In this category:

Or see the index

All categories

  1. AFRICAN AMERICAN LITERATURE
  2. AUDIO, CINEMA, RADIO & TV
  3. DANCE & PERFORMANCE
  4. DICTIONARY OF IDEAS
  5. EXHIBITION – art, art history, photos, paintings, drawings, sculpture, ready-mades, video, performing arts, collages, gallery, etc.
  6. FICTION & NON-FICTION – books, booklovers, lit. history, biography, essays, translations, short stories, columns, literature: celtic, beat, travesty, war, dada & de stijl, drugs, dead poets
  7. FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor's choice, etc.
  8. LITERARY NEWS & EVENTS – art & literature news, in memoriam, festivals, city-poets, writers in Residence
  9. MONTAIGNE
  10. MUSEUM OF LOST CONCEPTS – invisible poetry, conceptual writing, spurensicherung
  11. MUSEUM OF NATURAL HISTORY – department of ravens & crows, birds of prey, riding a zebra, spring, summer, autumn, winter
  12. MUSEUM OF PUBLIC PROTEST
  13. MUSIC
  14. PRESS & PUBLISHING
  15. REPRESSION OF WRITERS, JOURNALISTS & ARTISTS
  16. STORY ARCHIVE – olv van de veestraat, reading room, tales for fellow citizens
  17. STREET POETRY
  18. THEATRE
  19. TOMBEAU DE LA JEUNESSE – early death: writers, poets & artists who died young
  20. ULTIMATE LIBRARY – danse macabre, ex libris, grimm & co, fairy tales, art of reading, tales of mystery & imagination, sherlock holmes theatre, erotic poetry, ideal women
  21. WAR & PEACE
  22. ·




  1. Subscribe to new material: RSS

– Landverbeuren

«« Previous page · LANDVERBEUREN (38) DOOR TON VAN REEN · LANDVERBEUREN (37) DOOR TON VAN REEN · LANDVERBEUREN (36) DOOR TON VAN REEN · LANDVERBEUREN (35) DOOR TON VAN REEN · LANDVERBEUREN (34) DOOR TON VAN REEN · LANDVERBEUREN (33) DOOR TON VAN REEN · LANDVERBEUREN (32) DOOR TON VAN REEN · LANDVERBEUREN (31) DOOR TON VAN REEN · LANDVERBEUREN (30) DOOR TON VAN REEN · LANDVERBEUREN (29) DOOR TON VAN REEN · LANDVERBEUREN (28) DOOR TON VAN REEN · LANDVERBEUREN (27) DOOR TON VAN REEN

»» there is more...

LANDVERBEUREN (38) DOOR TON VAN REEN

LANDVERBEUREN130Van de vroege ochtend tot de late avond zat hij maar onder de meidoorn. Had nooit wat te doen. Treiterde de mensen met zijn luiheid. Zou er geen manier zijn om hem aan het werk te zetten? Om hem van het plein te weren? Stel je voor, misschien had die gek al het een of ander met Angela uitgevreten. Dat hij haar verdedigd had tegen Elysee was misschien ook alleen maar uit jaloezie geweest. Verrek nog aan toe, de ene idioot of de andere, allebei zouden ze hun poten thuis moeten houden en de kleine meid met rust moeten laten.

Kwaad, omdat hij op dit moment niet wist wat te doen om het probleem op te lossen, trapte de slager met zijn klompen in op de mieren, die zich razendsnel over de vloer van de winkel in de richting van het hakblok spoedden. Hoewel Azurri zijn zaak zo schoon mogelijk trachtte te houden, kon hij aan overlast door klein ongedierte maar nauwelijks ontkomen. Klein en zwartgelakt renden de mieren in rijtjes over de winkelvloer. Onophoudelijk. Kropen omhoog langs toonbank en hakblok en peuterden met gevaar voor eigen leven aan de vleeswaren. Deze mieren waren ontzettend taai. Ze plantten zich zo snel voort dat ze niet kapot te krijgen waren. Kilo’s zout, flessen chloor en emmers kokend water hadden hen niet uit de winkel kunnen verjagen. Na elke aanval van de slager kwamen ze onverdroten terug. In steeds grotere aantallen kropen ze uit richels en kieren. Aangelokt door de geuren van het vlees bleven ze brutaal doorgaan met de verovering van de slagerswinkel.

Zijn onmacht tegen de strijdvaardige diertjes inziende gaf Azurri voor vandaag de moed op. De slaap rukte op achter zijn oogleden. Hij zakte op een kruk, plantte zijn gewonde voet gemakkelijk naast zich neer en zakte langzaam weg in een doezeltoestand. Ergens ver weg hoorde hij een piepend geluid. Een rat in het achterhuis? Of was het zijn vrouw die zat te janken? Dat wijf had wel vaker van die donkere buien. Hele dagen kon ze zo zitten grienen, zonder dat je erachter kwam waar het haar aan schortte. Een vreemd soort verdriet. Als ze nou haar mond maar eens opendeed en hem vertelde wat er met haar aan de hand was, dan kon hij er misschien wat aan doen. Dat wijf had ook altijd wat. In elk geval was het nu niet het moment om zich er druk over te maken. Het piepen hield aan, maar vervaagde, of het van steeds verder weg kwam. Zou ze ook in slaap zijn gevallen? Met zijn kop op het hakblok begon de slager te ronken. De mieren, die nu niets meer te vrezen hadden, werden zo brutaal dat ze langs zijn broekspijpen omhoog kropen. De bakker liet zijn laatste klanten uit en sloot de deur. Terwijl hij binnen een wit laken voor de ruit hing, bleven de vrouwen nog nakletsen, rug naar de winkel, koppen dicht bij elkaar. Ze knikten in Kaffa’s richting en wezen zelfs ongegeneerd naar hem. Zo’n gek zorgde toch maar voor heel wat beroering in het dorp. Die cafémeid liep wel risico’s door met hem om te gaan. Die moest weten wat ze aan haar lijf kreeg. Maar in het geniep zouden die vrouwen ook wel eens wat met zo’n vent aan het handje willen hebben. Zo’n grote zwarte kerel in het nest, dát zou wat zijn.

Ton van Reen: Landverbeuren (38)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine

More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van


LANDVERBEUREN (37) DOOR TON VAN REEN

LANDVERBEUREN130

Het water in de spoelbak kon niet verhinderen dat de ogen van de kinderen Azurri zwaar werden. De kleine Irma van zes waggelde het eerst naar huis op haar bokkenpootjes. Om overeind te blijven trok ze het elastiek van haar broekje op tot onder haar oksels, zodat haar billen bloot kwamen. Spoedig werd ze gevolgd door de heks Josanna, die zich niet één twee drie door de slaap liet overweldigen en ertegen vocht. Maar ze verloor, hoewel ze haar gezicht vlak onder water hield om wakker te blijven. Margarita, mooi en mager in haar broekje, blies uit een krant gevouwen bootjes over het water, tot ze papperig in elkaar zakten.

Moe van het spelen ging ze languit in de drooggevallen drinkgoot liggen en viel in slaap. Angela raapte de veelkleurige, door haar zusjes achtergelaten jurken op en rolde ze tot een bundel. Ze liep naar Kaffa, die onder de meidoorn voor zich uit zat te staren. Een beetje wezenloos. Of wat bedroefd? Ze hurkte bij hem neer. Keek hem vragend aan. Streek met beide handen over zijn wangen. Voelde hoe ruw de huid van zijn gezicht was. Kaffa voelde haar handen gloeien. Hij zag in haar ogen dat ze van hem hield. Een kind nog, dat het fijn vond om bij hem te zijn. Hij wilde iets aardigs tegen haar zeggen, maar er kwam niks bijzonders in hem op. Alleen zinnen die nu afgestompt leken. Woorden die hij een paar uur geleden nog tegen haar had kunnen zeggen. Nu niet meer, omdat ze op dit moment van geen belang waren. Zou hij haar nog iets over de buizerd kunnen vertellen die op zijn plaats in de meidoorn zat? Kon hij haar iets zeggen over de waarzegger? Over het spel met het water in de pompbak? De middag? Opoe Ramesz die daar zo scheef in haar stoel hing dat ze er bijna uit kwakte?

