Katoo groeide op, ze was nooit ongerust
En omdat ze niet beter wist vond ze het fijn
Esther Porcelijn poëzie
kempis.nl poetry magazine
More in: Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther