LANDVERBEUREN (30) DOOR TON VAN REEN
Elysee bond de ezel aan een van de struiken in de caféhof. Hij groette Kaffa joviaal, alsof hij hem in dagen niet had gezien. Kaffa groette niet terug. Hij had al zijn aandacht nodig bij de twee landen. `Ik wil een spelletje met je doen’, riep Elysee. Kaffa schudde beslist van nee.
Hij had geen behoefte aan gezelschap. Hij speelde alleen verder, nam het mes in zijn linkerhand en gooide het vol kracht in een van de landen. De waarzegger hield dreigend zijn vuist omhoog, maar Kaffa deed of hij het niet merkte. Terwijl hij zag dat er water uit de kleren van Elysee op de grond drupte, sneed hij een stuk van het land van de rechterhand af. Nam het mes over in de rechterhand en wierp het met kracht in het land van de linker. Woedend liep Elysee naar het café. De hond gromde en trok zich terug achter het buffet. Nog druipend van het water streek de man aan een tafel neer, zijn armen breeduit over het blad. Zonder zich te bekommeren om de blikken van de vier kaarters die op hem waren gericht, alsof ze hem wilden vertellen dat hij daar niet hoorde. Zoals gewoonlijk trok hij zijn poot in, trommelde met zijn vuisten op tafel en riep luid om jenever. Céleste had de woorden op haar lippen om hem te vragen naar wat hij daarstraks voor haar verborgen had gehouden. Ze deed het niet. Ze wist dat elke toenadering een kleine triomf voor hem zou zijn. Waarschijnlijk zou hij toch niets zeggen en alleen maar meer genieten van datgene wat hij over haar toekomst meende te weten. Hij lachte tegen haar, alsof er in de schuur van Chile niets gebeurd was. Neuriede wat voor zich uit, af en toe woorden zingend waarvan niemand wat begreep. Een deuntje op het ritme van zijn trommelende vingers. Céleste bracht hem jenever. Hij nam het glas aan en goot de drank klokkend door zijn keel. Goede jenever. Aardappeljenever liet hij zich niet meer opdringen. De kastelein had dikwijls geprobeerd hem het goedkoopste bocht dat de streek zelf voortbracht, voor te zetten. Vandaag zoop Elysee wat hij zuipen wilde. Geld of geen geld. En de kastelein, die hem vanuit de keukendeur stond te beloeren, moest maar oppassen. Die vent had hem al te vaak belazerd. Die kon zo een klap voor zijn hersens krijgen als hij dat wilde.
Elysee stond op en begaf zich naar de tafel van de vier kaarters. Joviaal klopte hij de vier oudjes op de schouders en lachte breed. `Zo, ouwe kerels,’ zei hij met wat dreiging in zijn stem, `laat me jullie handen maar eens zien, dan kan ik je de toekomst voorspellen.’ `Je houdt ons op met kaarten. Aan onze toekomst hebben we niks’, zei een van de vier. `We zijn er te oud voor. Je zou ons hooguit kunnen vertellen wie van ons dit spelletje wint, maar zelfs dat hoeven we niet te weten. Dan is de lol eraf.’ `Je bent een lul van een waarzegger’, zei een ander. `Weken geleden heb je regen voorspeld, maar het is nog steeds droog.’ `Vanavond gaat het regenen’, zei Elysee beslist. `Hier man, drink een borrel, ik hoop dat je gelijk hebt, en dan wegwezen’, zei de derde. Elysee dronk de borrel, hield de drank een ogenblik in zijn mond en spoog hem toen over de hoofden van de kaarters uit. Die waren te verbaasd om iets te doen. Ze bleven voor joker zitten, terwijl de waarzegger naar zijn tafeltje terugging en voor zich uit neuriede. Hij deed of hij niet zag dat de kastelein een paar stappen verder het café was ingekomen, zijn vuisten balde en naar de waarzegger keek alsof hij hem naar buiten wilde slaan. Buiten onder de meidoorn merkte Kaffa niets van de onheilspellende sfeer in de kroeg. Hij speelde ongestoord. Liet zich niet afleiden, ook al had hij goed in de gaten dat de oude Jacob Ramesz, die als een soldaat achter de stoel van de kleumende opoe stond, naar hem keek. Met vragende ogen, als een kind dat een snoepje wil hebben maar zijn mond niet open durft te doen. Jacob Ramesz, de ouwe vlooientemmer die een generatie lang kampioen landverbeuren van Solde en verre omgeving was geweest. Hij had zo weinig om handen dat hij de godganselijke dag rond het deurgat van zijn huis hing, in zijn neus peuterde en zijn reet krabde, terwijl roos op zijn schouders sneeuwde. De vlooientemmer probeerde uit te vissen of hij dichterbij mocht komen. Of hij naar het spelletje mocht kijken. In het gunstigste geval zou hij een partijtje mogen meespelen, al bestond daar weinig kans op. Kaffa hield niet van een tegenstander die hem nauwelijks of geen partij meer kon geven. Nog minder van mensen die hem alleen maar op de vingers keken, wachtend tot het mes hem van ergernis uit de hand zou schieten. Wat was de sensatie van het verlies? Wat maakte het Jacob Ramesz nou uit of Kaffa’s linkerhand verloor van zijn rechter? Ging het hem meer aan dan het sterven van de jongen? Het schijten van de buizerd, omdat het de gewoonste zaak van de wereld was? Het kakelen van de klanten in de winkels vlakbij? Wat trok een man als Jacob Ramesz naar Kaffa? Als hij nog geoefend was in het spel, dan was het anders. Maar een oude man, ook al was hij een half leven dorpskampioen geweest, was te zenuwachtig. Te rillerig. Een scherp mes in zijn hand was te gevaarlijk voor hemzelf en zijn tegenstander. Het zou makkelijk uit kunnen schieten en iemand verwonden, of een heel spel naar de bliksem helpen. Kaffa keek Jacob Ramesz afwijzend aan. De oude man begreep dat de gek hem niet te dicht in zijn omgeving wenste. Daar berustte hij dan maar in. Kaffa speelde ernstig. Hij wilde weten welke van zijn handen het sterkst was. Hij onderbrak het spel om af en toe naar Angela te kijken, die zich met de andere kinderen weer bij de spoelbak vermaakte. Ze had aan de bekoring van het water toch geen weerstand kunnen bieden en was er, met het voorbeeld van de waarzegger voor ogen, met kleren en al ingedoken.
Ton van Reen: Landverbeuren (30)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van