Godallemachtig, zou hij haar kunnen zeggen dat zijn hart hoog in de keel klopte omdat hij haar handen op zijn huid voelde? Haar handen van mos. Dat hij met haar alleen, of met Céleste erbij, en ook wel met de jongen als die maar beter wilde worden, door het bos wilde lopen? Om daar ergens in de schaduw te liggen. Of wildeman te spelen tussen de struiken. Kon hij zoiets zeggen tegen een meisje van dertien? Hij wist nauwelijks wat te doen. Kon geen stom woord uitbrengen. Voelde zich lullig toen hij de blik van de slager opmerkte. En hoe die kraaien naar hem keken! Verdorie, waarom gedroeg hij zich totaal anders dan hij wilde? Die mensen hoefden hem toch niet te hinderen? Als ze het hem lastig zouden maken, zou hij hen op hun smoel slaan. Angela maakte aan de spanning een eind toen ze opsprong en naar huis liep. Azurri hakte woedend in op een varkenspoot. Wat dacht die gek eigenlijk wel? Wat wilde hij van dat kind? Het was mooi dat hij haar tegen de waarzegger had beschermd, maar gaf dat hem het recht om openlijk met zijn dochter te vrijen? Ocharm, een kind van dertien jaar! Ze kon nauwelijks alleen pissen. Zou ze weten wat die vent van haar wilde? Ze kon nog geen weet hebben van vrijen en liefde. Liefde! Zou dat voor Kaffa iets betekenen?

Ton van Reen: Landverbeuren (37)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine

More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van


LANDVERBEUREN (36) DOOR TON VAN REEN

LANDVERBEUREN130
Met één schoen in de hand hinkte de slager terug naar de varkens, 
die hij bij de pompbak had achtergelaten. Tevreden. Hij had die gek 
getoond wie er in werkelijkheid kampioen van Solde was. Ingemaakt 
had hij hem! Als Kaffa ervan geleerd had, zou hij voorlopig zijn gezicht 
niet meer in het dorp laten zien. 

Maar de vier oude mannen, die het spel vanuit de caféhof hadden gevolgd, 
schudden misprijzend hun hoofd. Die ene keer dat de slager gewonnen 
had, maakte nog geen kampioen van hem. Eén verlies mocht je niet tellen. 
Die Kaffa was vandaag duidelijk niet in de stemming om zich waar te maken.
In een echte wedstrijd zou de slager geen kans hebben gehad. Tegen de
precisie van de gek kon niemand op. Als hij op zijn best was, veegde
hij met iedereen de vloer aan. Céleste, die altijd gevolgd werd door
de ogen van iedereen op het plein, bracht Kaffa een fles bier. Ze nam
geen notitie van Jacob Ramesz, die het water uit de mond liep toen
hij de fles zag. Die echter niet voor hem bestemd was. Waarnaar hij
alleen mocht kijken. Omdat hij geen cent op zak had. En omdat hij
niks met die cafémeid aan het handje had, al zou hij zijn leven
ervoor willen geven om nog eens op zo'n meid te kunnen liggen. Hij
verbeet zich van afgunst en vervloekte zijn lot toen Kaffa de fles
aan de mond zette en dronk. Daarbij schoot de adamsappel van de
zwerver als een stuiter in zijn keel op en neer. Jacob balde zijn
vuisten in zijn zakken en trapte in de richting van opoe Ramesz, zijn
seniele wijfje. En ook al raakte hij haar niet, zo'n trap luchtte
lekker op. 
De kerkklok, die bastaard met zijn geluid van een gescheurde emmer, 
sloeg twaalf uur. Middag. Daarna vaag gebeier dat het Angelus moest 
verbeelden. Een dankgebed aan de Heer der Vruchtbaarheid voor het 
eten dat Hij bij velen in de loop van de dag op tafel zou brengen. 
Echter niet bij Jacob Ramesz.
Die bleek ook deze dag weer God niet welgevallig. Jacob had geen
kruimel in huis en piekerde zich het hoofd suf hoe vandaag weer aan
eten te komen voor hem en het mensje in haar stoel. In zijn kelder
waren de muizen allang van honger en ellende omgekomen. Het Angelus
hoefde hem niet aan eten te herinneren, wel was het voor hem het sein
om zich languit op de houten bank onder het gevelraam van zijn huis
neer te vlijen. Zijn hoofd wat achterover tussen de uitdrogende
geraniums die van de vensterbank omlaag hingen, om zo vrij te kunnen
boeren. Dat was hij nog gewend uit de tijd dat hij zich rond het
middaguur zo vol vrat dat hij geen pap meer kon zeggen. Toen er nog
geld in de knip was. Ondanks zijn honger viel hij toch in slaap.
Droomde van vlooien als koeien zo groot. Van tafels vol eten. Van
kannen bier. Er tekende zich een tevreden glimlach rond zijn anders
zo stuurs vertrokken gezicht. In zijn slaap was hij weer helemaal de
oude. Het wilde beest dat zuipend en naaiend door het leven ging. Als
hij sliep, was Jacob nog op zijn best. Dan was hij het lege gevoel in
zijn maag kwijt, ook al stond zijn buik zo hol als een hazenleger.
Opoe Ramesz, die altijd in een toestand tussen werkelijkheid en droom
verkeerde, leek nu definitief voor de droom te kiezen. Haar hoofd
viel scheef. Uit haar mond zakte haar tong nog wat verder naar
buiten. 
Een meikever streek besluiteloos op haar kin neer en veegde zijn poten glad.
 Dat beest leek helemaal van slag. Wat zocht zo'n diertje nog op opoes kin 
tegen eind augustus terwijl het in mei al onder de grond hoorde te zitten om eitjes te
leggen? Plotseling zag de kever het donkere gat van opoes mond. Omdat
het beestje toch óóit zou moeten onderduiken, trok het met gevouwen
vleugels haar mond binnen en verdween dapper achter haar tandvlees.
Opoe werd er niet wakker van. Dat hapje was meegenomen. Als ze sliep,
dan sliep ze vast. 

 

 Ton van Reen: Landverbeuren (36)

 wordt vervolgd

 fleursdumal.nl magazine

More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van


LANDVERBEUREN (35) DOOR TON VAN REEN

LANDVERBEUREN130
Hoofdstuk 6 
Jacob Ramesz, de oude vlooientemmer,
 stond meestal in gedachten verzonken in het deurgat
van zijn huis. Normaal was er nooit veel te doen op het plein. Dat
handjevol mensen, dat hij door en door kende, haalde zelden of nooit
iets uit waarvan zijn hart sneller ging kloppen. Alles was er altijd
precies hetzelfde. En als er eens wat te beleven viel, merkte je er
nog niet veel van. Op enkele uitzonderingen na, zoals die dronken
timmerman en Kaffa de dorpsgek, onderdrukte iedereen zijn gevoelens.
Het hoorde nu eenmaal niet om je bloot te geven. 

Maar vandaag was het anders. De
lucht kraakte van de spanning, al vanaf het eerste gillen van de
jongen, zo vroeg in de ochtend. Dat lag niet aan de kraaien die zich
op het plein ophielden, want als de jongen niet op sterven had
gelegen, zouden ze er ook wel zijn geweest. Niet in het zwart maar in
hun daagse kleren, al maakte dat weinig verschil. Elke dag had het
troepje wijven ontstellend veel te vertellen. Dorpspraat. Oeverloos
gelul over de onnozelste zaken, waar je hoorndol van werd als je het
te lang aanhoorde. Wat Jacob Ramesz wel eens dwong zijn huis in te
vluchten. Met weemoed dacht Jacob terug aan vroeger. De jaren dat hij
nog wat voorstelde in Solde. Dit verdomde dorp was eigenlijk veel te
benauwd voor hem. Met dat ene café, zijn aardappelboeren en zijn
leger kraaien. Vroeger, dát waren nog eens tijden. Toen hij nog jong
was en elk jaar de hort op ging. Met zijn vlooientheater trok hij
door het hele land. Van het ene naar het andere feest. Kermissen en
oogstfeesten. Bruiloften en schuttersdagen. Alles deed hij aan met
zijn hele circus, dat hij op één arm kon zetten, alle dertig
tegelijk, om hen met zijn eigen bloed te voeden. Zelf gefokte dieren
waar andere vlooientemmers uit die tijd jaloers op waren. Tot
verdriet van Jacob stierf het vak uit. Maar wie herinnerde zich niet
zijn sterke trekhengst Fiffie? Ter grootte van een luciferkop, een
hele omvang voor een vlo, trok die in een tuigje van zijde een gouden
koetsje. Nou ja, goud. In elk geval trok hij een koetsje zo groot als
een pink rond een soepbord. Zo vaak je het maar hebben wilde. En dan
de ster van het gezelschap, Chocho, eigenlijk niet eens een
mensenvlo, die drie salto's sprong, waarvan één achterwaarts, over
een koffiekopje. Zijn hele leven had Ramesz voor niets anders gedeugd
dan voor het spel met de vlooien. Hij deed het nog steeds. In het
geniep. Hij wist dat de mensen hem licht van een plaag of ander
ongemak konden beschuldigen. In een doosje had hij enkele exemplaren
die hij 's avonds op opoes huid zette, om ze van haar bloed te laten
drinken. Het kindse mensje had het toch niet in de gaten. 
De Jacob Ramesz die lang geleden
bekendstond als een sterk messenspeler, stond zich van woede op te
vreten over de vreemde afloop van het spelletje landverbeuren tussen
de slager en die gek. Het kwijl liep hem van ergernis uit de
mondhoeken. Die verrekte Kaffa maakte het kampioen zijn te schande
door zich zonder slag of stoot gewonnen te geven. Als een konijn was
hij door de slager afgemaakt en toch vertikte hij het om revanche te
nemen. Wat bezielde die vent? Zon niet eens op wraak! Liet alles maar
op zijn beloop. Leek nog te beroerd om de lijnen van de landen uit te
vegen. De schande van zijn verlies zou nog lang te zien zijn op het
plein. Azurri wachtte op wat Kaffa ging doen. In de verwachting dat
de ander toch nog een spelletje zou wagen om te proberen het verlies
goed te maken. Maar er kwam geen beweging in Kaffa. In tegenstelling
tot anders, wanneer hij zich hevig kon opwinden over de afloop van
een spel, werd hij nu koud noch warm van zijn verlies. Daar was de
slager blij mee. Durfde de ander niet te spelen, dan was hij
kampioen. 

Ton van Reen: Landverbeuren (35)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine

More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van


LANDVERBEUREN (34) DOOR TON VAN REEN

LANDVERBEUREN130Kaffa begreep heel goed waar het de slager om te doen was. Hij zou kunnen weigeren tegen Azurri te spelen, maar achteraf zou de man het kunnen uitleggen als lafheid. Kaffa voelde zich niet in beste conditie. Zijn handen trilden.

Het gebeuren met de waarzegger werkte op zijn zenuwen. Toch besloot hij de uitdaging aan te nemen. Met kracht gooide Kaffa het mes zo diep in het land van Azurri dat zelfs een deel van het heft in de grond drong. Hij sneed een stuk van het gebied van zijn tegenstander af. Worp na worp wist hij grote stukken land van de slager te veroveren. Het leek erop dat hij zou gaan winnen, zonder dat de slager ook maar één keer aan de beurt was geweest. Maar het land van de slager werd zo klein dat Kaffa’s laatste worp ernaast ging. Het mes viel buiten de grenzen. Kaffa was af. Hij trok het mes uit de grond en wierp het naar de slager, die het handig opving, gewend als hij was met messen om te gaan. Om te zien of het scherp genoeg voor hem was, zette de slager het op zijn arm en schoor een baan haren af. Spuwde op het lemmet en wreef het droog op de rug van zijn hand. Hij gooide het mes in Kaffa’s land en won in één keer het grootste deel van diens gebied. Voor zijn volgende worp bekeek Azurri het mes opnieuw, spuwde op het lemmet en mikte. Het vochtige mes schoot iets te vroeg uit zijn hand en sloeg met een knal tegen de stam van de meidoorn. Het lemmet knapte af, het mes schoot als een boemerang naar de slager terug en schoof in zijn voet. Kaffa vloekte. Hij raapte het heft op en woog het in zijn hand. Zijn beste mes was nu waardeloos. Hij wilde Azurri’s schoen losmaken, maar voelde dat het trillen van zijn linkerhand door zijn hele lichaam kroop. Azurri’s vrouw kwam toelopen. Ze hielp haar man met het uittrekken van zijn schoen. Het bloed stroomde uit de voet en bleef als een korst op het droge zand achter. De vrouw bekeek de wonde, maar dat maakte haar niet veel wijzer. Ze goot er jenever over, om infectie te voorkomen. Om het bloed sneller te doen stollen, legde ze er een zakje gedroogde kruiden op en verbond de wond. Het gezicht van de slager was van pijn vertrokken. Om zijn voet niet te zien keek hij naar de bakfiets vol varkens, die naast de spoelbak stond. Nu hij kennis had gemaakt met de scherpte van een mes, zou hij moeten begrijpen hoe vreselijk het lot van de varkens was. Maar waarschijnlijk had zijn beroep hem te zeer afgestompt om dat gevoel op te brengen. Door alle drukte was Kaffa nogal van streek. Hij borg de resten van het mes in de dekenzak, die in de meidoorn hing, haalde een nieuw mes tevoorschijn en veegde de lijnen van de landen uit om het spel opnieuw te beginnen.

Met de punt van het nieuwe mes tekende hij eerst de as die de grens van de twee landen was, daarna de cirkel zelf. Ondanks de pijn nam Azurri het mes van Kaffa aan en gooide. Hij kon slechts een klein deel van het land van Kaffa winnen voordat zijn mes plat viel. Daarna was de beurt aan Kaffa. Hij voelde dat het mes in zijn handen talmde. Zijn hand trilde heftig. Hij móést gooien. Hij probeerde zuiver te mikken. Het mes viel languit neer. Azurri lachte. Met de volgende worpen wist hij zoveel van Kaffa te winnen dat die geen land meer had om er zijn koning in kwijt te kunnen. Kaffa begreep dat hij met dit verlies een stuk van het aanzien verloor dat hij, kampioen, had opgebouwd. Hij kon het zich niet permitteren verslagen te worden. Bij elk verder verlies zou hij een deel van zijn greep op het plein kwijtraken. Hij zou er de enige reden voor zijn aanwezigheid in het dorp door verliezen. De koning van het plein wankelde.

Ton van Reen: Landverbeuren (34)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine

More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van


LANDVERBEUREN (33) DOOR TON VAN REEN

LANDVERBEUREN130De kinderen gingen hem achterna en bleven hem sarren. Ze hadden altijd angst voor hem gehad. Weerloos was hij nu aan hen overgeleverd. Niemand deed een poging hen te bedaren. Ook Kaffa niet, hoewel hij walgde van het tafereel.

Vol weerzin hield hij het lemmet van het mes nogmaals onder de koude straal. Het water spoot bruisend uit de pomphals, of het kookte. Kaffa merkte dat het mes trilde als hij het in zijn linkerhand droeg. De hand waarmee hij had gegooid. Het verwonderde hem. Zijn linkerhand was altijd sterk en zeker geweest. Hij nam het mes over in de rechter. Die was rustiger. Hij nam het weer over in de linker. Die hand trilde zo heftig dat hij het mes direct weer moest overgeven aan de rechterhand. Hij vloekte. Hij kon niet verdragen dat de zenuwen de baas waren over zijn lijf. De slager kwam het plein op zeulen op zijn bakfiets, waarin enkele biggen gilden. Hijgend plaatste hij de bak naast de pomp. Hij transpireerde hevig en stonk naar stallen. `Je wast je mes?’ vroeg hij, verbaasd over zichzelf omdat hij de gek aansprak. `Ja, ik was mijn mes’, zei Kaffa, terwijl hij het trillen in zijn linkerhand voelde en vaag het geouwehoer van Jacob Ramesz over zijn worp met het mes opving. Wat hem bijna in woede deed uitbarsten. Godverdomme. Waar bemoeide die ouwe vent zich mee? `Ik was mijn mes’, zei hij nog eens. `Dat verrekte bloed kleeft eraan als teer.’ Azurri trok zijn hemd uit en waste kop en bovenlijf onder de koele straal van de pomp. Hij pompte een emmer vol en gooide hem over de varkens, die van het koude water schrokken en weer gilden. Waarschijnlijk hadden ze in de paar weken dat ze leefden nooit water gezien. Nu pas zag de slager hoe Elysee tussen de gebouwen van Chile door hinkte en om zijn ezel riep, al was het dier in geen velden of wegen te bekennen. En de joelende kinderen die de man naliepen. Er kwam een minachtende grijns rond de mond van de slager. Angela holde naar Kaffa. Dankbaar omdat hij haar uit de klauwen van Elysee had gehaald, sprong ze tegen hem op en bleef als een klit om zijn hals hangen. Hij drukte haar tegen zich aan. Voelde haar natte lijf door zijn kleren heen. Ze duwde haar wang in zijn nek, ademde in zijn gezicht. Hij zoende haar haren, proefde haar zoute tranen. Ze huilde geluidloos. Lieve, lieve vrouw. Hij streelde haar warme lijf, haar dijen. `Lekker warm dier’, lachte hij en hij beet in haar oor. Hij zag de blik van Azurri, die zich gruwelijk ergerde aan het gedrag van zijn dochter. Net toen hij tegen het meisje wilde uitvallen, fluisterde zijn vrouw hem wat in het oor.

Waarschijnlijk over het voorval met de waarzegger en de manier waarop Kaffa het meisje had bevrijd. Het leek de slager niet tot betere gevoelens voor Kaffa aan te zetten, maar hij hield zich koest en liep mokkend terug naar zijn bakfiets vol varkens. Om zijn gevoelens te luchten moesten de beesten, die nergens schuld aan hadden, het ontgelden. Met zijn blote vuisten sloeg hij de dieren waar hij ze raken kon. Op kop, rug en nek. De biggen, die niets van deze afstraffing begrepen, begonnen wild te krijsen en sprongen tegen de schotten van de bak omhoog. Geschrokken van het lawaai zette Kaffa het meisje op de grond. Hij zag dat er kort gras tegen de verdrukking in onder het granieten pompbed uitgroeide, een klein stukje maar, want verderop verstikte het in de modder en de door zeik verzuurde grond. Hij veegde het lemmet van zijn mes droog aan de pijp van zijn broek, zette het aan in zijn handpalm en voelde dat het nog scherper kon. Hij wette het secuur op de gladde rand van de spoelbak. Kleine gensters spoten in het rond. `Het is mijn beste mes’, zei Kaffa verontschuldigend tegen Azurri. `Het ligt goed in de hand. Het treft precies waar ik het hebben wil.’ Kaffa liep terug naar zijn plaats. Veegde met een voet de grenzen van de oude landen uit. Tekende met de punt van het mes een cirkel. Sneed de cirkel in twee gelijke delen. Legde in elk land een lucifer. Zo had elk land zijn eigen koning. De slager, die zag dat Kaffa met zijn spel wilde beginnen, vergat zijn varkens, veegde het zweet van zijn voorhoofd, schurkte zijn rug tegen de opstand van de pomp en liep naar Kaffa. Zonder te vragen of hij mocht meedoen spuwde hij in zijn handen en hurkte tegenover Kaffa neer. Nu had hij eindelijk de kans om die gek eens te laten zien wie de werkelijke kampioen van het dorp was.

Ton van Reen: Landverbeuren (33)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine

More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van


LANDVERBEUREN (32) DOOR TON VAN REEN

LANDVERBEUREN130Geschrokken keek hij op. Zag dat de buizerd in paniek tussen de dichte takken rond de kruin van de meidoorn fladderde, veel zachte veertjes verliezend die langzaam naar beneden dwarrelden. Toen pas zag hij Elysee bij de spoelbak.

Met zijn rechterhand hield hij Angela vast. Met de andere streelde hij haar dunne lijf. De andere kinderen zaten verstijfd van schrik in de spoelbak, hun ogen open, alsof ze waren betoverd. Zonder er verder over na te denken mikte Kaffa nauwkeurig met zijn linkerhand. Het mes trof de waarzegger in zijn poot. De man leek af te breken en zakte door zijn knieën. Wilde schreeuwen of vloeken of God weet wat, zijn mond ging tenminste open en dicht, maar er kwam alleen een vuile fontein van afgevreten woorden naar buiten. Angela sprong van de spoelbak, rende luidkeels gillend langs de geschrokken kraaien en de zieke jongen naar haar moeder, die naar buiten kwam hollen, en sprong haar in de armen. De katachtige heks Josanna had zich als eerste hersteld van de schrik en zakte languit in het water, kopje-onder. Om aandacht te trekken wilde ze laten zien dat het gebeuren haar verder koud liet. Wist zo’n kind veel! Opgehitst door de sensatie renden de kraaien kakelend rond het bed. Op het rode scherm voor zijn ogen zag de jongen de zwarte schaduwen op en neer dansen, wat hem deed schrikken. Hij sloeg een lange ijle kreet uit, waar zelfs opoe Ramesz een rilling van over de rug liep, zodat ze in haar stoel trilde en haar stoofje omviel, as en stof rond haar strooiend. Céleste liep tot onder de meidoorn. Ze hoorde de waarzegger janken van pijn en wilde hem helpen, maar iets in haar belette dat, al was het misschien alleen maar haar afkeer van hem.

Alleen de kaarters waren onverstoorbaar. Ze hadden niet eens bewondering voor Kaffa’s feilloze worp. In tegenstelling tot Jacob Ramesz, die enthousiast van zijn ene been op het andere hinkte en in de dovekwarteloren van opoe schreeuwde hoe goed Kaffa gemikt had. Opoe knikte maar, omdat ze bekend geluid opving. Jacob kon ouwehoeren wat hij wilde, opoe zou hem toch nooit meer tegenspreken. Een roofvogel, dacht Kaffa terwijl hij naar de waarzegger keek. Hij lachte met zijn hele gezicht. Godverdomme, een roofvogel verdiende niet beter. Kaffa trapte zijn hakken diep in het zand, om te blijven staan waar hij stond. Hij wist dat hij zich niet zou kunnen beheersen, dat hij Elysee zou afmaken als hij naar hem toe zou gaan. Het mes was in het been blijven steken. Vol afschuw trok Elysee het eruit. Bloed stroomde uit de wond. Op handen en knieën bereikte hij de ezel, die nog steeds aan de liguster in de caféhof vastgebonden stond, maakte hem los en kroop schrijlings op de rug van het dier. Traag en vol weerzin kwam de ezel in beweging. Schommelde het plein af op zijn danspasjes makende scheve poten, de man op zijn rug door elkaar rammelend als een zak knoken. Kaffa zag dat Josanna nog onder de waterspiegel lag. Roerloos, met open ogen. Hij dacht dat dit vreemde spelletje slecht kon aflopen voor het kind. Liep naar de spoelbak, trok haar uit het water en zette het wild om zich heen slaande schepsel op de grond. Hij begreep de woede van het kind niet. Zag dat er scheurtjes door het graniet van de spoelbak liepen, zo dun als haartjes. `Het is niets’, riep hij naar de vrouw die met Angela in haar armen naar hen keek. `Helemaal niets!’ Met afschuw zag hij het bloed aan het mes, dat nog in het zand lag. Raapte het op en keek nauwkeurig of het niet beschadigd was. Gelukkig had het niets geleden. Hij hield het lemmet in de waterstraal van de pomp om het bloed eraf te spoelen. Het mes tegen het licht houdend dat door de meidoorn scheen, keek hij of het schoon was. Maar het schijnsel van de meidoorn gaf alles de kleur van roze crèpepapier en roest. Kaffa zag dat Elysee zijn rijdier liet stoppen door hem met de vlakke hand op de kop te slaan. De waarzegger gleed van de ezel, ging met zijn rug tegen de muur van Chile zitten en rolde de pijp van zijn broek op. De kleine meisjes Azurri, bekomen van de schrik, waren achter de ezel aan gelopen. Om te laten zien dat ze geen angst meer hadden, raapten ze stenen op en gooiden die naar de waarzegger en zijn rijdier. De ezel, die meerdere malen werd getroffen, begreep dat het onveilig werd. Hij zette het op een lopen, zo vlug alsof hij door een horzel in zijn aars was gestoken. Zijn scheve poten ontwikkelden een ongekende vaart, hoewel ze soms onder hem uit sloegen, alsof hij over groene zeep liep. Zelfs de waarzegger liet zijn mond openvallen van verbazing toen hij het zag. Hij balde zijn vuisten naar de kinderen, maar die lachten hem uit. Elysee kon zich toch niet verweren. Hij kroop overeind. Op één been hinkend, het andere achter zich aan zeulend, verdween hij tussen de gebouwen van Chiles Plaats.

Ton van Reen: Landverbeuren (32)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine

More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van


LANDVERBEUREN (31) DOOR TON VAN REEN

LANDVERBEUREN130Het meisje voelde Kaffa’s blik. Ze lachte naar hem. Ze lachte open. Niet als een meisje dat in de gaten had dat er een vent naar haar keek. Een lekker dier. Een kind nog, ook al had ze reeds het wezen van een vrouw, zacht en warm.

Ze holde naar hem toe met handen vol water en gooide hem plagerig nat. Dat deed goed met deze hitte. Die verrekte zon leek meer dan dolgedraaid. En dat nog wel in een tijd van het jaar dat hij het kalmer aan hoorde te doen. Angela kwam zo dicht bij Kaffa dat hij haar natte huid rook. De geur van groen fruit en zout. Haar kleren plakten aan haar lijf, zodat haar vormen goed te zien waren. Met haar lange benen had ze het wezen van een hert. Even raakte ze hem aan. Als door een vlam getroffen keek hij op. Gelukkig had niemand het gezien. Ze liep terug naar de andere kinderen. Hij had haar liever dicht bij zich gehouden, maar hij wist dat hij zijn opwinding niet zou kunnen verbergen. Hij zou haar willen aanraken, haar huid willen voelen. Het meisje liet een nat spoor achter, tot langs de kraaien, die op hun knieën rond het bed zaten en weer de een of andere litanie aanhieven. Een klaaglijk gebed dat dreinerig uit hun bekken klonk en dat als smeekbede tot de gelukzalige kluizenaar was bedoeld. De kraaien beloofden dat ze voor hem, als hij zijn best maar wilde doen en de jongen in leven hield, door het stof naar Rome zouden kruipen. Daar zouden ze door hun getuigenis zijn heiligverklaring als belijder kunnen regelen. Compleet met kerkelijke feestdag, aflaten en genademiddelen. Zo’n wonder zou goed zijn voor iedereen. Het dorp zou een behoorlijke handel kunnen beleven in relikwieën en aftreksels daarvan. Want behalve de botten van de gelukzalige waren er in Solde nog de zweep waarmee hij zich dagelijks kastijdde, de dekens van zijn bed, de stenen van zijn krot, de grond van zijn tuin, de lucht waarin hij ademde en de wolken waartussen hij ten hemel was gestegen. Verder kon men zijn portret drukken op prentjes, vaasjes en kerkboeken. En op de wikkels van stukken zeep die de heilige zelf nooit zou hebben gebruikt. Het verhaal wilde dat hij zo kuis was geweest dat hij nooit zijn kont en kloten had gewassen.

Om de gelukzalige nog gunstiger te stemmen onderhielden de kraaien een koeriersdienst tussen kerk en bed. Lieten een dozijn kaarsen branden voor de foto van de nog niet heilig verklaarde en daarom nog niet in gips of cement gegoten heremiet. Niet de dikste kaarsen, maar toch twaalf. En niet allemaal tegelijk. Tenslotte zou de man eerst heilig moeten zijn vooraleer men er een hoop geld tegenaan zou willen gooien. De pastoor was helemaal niet blij met het vrome gedrag van de kraaien. Het hield hem uit zijn dagelijkse doen. Rusteloos beende hij door de kerk. Liep verschillende malen naar buiten om naar het zieke kind te kijken, bekeek het aandachtig en begreep dat alle hulp te laat zou komen, zelfs die van de heremiet. Ook de vier kaarters, die al aan hun zoveelste glas jenever bezig waren, was het duidelijk dat de kluizenaar het liet afweten. Dat verbaasde hen eigenlijk niks. Als kind hadden ze hem nog goed gekend. Ze hadden zich altijd al verbaasd over de vreemde man die zich het lijf tot bloedens toe kastijdde om aan alle verzoekingen, zoals kaarten en zuipen, te ontkomen. Onder het spel vloekten de vier luid. Het was tot in de kerk en ver daarbuiten te horen. Dat hielp het effect van de litanie en de brandende kaarsen bij voorbaat naar de bliksem. De kraaien, die het vloeken hoorden, begrepen dat ze nutteloos werk verrichtten en staakten hun pogingen om de jongen gezond te bidden. Hun medelijden loste op in een druk gekwetter. Er kwam zelfs een lach rond hun zure monden toen ze zagen hoe de oude Jacob Ramesz rammel kreeg met de pook. Jacob probeerde het kolenstoofje onder opoes voeten leeg te halen, maar opoe begreep niet meer zo goed wat die Jacob daar allemaal aan haar voeten deed. Omdat ze hem misschien helemaal niet meer kende en ook omdat ze dat pookje toevallig in haar handen hield, sloeg ze er maar op los. Woedend om zoveel ondank schopte Jacob tegen de poten van de stoel zodat het oude wijfje bijna omverviel. Kaffa speelde verder, zonder de minste aandacht voor de gebeurtenissen op het plein. Het zand onder de meidoorn beviel hem best. Een mes viel er niet in om. Het was niet te nat, niet te droog. Het was echter niet zo goed als het gewalste metselzand van het kerkpad, dat geroemd werd om zijn uitstekende kwaliteit. Maar Kaffa hield zich daar nooit op. Hij kwam niet in de kerk. Hij moest van de pastoor en zijn hele beweging niks hebben. Niet omdat hij een hekel aan de man had, welnee, enkel omdat hij dat gebouw met zijn hoge muren haatte. Voor zijn gevoel was het een gevangenis. Hij pakte het mes met de linkerhand en wierp het krachtig in het land van de rechter. Diens koning kon oprotten. Met de punt van het mes wipte Kaffa de koning van de rechterhand in het hem resterende land. Wierp het mes hoog in de lucht en ving het op. Wilde het mes opnieuw in het land van de rechterhand werpen, toen hij plotseling Angela hard en schel hoorde gillen.

Ton van Reen: Landverbeuren (31)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine

More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van


LANDVERBEUREN (30) DOOR TON VAN REEN

LANDVERBEUREN130Elysee bond de ezel aan een van de struiken in de caféhof. Hij groette Kaffa joviaal, alsof hij hem in dagen niet had gezien. Kaffa groette niet terug. Hij had al zijn aandacht nodig bij de twee landen. `Ik wil een spelletje met je doen’, riep Elysee. Kaffa schudde beslist van nee.

Hij had geen behoefte aan gezelschap. Hij speelde alleen verder, nam het mes in zijn linkerhand en gooide het vol kracht in een van de landen. De waarzegger hield dreigend zijn vuist omhoog, maar Kaffa deed of hij het niet merkte. Terwijl hij zag dat er water uit de kleren van Elysee op de grond drupte, sneed hij een stuk van het land van de rechterhand af. Nam het mes over in de rechterhand en wierp het met kracht in het land van de linker. Woedend liep Elysee naar het café. De hond gromde en trok zich terug achter het buffet. Nog druipend van het water streek de man aan een tafel neer, zijn armen breeduit over het blad. Zonder zich te bekommeren om de blikken van de vier kaarters die op hem waren gericht, alsof ze hem wilden vertellen dat hij daar niet hoorde. Zoals gewoonlijk trok hij zijn poot in, trommelde met zijn vuisten op tafel en riep luid om jenever. Céleste had de woorden op haar lippen om hem te vragen naar wat hij daarstraks voor haar verborgen had gehouden. Ze deed het niet. Ze wist dat elke toenadering een kleine triomf voor hem zou zijn. Waarschijnlijk zou hij toch niets zeggen en alleen maar meer genieten van datgene wat hij over haar toekomst meende te weten. Hij lachte tegen haar, alsof er in de schuur van Chile niets gebeurd was. Neuriede wat voor zich uit, af en toe woorden zingend waarvan niemand wat begreep. Een deuntje op het ritme van zijn trommelende vingers. Céleste bracht hem jenever. Hij nam het glas aan en goot de drank klokkend door zijn keel. Goede jenever. Aardappeljenever liet hij zich niet meer opdringen. De kastelein had dikwijls geprobeerd hem het goedkoopste bocht dat de streek zelf voortbracht, voor te zetten. Vandaag zoop Elysee wat hij zuipen wilde. Geld of geen geld. En de kastelein, die hem vanuit de keukendeur stond te beloeren, moest maar oppassen. Die vent had hem al te vaak belazerd. Die kon zo een klap voor zijn hersens krijgen als hij dat wilde.

Elysee stond op en begaf zich naar de tafel van de vier kaarters. Joviaal klopte hij de vier oudjes op de schouders en lachte breed. `Zo, ouwe kerels,’ zei hij met wat dreiging in zijn stem, `laat me jullie handen maar eens zien, dan kan ik je de toekomst voorspellen.’ `Je houdt ons op met kaarten. Aan onze toekomst hebben we niks’, zei een van de vier. `We zijn er te oud voor. Je zou ons hooguit kunnen vertellen wie van ons dit spelletje wint, maar zelfs dat hoeven we niet te weten. Dan is de lol eraf.’ `Je bent een lul van een waarzegger’, zei een ander. `Weken geleden heb je regen voorspeld, maar het is nog steeds droog.’ `Vanavond gaat het regenen’, zei Elysee beslist. `Hier man, drink een borrel, ik hoop dat je gelijk hebt, en dan wegwezen’, zei de derde. Elysee dronk de borrel, hield de drank een ogenblik in zijn mond en spoog hem toen over de hoofden van de kaarters uit. Die waren te verbaasd om iets te doen. Ze bleven voor joker zitten, terwijl de waarzegger naar zijn tafeltje terugging en voor zich uit neuriede. Hij deed of hij niet zag dat de kastelein een paar stappen verder het café was ingekomen, zijn vuisten balde en naar de waarzegger keek alsof hij hem naar buiten wilde slaan. Buiten onder de meidoorn merkte Kaffa niets van de onheilspellende sfeer in de kroeg. Hij speelde ongestoord. Liet zich niet afleiden, ook al had hij goed in de gaten dat de oude Jacob Ramesz, die als een soldaat achter de stoel van de kleumende opoe stond, naar hem keek. Met vragende ogen, als een kind dat een snoepje wil hebben maar zijn mond niet open durft te doen. Jacob Ramesz, de ouwe vlooientemmer die een generatie lang kampioen landverbeuren van Solde en verre omgeving was geweest. Hij had zo weinig om handen dat hij de godganselijke dag rond het deurgat van zijn huis hing, in zijn neus peuterde en zijn reet krabde, terwijl roos op zijn schouders sneeuwde. De vlooientemmer probeerde uit te vissen of hij dichterbij mocht komen. Of hij naar het spelletje mocht kijken. In het gunstigste geval zou hij een partijtje mogen meespelen, al bestond daar weinig kans op. Kaffa hield niet van een tegenstander die hem nauwelijks of geen partij meer kon geven. Nog minder van mensen die hem alleen maar op de vingers keken, wachtend tot het mes hem van ergernis uit de hand zou schieten. Wat was de sensatie van het verlies? Wat maakte het Jacob Ramesz nou uit of Kaffa’s linkerhand verloor van zijn rechter? Ging het hem meer aan dan het sterven van de jongen? Het schijten van de buizerd, omdat het de gewoonste zaak van de wereld was? Het kakelen van de klanten in de winkels vlakbij? Wat trok een man als Jacob Ramesz naar Kaffa? Als hij nog geoefend was in het spel, dan was het anders. Maar een oude man, ook al was hij een half leven dorpskampioen geweest, was te zenuwachtig. Te rillerig. Een scherp mes in zijn hand was te gevaarlijk voor hemzelf en zijn tegenstander. Het zou makkelijk uit kunnen schieten en iemand verwonden, of een heel spel naar de bliksem helpen. Kaffa keek Jacob Ramesz afwijzend aan. De oude man begreep dat de gek hem niet te dicht in zijn omgeving wenste. Daar berustte hij dan maar in. Kaffa speelde ernstig. Hij wilde weten welke van zijn handen het sterkst was. Hij onderbrak het spel om af en toe naar Angela te kijken, die zich met de andere kinderen weer bij de spoelbak vermaakte. Ze had aan de bekoring van het water toch geen weerstand kunnen bieden en was er, met het voorbeeld van de waarzegger voor ogen, met kleren en al ingedoken.

Ton van Reen: Landverbeuren (30)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine

More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van


LANDVERBEUREN (29) DOOR TON VAN REEN

LANDVERBEUREN130`Ik wil het niet op mijn geweten hebben’, zei hij schamper. `De mensen hebben me vaker uitgelachen als ik hun iets voorspelde wat niet in hun straatje te pas kwam. Ze wilden niet in hun ongeluk geloven. En later scholden ze me uit omdat alles uitkwam zoals ik het hun had gezegd.

Ik zeg maar niks meer, meid, helemaal niks meer.’ `Ik wil het weten’, riep ze geschrokken. `Wat doet het er allemaal toe!’ riep hij uit, `de werkelijkheid bestaat toch pas achteraf.’ Toen lachte hij. Hij lachte breed. Hij leek te genieten van wat hij wist over de toekomst van de cafémeid. Door het voor haar geheim te houden had hij altijd een troef onder tafel voor het geval hij haar ergens voor nodig had. Hoe langer hij zou zwijgen, des te meer zou ze ervoor overhebben om dit geheim aan de weet te komen. Toen sprong hij op zijn ezel. Het arme dier leek bij dit onverwachte gewicht door zijn poten te zakken. Elysee schopte het dier met de hakken in de zij en stuurde het langs Céleste en de kinderen heen naar buiten. Hij sloeg de ezel met de vlakke hand op de schoft, alsof hij haast had om weg te komen. De anderen volgden hem naar buiten. Op de pomp afkoersend draaide Elysee zich naar haar om. Maakte een vaag armgebaar dat het hele dorp, het land, de bossen en de rivier insloot. Schudde misprijzend zijn hoofd. Keek weer voor zich. Liet zich, op zoek naar afkoeling, met al zijn kleren aan van de ezelsrug in de pompbak glijden. `Wat wil hij toch?’ vroeg Angela. Céleste haalde haar schouders op. Ze begreep niet veel van de bedoelingen van de man, maar hij maakte haar wel ongerust. Door het vreemde gedoe met de waarzegger waren de kinderen het spel vergeten.

Terwijl Céleste van een afstand naar de in het water spartelende man keek, vingen ze lieveheersbeestjes die, bladluizen vretend, langs graspijpen klommen en die er voor de gretige kindervingers vandoor trachtten te gaan. Céleste ging terug naar het café en liet de hond uit. Het dier stormde rond het plein. Jagend achter een denkbeeldige haas schoot hij onder het bed van de zieke jongen door. Hij herkende de geur van het kind. Kwam jankend terug en sprong tegen het bed op om de jongen te bereiken. De rondstuivende kraaien joegen hem terug, waarna hij in paniek de slagerswinkel binnenschoot en door de bakkerij weer naar buiten vloog. In beide zaken het vloeken en krijsen achterlatend van geschrokken winkeliers en klanten. Hij rende recht op Céleste af, minderde vaart, draaide nog enkele korte rondjes tussen de struiken in de caféhof, gromde even naar de vier kaarters en verdween weer naar binnen. De oude mannen, die al met verhitte koppen zaten te spelen, hoewel het nog lang geen middag was, hadden weinig gemerkt van het gedrag van de hond en riepen om de volgende fles jenever. Kaffa knipte zijn mes open, voelde of er braam op de snede zat en hield het lemmet tegen de zon om te kijken of het scherp genoeg was. Zag in een wolk van duiven de twee oude bedelwijfjes, van wie niemand wist waar ze vandaan kwamen. Het zouden heksen kunnen zijn. Ze schoven langs de gevels in de richting van de slagerswinkel. Hun hand recht vooruit, tastend alsof ze blind waren. Toch moesten ze alles goed kunnen zien met hun grote, schitterende ogen. Ze liepen gelijk op, gelijk de benen verplaatsend. Even zwart en even oud. Even geheimzinnig als indringend. Om van hen af te zijn gooide de slager hun stukken gerookte worst toe, die ze dankbaar opvingen. Heel handig, getraind in het vangen, alsof hun altijd alles werd toegeworpen. Hun weg langs de gevels vervolgend aten ze haastig, alsof ze bang waren dat de slager spijt zou krijgen van zijn gift en hun de worst weer afhandig zou maken. Kaffa wette het mes. Eerst op een steen. Daarna in de palm van zijn hand. Hurkte onder de meidoorn en trok een cirkel in het zand. Deelde de cirkel in twee gelijke helften en had zo twee landen. Terwijl hij twee lucifers nam en elk in een van de landen legde, scheet de buizerd een tak in de meidoorn vol en maakte Elysee een einde aan zijn bad. De waarzegger klom uit de pompbak en sprong met zijn natte kleren op de ezel, wiens poten scheef stonden door kalkgebrek, Engelse ziekte en ouderdom. Minzaam als een koning knikte de waarzegger naar iedereen. Ook naar opoe Ramesz en haar Jacob. Hij trok zich er niets van aan dat niemand hem teruggroette, noch deerde hem het geroddel van de wijven in de winkels. Alleen opoe Ramesz leek hem te groeten. Plotseling zei ze wat. Voor het eerst vandaag. Niemand verstond haar, al deed het Elysee toch goed dat iemand een mond opendeed. Dankbaar zwaaide hij haar nog eens extra gedag. Maar heel waarschijnlijk had opoe Ramesz, op het moment dat Elysee haar passeerde, alleen maar geprobeerd te vertellen dat ze het koud had. Ze zat te klappertanden in de zon. Er kwam geen rook meer uit haar kleren. Het stoofje was uit. De kolen waren op.

Ton van Reen: Landverbeuren (29)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine

More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van


LANDVERBEUREN (28) DOOR TON VAN REEN

LANDVERBEUREN130Buiten hoorde Angela het roepen van Josanna. Met slimme vragen probeerde de heks de anderen uit te dagen, zodat ze een geluid zouden maken waardoor ze zich zouden verraden. Céleste begreep dat Josanna hen uit de tent wilde lokken.

Hoewel ze een hand voor de mond van Irma hield toen de heks het kleine kind op stang joeg met venijnige praatjes, ontsnapte het kind toch een kreet, waarna Josanna de twee gemakkelijk kon vinden. Terwijl de heks omzichtig op haar tenen tot voorbij de pompbak sloop, kwam Margarita uit de ligusters tevoorschijn en kon aftikken. Wat de heks een aanval van woede bezorgde, vooral omdat ze geen spoor van Angela vond. Nadat ze tot vervelens toe plein en omgeving had afgezocht, begreep ze dat haar zusje zich ergens in Chiles Plaats verborgen moest houden. Zo hard ze kon riep ze dat Angela een geluid moest laten horen. Angela wilde dat ook wel maar durfde niet. Ten einde raad besloot de heks in de gebouwen van Chile te gaan zoeken. Ze durfde er echter niet alleen heen en vroeg Céleste met haar mee te gaan. Hand in hand liepen ze de schuur in. Angela zag hen binnenkomen. Ze hield de adem in. Elysee schrok wakker door het lawaai van de klapperende deur. Hij opende de ogen en zag de meisjes. Kwamen ze voor hem? Langzaam liet hij zijn opgetrokken been een eind zakken. `Pas op!’ gilde Angela. De meisjes schrokken. Nu pas zagen ze de man die in het halfdonker stond, tussen hen en Angela in. Net een vogelverschrikker die in de schuur was opgeborgen. Angela holde naar Céleste toe. Elysee kon zich wel voor zijn kop slaan dat hij had geslapen. Als hij wakker was geweest, had hij die mooie dochter van de slager een beurt kunnen geven. Zo’n lekker groen bloempje mocht hij wel. Voordat iemand haar zou missen, had hij al lang en breed het dorp uit kunnen zijn. `Waarom schreeuw je zo? Ik doe je toch niks’, meesmuilde hij. `Waarom zou je bang zijn voor een arme invalide man?’ `Je had je hier nooit mogen verbergen’, zei Céleste verwijtend tegen Angela. `Je weet toch dat het in Chiles Plaats gevaarlijk is.’ `Bij mij is iedereen veilig’, viel de waarzegger uit. Céleste reageerde niet. Ze wilde de schuur verlaten. `Hé meid, moet je wat over je toekomst weten?’ riep Elysee haar na, het zwevende been langzaam op de grond plantend. De cafémeid bleef ver van hem vandaan staan. `Je hoeft niet bang te zijn’, grinnikte hij. `Een mens is maar een mens’, zei hij nog, maar het woord `mens’ kwam zo gorgelend uit zijn keel dat hij ook pens of lens had kunnen zeggen. Céleste kende hem te goed. Ze had wel degelijk angst voor hem. `Ik doe je niks’, zei hij, hoewel hij nog steeds de enige was die gesproken had. `Vogeltjes doe ik niks.’

Het was duidelijk dat hij loog. Als hij op dit moment een vogeltje in zijn handen had gehad, zou hij het zeker de nek hebben omgedraaid, getuige het venijnige lachje rond zijn mond. `Ik wil je hand wel eens zien’, zei hij tegen Céleste. `Ik wil wel eens zien wat er van jou terecht moet komen.’ Hij zei het zo geringschattend dat Céleste kwaad leek te worden. Ze zag hoe hij lachte. Zijn kraanvogelbek ging open en dicht, een beetje vals. God weet kon hij er ook niets aan doen en lachte hij alleen maar zo omdat hij met dat lachje om zijn bek was geboren. `Aan de lijnen in je hand kan ik zien wat je te wachten staat. Meestal is dat niet veel goeds, maar je weet nooit’, zei hij. Céleste vond hem hinderlijk. Zo was hij altijd. Hij schoot haar vaker aan om haar de toekomst te voorspellen. Steeds had ze gedaan of ze hem niet hoorde of zag. Om van het gedonder af te zijn besloot ze hem haar hand te laten zien. Ze stak haar arm uit. Elysee greep haar ruw vast. Hij zag er weerzinwekkend uit. Werd plotseling ernstig en streelde de palm van haar hand aandachtig, met langzame bewegingen. Ze voelde zijn nagels over haar huid krassen en huiverde. `Laat je hand maar zakken’, zei hij plotseling kil. `Ik heb het al gezien.’ Hij wendde zich lomp van haar af, liep naar buiten en riep zijn ezel. Het dier kwam aandraven, bleef even voor de schuurdeur staan en kwam toen binnen, de kop laag hangend, alsof hij het ergste verwachtte. Elysee verkocht de ezel een trap onder zijn reet, zodat het beest een sprong zijwaarts maakte en als een scheef gespeeld hobbelpaard op en neer bleef hinken. Om het dier stil te laten staan schopte hij hem nog eens in het kruis, alsof de ezel schuld aan alles had. `En?’ vroeg Céleste, omdat de waarzegger zijn mond verder dichthield.

Ton van Reen: Landverbeuren (28)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine

More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van


LANDVERBEUREN (27) DOOR TON VAN REEN

LANDVERBEUREN130Hoofdstuk 5
Een blinde zou de meisjes Azurri hebben herkend aan hun felle gesnater dat tussen café en kerk echode. Zelfs de door voortdurende kou en rook geplaagde opoe Ramesz keek op. Zonder de kinderen echt te zien.

Want hoewel haar ogen nog scherp waren en alle beelden rond haar opvingen, konden haar hersens de indrukken niet meer op volgorde rangschikken. Met de blik van een dronken zondagsschilder hing ze de kinderen Azurri in de meidoorn. Legde de buizerd in het bed van de jongen. Zag de kraaien helemaal nergens en hield het zieke kind bij zich op schoot. Want van kinderen had ze haar hele leven gehouden, ook al had ze er zelf nooit gehad en zag ze de meisjes Azurri vaak dubbel, ondersteboven of in stukken geknipt. Het viertal Azurri’s zweefde in hun lange jurken over het gras. Een reeks prentjes, maar fel levend en zonder geur van heiligheid. Ze vergaten de rol die hun kleren hun oplegden en sprongen als een koppel jonge honden tegen Céleste op. Ze leken haar de weinige kleren van het lijf te willen trekken. De kinderen gilden, riepen door elkaar heen en probeerden haar duidelijk te maken dat ze verstoppertje wilden spelen. Opgewonden maakten ze met hun armen vleugelslagen, het vliegen van de buizerd zo slecht imiterend dat die van ergernis uit de boom vloog. Even liet hij zich zakken, om in het bed van de jongen te kunnen kijken. De kraaien balden hun vuisten naar de vogel, waarna hij in een lange, sierlijke vlucht omhoogvloog. Hoger en hoger klimmend kon hij over de daken van de huizen heen kijken en zag in de achtertuintjes de groene vakken vol kool en rijpe maïs, bloeiende artisjokken en tabaksplanten. Het stervende loof van de aardappels. Ondergoed aan waslijnen. En kippen die ruziënd de rennen bevolkten. Nu ze de buizerd in de lucht zagen, stoven de hennen geschrokken tegen de afrastering, veren aan het gaas verspelend en een hels lawaai makend dat in het hele dorp te horen was.

Céleste wilde wel met de meisjes spelen. Ze liep terug naar het café en riep haar vader toe dat hij de bar in de gaten moest houden. Met veel tegenzin verliet de kastelein zijn koffiepot, pookte het vuur nog eens extra hoog op om het bij terugkeer niet gedoofd te vinden en nestelde zich achter de bar. Gewoontegetrouw trapte hij in de richting van de hond. Hij mocht het beest niet. Het dier kroop verder weg tussen de kratten drank en hield zich koest. Om uit te maken wie het eerst aan de beurt was met zoeken, deden de meisjes een aftelversje. Het lot trof de kleine heks Josanna. Zeer tot haar ongenoegen, maar ze kon er niets aan veranderen, hoe hard ze ook schreeuwde dat er fouten waren gemaakt in het versje. Terwijl ze hardop tot honderd moest tellen, met haar gezicht tegen de muur, gingen de anderen ervandoor en zochten een schuilplek. Margarita, de nimf, dook tussen de ligusters in de caféhof. Céleste verschool zich achter een van de uitbouwsels van de kerk. De kleine Irma bleef bij haar. Céleste voelde hoe het kleine meisje zich tegen haar aan drukte. Het kind bibberde van spanning, zozeer ging ze op in het spel. Angela aarzelde even. Ze overwoog zich te verbergen ergens in de bouwvallen van Chiles Plaats, vond een plekje achter de pompbak toch veiliger, overwon haar angst en rende de bouwvallige schuur van Chile binnen. Aanvankelijk zag ze weinig in het halfdonker. Langzaam raakten haar ogen gewend aan het karige licht dat door kapotte pannen naar binnen viel. Ze hoorde wat lawaai. Even stokte haar adem. Toen het geluid wegbleef, dacht ze dat het een uil of een boskat was geweest. Plotseling zag ze de man. Elysee. Hij balanceerde op één been. Het andere been had hij als een kraanvogel opgetrokken, de voetzool tot kniehoogte. Ongemakkelijk wel, maar naar het scheen voor Elysee een ideale manier van staan. Angela was geschrokken. Ze was bang voor de man, over wie de wildste verhalen de ronde deden. Ze wilde gillen. Durfde niet. Zou ze de deur kunnen halen? Nee, het was te ver. In het voorbijgaan kon hij haar grijpen en in een hoek sleuren. Iedereen wist dat de waarzegger al vaker wat met jonge meisjes had uitgevreten. Was het alleen maar omdat jonge meiden ook wel eens wat wilden en niemand anders dan Elysee het lef had om het te doen? Waarom had hij haar dan niet gepakt toen ze binnenkwam? Voetje voor voetje schuifelde ze terug, tot achter een stapel hout. Sliep hij? Hij had de handen devoot gevouwen, alsof hij bad. Zijn ogen waren dicht. Op zijn ene been bewoog hij een beetje als een vlaggenstok, soms aarzelend te vallen. Bleef toch recht overeind door zich met zijn armen in evenwicht te houden. Net vleugels in de afhangende jasmouwen, die tot over zijn knieën hingen. Hij stond wat naar de grond gebogen, alsof hij een zak meel op zijn rug droeg. Boerde in zijn slaap, wat ongepast was nu Angela naar hem keek. Het luchtte hem toch duidelijk op.

Ton van Reen: Landverbeuren (27)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine

More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van


Older Entries »« Newer Entries

Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature